Hij is de Verlatene

Christus in het Evangelie naar Markus
A. Lievers

Hij is de Verlatene

”En terstond, terwijl Hij nog sprak, kwam Judas eraan, één van de twaalf, en met hem een menigte met zwaarden en stokken, van de overpriesters, de schriftgeleerden en de oudsten vandaan. Nu had hij die Hem overleverde, met hen een teken afgesproken en gezegd: Die ik zal kussen, die is het; grijpt Hem en leidt Hem welverzekerd weg. En hij kwam en ging terstond naar Hem toe en zei: Rabbi! En hij kuste Hem innig” (Mark. 14:43-45).

Allen verlieten Hem
Dat Judas Hem zou verraden mocht dan voor de Heer Jezus geen verrassing zijn geweest, voor de andere discipelen was het dat wel. Pas toen de soldaten zich meester probeerden te maken van de Heer, direct na die hartelijke begroeting van de Heer door Judas, gingen hun ogen open. Petrus probeerde nog waar te maken wat hij de Heer beloofd had: ”Al moest ik met U sterven, ik zal U geenszins verloochenen.” Hij greep het zwaard dat hij bij zich droeg en begon om zich heen te slaan. Daarbij sloeg hij zelfs iemand een oor af. Maar het was een verloren zaak, ze stonden tegenover een overmacht waartegen een gevecht alleen maar zinloos bloedvergieten zou zijn geweest. Toen de discipelen in de gaten kregen wat er was gebeurd, sloeg hen de schrik om het hart. Ze vluchtten alle kanten op. Ze dachten nog maar aan één ding: Hoe kom ik hier levend uit. De Heer bleef alleen achter. Geen vriend die Hem nog ter zijde zou staan. Omringd door vijanden, Judas, de verrader, nog steeds in de buurt, bleef Hij achter, terwijl zijn volgelingen renden voor hun leven.

Gespeelde hartelijkheid
Dit verhaal van de gevangenneming van de Heer Jezus heeft ook voor ons een boodschap. Wie een klein beetje oog heeft voor de realiteit van zijn eigen leven, die weet dat er veel momenten zijn waarop hij, net als de discipelen, de Heer in de steek laat om het vege lijf te redden. Maar er is nog een andere invloed die hier in dit verhaal te beluisteren valt. Toen Judas, de verrader, bij het groepje discipelen kwam dat om de Heer heen stond, begroette hij de Heer met een hartelijke kus. Van die hartelijkheid meende hij natuurlijk niets.

Dat kennen ook wij maar al te goed. Hoeveel kwaad wordt er niet bedreven door hen die zich christenen noemen? We weten dat er ook in Nederland, ook in de christelijke landen, onder de christenen, veel huichelachtigheid te vinden is. Sommige brieven die gestuurd worden aan de ”geliefde broeders” laten niets zien van enige liefde tot die broeders. Er zijn scheuringen geweest in de christenheid die alleen maar voortkwamen uit verschillen van inzicht, uit verschillende karakters, uit de botsing van twee leiders. Scheuringen die werden aangekondigd in brieven waarin men zijn diepe droefheid erover uitsprak.

”Er is geen woord op mijn tong...”
Er schuilt een enorm gevaar in het gebruiken van vrome woorden. Wanneer we het hebben over de wereld die naar het oordeel gaat, menen we dan wat we zeggen? Zijn we er werkelijk van onder de indruk dat de wereld naar het verderf snelt, of denken we in ons hart eigenlijk dat dat nog zo’n vaart wel niet zal lopen? Judas heeft de Heer verraden met een kus. Hij bewees vriendschap terwijl hij er niets van meende. Zo kunnen ook wij de Heer pijn doen met een ondoordacht woord van vriendschap, met een uitdrukking van aanbidding, terwijl er geen sprake van aanbidding is voor Hem; terwijl ons hart leeg is en we aan heel andere dingen denken.

En wanneer we met anderen te maken hebben, met mensen die misschien niet in de pas lopen in de gemeente, hoe gaan we dan met hen om? Gaan we wel met hen om? Het is zo verschrikkelijk gemakkelijk iemand een broeder te noemen, maar hem helemaal links te laten liggen. Het is zo gemakkelijk te zeggen dat je iemand liefhebt, maar dat in de praktijk helemaal niet te laten merken.

”...of zie, Gij kent het volkomen”
Wanneer er sprake is van haat en nijd onder de gelovigen, wat doen we dan? Wanneer we merken dat er een geest van jaloersheid in de gemeente is gekomen, dat broeders en zusters over elkaar praten, zonder met elkaar te gaan praten, dan moeten we daar iets aan doen. Dan mogen we dat niet op zijn beloop laten. Dan moeten we strijden voor de Heer. Niet door er maar met het zwaard op in te hakken, dat richt alleen maar verminkingen aan. Wanneer we niet oppassen hakken we iemand het rechter oor af. Wanneer we in dergelijke omstandigheden, waarin we zonden moeten constateren, om ons heen beginnen te slaan, lopen we het grote risico dat we er voor zorgen dat de mensen niet meer naar ons kunnen luisteren, we hebben ze als het ware de oren afgehakt.

2 Timotheüs 3:10.11
Maar jij hebt nauwkeurig nagevolgd mijn leer, mijn wijze van doen, mijn bedoeling, mijn geloof, mijn lankmoedigheid, mijn liefde, mijn volharding, mijn vervolgingen, mijn lijden, zoals mij is overkomen in Antiochië, in Iconium, in Lystra, zulke vervolgingen als ik heb verdragen, en uit alle heeft de Heer mij gered.

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, januari 1992
Met toestemming voor electronische verspreiding over genomen door BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.