Daniël 02

Daniël
Hoofdstuk 2

W. Kelly

Hoofdstuk 2
Wij keren nu terug naar het Boek Daniël en zien daar het totale falen van de wijsheid van de wereld. Aan het hof van Babel werd ongebruikelijke zorg besteed aan het krijgen van mensen die in alle wijsheid en kennis waren geoefend. De tijd was nu gekomen om die wijsheid op de proef te stellen. Het behaagde God, terwijl de grote heidense koning op zijn bed lag te mediteren, om hem een visioen te geven over de toekomstige geschiedenis van de wereld. Aan de ene kant om te voldoen aan de wens van de koning om de loop van de wereld vanaf dat moment onthuld te zien, aan de andere kant om de koning ertoe te brengen om de totale machteloosheid van alle menselijke hulpbronnen te voelen. Het was Gods gelegenheid om Zijn macht en Zijn volmaakte wijsheid te openbaren, waarbij Hij een arme gevangene als Zijn kanaal koos. Dit is een opmerkelijk voorbeeld van Gods wegen. De trotse koning zou hebben kunnen veronderstellen dat de Joden onmogelijk onder zijn hand hadden kunnen komen, als God vóór hen was geweest.

God legt fouten bloot
Maar als het volk van God schuldig is, legt Hij vooral hun fouten bloot. Hoe weten wij het verkeerde dat Abraham of David deed’? Alleen van God. Hij houdt teveel van Zijn volk om hun fouten te verbergen. Dat heeft te maken met Zijn moreel bestuur. Hij is de laatste die wat Hem mishaagt zal bedekken, juist in degenen die Hij het meeste liefheeft. Is het liefde, om de fout van een kind te bedekken, wanneer het kind die behoort te voelen? Een kind moet zijn fout voelen, om gelukkig te kunnen zijn. Zo is het ook met het volk van God. Israël had Hem verlaten, het had de verhouding tot Hem verloochend. En God toonde dat Hij hun zonde voelde, maar zij moesten het ook moesten voelen. Hij erkende hen een tijd lang niet meer als Zijn volk, door hen uit het land waarin Hij hen geplant had te verdrijven. Nu waren zij de slaven van de volken.

Maar op zijn beurt moest de overwinnaar van het volk worden geleerd, dat het hart van God bij de arme gevangenen was. De macht van God kon een tijdlang voor de volken zijn, maar de ge­ voelens van God en Zijn vertrouwelijkheid was bij de Zijnen, zelfs toen zij vernederd werden.

Een droom
De omstandigheden waardoor dit tot uitdrukking werd gebracht illustreren treffend de wegen van God. De koning droomde, maar de droom ontging hem. Hij riep zijn wijze mannen bij elkaar en sommeerde hen om de droom en de uitlegging ervan bekend te maken. Maar alles tevergeefs. Ze werden zo aangegrepen door de onredelijkheid van zijn vraag, dat ze zelden: ”De zaak die de ko­ ning begeert is te zwaar; en er is niemand anders, die deze voor de koning te kennen kan geven, dan de goden, wier woning bij het vlees niet is” (2:1 1). Het was onmogelijk om aan de vraag van de koning te voldoen. God liet dat alles toe om de werkelijkheid aan de dag te laten komen. De wijsheid van de wijzen bleek nutteloos te zijn in dat wat de koning verlangde.

Vertrouwen in God
Daniël hoorde van het bevel dat werd uitgevaardigd om de wijzen te doden. Hij ging toen naar Arioch, en vroeg om hem wat tijd te geven. Maar, let op - en dit is karakteristiek voor het geloof - hij had vertrouwen in God. Hij wachtte niet tot God hem het ant­ woord gaf, voordat hij zei dat hij de uitlegging van de droom zou bekendmaken. Hij bood het direkt aan. Hij vertrouwde op God en dat is geloof, een vertrouwen dat is gebaseerd op het karakter van God. ”De verborgenheid des Heeren is voor hen die Hem vrezen” (Ps. 25:14). En Daniël vreesde de Heere. Daarom was hij ook niet verontrust over het bevel. Hij wist dat God, die de droom gaf, die droom opnieuw voor de geest kon roepen. Tegelijkertijd matigde hij zich niet in het minst aan om de droom zelf te beantwoorden.

Kenmerken bij Daniël
Er worden in de persoon van Daniël dus twee grote dingen naar voren gebracht:

1. zijn vertrouwen dat God de zaak aan de koning zou openbaren.

2. zijn overtuiging dat hij het niet kon.

Hij ging naar zijn huis en maakte de zaak aan zijn metgezellen be kend. Hij wenste dat ook zij ”van de God des hemels barrnhartig heid verzochten over deze verborgenheid” (2:18). Hij waardeerde de gebeden van zijn broeders, die in Babel medegetuigen waren van de ware God. Zij gingen, evenals hij, op de knieën voor God. Maar Daniël, die een bijzonder geloof toonde, werd hiervoor door God geëerd: ”Toen werd aan Daniël in een nachtgezicht de verborgenheid geopenbaard” (2:19).

Hij ging vervolgens niet direkt naar de koning, of naar zijn met­ gezellen, om hun te vertellen dat God hem de droom bekend had gemaakt. Hij dankte eerst God, die de verborgenheid bekendmaakte en aanbad Hem.

God wil aanbidders
Veroorloof mij om te zeggen dat dit het grote doel is van alle openbaringen van God. Gods grote doel is niet om mij mijn zonde bekend te maken en de noodzaak van een Verlosser die in de gehele nood van mijn ziel voorziet. Wat God door Zijn Geest in Zijn heiligen bewerkt is niet alleen kennis van de verlossing en van de wandel die nodig is voor de kinderen van God. Er is nog een hogere zaak. God maakt Zijn volk tot aanbidders van Hemzelf. In de verwerkelijking van hun plaats als aanbidders falen de kinderen van God vaker dan in andere dingen. Daniël begreep dat. Hoewel bli nog betrekkelijk jong was, kende hij Gods ge dachten goed. Hij verkondigt in zijn lofprijzing de wegen van God. Niet zozeer in verbinding met Zijn macht, hoewel ”Hij toch tijden en stonden verandert, Hij koningen afzet en koningen aan stelt” (2:21), maar in verbinding met hen die Hem liefhebben. In hun geval is het principe van de Heere: ”Want wie heeft, hem zal worden gegeven en hij zal overvloed hebben; wie echter niet heeft, ook wat hij heeft zal van hem worden genomen” (Matt. 13:12; 25:29; Mark. 4:25; Luk. 19:26). Ik vestig uw aandacht op deze woorden, hoewet het waar is dat de Heere met erbarming op de onwetende neerziet en ZIJ’N goedheid toont aan hen die verstand hebben.

Gods gedachten in praktijk brengen
In de dingen van God is niets gevaarlijker dan tekort schieten in het leren kennen van Zijn wegen. Wat zielen tegenhoudt is het be wustzijn dat de waarheid praktisch is. Zij vrezen voor de gevol gen, want de waarheid van God is niet iets om enkel te weten, maar om in de praktijk te brengen; en de ziel deinst instinktief terug vanwege de emst,ge gevolgen die het voor het moment met zich meebrengt. Bij Daniël was het oog eenvoudig, en zijn lichaam was daarom geheel verlicht. Dit is het ware geheim van vooruitgang. Laat ons verlangen alleen uitgaan naar God, dan is de vooruitgang zeker en evenwichtig.

Alleen God kan uitleggen
Daniël ging vervolgens naar Arioch en zei: ”Breng de wijzen van Babel niet om, maar breng mij in voor de koning, en ik zal de ko­ ning de uitlegging te kennen geven” (2:24). Dienovereenkomstig bracht Arioch hem haastig tot de koning en zei: ”Ik heb een man van de gevankelijk weggevoerden van Juda gevonden, die de koning de uitlegging zal bekend maken” (2:25). De koning vroeg hem of het waar was dat hij in staat zou zijn om de droom en de uitlegging bekend te maken. Daniëls antwoord is prachtig.

Werkelijke, diepe kennis van Gods wegen gaat altijd vergezeld van nederigheid. Er is geen grotere, ongefundeerdere, vergissing dan de veronderstelling dat geestelijk inzicht opgeblazen maakt. Kennis maakt opgeblazen, loutere kennis. Maar ik spreek over dat geestelijk begrijpen van het Woord, dat voortvloeit uit het besef van Gods liefde, een liefde die, als ik het zo zeggen mag, zichtbaar wil zijn, juist omdat het Goddelijke liefde is. Daniël maakte bekend hoe onmogelijk het voor ”de wijzen, de sterrekij­ kers, de tovemaars en de waarzeggers” (2:27) was om de koning de droom te kennen te geven. ”Maar er is een God in de hemel, die verborgenheden openbaart, Die heeft de koning Nebukadnezar bekend gemaakt wat er geschieden zal in het laatste der dagen”. Aan koning Nebukadnezar, niet aan Daniël!

Wat de koning dacht en zag
Daniël wenste dat Nebukadnezar het belang dat God in hem stelde zou kennen. ”Gij, o koning, op uw bed zijnde, klommen uw gedachten op, wat hiema geschieden zou; en Hij, die verborgen dingen openbaart, heeft u te kennen gegeven wat er geschieden zal” (2:29). Maar Daniël was daarmee niet tevreden, hij voegde er aan toe: ”Mij nu, mij is de verborgenheid geopenbaard, niet door wijsheid die in mij is boven alle levenden; maar daarom, opdat men de koning de uitlegging zou bekend maken, en opdat gij de gedachten van uw hart zoudt weten” (2:30).

Daarna ging hij in op de droom: ”Gij, o koning, zaagt, en ziet, er was een groot beeld (dit beeld was indrukwekkend, en zijn glans was uitnemend) staande tegenover u; en zijn gedaante was schrik kelijk” (2:3 1).

Nebukadnezar had de loop van het rijk gezien, niet enkel op frag­ mentarische, opeenvolgende wijze, maar als één geheel. In het tweede deel van het Boek zullen wij de opeenvolging nauwkeuriger zien, alsook de gedetailleerde wegen van de verschillende machten met het oog op Daniëls volk, maar hier gaat het over de algemene geschiedenis van het rijk van de volken.

Het beeld
”Het hoofd van dit beeld was van goed goud; z ijn borst en zijn armen van zilver; zijn buik en zijn dijen van koper” (2:32). Dat wil zeggen dat er achteruitgang zou zijn, omdat de rijken van de bron van de macht zouden afwijken. God gaf de koninklij;@@-, heerschappij aan Nebukadnezar. Dientengevolge wordt dat wat het dichtst bij de bron is gezien als ”het hoofd van goud”. In zekere zin kwam er in het Perzische rijk meer menselijke invloed, want zijn borst en zijn armen waren van zitver, een minder edel metaal. En zo verder tot de benen die van ijzer zijn en de voeten, deels van ijzer en deels van leem. Hieruit blijkt heel duidelijk de geleidelijke teruggang die optreedt bij steeds verdere afwijking.

Een verkeerde stelregel
Het is goed om nu een stelregel te noemen, de naar ik geloof van belang is bij de studie van de profetische Schriften. Eén van de algemeenste stelregels, zelfs onder christenen, is, dat de profetie door de gebeurtenissen moet worden verklaard, dus dat de geschiedenis de eigenlijke verklaarder van de profetie is. Als de profetische visioenen op aarde zijn verwezenlijkt, verklaren de feiten de visioenen. Maar dit is een verkeerde stelregel, die geen greintje waarheid bevat. De mensen verwarren de uitleg van de profetie met de bevestiging van haar waarheld. Als een voorzeg ging is vervuld, bevestigt die vervulling natuurlijk de waarheid van de profetie, maar dat is iets heel anders dan de uitleg ervan. Het eigenlijke verstaan van de profetie is even moeilijk ná de ge beurtenis als ervóór.

De zeventig weken in Daniël
Neem bijvoorbeeld de zeventig weken van Daniël. Die profetie is aanleiding geweest tot oneindig veel twist onder de gelovigen. Eén van de meest algemene veronderstellingen in de christenheid is, dat die profetie helemaal vervuld is, wat niet korrekt is. Toch is er ook onder die uitieggers geen overeenstemming over de betekenis van deze profetie.

De profetie van Ezechiël
Kijken we naar de profetie van Ezechiël, dan zien wij daar, dat het eerste deel van Ezechiël in de periode dat het geschreven werd, in de wegen die God met Israël ging, al in vervulling ging. De profetie strekte zich uit tot na de tijd waarin Daniël leefde. Maar de vervulling van de profetie verklaart haar nog niet. In feite zijn de eerste hoofdstukken van Ezechiël, wat hun betekenis betreft, meer verborgen dan de hoofdstukken aan het einde van het Boek, die nog niet vervuld zijn.

Gods Geest
Hoe wordt de profetie dan verklaard? De Schrift vertelt het ons overal: alleen de Geest van God kan de profetie uitleggen. In Zijn kracht kan elk deel van het Woord van God ontvouwd worden. De geschiedenis verklaart de profetie niet. Er zijn christenen die de wereldgeschiedenis kennen, of kennis hebben van de originele talen van de Schrift. Maar Christus heeft niet van doen met hun kennis of geleerdheid, maar met hun geestelijk verstand. Bovendien houdt christenzijn niet in, dat wij elk Schriftwoord verstaan, maar dat wij Christus kennen. Indringen in Gods gedachten in de Schrift, vooronderstelt, dat iemand voor zichzelf op zijn hoede is en de eer van God zoekt. Hij heeft volledig vertrouwen in Gods Woord en is afhankelijk van de Heilige Geest. Het verstaan van de Schrift is geen intellektueel proces. Als iemand geen verstand heeft, kan hij niets begrijpen, maar het verstand is alleen het vat, niet de kracht. De kracht is de Heilige Geest, die in en door het vat werkt. Hij maakt iemand de dingen van God duidelijk. Zo wordt het gezegd in Jes. 54:13: ”En al uw kinderen zullen van de Heere geleerd zijn”. De mate van inzicht hangt samen met de mate van afhankelijkheid van God. Inzicht wordt meer bepaald door een eenvoudig oog, dat op Christus is gericht, dan door het verstand. De Heilige Geest geeft ons nooit iets om ons daarmee de afhankelijkheid en het wachten op God te besparen.

Profetie is geheel onafhankelijk van de geschiedenis
De profetie is gegeven om verstaan te worden, voordat ze historie wordt. Het grootste gedeelte van de profetie handelt over verschrikkelijke oordelen, die aan het einde van deze bedeling zullen komen. Hoe vergaat het de mensen die uit de profetie geen lering trekken, voordat de feiten hebben plaats gevonden? Wat is het ernstig de lessen van de profetie te verachten! Dat is het grote principe. Profetie is gericht op de eer van God en is verbonden met Christus. Hij zal verhoogd zijn en Zijn heerlijkheid zal de aarde en de hemel vervullen. Alle overweldigers en huichelaars zullen dan zijn neergeveld.

De profeet voor Nebukadnezar
Daniël stond voor de trotste koning van de wereld. Vóór de dood van zijn vader stond Nebukadnezar aan het hoofd van winnende legers. Zo was hij aan het koninkrijk van Babel gekomen. En nu strekte zijn heerschappij zich over een gebied uit, haast nog groter dan zijn eerzucht bedenken kon. Maar hij moest leren dat God hem in Zijn voorzienigheid in deze positie geplaatst had.

De wereldgeschiedenis in een notedop
Er is echter nog meer. Nebukadnezar zag in zijn droom de hele volkerenwereld voor zich. Het betrof de voornaamste kenmerken van de wereldgeschiedenis, vanaf zijn tijd tot op de dag van oordeel en heerlijkheid die gaat komen. Naast de heerlijkheid van Babel, werd Nebukadnezar het verrijzen van een andere, naburige macht getoond (zilver). De profetie had daar reeds op gezinspeeld, zodat het geen probleem is om af te leiden welke macht ermee bedoeld wordt. De profeet Jesaja, die honderdvijftig jaar voor de geboorte van Kores leefde, had door de Heilige Geest niet alleen melding gemaakt van het volk van Meden en Perzen en hun koning, maar hij had ook de naam van die koning genoemd (Jes. 44:28; 45:1).

Vervolgens werd een ander rijk aangekondigd, dat de wereld zou regeren. Dat rijk stond toen nog in haar kinderschoenen. Het was destijds een samenraapsel van stammen, zonder enige stabiele samenhang. Ik bedoel het Griekse of Macedonische rijk.

Maar nog opmerkelijker is het koninkrijk waarmee de Heilige Geest zich het meest bezighield, het Romeinse Rijk. Het was toen een rijk in zuiver embryonale toestand. Waarschijnlijk was het de koning van Babel zelfs niet bij name bekend. Hoewel dat koninkrijk voorbestemd was om de grootste rol in de wereldgeschiedenis te spelen, was ze in zijn tijd absoluut onzichtbaar. Het land was lang verwikkeld in onbeduidend geruzie, zonder dat er sprake was van een wereldwijde heerschappij.

God gaf het koninkrijk aan Nebukadnezar
Wij willen nu kijken naar de grote koning Nebukadnezar en de dienstknecht van God die voor hem stond om de wereldgeschiedenis te ontvouwen. ”Gij, o koning! zijt een koning der koningen, want de God des hemels heeft u een koninkrijk, macht, en sterkte, en eer gegeven” (Dan. 2:37). Voor het uitspreken van deze woorden had Daniël geen speciale moed of wijsheid nodig, want als het Nebukadnezar werd toegestaan om gevangenen weg te voeren en hij mocht triomferen over de macht van Egypte, dat de wereldheerschappij in handen van Babel had betwist, dan was het de God des hemels die dit aan hem had gegeven. ”En overal, waar mensenkinderen wonen, heeft Hij de beesten des velds en de vogelen des hemels, in uw hand gegeven; en Hij heeft u gesteld tot een heerser over deze alle; gij zijt dat gouden hoofd” (Vers 38). Hiermee wordt duidelijk de Babylonische monarch bedoeld. God had erop gewezen door Jesaja.

Wie is het gouden hoofd?
Jeremia, tijdgenoot van Daniël, had niet alleen geschreven over de lengte van de periode dat de Babylonische monarchie er zou zijn, maar ook over de troonopvolging. Alle volken zouden Nebukadnezar, zijn zoon en diens zoon dienen (Jer. 27:7). Deze profetie kreeg een opmerkelijke vervulling. Het is voor ons niet nodig om naar buitenbijbelse bronnen te gaan om de profetie te verstaan. De eenvoudigste mens, die alleen de Bijbel bestudeert en door de Geest van God wordt geleid, bezit de beginselen en de kracht voor een juiste uitleg. Iemand die met behulp van de oudheidkundige geschiedenis ergens een verklaring voor probeert te vinden, misleidt zichzelf en zijn hoorders. Dat is het algemene, morele oordeel van God over degene die in dat wat van de mens is, de eigenlijke sleutel tot Gods verborgenheden zoekt. Ik behoor de sleutel bij God Zelf te zoeken, door een juist gebruik te maken van dat wat in Zijn eigen Woord staat.

Zo vond ik in het griekse origineel van de werken van Josefus, een vroegere joodse geschiedschrijver, wiens werk overal gelezen en gewaardeerd wordt, een vreemde verklaring. Hij beweerde dat Nebukadnezar én de koningen die vóór hem waren, samen het gouden hoofd vormden. Dat is een volledig gebrek aan inzicht in hetgeen het Woord zegt. Afdwalen van de Schrift en eigen gedachten toestaan, leidt altijd op een dwaalspoor. Babel werd pas onder de persoon van Nebukadnezar een wereldrijk, waarbij de zonen die hem zouden opvolgen als het ware ingesloten waren. ”Gij zijt dat gouden hoofd” (2:38). Er wordt niet gezinspeeld op de koningen die er vóór hem waren. God stond Babel tot de dagen van Nebukadnezar niet toe om de wereldheerschappij te bezitten. Daarom was Nebukadnezar het gouden hoofd en niet zijn voorvaderen. Hij was degene in wie de heerschappij van Babel haar begin vond.

De zoon en de kleinzoon van Nebukadnezar
In Jeremia 25 lezen wij over de zeventigjarige ballingschap voor Israël, terwijl verderop, in hoofdstuk 27, de troonopvolging in Babel wordt meegedeeld. ”En alle volken zullen hem, en zijn zoon, en de zoon van zijn zoon dienen, tot ook de tijd van zijn eigen land komt” (vers 7). Nadat Nebukadnezars zoon, Evil-Mero-dach, was weggerukt, nam iemand anders de plaats op de troon in. Dat was geen erfopvolging. Die persoon werd koning omdat het volk dat wilde. Het ging om iemand die aanspraak op de troon maakte, op grond van zijn huwelijk met de dochter van Nebukadnezar. Deze man, Negalsarezer, regeerde drie en een half jaar en zijn zoon Labasi-Mardoek slechts enkele weken. Die was dus de zoon van de dochter van Nebukadnezar. Heeft de profetie gefaald? Nee, want enkele maanden later werd Belsazar, de kleinzoon van Nebukadnezar, koning. ”En de Schrift kan niet verbroken worden” (Joh. 10:35). Er was gezegd: ”Nebukadnezar, zijn zoon en de zoon van zijn zoon”. Dat werd toen bewaarheid. Met Belsazar, de kleinzoon van Nebukadnezar eindigde de macht van Babel.

Profetie en historie
Wie de profetie verstaat kan de historie blootleggen. Omgekeerd is kennis van de historie niet in staat om de profetie te verklaren. Als de geschiedenis van de inname van Jeruzalem, zoals die in de Oorlogen van Josefus wordt meegedeeld, waar is, stemt die overeen met de geïnspireerde informatie die ons door Lukas wordt gegeven. Maar de geschiedenis in de Bijbel is veel zekerder. De omstandigheid dat de profetie is uitgesproken voordat de gebeurtenis plaatshad, maakt niets uit, want God wist wat er komen zou. De taal in de profetie van Daniël is even duidelijk als in de geschriften van griekse en latijnse historici. De vier opvolgende wereldrijken worden duidelijk geschilderd en de onoverwinnelijke legers van de Romeinen worden in de profetie van Daniël beschreven. Ook zij die niets voelen voor dat wat van God is, zelfs ongelovigen, moeten erkennen, dat datgene wat duidelijk betrekking heeft op het onderwerp, overeenstemt met hetgeen Daniël honderden jaren voor de gebeurtenissen had voorzegd.

De mensen deinzen van nature terug voor absoluut gezag, omdat het vaak teugelloze macht is in handen van een zwak en feilbaar mens. Maar wanneer iemand regeert die de wijsheid en goedheid in eigen persoon is, kan er geen gelukkiger vorm van regering zijn.

Zo zal het zijn wanneer het volledige gezag in handen van de Heere Jezus Christus zal worden gelegd. Allen zullen dan overeenkomstig de wil van God gezegend worden.

Het tweede rijk
”En na u zal een ander koninkrijk opstaan, lager dan het uwe” (Dan. 2:39). Het tweede koninkrijk was lager, niet in gebiedsomvang maar in glans. Darius had niet het absolute gezag van Nebukadnezar, maar was gebonden aan de wet van Meden en Perzen. Hij nam de raad van gewetenloze onderdanen aan (hoofdstuk 6) en leed er bitter voor. Had hij zijn direkte verantwoordelijkheid aan God beseft, dan zou hij de valstrik hebben vermeden.

Het derde rijk
Verzet van mensen geeft opstand en brengt een vloek. Het derde koninkrijk lijkt dit te bevestigen. Het is het Macedonische Rijk, waarvan Alexander de Grote de grondlegger was. Wij hebben in hem een man die niet alleen handelde naar wat zijn wijzen hem zeiden, maar ook geleid werd door zijn generaals. Het werd een soort militaire regering.

Het vierde rijk
Tenslotte krijgen wij het vierde koninkrijk, voorgesteld door het ijzer. ”En het vierde koninkrijk zal hard zijn, gelijk ijzer; aangezien het ijzer alles vermaalt en verzwakt; gelijk nu het ijzer, dat zulks alles verbreekt, alzo zal het vermalen en verbreken” (vers 40). Kracht is het grote kenmerk van dit koninkrijk. Dat blijkt uit de kwaliteit van het metaal. Het is echter een gangbaar materiaal, niet één van de kostbare metalen. In feite was een kenmerk van het Romeinse Rijk, dat in naam het volk regeerde. Hoe despotisch de heerser ook was, in theorie deed hij altijd alsof hij het volk en de senaat raadpleegde. Zelfs onder de keizerlijke vorm hadden de Romeinen nog steeds hun oude republikeinse staatsinrichting. Slechts een enkele vorst bekleedde zichzelf met alle werkelijke macht.

Klopt deze uitleg?
Zo wordt ons in het beeld dat Nebukadnezar zag de gehele loop van de wereldrijken geschetst. Nu stelt u misschien de vraag: ”Hoe weet u deze dingen? Er wordt toch niet gezegd dat het tweede rijk Medo-Perzië voorstelt, of het derde rijk Macedonië of het vierde Rome?” Nee, het wordt niet hier gezegd, want de Schrift hangt de sleutel niet altijd precies naast de deur. Wij vinden de uitleg van een gedeelte zelden in het volgende vers. God wil dat wij Zijn Woord kennen, dat wij vertrouwd zijn met alles wat Hij geschreven heeft en dat wij ervan overtuigd zijn dat Zijn Woord volkomen is. Daarom is het van grote waarde om kinderen in de Schrift te onderwijzen, zelfs onbekeerde kinderen. Dit onderwijs is te vergelijken met het zodanig aanleggen van een vuur, dat slechts één vonk nodig is om het hout te laten ontvlammen. Het is voor christenen een heilzame zaak om in het opvoeden van hun kinderen zeer nauwgezet te zijn en ze een gedegen kennis van het Woord van God bij te brengen.

De namen van de vier wereldrijken in Daniël genoemd
Wij hoeven niet verder te gaan dan het Boek Daniël, om de namen van de vier wereldrijken te vinden. In hoofdstuk 5:28 wordt ons verteld: ”Peres: uw koninkrijk is verdeeld, en het is aan de Meden en de Perzen gegeven”. Daar is opeens het antwoord, wanneer het Babylonische rijk wankelt en op het punt staat vernietigd te worden.

Uit Dan. 8:20,21 blijkt duidelijk dat het rijk van Meden en Perzen plaats maakte voor het Griekse koninkrijk, dat na de dood van Alexander in vieren verdeeld werd. Dit rijk werd weer opgevolgd door het vierde, het Romeinse rijk, waarvan het speciale kenmerk is, dat het ook getoond wordt in zijn laatste toestand, verdeeld in tien aparte koninkrijken (hoofdstuk 7). Was dit ooit het geval met de opvolgers van Alexander? Zijn koninkrijk werd in vier delen verdeeld, niet in tien. De profetie verklaart de geschiedenis, terwijl het gebruik dat de wetenschap van de historie maakt, de helderheid van het Woord van God verduistert. Laten wij eerst Gods Woord onderzoeken. Daarna zullen wij, bij het kijken naar de geschiedenis, opmerken dat deze gaat meedoen als een menselijk getuigenis en dat de geschiedenis met haar zwakke stem het Goddelijk getuigenis bevestigt. Zij die de geschiedenis niet kennen, zijn minstens zo bevoorrecht als degenen die allerlei zaken onderzocht hebben, maar moeilijkheden ontdekken. Iemand die de geschiedenis niet kent staat niet verwonderd, zoals anderen, die door de nevel van hun eigen bespiegelingen naar de gebeurtenissen kijken.

Griekenland
Bij het derde koninkrijk werd een kenmerk ingevoerd dat wij niet bij het tweede zien. Dit koninkrijk zou ”heersen over de gehele aarde”. Hoe opmerkelijk werd dit vervuld in het Macedonische of Griekse koninkrijk! Hoewel Kores een grote overwinnaar was, ging hij nooit buiten de grenzen van het gebied waar hij leefde. Bovendien werd het derde koninkrijk gekenmerkt door buitengewone veroveringssnelheid. Naar welke geschiedkundige periode men ook kijkt, nooit werd deze profetie zo vervuld, als onder Alexander. In de loop van een paar jaar liep deze opmerkelijke man nagenoeg de gehele toenmalige wereld onder de voet. Hij klaagde zelfs, dat er geen andere wereld meer te overwinnen was. Dit illustreert treffend wat wij hier hebben. Is het ook maar op enigerlei wijze nodig dat wij ons tot de geschiedenis wenden? Nee, wij vinden in dit Boek de uitleg.

In hoofdstuk 8:20,21 wordt getoond dat het derde rijk het Griekse rijk is. Eerst lezen wij: ”De ram met de twee hoornen, die gij gezien hebt, zijn de koningen der Meden en der Perzen”. Daar hebben wij een bevestiging van wat hiervoor over het tweede koninkrijk werd gezegd. Toen deze ram er was, kwam er een woeste geitebok, met een opvallende hoorn tussen zijn ogen, over de aarde aanrennen. Met deze enkele hoorn op zijn kop, botste hij tegen de ram, die de koningen van Medië en Perzië voorstelt. De geitebok is dus het derde koninkrijk dat ”over de aarde zou heersen”. In vers 21 vinden wij de naam van dit rijk: ”Die harige bok nu, is de koning van Griekenland; en de grote hoorn, die tussen zijn ogen is, is de eerste koning”. Hier hebben wij uit het Woord van God het duidelijke en positieve antwoord betreffende het derde koninkrijk. Elk eerlijk geschiedkundig onderzoek zal dit alleen maar bevestigen.

Het Griekse rijk in vier stukken verdeeld
Als wij ons baseren op het Woord van God, zijn wij op een veilige bodem, die door de geschiedschrijving niet kan worden aangetast. God toont de ware geschiedenis, dat het Medisch-Perzi-sche rijk door het Griekse rijk werd gevolgd. De ene grote hoorn van de geitebok brak af en ”er kwamen in plaats ervan vier aanzienlijke op, naar de vier winden des hemels” (8:8). Het koninkrijk van Alexander werd bij zijn dood onder zijn vier generaals verdeeld. De opvolgers van Alexander waren niet zo belangrijk als hij. Hij was de grote hoorn, de eerste koning en de vertegenwoordiger van het derde koninkrijk.

Het Romeinse rijk
De volgende vraag is:”Welk ander groot rijk zal het Griekse rijk opvolgen?” ”En is dat het laatste rijk, voordat God Zijn koninkrijk opricht?” De geschiedenis van het Oude Testament eindigt voordat het derde rijk begint. De laatst vermelde historische feiten staan in het boek Nehemia. De Pers was daar nog de grote koning, dat wil zeggen, het tweede rijk was nog oppermachtig. Maar als de Nieuw-Testamentische geschiedenis begint, wat vinden wij daar dan? Ik hoef alleen maar het begin van Lukas te lezen, waar sprake is van een ander groot rijk dat toen regeerde. ”Het gebeurde nu in die dagen dat er een bevel uitging van keizer Augustus dat het hele aardrijk moest worden ingeschreven” (Luk. 2:1). Hier hebben wij opeens het vierde koninkrijk. En Gods Woord laat zien dat het een wereldrijk is. De keizer beveelt de mensen over de hele wereld om in de registers van dit rijk te worden ingeschreven. God zorgde ervoor dat er, toen Zijn eigen Zoon werd geboren, zelfs een rechtsgeldige kennisgeving was.

Gelijk ijzer
Het vierde koninkrijk is dus het Romeinse rijk. Dat weet ik vanuit de Schrift. Vervolgens kunt u in de geschiedenis zien, dat het Romeinse rijk de macht van Griekenland verpletterde. *

De Romeinen kregen eerst de Grieken zover, om zich met hen te verbinden in het verslaan van de Macedoniërs. Daarna keerden zij zich tegen de Grieken en versloegen hen al spoedig. Vervolgens breidden de Romeinen hun veroveringen over geheel Asia uit. Wat zegt God daarover? ”En het vierde koninkrijk zal hard zijn, gelijk ijzer; aangezien het ijzer alles vermaalt en verzwakt; gelijk nu het ijzer, dat zulks alles verbreekt, alzo zal het vermalen en verbreken” (Dan. 2:40). Als mensen de historie erbij roepen, worden de dingen dan duidelijker? Waar vinden wij zo’n juiste beschrijving van dat rijk als de beschrijving die God hier geeft?

* Ik twijfel er niet aan dat wij in ”de schepen van de Kittieten (Chittim) uit Dan. 11:30 een heenwijzing hebben naar de maritieme macht van Rome, die Antiochus Epifanes aantastte. Maar daar de zinspeling minder duidelijk is dan Luk. 2:1; 3:1; 20:22-25; Joh. 11:48; of 19:15, voeg ik er het direkte bewijs van het Nieuwe Testament aan toe.

Beeldspraak
Een bekend historicus beschrijft de geschiedenissen van deze rijken met de levendigste verbeeldingskracht, terwijl hij beelden gebruikt die afgeleid zijn van de symbolen in Daniël. Hij kon geen geschiktere beelden vinden. De Geest van God had ze voor hun gebruik beschikt. Hij gebruikte de beelden niet uit gebrek aan voorstellingsvermogen, noch minder wilde hij de Schrift ingang laten vinden.

Maar God vertelt ons nog meer. ”Aangezien het ijzer alles vermaalt en verzwakt; gelijk nu het ijzer, dat zulks alles verbreekt, alzo zal het vermalen en verbreken”. Een exactere beschrijving is haast niet mogelijk. Ik zou passages van oude Romeinse schrijvers kunnen aanhalen, die laten zien, dat zij van hun rijk en het staatsbeleid beschrijvingen geven in wezenlijk gelijke termen.

Een gedeeld koninkrijk
Maar er was iets dat zij niet konden vertellen, daar het uitgaat boven alles wat de mens kan voorzien. De Romeinse macht, die zich van alle andere onderscheidde door haar sterkte, door het met succes bestrijden van ieder die tegen haar opstond, toonde ook haar goedheid aan hen die zich voor de overwinnaar vernederden. Die macht wordt hier zo omschreven: ”En dat gij gezien hebt de voeten en de tenen, ten dele van pottenbakkersleem, en ten dele van ijzer, dat zal een gedeeld koninkrijk zijn” (vers 41). Dat vertellen de Romeinen ons niet. De geschiedenis is niet altijd even waarheidsgetrouw. Degenen die de staatsinrichting van hun eigen land beschreven, waren over het algemeen niet erg waarheidlievend. Als er zaken waren waardoor ondergang dreigde, waren ze snel bereid die te verdoezelen. Ook stonden ze graag klaar om zich te beroepen op de bewijzen van stoutmoedigheid, kracht en glorie. Maar God deelt alles mee. Wij zien dan ook, dat hetzelfde rijk dat zo gevierd was om haar verbazingwekkende kracht, ook grote, daarmee verbonden zwakheid vertoonde, ijzer vermengd met modderig leem.

”Doch daar zal van de hardheid van het ijzer in zijn, waarom gij gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem; en de tenen van de voeten, ten dele ijzer en ten dele leem; dat koninkrijk zal ten dele hard zijn en ten dele broos. En dat gij gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem, zij zullen zich wel door menselijk zaad vermengen, maar zij zullen de één aan de ander niet hechten, zoals ijzer zich met leem niet vermengt” (Dan 2: 41-43).

IJzer en leem, Rome en barbaren
IJzer was het oorspronkelijke element. Het leem werd er later aan toegevoegd en hoorde eigenlijk niet thuis in het grote metalen beeld. Het was een vreemd bestanddeel. Wanneer en van waar kwam dit leem? Ik denk dat Gods Geest met dit klei-achtige leem niet verwijst naar het oorspronkelijke romeinse element, wat de kracht van ijzer had, maar naar barbaarse horden, die later binnendrongen. Die verzwakten de romeinse macht en vormden langzamerhand aparte koninkrijken. Ik geef dit als mijn eigen mening, gebaseerd op het algemene taalgebruik van de Schrift. Dit leem is van oorsprong niet romeins, het kwam van elders. De menging van de beide bestanddelen bracht zwakheid en leidde tenslotte tot verdeeldheid. De barbaarse horden die binnendrongen noemden zich geen overwinnaars, maar gasten van Rome. Uiteindelijk vestigden zij zich binnen de grenzen van het Romeinse Rijk. Dit leidde tot de opsplitsing van het rijk in onafhankelijke rijken, toen de macht en trots van imperialistisch Rome was gebroken.

Pogingen om weer een eenheid te vormen
Karel de Grote wilde weer één universeel rijk stichten, waarvoor hij zich hard inspande, maar het werd een mislukking. Toen hij stierf viel alles weer uiteen. Napoleon heeft hetzelfde ook geprobeerd, maar zijn succes was nog kortstondiger. Voordat hij de laatste adem uitblies, was het rijk weer in zijn oorspronkelijke delen uiteen gevallen. En zo zal het doorgaan, tot het ogenblik waarover hier in Daniël gesproken wordt. Daarop wordt uitvoeriger ingegaan in het Boek de Openbaringen.

Een verenigd Europa?
In de toekomst zal er, naar ik geloof, een opmerkelijke vereniging van twee schijnbaar tegenstrijdige toestanden zijn. Er zal iemand komen die optreedt als hoofd van een verenigd rijk, terwijl daarnaast aparte onafhankelijke koninkrijken zullen bestaan, die ieder hun eigen machthebber zullen hebben. Toch zal die ene man de keizer over al deze machthebbers zijn. Totdat die tijd komt, zal elke poging om de verschillende rijken onder één hoofd te verenigen tot totale mislukking gedoemd zijn. Zelfs in de toekomstige periode zal het niet gelukken om de verschillende rijken tot één rijk samen te smeden. Ieder rijk zal onafhankelijk zijn, met zijn eigen machthebber, hoewel zij allemaal aan één hoofd onderworpen zullen zijn. God heeft gezegd dat ze verdeeld zullen zijn. Dat wordt ons hier getoond: ”Maar zij zullen de één aan de ander niet hechten, zoals ijzer zich met leem niet vermengt” (vers 43). Als er ooit een werelddeel is geweest met een onsamenhangend systeem van rijken, dan was dat Europa. Zolang het ijzer overheerste was er een keizer, maar toen het leem, vreemd materiaal, erbij kwam werd de zaak verdeeld.

Wanneer?
”Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk verwekken dat in eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan” (vers 44). Let op de woorden: ”In de dagen van die koningen”. Zij geven een volledig antwoord aan hen die menen dat met de geboorte van Christus de invoering begon van wat zij ”het koninkrijk van de genade” noemen. Toen de Heere werd geboren was Rome op het toppunt van haar macht. Er was schijnbaar niet de minste breuk in het rijk. Er was slechts één man die heerste. De woorden ”in de dagen van die koningen” hebben geen betrekking op de geboorte van Christus, maar op de laatste periode van het Romeinse Rijk. Op de tijd dat God ”de Eerstgeborene inbrengt in de wereld” (Hebr. 1:6; Ps. 97:7). En dat is niet de tijd waarop de Heere Jezus werd ingevoerd als de Nazarener, om te lijden en te sterven, maar de tijd waarop Hij met Goddelijke macht komt, om te oordelen.

De steen zonder handen afgehouwen
De steen die zonder toedoen van mensenhanden werd afgehouwen (vers 34) is in zekere zin altijd op de Heere Jezus van toepassing, maar als Hij komt ten oordeel vindt de volle vervulling plaats. Het gaat hier niet zozeer om Zijn Persoon, alswel om het koninkrijk dat de God van de hemel in en door Hem zal oprichten. Ongetwijfeld is Hij de steen, maar hier is Hij de gerechtelijke steen, die de koninkrijken van de aarde vernietigt. Kan iemand dat ontkennen? De steen werd afgehouwen zonder handen. ”Die sloeg dat beeld aan zijn voeten van ijzer en leem en vermaalde ze. Toen werden tesamen vermaald het ijzer, leem, koper, zilver en goud”(vers 34,35). Daar hebben wij de ineenstorting van het totale beeld. Was dat het geval toen Christus werd geboren? Viel Hij het Romeinse Rijk aan? Vernietigde Hij het? Integendeel, Hij werd gedood en de vertegenwoordiger van de romeinse macht, Pilatus, was het officiële middel voor Zijn kruisiging. Wij kunnen wel zeggen dat het beeld toen Hem trof, in plaats van dat Hij het beeld trof.

De steen treft het beeld
De steen viel op de voeten van het beeld, op de tenen die gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van leem waren, dus op de laatste toestand van het Romeinse Rijk. Na alle verdeeldheid in het rijk treft de steen haar. Het gaat niet om genade, maar om oordeel. Geen zaaier, die zaad zaait om leven voort te brengen, of zuurdeeg dat zichzelf over bepaalde grenzen verspreidt. Het beeld wordt volledig verbrijzeld. Aan de geboorte van Christus wordt helemaal voorbijgegaan.

Het Romeinse Rijk hersteld
Sommigen vragen misschien: ”Hoe is dat mogelijk, daar er nu geen Romeins Rijk is?” Laat mij dan vragen: ”Hoe bewijst u dat er geen Romeins Rijk zal zijn? Kunt u bewijzen dat het Romeinse Rijk niet zal herleven?” Wat hier geopenbaard wordt, is dat het ijzer, leem, koper, zilver en goud samen worden verbrijzeld en zullen worden gelijk kaf van de dorsvloeren in de zomer (vers 35). In de Openbaring wordt ons gezegd dat het beest, dat de imperialistische macht van Rome vertegenwoordigt, gekarakteriseerd wordt als het beest dat was, niet is, maar uit de afgrond zal opstijgen” (Openb. 17:8). Hieruit volgt dat het beest (of het rijk), dat bestond toen Johannes er was, een tijdlang niet zal bestaan, om vervolgens opnieuw te verschijnen, terwijl het komt uit de afgrond. De macht van satan zal de hereniging van de delen die het Romeinse Rijk vormden, tot stand brengen. Als het beest opnieuw verschijnt, dit hoofdstuk toont het ons, zullen er tien koningen tegelijk zijn. Zij zijn het erover eens om hun macht aan ”het beest” te geven, of eigenlijk aan de persoon die door satan wordt opgeroepen om het rijk te organiseren en te besturen. Hij zal deze uitgebreide macht tegen God en het Lam gebruiken. Iedere vorm van christendom zal worden verwoest. De afgoderij zal worden hersteld en de antichrist zal optreden.

God grijpt in
Dan zal God als het ware zeggen: Ik kan dit niet langer verdragen, Mijn uur is gekomen. De Heere Jezus zal de rechterhand van God verlaten en oordeel uitoefenen over deze gruwelijke afvalligen. ”Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk verwekken.... het zal al die koninkrijken vermalen, en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan” (vers 44). Het eerste wat de steen doet, is verbrijzelen. Er is dan geen sprake van redding van zielen, maar van oordeel en verwoesting. Christus zal een einde aan de koninkrijken maken en aan alles wat zich tegen de ware God verheft.

Alle materialen tegelijk vernietigd
Waarom lezen wij over de gelijktijdige vernietiging van het goud, zilver, koper, ijzer en leem? Bestaan deze opeenvolgende rijken aan het einde gezamenlijk? Hoewel Babel bijvoorbeeld haar wereldheerschappij verloor, bleef het toch bestaan, maar onderworpen aan de machten die erop volgden. Zo ging het met ieder volgend rijk tot het Romeinse toe (Vergelijk Dan. 7:11,12). Dus wanneer het eindoordeel over het vierde rijk plaatsvindt, zullen de vertegenwoordigers van de drie voorgaande rijken er nog zijn. Dit maakt duidelijk, dat het laatste rijk uitsluitend westers is en niet dat gebied omvat, dat tot de voorafgaande rijken had behoord. Met de tien koningen en het beest wordt dus de grote zetel van de moderne beschaving bedoeld, die het toneel zal zijn van een geweldige afval van God.

God oordeelt
God laat dit in Zijn wijsheid en regering toe, omdat de mensen de liefde tot de waarheid niet hebben aangenomen om behouden te worden. God zal hun een werking van de dwaling zenden, om de leugen te geloven, ”opdat allen geoordeeld worden die de waarheid niet hebben geloofd, maar een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid”. Voor mij leidt het geen twijfel, dat dit de toekomstige geschiedenis van de wereld is, op het gezag van Gods Woord. Deze opmerkelijke profetie van hoofdstuk 2 voert ons van de eerste wereldmacht tot de laatste dagen, waarin God Zijn koninkrijk opricht en de wereld oordeelt. God heeft een dag bepaald, ”waarop Hij het aardrijk in gerechtigheid zal oordelen door een man die Hij daartoe heeft bestemd, waarvan Hij aan allen zekerheid heeft gegeven door Hem uit de doden op te wekken” (Hand 17:31).

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, januari ’87
Met toestemming overgenomen voor electronische distributie door Bijbelstudie-BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.