Nehemia 12

Een overdenking over Nehemia
Hoofdstuk 12
J. de Blaauw

Een lijst van priesters en Levieten
(Vers 1-26). In dit gedeelte vinden we een herhaling van de namen van de priesters en de Levieten die met Zerubbabel waren opgetrokken uit Babel naar Jeruzalem (Vergelijk Ezra 2 en Nehemia 7). De priesters en Levieten verrichtten de dienst in het huis van God. Dat hun namen opnieuw vermeld worden, bewijst dat God grote waarde hecht aan deze dienst. Vooral in een tijd van grote zwakte (zoals toen het geval was) is het belangrijk dat deze dienst in getrouwheid wordt uitgeoefend en dat het volk wordt aangespoord in te stemmen met de lof en dank die aan God wordt gebracht.

Zangers en poortwachters
In vers 8 worden apart de Levieten vermeld die de leiding hadden over de dankzeggingen (of: zangkoren N.B.G.) en in vers 24 de Levieten die tot taak hadden te prijzen en te danken (of: lof en prijs aan te heffen N.B.G.). De zangers hadden een belangrijke taak in het huis van God. In vers 9 worden de wachters genoemd. In vers 25 de poortwachters, die de wacht hielden bij de schatkamers (of: de voorraadkamers) van de poorten. Ook de poortwachters hadden een belangrijke taak in het huis van God.

Wij hebben een hogepriester...
In vers 10 en 11 vinden we de namen van zes hogepriesters: Jesua, Jojakim, Eljasib, Jojada, Johathan en Jaddua. Deze opeenvolging van hogepriesters doet ons denken aan Hebr.7:23-26 waar we lezen dat er onder het oude verbond heel veel (hoge)priesters moesten zijn. Als een oude priester stierf, nam een jongere zijn taak over. In de Brief aan de Hebreeën wordt de Heer Jezus als de volmaakte hogepriester voorgesteld. Omdat Hij blijft tot in eeuwigheid, heeft Hij een onveranderlijk priesterschap. Hij blijft voorgoed priester, zodat er niemand anders meer nodig is. Omdat Hij altijd zal blijven leven, zal Hij er altijd zijn om onze belangen bij God te behartigen. Daarom is Hij precies de hogepriester die wij nodig hebben.

Lijsten met namen in de Bijbel
In de Bijbel komen veel geslachtsregisters en lijsten met namen voor. Dit moet wel belangrijk zijn, anders zou God niet een groot deel van zijn eeuwigblijvend Woord ermee hebben laten vullen. Dat wij de betekenis van deze lijsten met namen niet altijd begrijpen, is een andere zaak. Als we deze lijsten lezen, roepen ze ook geen geestelijke gevoelens op in ons hart. Daarom besteden wij er meestal weinig tijd aan. Wat de lijst in Nehemia betreft, al deze mensen waren teruggekeerd uit Babel (verwarring). Zij hadden gehoor gegeven aan de oproep van God om naar Jeruzalem te gaan, naar de plaats die de Heere God uitgekozen had om daar te wonen. Van al de mensen die in Babel gebleven zijn, worden de namen niet vermeld. Hierin ligt een les voor ons! Zijn wij op de plaats die God uitgekozen heeft om daar te wonen? Kan God ook onze namen in zijn gedenkboek schrijven? Kan Hij daarin vermelden wat wij voor Hem gedaan hebben?

Zij leefden in een belangrijke tijd
In vers 26 lezen we dat de hier genoemde priesters en Levieten leefden in de dagen van (of: tijdgenoten waren van) de hogepriester Jojakim, de zoon van Jesua, de zoon van Jozadak, en van de landvoogd Nehemia en van de priester-schriftgeleerde Ezra. Het waren gedenkwaardige dagen. Zij leefden in een belangrijke tijd, belangrijke dagen in de ogen van God. In die dagen is het heiligdom gebouwd en de muur rondom Jeruzalem hersteld.

Feesten bij belangrijke gebeurtenissen
In de verzen 27-43 vinden we een beschrijving van de feestelijke inwijding van de muur van Jeruzalem. We vinden in het Oude Testament vaker plechtige feesten ter gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen:

1. Toen David de ark haalde uit het huis van Obed-Edom en die naar Jeruzalem bracht (1Kron. 15:25-16:3).

2. Bij de inwijding van de tempel van Salomo (2Kron. 5:4-14;7:6,7).

3. Bij het leggen van de fundamenten van de tempel na de ballingschap (Ezra 3:10-13).

4. Bij de inwijding van de tempel van Zerubbabel (Ezra 6:16-18).

Een wereldlijk heiligdom
Al deze feesten staan in verbinding met het huis van God. Dat er bij deze gelegenheden steeds zo’n groot feest gevierd wordt, is helemaal in overeenstemming met het karakter van het Oude Testament. De tempel was de woonplaats van de Heere God en de plaats van eredienst en aanbidding voor het volk Israël. Het was een aardse dienst in een wereldlijk heiligdom (Hebr. 9:1). Bij zo’n dienst horen een prachtig gebouw, schitterende muziek en plechtige feesten.

Een geestelijk huis
In onze dagen hebben zulke plechtige inwijdingen geen zin. God woont nu niet in een stenen gebouw (Hand. 7:47-50). Er is nu sprake van een geestelijk huis (1Petr. 2:4,5; Hebr. 3:6; Ef. 2:19-22; 1Kor. 3:16,17). Onze dienst is een geestelijke dienst (Joh. 4:22-24; 1Petr. 2:5). Wat de inwijding betreft, er wordt in Hebr. 10:20 gesproken over de nieuwe en levende weg die Hij (Jezus) ons heeft ingewijd. Het woord ingewijd heeft hier de betekenis van geopend of toegankelijk gemaakt.

Innerlijke en uiterlijke afzondering
Waarom vinden we deze inwijding van de muur pas in Nehemia 12, terwijl we in Neh. 6:15 al lazen dat de muur voltooid is? Ik geloof dat de onderwerpen in het laatste deel van het Boek Nehemia niet gerangschikt zijn naar historische, maar naar geestelijke volgorde. Historisch gezien heeft de inwijding van de muur waarschijnlijk plaatsgevonden direkt na de voltooiing van de muur. Toch komt de mededeling ervan pas in Nehemia 12. Waarom? Eerst moet de innerlijke toestand van het volk in orde zijn. Daarover lezen we in Neh. 9:1,2,33;10:29-31. Woekerende Joden en Joden die vermengd zijn met de volken passen niet bij zo’n plechtige inwijding. Maar als alles weer hersteld is, als het kwaad is weggedaan, kan de inwijding plaatsvinden.

In de Boeken Ezra en Nehemia vinden we deze volgorde:

1. Terugkeer van het volk uit Babel.

2. De tempel en de muur worden herbouwd.

3. De innerlijke toestand van het volk wordt getoond.

4. Plechtige inwijding van de muur van Jeruzalem.

Eerst van binnen, dan naar buiten
De muur van Jeruzalem is een beeld van uiterlijke afzondering. De innerlijke afzondering moet hieraan voorafgaan en hiermee in overeenstemming zijn. De Goddelijke volgorde is: eerst van binnen, dan naar buiten. Eerst moet van binnen alles goed zijn, dan is er ook kracht van binnen. Pas daarna kan er kracht naar buiten uitgaan. Dit geldt zowel voor ons persoonlijk als gemeenschappelijk. In onze dagen willen velen graag toenemen in aantal en een getuigenis zijn voor de wereld. Dit kan alleen in de Bijbelse volgorde: eerst van binnen, dan naar buiten! Over deze volgorde lezen we in de Handelingen: De gemeente dan door heel Judea, Galilea en Samaria had vrede, terwijl zij werd opgebouwd en wandelde in de vrees van de Heer, en zij vermeerderde door de vertroosting van de Heilige Geest (Hand. 9:31).

Waar zoeken wij onze woonplaats?
(Vers 27-29). We lezen dat de Levieten gezocht werden (of: opgeroepen N.B.G.) om naar Jeruzalem te komen, om daar de feestelijke inwijding te verrichten. De Levieten tonen hier een zekere onverschilligheid. Het is net of zij geen haast hebben om erbij te zijn. Dit in tegenstelling tot de zangers, die uit zichzelf komen. In verband met hun dienst in het huis van God hebben zij zich gevestigd in de dorpen rondom Jeruzalem, rondom de plaats waar het huis van de Heere gebouwd is. Hierin ligt voor ons ook een les. Het is goed, als wij zo dicht mogelijk gaan wonen bij de plaats waar de Heer Jezus de zijnen vergadert, opdat wij daar onze diensten kunnen vervullen.

Eerst zichzelf reinigen
(Vers 30). De priesters en de Levieten reinigden eerst zichzelf en daarna reinigden zij het volk, de poorten en de muur. Steeds weer moesten de priesters en de Levieten zichzelf reinigen om de dienst voor God te kunnen uitoefenen. Dit zichzelf steeds weer reinigen was een kenmerk van de bedeling van de wet. De hogepriester moest dagelijks slachtoffers offeren, eerst voor zijn eigen zonden, daarna voor die van het volk (Hebr. 7:27). Ook praktisch gezien is deze volgorde belangrijk. Als ik zelf niet rein ben, hoe zal ik anderen kunnen reinigen? Denk aan de splinter en de balk (Matt. 7:3-5). Hoe kan ik anderen de voeten wassen, als mijn eigen voeten bezoedeld zijn? Lees in verband met de reiniging ook 2Kron. 29:5 en 35:6.

Zich wassen met water uit het wasvat
De reiniging van de priesters en Levieten gebeurde door het wassen van hun handen en voeten met water uit het koperen wasvat (Ex. 30:17-21). Zij wasten hun handen en voeten niet in het wasvat, maar met water uit het wasvat. Water is een beeld van het Woord van God. Ook wij moeten dagelijks onze voeten laten reinigen om deel te kunnen hebben met de Heer Jezus (Joh. 13:8-10). Dit is de wassing met water door het Woord (Ef. 5:26).

Wat we eerst moeten doen
De les die de Heilige Geest ons door dit gedeelte wil leren is deze: Als wij bezoedeld zijn, moeten wij dat eerst veroordelen en wegdoen, voordat wij een dienst voor de Heer kunnen uitoefenen. Eerst moeten we de balk uit ons eigen oog wegdoen, voordat we de splinter uit het oog van onze broeder kunnen wegdoen (Matt. 7:5). En als wij een gave willen offeren op het altaar en wij herinneren ons dat onze broeder iets tegen ons heeft, dan moeten wij onze gave daar laten vóór het altaar en eerst heengaan en ons met onze broeder verzoenen en daarna komen om onze gave te offeren (Matt. 5:23,24).

Wij hebben een Voorspraak bij de Vader
Een gelovige hoeft niet te zondigen, maar kan wel zondigen. Als wij niet waakzaam zijn en toegeven aan het vlees, zondigen wij en worden wij verontreinigd. Gelukkig heeft God in verband hiermee voorzieningen getroffen: En als iemand zondigt, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige (1Joh. 2:1-2). Als wij gezondigd hebben treedt de Heer Jezus voor ons tussenbeide bij de Vader. Als antwoord op die Voorspraak bewerkt de Heilige Geest dat wij onszelf veroordelen, berouw hebben en onze zonden belijden. Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid (1Joh. 1:9).

Eerst de reiniging, dan de inwijding van de muur
Als de priesters en Levieten, het volk, de poorten en de muur gereinigd zijn, kan de plechtigheid van de inwijding van de muur van Jeruzalem beginnen. Deze reiniging heeft allereerst tot doel God te verheerlijken, die in het midden van zijn volk wil wonen. Ook nu is er een gebouw, een tempel, op aarde waarin God wil wonen (1Kor. 3:9;3:16). En nog steeds geldt: De heiligheid is uw huis tot sieraad, o Heere, tot in lengte van dagen (Ps. 93:5).

Er kan weer gezongen worden
Wat een verschil merken we op tussen de verzen van Nehemia 12 en Ps. 137:1-6. Wat een verandering heeft er plaatsgevonden! De zangers hebben lange tijd gezwegen. In Babel hadden zij de harp aan de wilgen gehangen. In het vreemde land, op vreemde grond was het hun onmogelijk geweest om de Heere een lied te zingen. Nu kan er weer gezongen worden met vreugde en met dankzegging, met cimbalen, luiten en met harpen. Vergelijk Hoogl. 2:11,12. De muur wordt ingewijd met gezang en muziek, tot eer van God.

Wonen in een stad
De muur van Jeruzalem spreekt van afzondering, van afscheiding. Ook van bescherming, van veiligheid voor hen die binnen de muren wonen. Binnen de muren van Jeruzalem wonen de kinderen van Israël. Zij zijn teruggekeerd uit Babel (verwarring). Deze terugkeer betekent het herstel van het volk van God. Met de terugkeer is ook weer een begin gemaakt met het dienen van God in de tempel. Wij zijn ook teruggekeerd uit de verwarring. Wij zijn als gelovigen bij elkaar gebracht in een stad: Wij zijn medeburgers van de heiligen (Ef. 2:19). Burgers zijn inwoners van een stad. Ook voor ons zijn er muren nodig. Wij moeten ons ook afzonderen van het kwaad rondom ons.

De betekenis van drie namen
Belangrijk in dit verband zijn de drie namen die we vinden in vers 29:

1. Het huis van Gilgal. Gilgal ziet op de weg van zelfvernedering en het wegdoen van het vlees (Joz. 5:2-9; Rom. 7:18;8:8).

2. De velden van Geba. Geba betekent verhoging.

3. En Asmáveth, dit is kracht op de weg.

Alleen als wij de weg gaan van zelfvernedering, kan God ons geestelijke verhoging geven en kan Hij ons helpen op onze weg, met kracht van boven. Echt zingen tot eer van God kan nooit vanuit het vlees, ook niet door zelfverhoging en ook niet vanuit onze eigen menselijke kracht. Geestelijke vreugde gaat altijd samen met kennis van eigen zwakheid en tekortkomingen. Daarom is eerst de reiniging nodig (vers 30).

Komen tot een geestelijk hoogtepunt
(Vers 31- 43). Hier staat Nehemia temidden van allen die samengekomen waren. Hij heeft inzicht van God gekregen, hoe de inwijding moet plaatsvinden. Volgens de gedachten van God moet het gezang en de muziek een stijgende lijn hebben; het moet het brengen van grote slachtoffers (talrijke offers) tot gevolg hebben. Met als gevolg een grote vreugde, ook voor de vrouwen en kinderen (vers 43). Als tweede moet dit tot gevolg hebben dat er offers van weldadigheid en mededeelzaamheid gebracht worden (vers 44-47).

Samen op weg naar het huis van God
Om tot dit geestelijke hoogtepunt te komen stelt Nehemia twee grote zangkoren op, die in tegenovergestelde richting over de muur gaan, totdat zij op hetzelfde punt aankomen. De zangkoren gaan hun weg over de muur totdat zij in het huis van God aankomen. Bij het ene koor gaat Ezra voorop (vers 36), bij het andere gaat Nehemia, als laatste, achteraan (vers 38). De muur was breed genoeg, er was ruimte voor allen om erover te lopen. Om dit beeld geestelijk toe te passen, kunnen we zeggen dat allen die de weg van afzondering willen gaan als getuige van de Heer, de ruimte hebben om samen met anderen de weg te gaan. Elk heeft zijn eigen plaats en zijn eigen verantwoordelijkheid. Het einddoel van de weg is het huis van God.

De vorsten gaan voorop
(Vers 31). Eerst laat Nehemia de vorsten (de oversten) van Juda de muur van Jeruzalem opgaan. De vorsten zijn de mannen die van God een bijzondere plaats en taak hebben onder het volk van God. Het zijn mannen die voorgaan. Ze zijn uit de stam van Juda, ze zijn dus Godlovers. In de gemeente heeft God ook voorgangers gegeven (Hebr.13:7,17). Wij worden eerst aangespoord onze voorgangers in herinnering te houden. Zij hebben immers het woord van God tot ons gesproken. Wij moeten hun geloof navolgen, terwijl we het einde (de uitgang; in de zin van de afloop) van hun wandel beschouwen. Ook moeten wij onze voorgangers gehoorzamen en hun onderdanig zijn, want zij waken over onze zielen.

De poorten die gepasseerd worden
Als de vorsten zijn voorgegaan, worden twee grote zangkoren (dankkoren) opgesteld op de muur. Het is leerzaam om de weg van de zangkoren te volgen op hun weg naar het huis van God en op te merken welke poorten en torens achtereenvolgens gepasseerd worden. Het éne zangkoor gaat naar rechts over de muur in de richting van de Mest- of de Aspoort. Verder komen zij langs de Bron- of Fonteinpoort en langs de Waterpoort (vers 37). Het tweede zangkoor gaat in tegenovergestelde richting en passeert onderweg ook verschillende poorten en torens (vers 38,39).

De Mest-of Aspoort
Zie voor de Aspoort Lev. 6:10,11 en voor de Mestpoort Lev.1:16 en Kol. 3:5-10. De As- of Mestpoort spreekt van de plaats waar het vuur van het oordeel van God geweest is. Hierbij mogen we denken aan de plaats waar de Heer Jezus als onze plaatsvervanger het oordeel van God gedragen heeft over onze vuile zonden. In het sterven van Christus is onze oude mens, met alles wat God zo onteerde, geoordeeld.

Hoe moeten wij nu leven?
Welke gevolgen heeft dit voor ons? Hoe mogen wij nu leven? Wij weten dat onze oude mens met Christus gekruisigd is ... opdat wij niet meer de zonde dienen (Rom. 6:6). En Christus is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf leven, maar voor Hem die voor hen is gestorven en opgewekt (2Kor. 5:15). Maar zij die van Christus zijn, hebben het vlees met de hartstochten en de begeerten gekruisigd (Gal. 5:24).

Zo gaan wij op weg
Zo gaat het eerste dankkoor op weg. Zo gaan wij (om bij dit beeld te blijven) op weg naar het huis van God. Wij gaan in het gevoel van eigen onmacht, in het besef dat wij met Christus gestorven zijn en nadat wij alles in ons leven wat niet tot eer van de Heer is, hebben veroordeeld. Als wij zo op weg zijn en als onze vreugde in Christus gevonden wordt, zal dit het hart van God verblijden.

Ezra gaat voorop, Nehemia achteraan
(Vers 36). De schriftgeleerde Ezra gaat voor het eerste koor uit. We hebben gezien dat Ezra zijn hart erop gezet had om de wet van de Heere te onderzoeken en haar te volbrengen en om in Israël inzettingen en verordeningen te onderwijzen. Verder lezen we van hem dat hij geleerd was in de woorden van de geboden en voorschriften van de Heere voor Israël (Ezra 7:10,11). Deze Ezra loopt voorop, terwijl Nehemia zelf heel bescheiden achteraan loopt, bij het tweede zangkoor. Toch moet dit voor Nehemia een belangrijke dag geweest zijn. Zij grote doel is volbracht: het herstellen van de muren van Jeruzalem (Neh.1 :3;2:8).

De muziekinstrumenten van David
Het eerste zangkoor gaat op weg met muziekinstrumenten van David, de man Gods (vers 36). Een man Gods is iemand die in zijn handel en wandel en in zijn dienst de eigenschappen van God openbaart. De hulpmiddelen die het koor ondersteunen zijn van David, de beminde van de Heere. Hierbij mogen wij denken aan de ware beminde van de Heere, de Heer Jezus. Hij heft de lofzang aan in het midden van de verlosten (Hebr. 2:12; Ps. 22:23).

De Fontein- of Bronpoort
(Vers 37). Na de Mest- of de Aspoort passeert het eerste koor de Fonteinpoort. Deze poort spreekt van levend water, van stromend water, van water dat in beweging is. Het spreekt van de Heilige Geest, of beter gezegd, van de werkzaamheid van de Heilige Geest, die het Woord van God hanteert en toepast op ons hart en geweten, opdat het Woord van God zijn doel met ons kan bereiken. Zo heeft de Heer Jezus gezegd: Wie in Mij gelooft ... stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit nu zei Hij van de Geest ... (Joh. 7:37-39).

Een beeld van de toekomst van Israël
In de toekomst van Israël zal de Heere water gieten op de dorstigen en stromen op het droge. Ik zal van Mijn Geest op uw zaad gieten, en Mijn zegen op uw nakomelingen (Jes. 44:3). Dan zal het overblijfsel uit de twaalf stammen door de Geest tot een rein en heilig volk gemaakt worden. Dan zal het overblijfsel afgezonderd zijn voor God, door de werking van de Geest van God. Dan zullen zij genieten van de zegeningen onder de regering van de ware David.

Het koningschap van de ware David
Zo wordt in vers 37 de aandacht gevestigd op de stad van David en het huis van David. We lezen dat zij de trappen van Davids stad beklimmen, door de opgang van de muur boven Davids huis (of paleis). Dat huis van David en zijn koningschap zullen bestendig zijn en zijn troon zal vast staan tot in eeuwigheid (2Sam. 7:16; Ps. 2:6;72:8; Luk. 1:32,33). Dan zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan (Dan. 2:44).

De Waterpoort
Daarna passeert het eerste zangkoor de Waterpoort (vers 37). Deze poort spreekt ons van het eeuwigblijvende, onveranderlijke Woord van God. O Heere! Uw woord bestaat in eeuwigheid in de hemelen (Ps. 119:89). Het woord van de Heer blijft tot in eeuwigheid (1Petr. 1:25). Want hoeveel beloften van God er ook zijn, in Hem is het ja; daarom is ook door Hem het amen, tot heerlijkheid van God door ons (2Kor. 1:20). God houdt Zich aan zijn woord. Hij doet altijd wat Hij belooft! In de toekomst zal vervuld worden wat we lezen in Hand. 3:19-21. Dan zullen de tijden van verkwikking komen, de tijden van de herstelling van alle dingen. Het volk (namelijk het overblijfsel uit de grote verdrukking) zal duizend jaar lang, onder de zegen van de ware David, hun Messias, aan geen ding gebrek hebben. Ja, hun zegen zal zich uitstrekken tot vele anderen. Zo trekken zij tot aan de Waterpoort tegen (in) het oosten. In beeldspraak dus tot aan de onveranderlijke beloften van hun God.

De Bakoventoren
(Vers 38,39). Het tweede zangkoor (of dankkoor) trekt in tegenovergestelde richting over de muur. Nehemia, met de helft van het volk, volgt dat koor. Het blijkt dat dit zangkoor ander onderricht op de weg naar het huis van God nodig heeft. Eerst gaat het langs de Bakoventoren. Daar waar het deeg tot een vast bruikbaar geheel gemaakt wordt. Dit beeld toegepast op ons: ons geloofsleven moet een vaste vorm aannemen, wij moeten geen onmondigen zijn, die heen en weer bewogen en rondgedreven worden door elke wind van de leer (Ef. 4:14). Of zoals Paulus het zegt tegen de Galaten: Totdat Christus gestalte in u krijgt (Gal. 4:19). Christus moet duidelijk voor onze aandacht staan. In al deze beelden zien we hoe God de zijnen vormt om als zangers werkelijk tot eer van Hem te kunnen funktioneren.

De brede muur
Daarna trekken ze over de brede muur. De toepassing die we van de brede muur mogen maken is, dat we de volle omvang van de afzondering en bescherming die de muur biedt, verstaan.

De Efraïmpoort
Vervolgens trekt het koor langs de Efraïmpoort. Wat kunnen we van deze poort leren? Wat kunnen we van Efraïm leren? Efraïm heeft zich met de volken vermengd. Efraïm is een koek die niet gekeerd is. Vreemden hebben zijn kracht verteerd, maar hij besefte het niet (Hosea 7:8,9). In Jer. 31:18-20 zien we dat God Efraïm moet tuchtigen als een ongetemd kalf. In de toekomst zal Efraïm berouw hebben en zich bekeren. Dan zal het volk beschaamd en schaamrood worden. Daarna spreekt de Heere God over het volk als zijn lievelingszoon en troetelkind. Daarom is God in zijn binnenste over zijn volk ontroerd. Ik zal Mij voorzeker over hen ontfermen, spreekt de Heere. Ja, dan zal Efraïm in Christus voor altijd gezegend worden. Namelijk als de Messias zijn ongevormde klomp deeg gevormd heeft tot een nieuw deeg.

De Oude Poort
De volgende poort die gepasseerd wordt is de Oude Poort. Bij deze poort worden we eraan herinnerd dat we de zekerheid die het Woord van God geeft, moeten vasthouden. Bij deze poort mogen we denken aan de woorden van Jeremia: Staat op de wegen, en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg is, en wandelt daarin; zo zult gij rust vinden voor uw ziel (Jer. 6:16). In Psalm 44 zeggen de Korachieten dat hun voetstappen niet weken van het pad van God (vers 19). En in Psalm 119 lezen we: Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel (vers 129).

De Vispoort
Al reizende komen ze bij de Vispoort. Bij deze poort kunnen wij leren dat de grote Visser van mensen zijn volgelingen ook tot vissers van mensen maakt. Wij zijn gered om te redden! Zo zei de Heer tegen Simon Petrus: Vaar uit naar de diepte en werpt uw netten uit voor een vangst. Hierop antwoordde Simon: Op uw woord zal ik de netten uitwerpen (Luk. 5:4,5). En na de visvangst zei de Heer Jezus tegen Simon: Van nu aan zul je mensen vangen (vers 10). En tegen Simon Petrus en Andréas zei de Heer Jezus: Komt achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken (Matt. 4:19).

De Hananeëltoren, de Meatoren en de Schaapspoort
Als we deze les geleerd hebben en in de praktijk brengen, ervaren we de genade van God: de toren van Hananeël. Ja, zelfs in honderdvoud: de toren van Mea. De volgende poort is de Schaapspoort. In de Bijbel wordt een gelovige voorgesteld als een schaap van de Goede Herder. Geweldig, als we kunnen zeggen: De Heere is mijn Herder, mij ontbreekt niets! Dit beeld van de Herder en de schapen vinden we in het Oude Testament (Psalm 23; Ez. 34:11-16,22-24; Jes. 40:11) en in het Nieuwe Testament (Luk. 15:1-7; Johannes 10).

De Gevangenpoort
Zij bleven staan in (of: bij) de gevangenpoort. Wij moeten de overleggingen en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, afbreken en elke gedachte gevangen nemen tot de gehoorzaamheid van Christus (2Kor. 10:5). Ook moeten we beseffen dat gehoorzamen beter is dan slachtoffers en luisteren beter is dan het vette der rammen (1Sam. 15:22).

Geestelijke lessen voor ons
(Vers 40). Na zo beide koren gevolgd te hebben op hun tocht over de muur van Jeruzalem, zien we dat ze bij elkaar komen en zich opstellen in het huis van God. Het is duidelijk dat de geestelijke lessen die wij mochten leren van de verschillende poorten en torens, niet verstaan zijn door hen die in die tijd leefden. Voor ons, die achter het werk van de Heer Jezus staan, zijn deze lessen van grote waarde. Ook wij zijn op weg naar het huis van God. Wij moeten onderweg veel lessen leren om met vrijmoedigheid onze plaats in te kunnen nemen in het huis van God, samen met het dankkoor.

Loven en danken
Ook wij mogen God, de Vader en zijn Zoon, de Heer Jezus, loven en danken. Welzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadig (Ps. 84:5). God zij echter dank door Jezus Christus, onze Heer (Rom. 7:25). Gezegend (of geloofd) zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening (Ef. 1:3). En dankt te allen tijde voor alles de God en Vader in de naam van onze Heer Jezus Christus (Ef. 5:20). Laten wij dan door Hem voortdurend een lofoffer brengen aan God, dat is de vrucht van de lippen die zijn naam belijden (Hebr. 13:15).

Ook ik!
Niet alleen de beide zangkoren stelden zich op in het huis van God; ook ik en de helft van de overheden met mij. En de priesters (vers 40). Het is net of Nehemia hier met verbazing zegt: Ook ik! Wat geweldig, wat een voorrecht dat ik erbij mag zijn! Wordt deze gezindheid ook bij mij gevonden? Is er ook iedere keer verbazing in mijn hart, om met het dankkoor in het huis van God vergaderd te zijn? Het is alleen maar op grond van genade dat ik daar mag zijn, dat ik waardig gemaakt ben om in de tegenwoordigheid van God te komen in zijn huis. Elke keer is het zijn trouw dat ik er mag zijn!

Priesters met trompetten en zangers
(Vers 41,42). Ook de priesters staan in het huis van God. God verblijdt Zich daarover, Hij laat ze bij name noemen. De priesters hebben de trompetten bij zich. Zij ondersteunen daarmee het gezang tot eer van God. In de dagen van Nehemia hadden de trompetten nog een belangrijke plaats in de eredienst. Onze dank en aanbidding heeft een heel ander karakter. Lees bijv. Joh. 4:23,24. Onze dienst is een geestelijke dienst. De zangers, vervuld met alles wat ze ervaren hebben, kunnen niet meer zwijgen. Zij laten zich horen onder leiding van Jizrahja.

En zij offerden grote slachtoffers
(Vers 43). Men offerde op die dag grote slachtoffers (of: talrijke offers). Als allen vervuld zijn met dank voor de dingen die de Heere God voor hen gedaan heeft, zijn hun harten toebereid om op die dag talrijke offers te brengen aan God. Dit gaat samen met grote vreugde. In Deut. 12:5-7 had God tot het volk Israël gezegd (nog voordat ze in het beloofde land waren) dat zij naar zijn woning zouden vragen, om daarheen te komen om hun brandoffers en slachtoffers voor het aangezicht van God te brengen. En aldaar zult gij voor het aangezicht van de Heere, uw God, eten en vrolijk zijn, gij en uw huizen, over alles, waaraan gij uw hand geslagen hebt, waarin u de Heere, uw God, gezegend heeft.

De betekenis van het slachtoffer
Het slachtoffer spreekt van de Persoon en het werk van de Heer Jezus. In het bijzonder van zijn lijden en sterven op het kruis van Golgotha. Christus heeft door zijn volkomen overgave God verheerlijkt, maar ook heeft Hij als Plaatsvervanger onze plaats ingenomen. Ja, al onze zonden heeft Hij in zijn lichaam gedragen op het hout. Het oordeel over onze zonden is in Christus eens voor altijd voltrokken. Christus heeft ons liefgehad en Zichzelf voor ons overgegeven als een offerande en een slachtoffer voor God tot een welriekende reuk (Ef. 5:2).

Een dag van vreugde
En waren vrolijk; want God had hen vrolijk gemaakt met grote vrolijkheid; en ook waren de vrouwen en de kinderen vrolijk; zodat de vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre gehoord werd (vers 43). Wij mogen aannemen dat men op die dag allerlei soorten offers gebracht heeft (brand-, spijs-, dank of vrede-, zond- en schuldoffers). Men bracht immers grote slachtoffers (of: talrijke offers). Al deze offers had God Zelf ingesteld. Door deze offers had het volk de toegang tot God Zelf. Dit brengen van talrijke offers ging gepaard met grote vreugde. Als wij overdenken wat voor betekenis deze verschillende offers hebben voor God en voor ons, dan bewerkt dat ook blijdschap in ons hart. De Heer Jezus wil ook aan ons de tekenen van zijn volbrachte werk laten zien, wat ook blijdschap tot gevolg heeft (Joh. 20:20). Wij mogen op een bijzondere wijze genieten van de gemeenschap met de Vader en met de Zoon. Met als gevolg een volkomen blijdschap (1Joh. 1:3,4).

Een beeld van de toekomstige blijdschap
Wij lezen ook dat de vrouwen en de kinderen vrolijk waren. Wat fijn dat de vrouwen en de kinderen gedeeld hebben in deze vreugde. Het was een grote vreugde: de vreugde van Jeruzalem werd van verre gehoord. Deze vreugde is een voorsmaak van de toekomstige vreugde van Israël. Jesaja 12 spreekt van die geweldige tijd en van die toekomstige vreugde: En gij zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils (vers 3). Te dien dage zal dit lied gezongen worden in het land van Juda: Wij hebben een sterke stad, God stelt heil tot muren en voorschansen (Jes. 26:1).

Zingt, o hemelkoren...
Wij mogen nu al het huis van God binnengaan. Daar mogen we, geleid door de Heilige Geest, onze offers van lof en dank brengen. Daar mogen we denken aan de Heer Jezus, aan zijn volkomen overgave en aan zijn volbrachte werk. Daarbij mogen we onze lofliederen aanheffen. Wij mogen (door de Heer Jezus) voortdurend een lofoffer brengen aan God, dat is de vrucht van de lippen die zijn naam belijden (Hebr. 13:15). Spoedig zullen wij het Lam zien, staande als geslacht. Dan zullen we ononderbroken, ongehinderd, het eeuwige loflied aanheffen als zangers voor God, tot eer van God (Openb. 5:9,10,14).

Wij mogen vrij naar binnen gaan...
Nog even willen we hier stilstaan bij de kostbare lessen die we geleerd hebben. Wij hebben beide dankkoren gevolgd in hun weg over de muur langs verschillende poorten en torens, totdat zij in het huis van God zijn aangekomen. Zo mogen wij ook (langs de weg van onderricht en leiding van de Geest) het huis van God binnengaan. Daar heft de Heer Zelf de lofzang aan, daar mogen wij, terwijl we staan temidden van de zangers, met blijdschap onze offers van lof en dank aan God aanbieden. Wat mogen wij God aanbieden? Wij mogen denken aan de Heer Jezus, aan zijn persoon, aan zijn volbrachte werk, aan de arbeid van zijn ziel (zijn moeitevol lijden). Wij mogen Christus en zijn volbracht werk voor het aangezicht van God brengen als een liefelijke reuk.

Christus en zijn volbrachte werk
Hij is de ram (van Genesis 22) die met zijn horens vastzat in de (verwarde) struiken (vers 13). Hij zegt in Klaagliederen 1: Het juk van mijn overtredingen is aangebonden door Zijn hand, zij zijn samengevlochten, zij zijn op mijn hals geklommen (vers 14). Het was zijn voedsel, de wil te doen van de Vader die Hem gezonden had en zijn werk te volbrengen (Joh. 4:34). Hij kon zeggen: In de boekrol is over Mij geschreven. Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God (Hebr. 10:5-9). Hij is vrijwillig de weg van het lijden gegaan (Joh. 10:17,18;18:5,8;19:17). Toen Hij de zure wijn genomen had kon Hij zeggen: Het is volbracht! En Hij boog zijn hoofd en gaf zijn geest over (Joh. 19:30). En in Luk. 23:46 lezen we dat Jezus met luider stem riep: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.

Brandoffer, zondoffer en schuldoffer
De Heer Jezus is het ware brandoffer: Hij heeft Zichzelf vlekkeloos aan God geofferd, voor God tot een welriekende reuk (Hebr. 9:14; Ef. 5:2). De Heer Jezus is ook het ware zond- en schuldoffer: Hij is éénmaal in de voleinding van de eeuwen geopenbaard om de zonde af te schaffen door het slachtoffer van Zichzelf (Hebr. 9:26). Hij is voor ons tot zonde gemaakt (2Kor. 5:21). Hij heeft Zelf onze zonden in zijn lichaam gedragen op het hout (1Petr. 2:24).

Het dankoffer
Wij mogen ook aan de Heer Jezus denken als het dank- of vredeoffer. Door Hem hebben wij volle gemeenschap en een volkomen vrede met God. Onze gemeenschap nu is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus (1Joh. 1:3). Na zijn lijden, sterven en opstanding, kwam de Heer bij de discipelen en zei tegen hen: Vrede zij u! (Joh. 20:19,20). In dit volkomen werk van de Zoon kan God rusten en Hij is het rustpunt ook voor mij.

Met blijdschap offers brengen
Als wij ons zo bezighouden met de verschillende aspekten van het werk van de Heer Jezus, wordt ons hart vervuld met blijdschap, ja, met grote blijdschap. Als de teruggekeerden (die leefden in de tijd voor het kruis) toen al met blijdschap hun offers brachten, hoeveel te meer mogen wij met vreugde terugzien op het werk dat de Heer Jezus volbracht heeft op het kruis van Golgotha, tot verheerlijking van God, de Vader en tot behoud van ons! Wij mogen met blijdschap onze offers van lof en dank brengen.

Jeruzalem in de toekomst
In de toekomst zal Israël geen muur meer nodig hebben. Jeruzalem zal dan dorpsgewijze bewoond worden (als een open plaats zal Jeruzalem daar liggen). Jeruzalem zal dan een stad zijn zonder muur en poorten. Dan zal de Heere God Zelf een vurige muur rondom Jeruzalem zijn en Hij zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar (Zach. 2:4,5). Misschien mogen we hierbij denken aan de wolk- en vuurkolom. God zal dan zijn heil stellen tot muren en voorschansen. Dan zal Jeruzalem een sterke stad zijn. In die stad bevindt zich dan een vrij volk, dat in vrede leeft en onaantastbaar is (Jes. 26:1,2; 60:18; Ps. 125:2).

De gemeente in de toekomst
Ook de gemeente wordt in de Bijbel voorgesteld als een stad, als de stad Jeruzalem, en wel in Openb. 21:9-22:5. In dit gedeelte vinden we een beschrijving van de heerlijkheid van de gemeente tijdens het Duizendjarige Rijk. Zoals we zagen heeft het aardse Jeruzalem tijdens het Duizendjarige Rijk geen muur. Deze stad, die neerdaalt uit de hemel, heeft wel een muur, een grote en hoge muur (vers 12). Die muur van de gemeente, tijdens het vrederijk, leert ons dat de gemeente van God, de bruid, de vrouw van Christus, altijd een afzonderlijke plaats heeft. Alle volken van de aarde zullen in het vrederijk genieten van de zegeningen onder de heerschappij van Christus. Maar de gemeente is op een bijzondere manier met Christus verbonden en zij zal met Hem heersen. De muur die er nu is stemt ons tot droefheid, vanwege het verval, maar de muur van de gemeente in het toekomstige vrederijk stemt ons nu al tot dank en tot blijdschap.

De bijdragen voor de priesters en de Levieten
(Vers 44). Op deze zelfde gedenkwaardige dag gebeurt er nog meer. Wij zien hoe bereidwillig de harten zijn. Bereidwillig om ook materiële gaven te brengen, namelijk de tienden. Er werden mannen aangesteld die de zorg droegen over de gelden die geofferd werden en over andere praktische zaken. Opdat alles met orde zou gebeuren. Er werden op die dag mannen aangesteld over de kamers voor de voorraden, voor de heffingen, voor de eerstelingen en voor de tienden. Dit waren de wettige bijdragen voor de priesters en de Levieten. De Levieten hadden geen erfdeel in Israël. Zij deden dienst in het huis van God, daarom moest het volk in hun onderhoud voorzien. We lezen ook: Een dorsende os zult gij niet muilbanden (Deut. 25:4; 1Kor. 9:9-11).

De offers van mededeelzaamheid
De bereidwilligheid om deze offers te brengen is aangenaam voor God. De dienstknechten van de Heer moeten hun werk met blijdschap kunnen volbrengen. Laat ieder geven naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen; niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief (2Kor. 9:7). De arbeider is zijn loon waard (1Tim. 5:18) . En laat hij die in het woord wordt onderwezen, hem die onderwijst van alle goede dingen meedelen (Gal. 6:6). Wij moeten de weldadigheid en mededeelzaamheid niet vergeten, want in zulke offers heeft God een welbehagen (Hebr. 13:16).

Waarover Juda verheugd was
Juda was vrolijk over de priesters en over de Levieten, die daar stonden (of: Juda verheugde zich over de dienstdoende priesters en Levieten). Zij namen de wacht van hun God waar en de wacht der reiniging (vers 45). Hun dienst bestond uit een open oog voor afwijkingen onder de teruggekeerden, om dan, met hulp van God, direkt in te grijpen en te hulp te komen. Bij afwijkingen traden zij op, als hulp en bijstand, en waar nodig tot reiniging. Ook wij hebben onze voorgangers. Wij moeten hen gehoorzamen en onderdanig zijn, want zij waken over onze zielen als degenen die rekenschap zullen afleggen (Hebr. 13:17).

De zangers van het lofgezang en van de dankzeggingen
(Vers 46). Juda was ook verheugd dat er zangers waren. Die waren er trouwens ook al vanaf de dagen van David en Asaf. Van ouds, waren er hoofden van de zangers en van het lofgezang, en van de dankzeggingen tot God. Hebben wij ze ook nog, deze zangers van ouds, naar de gedachten van de ware David, de Beminde van de Heer? Zij spreken tot elkaar in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen (Ef. 5:19; Kol. 3:16). Zij loven de Heer (Ps. 107:1,8,15,21). Ook worden zij zangers van de dankzeggingen tot God genoemd. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan de gereinigde melaatse die terugkwam bij de Heer Jezus, terwijl Hij met luider stem God verheerlijkte. Hij viel op zijn gezicht aan de voeten van de Heer Jezus en dankte Hem (Luk. 17:15,16).

De bijdragen worden bereidwillig gegeven
(Vers 47). In de dagen van Zerubbabel en in de dagen van Nehemia gaf geheel Israël de bijdragen voor de zangers en voor de poortwachters, naar de behoeften van elke dag. Zij schonken heilige gaven aan de Levieten en de Levieten schonken ze aan de zonen van Aäron. In het Nieuwe Testament lezen we wat deze offers voor God betekenen: Een welriekende reuk, een aangenaam, God welbehaaglijk offer (Fil. 4:18). Is dit niet de spijze voor God? Wie zo offert, zal niet arm worden, hij zal uit de hand van God in al zijn behoeften rijkelijk gezegend worden (Fil. 4:19,20).

Een kort overzicht
Nog eens willen we denken aan de volgorde van de gebeurtenissen in dit zo leerrijke hoofdstuk. De muur en de poorten spreken van werkelijk gescheiden zijn van al het verkeerde. Uit de voettocht van de zangkoren over de muur leren we de gedachten en wegen van God kennen. Deze reis over de muur leidt naar het huis van God. Daar worden vele grote slachtoffers gebracht. In deze offers zien we de verschillende aspekten van het volbrachte werk van de Heer Jezus. Het gevolg is grote blijdschap, waarin ook de vrouwen en de kinderen delen. Verder worden in de tegenwoordigheid van God, in zijn huis, de harten toebereid om de gaven te geven voor de dienstknechten die geroepen zijn tot de dienst.

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten. Januari ’91
Met toestemming voor electronische distributie overgenomen door BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.