Hij is de Christus

Christus in het Evangelie naar Markus
A. Lievers

Hij is de Christus

”En Jezus vertrok met zijn discipelen naar de dorpen van Caesaréa-Filippi. En onderweg vroeg Hij zijn discipelen en zei tot hen: Wie zeggen de mensen dat Ik ben? Zij nu zeiden Hem aldus: Johannes de Doper; en anderen: Elia; en anderen: één van de profeten. En Hij vroeg hun: U echter, Wie zegt u dat Ik ben? Petrus antwoordde en zei tot Hem: U bent de Christus. En Hij waarschuwde hen dat zij het niemand zouden zeggen over Hem” (Mark. 8:27-30).

Wie zeggen de mensen dat Ik ben?
Deze gebeurtenis heeft een voorgeschiedenis. Voor de Heer Jezus met deze vraag: ”Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” komt, is er al het een en ander gebeurd. De mensen brengen een blinde bij Hem en smeken Hem deze man te genezen. Dat doet Hij. Het is bij mijn weten de enige keer dat we in de Evangeliën lezen dat de Heer iemand genas en dat het niet onmiddellijk een volkomen herstel betekende. Dat vertelt ons iets over de manier waarop de Heer mensen van hun geestelijke blindheid wil bevrijden. Direkt nadat deze man is genezen stelt de Heer aan zijn discipelen de vraag: ”Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” Je zou ook kunnen zeggen: ”Hoe kijken de mensen tegen Mij aan?” Want daarover wil Hij met zijn volgelingen spreken. Wie is Hij? Hij wil een juiste indruk geven van Wie Hij in werkelijkheid is. Maar daarvoor kan Hij niet in één keer hun ogen openen. Zij zijn als die blinde man, ze zijn blind voor Hem, ze zien niet Wie ze voor zich hebben. Maar net als bij die blinde man is er groei, is er een langzaam proces, om er achter te komen Wie Hij is.

De Christus
Petrus antwoordde namens iedereen dat ze wisten dat Hij de Christus was, de Messias. En zo zijn er ook nu mensen die zonder een spoor van twijfel weten dat deze Jezus de Zoon van God is, die in de wereld gekomen is om hun zonden te dragen. Maar u dan? Hoe kijkt u tegen Hem aan? Het gaat er niet om dat u direkt alles over Hem zeggen kunt. Vanzelfsprekend niet. Dat is ook de functie van het verhaal van de genezing van die blinde bedelaar. Die man zag ook niet alles duidelijk, maar hij wilde wel zien! Wilt u zien? Wil ik zien? Willen we wel een juist zicht op de Heer Jezus hebben, of laten we ons liever maar niet in met zulke vragen? Dat komt ook voor bij mensen die belijden christenen te zijn. Wie zegt u dat Jezus Christus is?

Verwerping
De Heer greep de gelegenheid aan om de discipelen wat meer te leren over de dingen die te gebeuren stonden. Hij ging hun vertellen over wat er in Jeruzalem zou gebeuren. Hij vertelde hun dat zijn verwerping alleen nog maar erger zou worden. Het zou zelfs zó erg worden, dat de leiders van het volk Hem zouden doden. Over die dingen was Hij heel duidelijk. Ons klinkt dit alles misschien heel vertrouwd in de oren, maar voor de discipelen was het onbegrijpelijk. Hij was de Messias en toch zou nu alles mis gaan? Dat kon toch niet? Dan zouden de profetieën niet uitkomen? Iedere Jood wist hoe de profeten hadden gesproken over de glorieuze regering van de Messias, van de Christus van God.

Petrus meent dat hij er iets van moet gaan zeggen. Hij neemt de Heer apart en begint Hem te bestraffen. Christus heeft het recht niet om te twijfelen aan de goede afloop van de opdracht die Hij te volbrengen heeft, vindt Petrus Stonden alle profeten niet bol van de beloften? Hij mag de moed toch niet laten zakken?

De Heer begrijpt dat allemaal heel goed. Maar dat neemt niet weg dat Hij Petrus heel duidelijk moet zeggen dat er van zijn redenering niet veel klopt. Hij zegt tegen Petrus: ”Jij denkt niet over de dingen zoals God er over denkt; je hele manier van denken is puur menselijk.” Petrus heeft niet in de gaten wie de Heer is. O, zeker, hij heeft zoëven nog gezegd dat de Heer de Messias is, maar hij heeft daar de draagwijdte niet van overzien. Hij heeft er niet aan gedacht dat je de man die door God is uitgezonden om al zijn plannen ten uitvoer te brengen, onmogelijk kunt berispen zoals je één van je vrienden berispt. Het feit dat de Heer Jezus de Christus is, betekent ook dat je Hem onmogelijk terecht kunt wijzen. Je zult Hem moeten volgen, waar Hij ook heengaat. Dan zul je ook moeten aanvaarden dat de omstandigheden soms niet overeenkomen met de verwachtingen die je meende te mogen hebben.

Zijn leven behouden
Want daar spreekt de Heer vervolgens over. Hij wil dat iedereen die Hem wil volgen, zal begrijpen dat het een heel ingrijpende beslissing is. De Heer zegt: ”Wanneer je Mij wilt gaan volgen, zul je jezelf moeten verloochenen.” Dat wil zeggen, dat je dan al je eigen plannen en inzichten zult moeten willen opgeven. Misschien vindt u wel dat die eisen van God veel te ver gaan. Hoe kun je nu verwachten dat iemand zichzelf en zijn verwachtingen opgeeft, om alleen maar te leven volgens de aanwijzingen van God? En dat is een heel begrijpelijke reaktie. Wij zouden geen mensen zijn als wij geen waarde meer toekenden aan ons leven, aan onze toekomst. Dat is ook Gods bedoeling helemaal niet. Hij vraagt niet een soort van passiviteit van ons. Hij vraagt van ons dat we vrijwillig onze wil onderwerpen aan de zijne.

Het voorbeeld van de Heer
Laten we niet denken dat de Heer Jezus iets van ons vraagt wat Hij niet Zelf heeft meegemaakt. Hij wist maar al te goed dat Hij zou worden verworpen. Hij zou veel moeten lijden. Hij zou gedood worden. We weten dat Hij, kort voor zijn arrestatie, in grote angst heeft gebeden. Maar toen bad Hij niet wanhopig om verlossing. Hij maakte zijn wil volledig ondergeschikt aan de wil van God: ”Niet mijn wil, maar de uwe geschiede”. De Heer stelde geen eisen aan zijn discipelen waaraan Hij zelf niet kon voldoen. Hij vroeg van hun niet om voor Hem uit te gaan, om voorop te lopen. Nee, Hij vroeg van hen alleen maar achter Hem aan te gaan. Hij zou voorop gaan.

Jesaja 50:4-10
De Heere Heere heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik weet met de moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt elke morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hoor, gelijk die geleerd worden. De Heere Heere heeft Mij het oor geopend, en Ik ben niet weerspannig, Ik wijk niet achterwaarts. Ik geef Mijn rug aan hen, die Mij slaan, en Mijn wangen aan hen, die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel. Want de Heere Heere helpt Mij, daarom word Ik niet te schande; daarom heb Ik Mijn aangezicht gesteld als een keisteen, want Ik weet, dat Ik niet zal beschaamd worden. Hij is nabij, Die Mij rechtvaardigt, wie zal met Mij twisten? Laat ons tesamen staan; wie heeft een rechtszaak tegen Mij? hij kome herwaarts tot Mij. Ziet, de Heere Heere helpt Mij, wie is het, die Mij zal veroordelen? Ziet, zij zullen allemaal als een kleed verouden, de mot zal hen eten. Wie is er onder u, die de Heere vreest, die naar de stem van Zijn Knecht hoort? Als Hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op de Naam des Heeren, en steune op zijn God.

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, januari 1992
Met toestemming voor electronische verspreiding over genomen door BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.