Openbaring aan Johannes(1-12)

Openbaring aan Johannes
Herziene versie juli 2003

Bijbelstudie over het gehele boek Openbaring voor studie kringen of huissamenkomsten.
Uitgave: Werkgroep “Bijbel:Aktueel”, Postbus 113, 9800 AC  Zuidhorn.

Openbaring aan Johannes
(Herziene versie 24 juli 2003)

Inleiding
De schrijver van  Openbaring noemt zichzelf Johannes:
“Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven.”
Openbaring 1:1

Zie ook: Openbaring 1:9 en Openbaring 22: 8

Hij is niemand anders dan de Apostel Johannes, de schrijver van de drie brieven en het Evangelie. Het getuigenis van de Gemeente, wat de Apostolische oorsprong van Openbaring betreft, gaat terug tot de dagen van Justinus de Martelaar, omstreeks 165 na Christus. De mening dat dit Bijbelboek door een ander dan Johannes geschreven zou kunnen zijn mist elke grond. Opmerkelijk is het onder andere, dat in het gehele Nieuwe Testament de naam ’Woord Gods’ voor Christus alleen voorkomt in het Johannes-Evangelie (1:1), in de 1e Johannesbrief en in Openbaring 19:13, dus uitsluitend in die geschriften welke volgens de Gemeentelijke overlevering aan de Apostel Johannes worden toegeschreven.

“In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.”  Johannes 1:1

“En Hij was bekleed met een kleed, dat in bloed geverfd* was, en zijn naam is genoemd: het Woord Gods.”
Openbaring 19:13

* Het woord “geverfd” is door de bijbelvertalers vervalst ten gunste van de leer van de kerk, in de oude geschriften wordt het woord “ondergedompeld” gebruikt om te vermijden dat de doop door onderdompeling in de kerkleer zou slijten. De King James Vertaling maakt het nog bonter, deze vertaling heeft het Griekse woord Baptizo (Baptise) onvertaald opgenomen op verschillende Schriftplaatsen om King James ter wille te zijn die als hoofd der kerk een fel voorstander was van de  kinderdoop. (Opname in de moederkerk door besprenkeling, dit wil zeggen binnen het machtsgebied van de Koning, evenals het geval was/is bij de Rooms Katholieke Kerk die de Kinderbesprenkeling binnen de “Gemeente van Laodicea” bracht. Zie het vervolg van deze studie)

Het is niet te ontkennen, dat men tussen het Evangelie en de brieven van Johannes enerzijds en de Openbaring anderzijds een groot verschil in “uitdrukking” kan zien, maar kunnen deze geschriften daarom niet van dezelfde schrijver zijn? Een dienaar van de Here God kan zich toch, wanneer hij als profeet optreedt zich toch anders uitdrukken dan wanneer hij een leerstellige brief, of een bericht over de woorden en daden des Heren schrijft. De profetie namelijk heeft een heel bijzondere wijze van uitdrukking, het is een rechtstreekse openbaring van de Here Jezus Christus Zélf. Dat blijkt duidelijk uit het boek Openbaring, dat zich parallel aansluit bij de profetische boeken van het Oude Testament. Volgens geschriften van Ireneus werd de Openbaring door Johannes geschreven tegen het einde van de regering van de Romeinse keizer Domitianus plm. 95 na Chr.

Dit bericht is geloofwaardig, omdat Ireneus afkomstig was uit Klein Azië, waar Johannes jarenlang gewerkt heeft en ook omdat zijn leraar Polycarpus* nog een leerling van de Apostel Johannes geweest is.

* In de discussie betreffende de “Opname van de Gemeente” gaan de tegenstanders van dit Bijbelse gegeven voorbij aan de geschriften van Polycarpus, een leerling van Johannes. Uit meerdere bronnen is bekend dat deze Polycarpus de opname heeft geleerd en het kan niet anders zijn dat de Apostel Johannes hem dat heeft geleerd.

Het enige profetische boek in het Nieuwe Testament heet eigenlijk ten onrechte ’Openbaring van Johannes’, want Johannes heeft daarin niets geopenbaard. Het opschrift luidt: ’De Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden’, d.i.: de onthulling door Jezus Christus aan Johannes betreffende de toekomstige dingen.

Hoofdstuk 1
(Gebruik de Bijbel naast deze Bijbelstudie)

De Openbaring of Apocalyps (Grieks)
Het opschrift boven dit Bijbelboek toont helder en duidelijk, wie de Auteur ervan is:

Openbaring van Jezus Christus welke God Hem gegeven heeft om aan Zijn dienstknechten te tonen hetgeen welhaast geschieden moet.”

Jezus Christus is de Openbaring Gods Zelf alles wat in God is, is ook in Hem, de Vader droeg Hem op om Zijn dienstknechten die op aarde wonen te tonen, wat in het laatste tijdperk van deze bedeling gebeuren zal. Er ligt een oneindige genade in deze laatste woorden. God wil niet, dat de Gemeente onkundig zal zijn betreffende de catastrofale dingen die over de aarde en de mensheid zullen komen. Maar  hoe groot de heerlijkheid ook is die ons uit ’De Openbaring aan Johannes’ tegemoet komt. In geen enkel Bijbelboek wordt ons op zo’n duidelijke wijze de zaligheid, die ons wacht in het Nieuwe Jeruzalem en op de Nieuwe aarde afgeschilderd. Waarschijnlijk besluit het Boek der Openbaring om deze redenen het Nieuwe Testament.

Het boek heet in het Grieks ’Apocalyps.’ Apa is wegnemen. Calyps is sluier. Apocalyps betekent dus: ontsluiering of Openbaring. Openbaring wil zeggen, dat iets publiekelijk bekend gemaakt wordt. Iedereen heeft recht het te weten, daarom handelen zij, die de ’Openbaring aan Johannes’ een gesloten boek noemen, helemaal verkeerd, tegen de bedoelingen van onze Here en God in.

Het Boek is voor de Gemeente, Gods volk, geschreven door Johannes, de apostel des Heren, in opdracht van Zijn Meester. Met nadruk wordt in Openbaring 1:3 gezegd, dat zij die de profetieën in dit boek beschreven lezen, horen en bewaren, zalig genoemd worden: “Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij. (Dat Christus terug komt voor de Gemeente)”  Openbaring 1:3

Begroeting der zeven Gemeenten
Deze zeven Gemeenten, die inderdaad bestaan hebben, stellen voor de gehele zgn. Gemeente of de zeven fasen van de geestelijke historie der Gemeente van Christus, vanaf het jaar 96 tot het einde (vgl. Dr. Scofield).

De Here Jezus spreekt hier tot alle gelovigen, die zich op aarde bevinden. Johannes brengt lofprijs aan de Here Jezus Christus en eert het Lam, dat onze verlossing bracht:

“Johannes aan de zeven gemeenten in Asia: genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt, en van de zeven geesten, die voor zijn troon zijn, En van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde. Hem, die ons liefheeft en ons uit onze zonden verlost heeft door zijn bloed (En Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt) Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen.”  Openbaring 1:4-6

De Zeven Geesten voor de troon duiden op de volheid van Heilige Geest. De Heilige  Geest is Een Persoon (De Here God Zélf), maar kan Zich in verschillende vormen openbaren. Onze Heer wordt in vers 5 de Getrouwe Getuige genoemd, Die ons van zonden rein wies in Zijn Bloed, de grote Middelaar tussen God en de mens. Onze Here Jezus  droeg voor ons de Adamitische vloek (de zondeval Genesis. 3) en voor de mensheid, indien een mens Hem erkent als Verlosser en Zaligmaker, de weg tot God opende. Hij maakte ons tot Koningen en Priesters om geestelijke offeranden te offeren, Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.

Dit is de wonderlijke aanhef van het Boek der Openbaring. Onder ’de engel’ (Openbaring 1:1) kan men over ’t algemeen de verschillende engelen verstaan, die op Gods bevel de openbaring van Christus aan Johannes meedeelden.

Christus’ tweede wederkomst als Rechter (Openbaring 1: 7-8)
Hier wordt de tweede komst van Christus beschreven (vers 7) als Rechter over de antichristelijke volken (Slag van Armageddon, Openbaring 19), en ook om Zich aan Israël te vertonen als de ware* Messias (Zacharia 12:10).

* Ware Messias: In eerste instantie zal Israël de valse Messias na lopen, zal Israël een valse vrede accepteren, zeer waarschijnlijk zullen rabbijnen deze gevaarlijke situatie als vervulling van de profetieën zien.

De Here Jezus zal Zich aan het eind van de Grote Verdrukking vertonen, dit zal een ruime tijd na de opname der Gemeente zal plaatsvinden.

De eerste wederkomst van onze Heer zal zijn als Hoofd van de Gemeente:
“Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden,In een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.”  1 Corinthe 15: 51- 52

Zie ook: 1 Thessalonicenzen  4: 13-17

Dan zal niet ieder oog Hem zien, maar alleen de Zijnen zullen Hem zien, wanneer Hij verschijnen zal in de lucht, om Zijn Gemeente tot Zich te nemen in heerlijkheid (Johannes 14: 1-3; Handelingen 1: 11). Deze eerste komst staat voor de deur en geldt alleen de wedergeborenen in Christus.

Openbaring 1:7 getuigt nadrukkelijk, dat ook de personen (heidenen en/of Joden?), die Hem aan ’t kruis doorstoken hebben, Hem zullen zien en dat alle stammen van Israël over Hem zullen weeklagen, terwijl bij Zijn eerste wederkomst, voor de Gemeente, van dit laatste geen gewag wordt gemaakt. Zijn komst voor Zijn Gemeente zal buitengewoon liefdevol en bemoedigend zijn. Dan geen geweeklaag, of treurigheid. Gods kinderen gaan jubelend naar hun eeuwig Tehuis.

In Openbaring 1:8 noemt de Here Zich de Heerser van het Heelal, Die was, Die is en Die komen zal. Alfa en Omega zijn de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet. God is het Begin en het Einde aller dingen

Johannes’ roepingvisioen (Openbaring 1:9-16)
De Apostel was om van zijn geloof in Jezus Christus, op bevel van de Romeinse keizer Domitianus, naar Patmos verbannen, een rotsachtig, boomloos eilandje in de Egeïsche zee gelegen, tegenover Efeze (Een afstand van zes uren per schip), dicht bij de westkust van Klei Azië. Toeristisch wordt nog de spelonk aangewezen, waarin de Apostel, die 98 jaar oud is geworden, zou gewoond hebben. ’In vervoering des geestes’ wil zeggen: in extase toestand. (Of hij ooit in een spelonk geleefd heeft is te betwijfelen, het eiland is waarschijnlijk dun bevolkt geweest, een verbanningsoord)

Met de ’Dag des Heren’ wordt bedoeld het Tijdperk der oordelen (dus niet op de zondag zoals men ons vaak wil doen geloven), die na de opname der Gemeente zal beginnen (Joël 2:1; Maleachi 4: l).

Johannes ontvangt in de geest een machtig visioen van de verheerlijkte, verrezen Here Jezus  Christus (Openbaring 1:11-17) staande (dus één met hen) tussen zeven gouden kandelaren (volgens vs. 20 de zeven gemeenten). Het getal 7 beduidt in de Bijbel altijd een volkomenheid. Zo wordt de Gemeente van Jezus Christus volmaakt geacht zijnde, één lichaam met haar Heer en Meester.

  • De kandelaren zijn van goud, d.w.z. Gods heiligen leven door ’t geloof, dat kostelijk is als goud in ’s Heren oog.
  • Het lange afhangende gewaad (Openbaring 1:13, 14) toont aan, ’s Heren Hogepriesterlijk waardigheid.
  • De gouden gordel Zijn koninklijke heerschappij. Hoofd en haren wit, betekenen Zijn reinheid en heiligheid. Zijn voeten als gloeiend koper vertreden adders en schorpioenen (satan).
  • Zijn stem, als van vele wateren, zal eens over het gehele heelal gehoord worden.
  • Zijn ogen, gelijk een vuurvlammen, zullen het ware wezen van de mens straks voor de Rechterstoel doorgronden (Openbaring 19: 12).
  • De zeven sterren zijn de voorgangers der gemeenten (vs. 20).
    Geruststellend is het, dat de Heer ze in Zijn hand bewaart, zodat hun doen en laten door Hem bestuurd wordt (vs. 16).
  • Het ’tweesnijdend zwaard’ is het Woord Gods.

In vers 18 lezen wij, dat de Heer de sleutels van het dodenrijk in de hand houdt. Daaruit blijkt, dat Christus persoonlijk Meester is over het dodenrijk en dus niet zal toestaan dat de doden de Hades (dodenrijk) verlaten. Men mag ook hieruit concluderen, dat het spiritisme een leugen is. Zonder Gods toestemming zullen de menselijke geesten zich niet kunnen manifesteren aan de levenden. In de Bijbel komen wij enkele schriftplaatsen tegen waar wij zien dat de Here Zélf toe staat of bewerkt dat overledenen zich aan mensen vertonen. Eén daar van is Samuël en een ander geval zullen wij uit het Nieuwe Testament naar voren halen:

“Daarop vroeg de vrouw: Wie moet ik u laten opkomen? En hij antwoordde: Laat mij Samuël opkomen. Toen de vrouw Samuël zag, slaakte zij een luide kreet. En de vrouw zeide tot Saul: Waarom hebt gij mij bedrogen? Gij zijt Saul zelf! Maar de koning sprak tot haar: Vrees niet; maar wat ziet gij? De vrouw antwoordde Saul: Ik zie een bovennatuurlijk wezen uit de aarde opkomen. Daarop vroeg hij haar: Hoe is zijn gestalte? Zij antwoordde: Een oud man komt op, gehuld in een mantel. Toen begreep Saul, dat het Samuël was, en hij knielde met het aangezicht ter aarde en boog zich neer. Daarna sprak Samuël tot Saul: Waarom hebt gij mij verontrust en mij laten opkomen? Saul zeide: Ik verkeer in grote nood: de Filistijnen strijden tegen mij, en God is van mij geweken. Hij antwoordt mij niet meer, noch door de dienst van profeten noch door dromen. Daarom heb ik u geroepen, opdat gij mij bekend zoudt maken, wat ik doen moet. Toen sprak Samuël: Waarom raadpleegt gij mij; de Here is immers van u geweken en uw vijand geworden. De Here heeft gedaan, zoals Hij door mijn dienst gesproken had: de Here heeft het koningschap uit uw hand gescheurd en aan uw naaste, aan David, gegeven. Omdat gij naar de Here niet geluisterd hebt en zijn brandende toorn over Amalek niet hebt doen komen, daarom heeft de Here u op deze dag dit aangedaan. De Here zal ook Israel met u in de macht der Filistijnen geven, en morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn. Ook het leger van Israel zal de Here in de macht der Filistijnen geven.”
1 Samuël 28:11-19

“Jezus riep wederom met luider stem en gaf de geest. En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën, en de aarde beefde, en de rotsen scheurden, En de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad waar zij aan velen verschenen. De hoofdman en zij, die met hem Jezus bewaakten, zagen de aardbeving en wat er plaats had en zij werden zeer bevreesd en zeiden: Waarlijk dit was een Zoon Gods.’  Mattheus 27:50-54

Verder beschrijft de Bijbel in het Oude Testament een enkele opwekking uit de dood en verder natuurlijk de opwekkingen door de Here Jezus Christus Zelf. Gewoonlijk staan overledenen niet op uit de dood, dit kan alleen plaats vinden door toedoen van de Here God Zelf.

In Openbaring 1:19 geeft De Here zijn dienstknecht Johannes deze opdracht: ’Schrijf dan hetgeen gij gezien hebt en hetgeen is en het hetgeen na dezen geschieden zal.’

De verdeling van het Boek in drie hoofd afdelingen is dus van de Here Jezus Christus zelf:

  1. Hetgeen gij gezien hebt. Wat had Johannes gezien? In Openbaring 1: 9-20 wordt de heerlijkheid beschreven van de gestorven en verrezen Christus, de Grondlegger van ons allerheiligst geloof.
  2. Hetgeen is. Namelijk hetgeen bestond in de dagen van Johannes, de zeven Aziatische gemeenten (Openbaring 2 en 3) welke een beeld vormen van de ganse Gemeente van Jezus Christus over de gehele aarde, vanaf haar ontstaan tot op de dag van haar opname.
  3. Hetgeen geschieden zal na dezen. In Openbaring: 3 is de geschiedenis van ’s Heren Gemeente op aarde afgehandeld. Hetgeen in de laatste afdeling hierna beschreven wordt, is het oordeelstijdperk in zijn volle kracht. De Gemeente is dan reeds opgenomen:

Openbaring 1:20 spreekt ons van het geheimenis der zeven sterren en de zeven gouden kandelaren. Let er goed op, dat het getal 7 het volmaaktheidgetal. herhaaldelijk in het Boek der Openbaring voorkomt.

Het woord ’engel’ betekent “zendbode’, waarmee ook wel “mensen’ bedoeld worden. In Maleachi 3: 1 wordt o.a. Johannes de Doper ’engel’ of ’gezant’ genoemd. De engelen der zeven gemeenten zijn dus de door de Here God aangestelde voorgangers. Ze zijn de ’sterren’ in ’s Heren rechterhand. Wat een troost dat de ’sterren” (leiders, oudsten van de Gemeente)  door Jezus’ hand worden geleid en door Hem ondersteund en worden vastgehouden.

De zeven kandelaren stellen de Gemeente voor. Zij is de ’lichtdraagster’ in de wereld, zoals een kandelaar een lichtdrager is, kan zij uit zichzelf geen licht geven.

Hoofdstuk 2
Openbaring 2:1. Ook hier weer het woord ’engel’ voor voorganger. Zie Haggaï 1: 13 en Jesaja 42: 19, waar in de grondtekst hetzelfde woord gebruikt wordt. Zoals eerder opgemerkt; beelden de zeven Aziatische christen gemeenten van die dagen de hele “kerkgeschiedenis” uit, van af de stichting der Nieuw Testamentische Gemeente op de Pinksterdag tot de opname (1 Thessalonicenzen 4: 16-17). De zeven Gemeenten zijn als het ware een type, een voorvervulling, van de kerkgeschiedenis met als dramatisch eindpunt de wereldkerk onder leiding van de valse profeet.
 
In het hiernavolgende zien we het profetische schilderij van de gehele kerkgeschiedenis:

  1. Efeze, betekent Begeerlijk. Loopt profetisch van het jaar 50 - 100 na Christus, dus de eerste christelijke eeuw. Zij heeft de eerste liefde verlaten (Openbaring 2:4). Dit is de toestand der Gemeente aan het einde der Apostolische eeuw. Zij was inderdaad een ’begeerlijke’ gemeente, zolang zij haar Heer na wandelde.
  2. Smyrna = afgeleid van mirre: bitterheid, smart. Jaren 10 - 310. Het tijdperk der vervolgingen onder de Romeinse keizers. Een naar de wereld arm en veracht christendom, doch rijk in God. Volharding en lijdzaamheid onder zware druk.
  3. Pergamus, betekent ’Huwelijk’. Verbintenis tussen kerk en staat. Jaren 311- 600. Vervolging neemt een einde. Kerk en staat verenigd komen in ere. Kerkelijke praal. De gemeente verliest voor een grot deel haar geestelijke kracht en roeping.
  4. Thyatire (Thyatira) Jaren 600 - 1500. Betekenis: Pausdom. De groei en glorie van het Romanisme en afgoderij. Kloosters, vormendienst.
  5. Sardis. Jaren 1500 - 1800. Sardis wil zeggen: ’Ontvluchte’. Het Protestantisme. De Hervorming en haar voorlopers. Aan het einde: een dode, wereldgelijkvormige massa, én een getrouw overblijfsel.
  6. Filadelfia. Tijdperk: 1800 tot de opname der Gemeente. De naam betekent: Broederliefde. Het ’kleine kuddeke’, nl. alle ware gelovigen uit diverse kerken en groepen, die de naam van de Here Jezus Christus belijden en uitdragen.
    Zij gaat niet door de grote verdrukking. Het zijn de wijze maagden uit Mattheus 25, die de bruiloftszaal zullen binnengaan wanneer de Bruidegom komt.
  7. Laodicea. Jaren 1800 tot in de grote verdrukking. Betekenis: Volksregering. De macht (ook kerkelijk) aan ’t eind in handen van het volk, dat bij stemming eigen leraars verkiest en eigen paden voorschrift. 2 Timotheüs 4:3. Een wereldkerk (Christus buitengesloten: (Openbaring 3:20), een walgelijk, lauw, wereldgelijkvormig lichaam in zijn eindvorm. Het Babylon (Openbaring 18) van de ’laatste dagen’, dat door God ten val zal gebracht worden.

Als opletten zien wij dat op dit moment zowel de gemeente van Filadelfia als óók de gemeente van Laodicea op aarde aanwezig zijn. Met Filadelfia worden de christenen bedoeld die oprecht zijn wedergeboren en in Laodicea zien wij religieuze mensen, en kerken, voor wie vrijzinnigheid en eigenmachtige leer het hoogste goed is.

De leer der Nicolaïeten* (Openbaring 2: 6 en 15 en Judas vs. 4) is het vleselijk element in de  Godsdienst. Deze mensen lieten zich onbekeerd dopen! Ze meenden, dat de vrijheid van het Evangelie hun een vrijbrief bood voor hun zondig leven. Naamchristenen, die niet naar de Geest, maar naar het vlees wandelen. In iedere Kerk worden zij gevonden en zijn de Here en de Gemeente tot aanstoot. De Efeziërs haatten deze leer nog (Openbaring 2:6) maar Pergamum had christenen die haar ’hielden’ (Openbaring 2: 15). Binnen de tegenwoordige “Laodicea kerk” zien wij het toppunt van deze dwaling, onder leiding van de Paus hebben, zowel kerken als ook heidense godsdiensten, een gebed voor de wereld uitgesproken, elk tot zijn eigen “god”

* De leer der Nicolaïeten ging heel erg ver en was/is zeer besmettelijk want tot op de huidige dag komen we miljoenen vertegenwoordigers van haar tegen. Eén van haar voornaamste kenmerken is wel de leer van ingewijden en leken. Dit wil zeggen dat niemand zonder een opleiding en inwijding mag dopen, preken, avondmaal bedienen of de “zegen” uitspreken. Wie zondags goed oplet ziet haar volgelingen naar de kerken gaan! Het klinkt misschien hard en grof maar de feiten liegen er dan ook niet om; wie wil “preken” in de kerken moet een predikantenopleiding volgen en “bevestigd” zijn. Alleen “bevestigde” predikanten mogen de “doop” en “avondmaal” bedienen. In de 3e Johannesbrief zien we de invloed van de Nicolaïeten al volop aanwezig, het gaat zelfs zo ver dat Diotrefes de eerste in de Gemeente wil zijn en dat hij zich zelfs hoger dan de apostelen achtte, de apostelen die notabene onderwijs van de Here Persoonlijk ontvangen hadden. De leer der Nicolaïeten houdt ten diepste in dat er ingewijde leiders zijn en “gewoon volk” dat hun opdrachten moet voeren, als ze niet voldoen aan wat de leiders eisen worden ze buiten de groep (kerk) gestoten. Je zult de uitgeworpenen de kost maar moeten geven die zich b.v. op grond van de Bijbel hebben laten dopen, veel liever besprenkelt men kleine baby’s en beweert dan dat dezen opgenomen zijn in het verbond tussen de Here God en Abraham. Later als deze kinderen groot zijn doen ze “belijdenis” en zijn dan meestal als onbekeerde lid van die kerk maar dat wil niet zeggen dat men dan ook tot de Gemeente behoort die straks wordt weggenomen (1 Thessalonicenzen 4: 13 - 18).
 
Hoofdstuk 3
Herhaaldelijk komt in de Bijbel het woord ’hoereren’ voor. Het wordt steeds in geestelijke zin gebruikt voor afval van de hemelse Heer, zo als een ontrouwe, overspelige vrouw echtbreuk pleegt en daardoor afvallig wordt van haar wettige man.

Filadelfia betekent Broederliefde. Dit is volgens de Openbaring de zesde gemeente en ook het tijdperk waarin we thans leven. Meestal wordt niet beseft, dat de ’toekomst des Heren’ nabij is. De apostolische-leer, door de eeuwen heen ten dele in de kerk geleerd, treedt weer met kracht op de voorgrond en de “wijze maagden” nemen hun lampen op, klaar voor de opname.

Openbaring 3: 7 spreekt van de “Genadedeur.”  God is het Die opent en sluit. Vers 8 toont ons een tweede deur: de geopende “Evangeliedeur”, die in onze dagen gelukkig wijd openstaat. Wij mogen aannemen dat in dit laatste tijdperk, voorafgaande aan ’s Heren wederkomst, de groep der gerijpte kinderen Gods zich zal vormen, de geheiligde en volmaakte groep waarvan Openbaring 22: 11b spreekt. Zie ook Efeze. 4: 11-16.

In deze tijden neemt de kennis en inzicht van de wedergeboren gelovigen toe en het geloof groeit onder de leiding van de Heilige Geest. De andere zijde van de medaille is de afval, binnen een plaatselijke gemeente vinden we zowel Filadelfia-gelovigen als ook Laodicea-gelovigen.

Van de Filadelfia-gelovigen zegt de Here in  Openbaring 3: 10 het volgende:
’Omdat gij het bevel bewaard hebt om standvastig op Mij te wachten, zo zal Ik u ook bewaren voor de ure der verzoeking, die over de ganse wereld komen zal, om te verzoeken hen die op de aarde wonen.’

Dit wil zeggen, dat de Gemeente Gods, die de wederkomst van de Here in ’t geloof heeft verwacht, ten hemel zal worden opgenomen, voor dat de grote verdrukking onder de antichrist over de wereld zal komen. Welke andere verzoeking kan over de gehele wereld komen, dan de Grote Verdrukking, door de Heiland beschreven in Mattheüs 24: 15-28 e.a. plaatsen?

Staat er niet geschreven, dat de antichrist macht zal hebben over alle volken? (Openbaring 13: 3b en 14). Openbaring 3:11 vermaant om standvastig te blijven, omdat de wederkomst van de Here nabij is. Filadelfia is dus het tijdperk waarin de opname der Gemeente zal plaatshebben. In geen enkele brief dan in die aan Filadelfia wordt over de opname gesproken (Openbaring 3: 11-12) en over het Nieuwe Jeruzalem:

“Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam.”
Openbaring 3:11-12

Uit Efeze. 4: 12 en 13 zien we duidelijk, dat Paulus geloofde in de volkomen rijpheid (volheid van het getal) van de Gemeente voordat de opname zou plaatshebben.

Laodicea (Openbaring 3:14) is de achterblijvende, afvallige kerk, een zelfgenoegzame, eigengerechtigde massa die (Openbaring 3:20) Christus heeft buitengesloten.

“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.”  Openbaring 3:20

Toch is de Here barmhartig Hij blijft kloppen aan de deur, ondanks dat men Hem heeft uitgeworpen. Ook in de dagen van de  Grote Verdrukking, als de Gemeente al bij de Here is, zullen er nog mensen tot geloof komen, namelijk de niet wedergeboren naamchristenen (’dwaze maagden)’, Mattheus 25:1-13, die achterbleven en de 144.000 Joden (een volheid uit Israël).

Hoofdstuk 4
De beschrijving van de zeven Aziatische gemeenten in de twee vorige hoofdstukken gaf ons dus een profetisch overzicht van de geschiedenis van kerk van haar begin tot het eind. Het begin was zuiver en krachtig (Efeze) en hoe krachteloos en jammerlijk zal haar einde zijn (Laodicea).

Wij leren hieruit dat Kerk en Gemeente twee verschillende zaken zijn. De Gemeente van Christus Jezus (het Lichaam des Heren), dat straks de Heer tegemoet zal gaan in de lucht, zal zijn voortgekomen uit verschillende kerken, groepen en kringen die de Here Jezus Christus belijden. Zij zal bestaan uit hen, die zich oprecht bekeerd hebben tot de Here Jezus Christus, de Enige Zaligmaker, en Zijn offer op Golgotha hebben aangenomen tot verlossing van hun zonden en de gevolgen der zonde.

Geen enkele kerk heeft van Godswege kracht of macht ontvangen mensenzielen te  overheersen of dwang uit te oefenen. Er bestaat géén alleenzaligmakende Kerk maar iedere zondaar die tot de Here Jezus Christus komt, ontvangt genade, de genade die Hij alleen, op grond van Zijn volbracht offer op het kruis, kan schenken. De kerken zullen uiteindelijk als instituut ophouden te bestaan, maar de wedergeboren christenen, die uit die kerken zijn voortgekomen, bezitten het eeuwige leven. Gelovigen met een vastomlijnde overtuiging, die gegrond is op Gods Woord, zullen straks het aangezicht van de Here zien, als zij trouw zijn gebleven.

De zeven gemeenten, in het derde hoofdstuk van ’Openbaring’ beschreven, tonen ons bij het begin een geopende - en aan ’t eind een gesloten deur. De gemeente is dan opgenomen, de kerken en plaatselijke groepen hebben afgedaan, hun taak, de opleiding van de gelovigen is afgelopen. In Openbaring 4 zien wij de opgenomen Gemeente van Jezus Christus in de heerlijkheid.

“Na dezen zag ik en zie, er was een deur geopend in de hemel. De eerste stem die ik (Johannes) gehoord had (nl. de stem van Christus Zelf, zeide: Klim hierop en Ik zal u tonen wat na dezen geschieden moet”.  Openbaring 1: 10

De apostel raakte in geestvervoering en ziet zichzelf op dat moment in de hemel. Hij ziet een majestueuze troon waar de opgenomen Gemeente rondom is vergaderd, Hij, Die op de blinkende troon gezeteld is, is de Allerhoogste. Vierentwintig oudsten zijn gezeten voor Gods Heilig Aangezicht. Zij stellen de gehele Gemeente Gods voor, uit Oude - en Nieuw Testament, bekleed met witte klederen (gereinigd door het Bloed van het Lam) en met gouden kronen op hun hoofden. Zij zijn de vertegenwoordigers van de Oud en Nieuw Testamentische gemeenten.

Dr. Albrecht haalt hierbij Jesaja 24:23 aan, waar geschreven staat, dat de Here der heerscharen als Koning zal verheerlijkt worden ten aanschouwen van Zijn oudsten. Johannes ziet dit alles ’na dezen’, dus na de opname der gelovigen (gestorvenen én levenden): 1 Thessalonicenzen 4:15-17.

Na 1 Thessalonicenzen 4 begint dus het ontzaglijke en verschrikkelijke tijdperk van de “Grote Verdrukking”, de zgn. Dag des Heren (De zondag is dus niet is de Dag des Heren!) waaraan de wedergeboren christenen geen deel zullen hebben. Zij zijn opgenomen, voor het tijdperk der verschrikking in zijn volle werking treedt. Men ziet ze staan rondom de machtige “oordeelstroon”, waaruit bliksem, vuur en stemmen op aarde neerdalen, maar de Gemeente is buiten alle gevaar en geniet zalige rust en vrede.

De belofte des Heren uit Johannes 14: 1-3 zal dan in vervulling zijn gegaan. De witte klederen beelden de heiligmaking door het “Bloed van het kruishout” uit, en de kronen: het loon van de geheiligden.

De vier wezens voor de troon (we vinden  ze terug in Ezechiël 1: 5-21) zijn geen engelen. Ze symboliseren (volgens sommigen) ’leven en intelligentie’, wellicht ook de alziendheid en alwetendheid Gods. Ze maken echter de indruk ’geestelijke reporters’ te zijn, dus denkende wezens en geen symbool.

M. von Brasch ziet in deze wezens de Overwinnaars, van wie geschreven is in Openbaring 2 en 3, aan ’t eind van alle zeven brieven. Zij lijken in de ogen van Johannes en Ezechiël op ’laaiende vuurvlammen en vurige geesten als van fakkels’ en hebben de gedaante van een mens. Zij keren zich niet om als zij gaan, maar gaan ieder recht voor zich uit. Zij zijn het beeld van het volmaakte scheppingswezen in hun vier aangezichten: de mens is de hoogste van alle redelijke schepsels, de leeuw is de koning van het wild gedierte, het rund is het voornaamste van alle vee, en de arend is de edelste van alle vogels.

De vier wezens (het getal 4 is het getal der wereld) duiden op de in Christus volmaakte mens, ofwel: de overwinnaars-schare (Openbaring 2:1,11,26; Openbaring 3: 5, 12, 21.  Het zijn de vier “overwinnaars wezens”, die de toon aangeven (Openbaring 4: 9). Zij beginnen met heerlijkheid, eer en dankzegging te brengen aan Hem, Die op de troon is gezeten en daarna vallen de oudsten op hun aangezichten en aan bidden Hem, Die eeuwig leeft. De vier wezens beelden dus Gods kinderen uit, die tot de dood toe getrouw zijn geweest en in de heiligmaking hebben gewandeld. Zij werden geroepen tot de dienst, Johannes mocht bekend maken welke gebeurtenissen na de opname op aarde zullen geschieden. In Openbaring 4: 10-11 leest men dat de opgenomen Gemeente vol van dankbaarheid neerknielt en haar kronen aan Jezus’ voeten werpt, als onverdiende gave.

We hebben tot nu toe behandeld:

  1. Vanaf hoofdstuk 1:9-20 ’Hetgeen Johannes gezien heeft.’
  2. Vanaf hoofdstuk 2 tot en met 3: ’Hetgeen is’ (vanaf de dagen van Johannes tot de opname der Gemeente)

En zijn we nu toe aan: ’Hetgeen geschieden zal’ na dezen, dus na de opname der Gemeente.

Hoofdstuk 5
De verzegelde Boekrol:
Hoofdstuk 5: 1; De boekrol, door de profeet gezien in Gods hand, is van binnen en van buiten beschreven, er is geen onbeschreven stukje meer over. Het wil zeggen, dat de maat der zonden vol is. Het boek zal geopend worden na de opname der Gemeente een ontzagwekkend geschrift verzegeld, met zeven zegels. Aan Daniël werd door de engel gezegd (Daniël 12:9), dat de dingen waarover hij zich in zijn dagen bekommerde, verborgen en verzegeld zouden blijven tot de ’eindtijd’. In hoofdstuk 5 zien wij de zegels van het oordeel over de achtergebleven goddeloze volken geopend.

Niemand op aarde, noch in de hemel, is waardig dit boek der oordelen te openen. Alleen de Here Jezus Christus, de grote Middelaar Gods en der mensen, wordt daartoe waardig geacht. Hij is een Leeuw in kracht, en een Lam in zachtmoedigheid. Treffend is het beeld van Christus Jezus als een geslacht Lam (vers 6). In Hem wonen de zeven Geesten Gods, d.i. volmaakte heiligheid. Hij neemt de rol aan uit de hand des Vaders. De 24 ouderlingen (de volmaakte Gemeente voor de troon) juichen, zingen en danken Hem vol eerbied. Hem, de grote Overwinnaar, die de zondige mens vrijkocht met Zijn Bloed, en honderd miljoen engelen eren, loven en prijzen het Lam. Wij lezen (vers 8), dat de Gemeente (24 ouderlingen) zich neerbuigt voor haar Heer en Hem gouden schalen vol reukwerk aanbiedt, zijnde de gebeden der heiligen.

Dit is van zeer bijzondere betekenis. Bij het openen der zeven zegels spelen namelijk de gebeden van heiligen een belangrijke rol. De smeekbeden van Gods kinderen, indertijd op de aarde in verdrukking en martelaarschap tot de hemel opgezonden, zijn alle bewaard gebleven in gouden schalen en treden bij het oordeel op als beschuldigers. Zij, die voor zichzelf geen recht zochten bij wereldse rechters, maar evenals hun  Meester hun zaak in Gods handen stelden (Lucas 18: 7), zullen recht gedaan worden bij de Allerhoogste. Welk een troost voor velen, die in twijfel en vrees vaak menen dat God hun gebeden niet verhoort en de Zijnen geen recht doet. Er is in waarheid geen eerlijk geloofsgebed dat onverhoord blijft, ook al volgt er niet altijd direct antwoord. Op dat moment zullen wij Gods Gemeente gerechtvaardigd zien. Zij, die door de wereld werd veracht en bespot, zal voor Gods troon eer en roem ontvangen. Johannes hoort hoe de ganse Schepping instemt (vers 13) met de lofzang der Gemeente. Vergelijk dit met Filippenzen  2: 10-11: ’Opdat in de Naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, tot eer van God de Vader.’

Hoofdstuk 6
De Ruiter op het witte paard:
Bij de verdere studie van de ’Openbaring’ moet men niet uit het oog verliezen dat het oordeelstijdperk, dat wij; nu gaan beschrijven na de opname der Gemeente zal plaatshebben. Na hoofdstuk 3 zien wij haar boven voor de Troon. De wedergeboren gelovigen zijn vrijgekocht van het oordeel door het Bloed van de Here Jezus Christus hij, is toch voor hen op ’t kruis geoordeeld, dragende en boetende hun zonden.

De straf Gods valt op hen, die de Here Jezus Christus verworpen hebben, op de onbekeerde en Goddeloze mensheid. De Bijbel spreekt hier zonder omwegen (Johannes 3: 36): ’De toorn Gods blijft op hen.’ Zij echter, die met berouw over hun zonden vluchtten tot het kruis van Golgotha, zullen het leven ’zien’ en ingaan door de poorten in de heilige stad.

Onuitsprekelijke vreugde wacht een ieder, die zich van harte bekeert tot de levende God en zich door het bloed van de Here Jezus Christus  laat reinigen van iedere zonde en smet. Het is voor ons mensen niet te bevatten hoe groot de genade is, ons geschonken in het volmaakte offer van de Here Jezus Christus, onze Heer! Zorgen en beproevingen zijn inderdaad het deel van de gelovige zolang hij op aarde is.

De beproevingen rijpen ons geloof, dat voor God oneindige waarde bezit maar de komende Grote Verdrukking, de uitstorting van Gods toorn over de goddeloze massa, is niet voor de vrijgekochten door het Bloed, maar voor afvalligen en zondaars.

Laten we dus vast houden dat de zegels van het “Boek der oordelen” pas verbroken worden nadat de Gemeente ’thuis’ is. In de ruiter op het witte paard zien wij niet één persoon, maar het gehele antichristelijke tijdperk belichaamd. Hij is evenmin een persoon zoals de ruiters op de volgende paarden, die allemaal een periode uit die vreselijke tijd voorstellen. In geen geval is hij het beeld van Christus, zoals velen dit veronderstellen in vergelijking met Openbaring 19, waar de Heer een wit paard berijdt.

Deze apocalyptische ruiter stelt voor het tijdperk van de komende Grote Verdrukking, “de dag van Gods wraak” over allen die Zijn Zoon verwierpen en haatten, en de duivel tot meester kozen over hun leven.

Het Boek, eenmaal door de Here Jezus met zeven zegels toegesloten (Openbaring 5: 2-7), gaat nu, na de genadetijd, weer open. Wee de mens die niet, nu het nog genade tijd is, met zijn zonden tot de Here Jezus, de Zaligmaker, vlucht. Het witte paard van deze figuur duidt aan: een valse vrede. De satan tracht hierin het vrederijk van Jezus, onze Heiland, na te bootsen.

Waarschijnlijk zal er eerst een korte tijd van schijnrust, schijnvrede, zijn nadat de Gemeente is opgenomen. De ruiter draagt geen zwaard, maar slechts een boog hetgeen de gedachte aan een wereldoorlog afwijst. Het zwaard rust in de schede, helaas echter voor korte tijd. 1 Thessalonicenzen 5: 3 zegt ons: ’Terwijl zij zeggen: het is alles vrede en zonder gevaar, overkomt hun, als de weeën een z2wangere vrouw, een plotseling verderf en zij zullen geenszins ontkomen...’

De opening van het tweede zegel toont ons onmiddellijk het rode paard van een bloedige oorlog, welke op deze valse vrede zal volgen. ’Zij zullen elkander slachten’ (Openbaring 6:4). De vier hemelse ’reporters’ gaan voort Johannes de verschrikkingen in die dagen aan te wijzen.

’Ik zag en zie, een zwart paard en die er op zat had een weegschaal in zijn hand. En ik hoorde als een stem, temidden van de vier dieren zeggen: Een maat tarwe voor een schelling en drie maten gerst voor een schelling en breng geen schade toe aan de olie en de wijn.’

De weegschaal toont de hongersnood aan als gevolg van de oorlog. Het voedsel wordt nauwkeurig afgewogen. Hiervan is ons de beruchte distributie van de 2e Wereldoorlog nog bij de oudere generatie bekend. Het zwarte paard beduidt dus hongersnood. Maar …. kom niet aan de olie en de wijn, met andere woorden kom niet aan het bezit van de rijken. (De uitdrukking “olie en wijn” staat voor welvaart, aanzien bij de mensen)

Na het openen van het vierde zegel zag Johannes een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood en het dodenrijk volgde achter hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel der aarde om te doden, met het zwaard, met de honger, met de zwarte dood en door de wilde dieren der aarde.

Dit vierde oordeel is wel het vreselijkste. Het zwaard, de honger, de dood (al die naoorlogse ziekten zoals pest, cholera, dysenterie enz.) en de uitgehongerde wilde dieren, die zich op de mensen zullen werpen, zullen verenigd als een vloed over het mensdom losbreken. Dood en verderf zullen over de aarde regeren. Het dodenrijk volgt de gevallen zielen, m.a.w. het aantal doden zal ontzettend groot zijn. Het vierde deel der aarde zal omkomen; 1½ miljard mensen!  . Het vale paard betekent dus ook rouw diepe rouw over de gehele aardbodem.

Wij gelovigen mogen spreken: ’Christus heeft onze smarten gedragen’, maar deze arme onbekeerde zielen gaan de eeuwigheid in met een vloek in het hart en op de lippen.

Zeven jaar zal de Grote Verdrukking duren. Het zal een verdrukking zijn, volgens de Bijbelse profetieën  (Mattheus 24:21), zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer zijn zal. Zij, die achterblijven op de aarde, na de opname van de wedergeboren gelovigen, zijn de onbekeerde Joden en heidenvolken, de atheïsten en naamchristenen, namelijk de wereldgelijkvormige ’dwaze maagden’ (Mattheus 25), die hun kans hebben laten voorbijgaan. Velen zullen in die dagen van vreselijk lijden de Heer zoeken en als martelaren sterven, zoals het ons getoond wordt bij de opening van het vijfde zegel.

’En toen Hij het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar (dit altaar wil zeggen dat zij om Christus’ wil hun leven geofferd hadden) de zielen van hen die geslacht waren om het woord van God en om hun getuigenis.’

Dit zijn dus de zielen van hen, die zich na de opname der Gemeente tot de Heer bekeerd hebben. Zij moeten wachten tot allen, die om Christus’ wil zullen sterven in deze periode, met hen verenigd zullen worden. Het zesde zegel spreekt van machtige en verschrikkelijke luchtverschijnselen en omwentelingen. Openbaring 6:15 laat zien dat koningen, rijken, armen en dienstknechten gezamenlijk in schuilkelders, loopgraven en spelonken hun toevlucht zullen zoeken en eenstemmig hun angstkreten opheffen, niet tot God, maar tot bergen en rotsen om hen te beschutten tegen Gods’ oordeel. De afval zal dan in de wereld op ’t hoogst zijn. Door de opengescheurde hemel zien ze in doodsangst het vertoornde Aangezicht van God en van het Lam, die zij verloochend hebben.

Onze Here treedt hier niet langer op als zachtmoedige Goede Herder, maar als Rechter over de met bloed doordrenkte aarde, vol van haat, boosheid en afgoderij. Lees in dit verband de toestand van wereld in de laatste dagen, geschetst in 2 Timotheüs 3: 1-5, waarvan wij nu al de eerste tekenen op aarde zien.

Hoofdstuk 7
De Verzegelden uit Israël:
In Openbaring 6: 9 zagen wij, dat de martelaren onder het altaar, ten tijde van de Grote Verdrukking, om wraak roepen. Zij spreken de Heer aan met ’Heerser’, dus niet op de liefdevolle wijze, zoals de kinderen van ’t Nieuwe Verbond hun hemelse Vader aanroepen. Wij willen dit eerst belichten, want we zouden kunnen opmerken dat bovengenoemde uiting en niet in de geest der Nieuwe Bedeling zou zijn, maar in die van het Oude Verbond. En terecht. Na de opname der Gemeente treedt God weer in nauwer contact met Israël.

De ’bedeling der heidenen’ heeft dan afgelopen. De Gemeente, die zich te houden had aan het hoogste gebod van Jezus, namelijk de liefde, is opgenomen en in haar plaats keert God Zich weer tot Zijn oude, onder de Wet levende volk Israël.

De 70e (laatste) Jaarweek, waarover in Daniël 9:24 en 27 gesproken wordt, is begonnen en de oude wettische geest van ’oog om oog en tand om tand’ is weer ingesteld. Daniël 9 spreekt ons over de zeventig Profetische Jaarweken van Israël, waarvan er, tot en met de eerste komst van de Here Jezus op aarde, 69 zijn voorbijgegaan. Daarna ontstond de Gemeente uit de heidenen volgens het plan van de Here God. Vanwege de zonden van het Joodse volk en de kruisiging van hun Messias, werd Israël door God tijdelijk ter zijde gesteld en verstrooid (in ’t jaar 70) over de gehele aarde.

De Nieuw Testamentische Gemeente uit de heidenen nam (tijdelijk) Israëls’ plaats in en werd draagster van de Heilsopenbaring Gods, het genade tijdperk. De 69e Jaarweek van Israël eindigde bij de kruisdood van de Here Jezus Christus, de 70e zal volgen, zodra de Gemeente is opgenomen. Circa 2000 jaren na de dood en opstanding van Here dood.

Na de opname neemt de Here  God de draad weer op met Zijn oude volk. Israël zal na veel lijden tot bekering komen, tijdens deze laatste Jaarweek, die zeven jaren zal duren.

Daarna volgt het Duizendjarig Vrederijk, waarover wij later in deze studie zullen spreken. In het komende Rijk zal Christus Jezus Koning zijn over alle volken en Israël tot grote eer komen. Openbaring 7:1-3 (de vier winden der aarde worden, door engelen, vastgehouden) schijnt te spreken van tijdelijke vrede*; zie de verklaring in het vorige hoofdstuk (Openbaring 6:1-2).

* Op dit moment, juni 2003, wordt Israël gedwongen de “roadmap”, routekaart, naar de valse vrede te accepteren. De VN, Europa en voor op lopend Amerika, laten geen mogelijkheid onbenut het uitverkoren volk te dwingen grondgebied af te staan ten gunste van de Arabieren. “Christelijk Amerika” schijnt zo beperkt in haar bijbelkennis te zijn dat het hen ontgaat dat dit de voorspelde valse vrede is.

In die dagen en daarna zal Israël tot bekering komen. Vergelijk Ezechiël 9:4, waar Prof. Dr. Obbink vertaalt: ’Verzegeld met een ’kruis’ op hun voorhoofden’, in de plaats van het woord “teken”. Uit Jesaja 66:19-20 blijkt, dat deze bekeerde Joden een grote zendingsactie zullen ontwikkelen. Vergelijk Jesaja 66:19-20 met Mattheus 24:14.

Met het ’einde’ wordt bedoeld: het einde van de bedeling der genade tot en met Armageddon. Het is niet zeker of deze Evangelieverkondiging (Jesaja. 66: 9) ten tijde van de Antichristelijke Regering zal plaatshebben of in het komende Duizendjarig Rijk, als de Joden de wereldregering in handen zullen hebben en een algemeen hooggeacht volk zullen zijn. Ook uit de verzegeling der 144.000 Joden blijkt, dat God Zich weer gekeerd heeft tot Israël, nadat de Gemeente is weggenomen, die gedurende 2000 jaren de plaats van Gods oude volk heeft ingenomen. De verzegelde 144.000 Joden zijn dus: een volheid uit het Israëlische volk, dat zich tot de ware Messias heeft bekeerd.

De zaligheid der martelaren:
Johannes ziet (Openbaring 7:9) een ontelbaar grote schare zaligen uit alle volken en natiën, die uit de Grote Verdrukking komen. Miljoenen mensen zullen als martelaren sterven, onder de antichristelijke macht. In Openbaring 13 lezen wij, dat het Beest zal heersen over elke stam, natie, taal en volk en dat allen, die het Beest niet aanbidden, gedood zullen worden.

Hieruit blijkt, dat niet iedereen zich onder het juk van de  antichrist zal buigen en heel veel mensen zullen gedood worden in de dagen der Grote Verdrukking, om Jezus’ wil. Israël zal zich ’massaal’ bekeren, heidenen zullen in hun grote nood de naam van Christus aanroepen, talloze ’dwaze maagden’, die achterbleven (Mattheus 25), zullen hun zonden belijden en “olie kopen” om gered te kunnen worden voor de eeuwigheid. Opvallend is het, dat deze bekeerde naamchristenen en Joden, die hun kans lieten voorbijgaan, geen kronen dragen, zoals de opgenomen Gemeente (Openbaring 4: 4). Zij hebben overwinningspalmen in de hand en staan voor de troon. De Gemeente daarentegen zit en heerst en geniet schijnbaar hogere en rijkere vreugde. Ze zijn net zo bemind door de Heer en worden na hun martelaarschap vertroost en gezegend (Openbaring 7:15-17). In Openbaring 20 lezen wij, dat zij, die om Christus’ wil onthoofd zijn, op tronen zullen zitten (ereplaatsen innemen) in het komende Duizendjarig Rijk. De Gemeente van de Here zal haar woning hebben in het Nieuwe Jeruzalem, ten tijde van het Vrederijk, dit wijst op een zeer nauwe gemeenschap met Jezus, de Heer. Wij merken ook op (Openbaring 7:11), dat de engelen achter de Gemeente staan: ’Al de engelen stonden rondom de troon, om de oudsten en de vier wezens. ’

Hoofdstuk 8
De offeranden der gebeden:
Een van de machtige zeven engelen, die voor Gods aangezicht staan, is Gabriel (Lucas 1: 19). ’Ik ben Gabriel, die voor God sta.’ In een van de apocriefen lezen wij: ’Ik ben Rafaël, een van de zeven engelen, die de gebeden der heiligen opdraagt tot de heerlijkheid van het Heiligdom.’
Tobias 12: 15

Na een half uur stilzwijgen in de hemel opent het Lam (Christus Jezus) het zevende zegel. Zeven bazuinen kondigen de oordelen Gods over de aarde aan, welke als vreselijke plagen zullen worden uitgestort. Ook een andere engel kwam en stond bij het altaar (aanbidding en  overgave), met een gouden wierookschaal vermengd met de gebeden der heiligen. Wat een voorrecht bezitten toch Gods kinderen! De zeven engelen bazuinden niet, voordat de gebeden der heiligen, gereinigd door het vuur*, voor God waren gebracht! Hoe genadig is de Heer, Die rekening houdt met de wensen en klachten der Zijnen. Al de smeekgebeden van de gelovigen, in de dagen van benauwdheid, vervolging, marteling in de loop der eeuwen tot Hem opgezonden, word en nu allemaal voor Gods aangezicht gelegd, als een aanklacht tegen de goddeloze wereld, die hun dat kwaad aandeed.

* “Gereinigd door het vuur” wil zeggen dat alle ballast, alle eigen wil en menselijke zonden en gebreken als het ware door vuur is verwijderd zoals de goudsmid het goud loutert en zuiver maakt. (Zie: Jesaja 48:1-10)

God is in Zijn liefde ook streng en rechtvaardig (Lucas 18: 7). Het vuur van het altaar wordt op het wierookvat gelegd en daarna op de aarde geworpen, waarop een catastrofe volgt (Openbaring 8: 9-13). De verzen 7-9 spreken duidelijk van bommen, granaten, voltreffers. Vers 8 waarschijnlijk van een atoombom (iets als een grote berg, brandend van vuur), 10 en 11 doen denken aan bommen, gevuld met gifgassen, die het bronwater en dat der rivieren vergiftigen. Vers 12 spreekt van verschrikkelijke explosies in de lucht (veroorzaakt door satellieten?), zodat volgens ’s Heren profetie ’de krachten van de hemel bewogen worden’ (Lucas 21: 26). Wie kan de schrik, wanhoop en uiterste ellende beschrijven van de aardbewoners in die dagen. Wij zien in onze dagen het begin van al deze vreselijke dingen, die straks ten tijde van de Grote Verdrukking tot volle ontplooiing zullen komen.

Hoofdstuk 9
De ’put des afgronds’:
De ster, die uit de hemel valt, is volgens sommige uitleggers een boze geest, maar om dat Johannes haar ziet als een stralend lichaam, mogen wij eerder denken aan een engel van God gezonden. Hij opent met de sleutel, hem door God overhandigd, de “put des afgronds”, het verblijf van de demonen. Het schijnt dat onder ’s Heren toelating miljarden demonen zich vrij bewegen in de sferen rondom de aarde, ze zijn (nog) niet gebonden, zoals bepaalde groepen die zich in de ’put’ bevinden. Het is opvallend, dat de Here Jezus de boze geesten in de man uit het land der Gerasenen (Markus 5) toestond in de zwijnen te varen en ze niet naar de put zond. Deze ’duivels’ waren dus nog enigszins vrij. De in de afgrond, of put, wonende demonen worden tijdelijk losgelaten (Openbaring 9: 1-2) en  pijnigen de mensen, met uitzondering van de gelovigen die dan op aarde zullen zijn.

Men krijgt de indruk, dat zij onder strenge controle staan van hogerhand. Zo vreselijk zal de pijniging zijn, dat de mensen de dood zullen zoeken, doch niemand zal in die dagen zelfmoord kunnen plegen. ’Zij zullen begeren te sterven, maar de dood vlucht van hen weg’ (Openbaring 9:6). Deze duivels hebben de aangezichten van mensen en haar als vrouwenhaar. Hun macht duurt slechts vijf maanden, daarna keren zij waarschijnlijk terug naar de afgrond.

Gordon Lindsay maakt, in zijn boek ’Satan”, onderscheid tussen demonen en gevallen engelen, ofschoon al deze geesten behoren tot het leger van satan. In Judas 6 lezen wij van gevallen engelen, die in de buitenste duisternis zijn opgesloten voor het oordeel van de grote dag. Gordon Lindsay meent dat de duivel aan het hoofd staat van het God vijandelijke leger, en daarmee de verschillende volkeren op aarde beïnvloedt. Een voorbeeld daarvan vinden wij in Daniël 10:12, 13, waar wij lezen hoe de boze geest, welke de raadsman was van de koning der Perzen, de engelenvorst Gabriel had belet Daniël het gewenste antwoord te brengen. Gordon Lindsay stelt het dus zo voor, dat de boze geesten, die hier op aarde rondzwerven en zich steeds in mensen of dieren proberen te nestelen, waardoor lichamelijke en zielsziekten optreden, in mindere rang zijn dan de ’hoge officieren’ van het satanische leger, die zich hoofdzakelijk bemoeien met het bestuur van Goddeloze vorsten en dictators en oorlogen verwekken. Denk eens aan de situatie in het Midden-Oosten waar b.v. Arafat op een diabolische wijze liegt, draait en zelfs kinderen opoffert om zijn macht te bestendigen.

De apostel Paulus spreekt ook van ’overheden, machten en wereldbeheersers dezer duisternis’ (Romeinen 8: 38; Efeze 6: 12, Kolossenzen 2:15). De menigte demonen nu, die uit de afgrond tevoorschijn komt om de mensheid, die God niet dient, te pijnigen, heeft een koning, een gevallen engel, tot leider, genaamd Apollyon. Deze is niet satan zelf, doch één van zijn ministers of oversten (Efeze 2: 2). De put of de afgrond is niet ’de poel des vuurs’, daar over wordt veel later in de Bijbel gesproken, maar is de verblijfplaats der demonen, die hen tot gevangenis dient, waaruit zij soms onder Gods toelating worden losgelaten en waarin zij zeer vrezen teruggeworpen te worden (Lucas 8:31). In Openbaring 9:14 lezen wij van vier “satans-engelen”, die op Gods bevel ontbonden worden bij de rivier de Eufraat. Dit Schriftgedeelte beschrijft de algehele opstand van de Aziatische volken. De Eufraat ligt in het Midden-Oosten, in Irak wel te verstaan. Hun leger, waarmee zij ten oorlog trekken, is ontzaglijk groot, alleen de ruiterij is ’tweemaal tienduizend tienduizendtallen’ (200.000.000 ruiters) Hun strijdwagens doen aan tanks uit de hel denken. Wie weet wat men nog als moordwerktuigen zal uitdenken? De duivelse legerscharen, in de sferen rondom de aarde, zijn immers heel lang doende de geleerden op te leiden tot helse uitvindingen . . . Een derde deel van de mensen in die streken zal gedood worden. Openbaring 9:21 getuigt van de verharding van de mensheid in de komende Grote Verdrukking. Zelfs de zwaarste kastijdingen laten hen onberoerd. De tekenen van een ontzettende oorlog in ’t Midden-Oosten doen zich al voor in onze dagen.

Hoofdstuk 10
Boven het hoofd van de Engel, die met ontzaglijke ernst zijn laatste boodschap (Openbaring 10: 6) komt brengen aan een diep gezonken wereld, ziet Johannes een regenboog. Wonderbaar genadeteken, zelfs in die dagen van nood en verdrukking! Nog steeds mag men tot geloof in Jezus komen! Hoe ondoorgrondelijk barmhartig is onze hemelse Vader! Het boek, waarvan sprake is in vers Openbaring 10: 2 en 8-10, is het Evangelie. Johannes moest dat in zich opnemen, het bevat de zoetheid van de genade en de bitterheid van het oordeel. Het blijkt uit Openbaring 10:11, dat Johannes weer uit de ballingschap verlost zou worden en de boodschap van het Evangelie verder verkondigen, hetgeen ook historisch wordt bevestigd.

Hoofdstuk 11
In vers 1 van dit hoofdstuk wordt aangetoond, dat er ten tijde van de Grote Verdrukking weer een tempel zal zijn te Jeruzalem. De hedendaagse orthodoxe Joden willen geen andere tempel, dan die op de fundamenten van Salomo’s tempel zal gebouwd worden. Zoals men weet staat thans de moskee van Omar op die plaats. In die dagen zal de antichrist over de wereld regeren. De 42 maanden, of 3½ jaar, waarover in vers 2 wordt gesproken, geven de tijd aan van het regime van deze komende grootmoordenaar.

De twee getuigen:
De verzen 3-4 van Openbaring 11 verhalen van de twee personen, die in die donkere dagen in de straten van Jeruzalem zullen getuigen. Zij verrichten wondertekenen. De één zal door zijn gebed verhinderen dat er regen valt en de ander zal de macht bezitten het water in bloed te veranderen. Vergelijk Openbaring 11:6 met 1 Koningen 17: 1 (Elia) en Exodus 7: 20 (Mozes). Deze beide profeten verschenen ook op de berg, waar Christus verheerlijkt werd (Markus 9:4), en schenen in bijzondere dienst van de Here te staan. Hun lichamen stonden onder Gods speciale zorg en hadden, naar het schijnt, een ongewone bestemming, van menselijke zijde bezien. Mozes’ lichaam werd door God begraven en is nimmer teruggevonden, Elia voer ten hemel. Zij zullen waarschijnlijk in de dagen van de Grote Verdrukking nog een belangrijke taak te vervullen hebben. Jeruzalem wordt in die tijd Sodom en Egypte genoemd: Sodom is zedeloosheid; Egypte is wereldse verharding. Israël zal in goddeloosheid nog een hoge trap bereiken. Geen wonder dat het weerstrevende volk nog door pogroms zal moeten gaan, voor dat het zich gebroken aan Jezus’ voeten neerbuigt (Zacharia 12: 10-11). God noemt Israël: een hardnekkig volk. Hetgeen in Openbaring 11:9 beschreven staat, kunnen wij ook nu in deze tijden vol oorlogsgruwel zien. In Polen, tijdens de oorlog met Rusland, liet men bij wijze van afschrikwekkend voorbeeld politieke slachtoffers, na hun dood, enige dagen op de straten liggen. Zij mochten niet begraven worden.

Op wonderbare wijze varen deze gedode profeten ten hemel, hetgeen het diep gezonken mensheid tot nadenken en ernst stemt (Openbaring 11:13).

Wat betreft het wezen en de prediking van deze getuigen zegt de Here in Openbaring 11: 4: ’Deze zijn de twee bomen (kandelaren) die voor de God der aarde staan.’ Hier wordt blijkbaar verwezen naar de twee olijfbomen uit Zacharia 4: 14. Olijfbomen en kandelaars zijn dragers van de olie (Olie = Heilige Geest). Het is opvallend, dat hier Oud-Testamentische profeten als getuigen te Jeruzalem optreden.

Daaraan zien we, dat men dan leeft in de 70e Jaarweek, de laatste bedeling voor Israël en dat de Gemeente niet meer op aarde is. De wereld, die na de opname achterblijft zal de verdrukking onder de antichrist moeten doormaken, vooral het Joodse volk zal nog zwaar moeten lijden. De dan levende gelovigen, die weigeren het beest te aanbidden, zullen als martelaren sterven. In Openbaring 11:15 horen wij de opgenomen Gemeente de Here prijzen, omdat de koninkrijken  der wereld geheel onder Zijn heerschappij zijn gekomen en Hij, onze Heiland, als Koning zal heersen tot in eeuwigheid. Het zal in de herstelde tempel zijn (Openbaring 11: 1), dat de ’gruwel der verwoesting’, waarschijnlijk het beeld van de antichrist, in het midden der 70e Jaarweek geplaatst zal worden. Lees in dit verband al vast vooruit: Openbaring 13: 11-15; Daniël 9: 26, 27; Mattheüs 24: 15-16.

In 2 Thessalonicenzen 2: 3-4 lezen we, dat de antichrist zelf in de tempel zal zitten; zeer waarschijnlijk wordt bedoeld dat zijn beeld daar zal worden aangebeden door de Joden, onder dwang.  Geen wonder, dat God deze gruwelijke ontheiliging niet langer kan gedogen en de mensheid een ’Armageddon’ zendt. Over dit alles wordt later in deze studie nog gesproken.

Hoofdstuk 12
De Vrouw, bekleed met de zon:
Dit hoofdstuk is van groot gewicht en van diepe betekenis. Vers 1 tekent ons Israël als de Vrouw, welke met de zon is bekleed; de maan is onder haar voeten en zij draagt een krans van twaalf sterren. Het geheel doet ons denken aan de droom van Jozef (Genesis 37:9). Wij zien hier het huis Israëls’ getekend. De twaalf sterren duiden aan de twaalf stammen uit Israël; de bekleding der vrouw met de zon is het zinnebeeld van de hoogste macht die haar van God is gegeven. (Het volk van Israël zal, volgens Gods belofte, in het Duizendjarig Rijk de wereldheerschappij bezitten.) De maan onder haar voeten beduidt de overwinningsmacht, welke haar gegeven zal worden in de toekomende eeuw, over de haar onderworpen volken. Zacharia 8: 11-15:’Gelijk gij onder de volken een vervloeking zijt geweest, o Huis van Juda en Israël, zo zult gij, doordat Ik u heil schenk, een zegen worden,’ en vele andere teksten, waaruit wij mogen concluderen, dat Gods oude volk tot zeer grote macht zal komen, na al de schandelijke verdrukking die het van de ’christen-volken” heeft ondergaan. De maan zal onder haar voeten zijn (Zacharia 14: 16-17). Het Oude Testament is vol van de heerlijkste beloften tot herstel van Israël. Lees vooral Jesaja, Jeremia en de kleine profeten. Het vertrapte, gekwelde volk zal tot grote heerschappij komen onder de regering van Jezus, hun en onze Messias, in de komende dagen, na de Slag van Armageddon.

Sommigen zien in de Vrouw uit hoofdstuk 12 de Gemeente uit de heidenen, met macht en heerlijkheid bekleed. Zijn wil en onze overtuiging weerleggen door op Jesaja 54: 6 en Hosea 2: 1 te wijzen. Maar al die plaatsen wijzen op Israël en niet op de Gemeente. Het is haast onbegrijpelijk, hoe de “Kerk” in het algemeen de teksten, die alleen op Israël betrekking hebben, toepast op de Gemeente uit de heidenen. Onder leiding van de Rooms Katholieke Kerk heeft zelfs de Europese gemeenschap dit symbool in beslag genomen! De landensticker op uw auto verwijst naar Openbaring 12 en hier in zien wij welk een imitatie satan de mensheid opdringt, over geesten en machten achter wereldleiders, koningen en staten gesproken.

In Openbaring 12 wordt uitsluitend van Israël gesproken. Uit de Joodse vrouw Maria is de ’mannelijke Zoon’ * geboren, de Heiland en redder der wereld. Uit dat Goddelijke Kind is de Gemeente ontstaan. Hij is het Hoofd en wij zijn Zijn leden. Wij zien in de ’mannelijke Zoon’ dus in eerste instantie Christus, maar óók zien wij in Hem de Gemeente welke uit Hem is voortgekomen. De zaligheid (voor ons) is uit de Joden (Joh. 4: 22). Wij zijn immers één lichaam met Christus (Efeze 5: 30). Uit Hem geboren en met Hem opgestaan tot een nieuw schepsel. Wij zien dus in Openbaring 12: 1-5 de geboorte van Heren beschreven. Leest dit Schriftgedeelte nauwkeurig. Herodes, het werktuig van de ’Draak’ (vers 3), gevolgd door zijn satellieten, trachtte in de beruchte kindermoord te Bethlehem onze Heiland, de koning der Joden, te doden. In vers 6 leest u van ’s Heren hemelvaart. Zoals de Christus werd weggenomen tot God en Zijn troon, zal de Gemeente des Heren (Zijn lichaam) opvaren naar de hemel  (1 Thessalonicenzen 4: 13-17). Let op het woord ’weggerukt’ (vers 5), dat in de grondtekst dezelfde betekenis heeft als het woord ’opgenomen’ in 1 Thessalonicenzen 4: 17. Hier is dus sprake van dezelfde ’opname ten hemel’, zowel van Christus als van de Gemeente. Wij mogen, typologisch, dus in dat ’weggerukte’ Kind niet alleen de Heiland, maar ook Zijn Gemeente zien. Eerst wordt de Heer opgenomen in de wolken en plm. 2000 jaar later de Gemeente, die uit Hem ontsproten is.

*  Naast de gedachte dat “de mannelijke zoon” Christus zou zijn of, ten dele, de Gemeente is er een andere visie die zegt deze zinnebeeldige uitleg slaat op de 144.000.000 gelovigen uit het volk Israël. Deze gedachte is aantrekkelijker omdat Christus al is opgevaren en niet een tweede keer op zal varen na het volbrachte werk op Golgotha. Onze Here heeft éénmaal het offer gebracht, door haar volmaaktheid zal er geen tweede offer nodig zijn. Waarschijnlijk moeten we echt aan bekeerlingen uit Israël denken.

Tussen deze beide ’opnamen’ ligt dus een tijdperk van ongeveer 2000 jaar; hoe dicht is de christenheid genaderd tot de wederkomst van de Here en onze wegrukking naar hemel! (1 Thess. 4:13-18) Wij leven op dit moment in ’de laatste dagen’ van de bedeling der heidenen, de niet-joodse volken! Vanwege de zware zonden van Israël, eindigende met de verwerping van  haar Messias, werd het volk van God tijdelijk uitgeschakeld. Israël werd over de ganse aarde verspreid en heeft, tot heden toe, bitter geleden. Groot is Gods genade over Zijn volk.
De Oudtestamentische profetieën getuigen van Israëls’ verstrooiing onder de volken en zijn heerlijk herstel. Lees o.a. Ezechiël 20:41 e.v., Hosea 3: 4-5 en  gelijkluidende teksten over het herstel van het Joodse volk. Israël werd dus als drager van Gods heilsbelofte terzijde gezet na de dood, opstanding en hemelvaart van de Here. In het jaar 70 werden Jeruzalem en de tempel verwoest en het Joodse volk verstrooid onder de niet-joodse volken. De ontferming Gods kwam tot de volken uit de heidenen. De Heilige Geest werd uitgestort en het genadeverbond gesloten met de gelovigen uit alle volken, die Christus als hun Verlosser aannamen.

De Gemeente, die Hij gekocht heeft met Zijn eigen bloed draagt sedert bijna 2000 jaar de verantwoordelijkheid welke God op haar gelegd heeft in de Heilsboodschap, namelijk om een getuige van Jezus te zijn. Na de opname van de ’Gemeente uit de heidenen’ keert God Zich weer tot Zijn oude volk en breekt eindelijk na twintig eeuwen de beloofde 70e Jaarweek aan voor Israël; de laatste zeven jaren van zware beproeving, waarin het hele volk (alle twaalf stammen), aan het eind van de Grote Verdrukking, tot bekering zal komen, omdat het Jezus Christus zal erkennen als zijn ware Messias (Zacharia 12: 10 e.v.). Dat de Joden in die tijden ook getuigen van Christus zullen zijn, leert ons Jesaja 66:19. Alhoewel de Israëlieten heden voor een deel naar het land der vaderen zijn teruggekeerd, is de 70e Jaarweek nog niet aangebroken. Tussen de 69e en 70e Jaarweek is “een gat” van ongeveer 2000 jaar, waarin de Gemeente uit de heidenen (volken) haar heilige taak, in de plaats van het ongehoorzame Israël, heeft te volbrengen. Het einde van deze taak is zeer nabij.

’De volheid der heidenen zal binnengaan’ zo leert Paulus ons in Romeinen 11:25 de opname van de Gemeente en daarna zal geheel Israël zalig worden (in de loop van de jaren der Grote Verdrukking).

De 144.000 in de woestijn
In Openbaring 12:6 begint dus het tijdperk na de opname der Gemeente. In de verzen 1-5 zagen wij; , dat de Vrouw, bekleed met de zon en twaalf sterren, niet anders kan zijn dan het Israëlitische volk.

In haar eindregering zal het een hoge macht bekleden en over  de volken heersen: Israël zal de wereldregering in hand en hebben, onder leiding van haar Heer en Messias. Zodra de Gemeente des Heren naar de hemel is gegaan treedt Israël weer op in de 70e Jaarweek. In die dagen, dus ten tijde van de Grote Verdrukking, zullen Joden de Here Jezus als hun Messias aannemen. Zij zullen in de dagen van de antichristelijke regering (hierover later) een wijkplaats vinden in de woestijn. Openbaring 12:6 deelt ons mee: ’En de Vrouw vluchtte naar de woestijn.’ Dit gebeurt dus nadat de Gemeente is opgenomen en de 70e Jaarweek van Israël is ingetreden.  De Vrouw (Israël) vindt in de woestijn een veilige plaats, haar door God bereid, waar zij, evenals haar voorgeslacht in de wildernis, onderhouden zal worden en wel drieëneenhalf jaar lang, dus gedurende de antichristelijke regering die er dan zijn zal. Die woestijn zal waarschijnlijk de Negeb-woestijn* zijn, die sinds verscheidene jaren, onder de bijzondere zegen van God, tot een lustoord is omgevormd door irrigatie en beplanting. Toeristen noemen de vooruitgang in Israël, bovenal die van de Negeb, bijna ongelooflijk. De werkkracht en energie van de Joden aldaar wekken de bewondering van allen die de jonge staat bezoeken. ’God is kennelijk met dit volk,’ zegt men regelmatig.

* De gedachte dat Israël naar de Negeb-woestijn zal vluchten is redelijk maar even zo goed kan dit volk door de Here verzorgd worden in de rotsstad Petra (Pella). Deze stad is door de eeuwen heen heel goed bewaard, en alleen via een nauwe doorgang te bereiken, zodat ze uitstekend beschermt kan worden. Daarnaast weten archeologen heel zeker dat er complete dorpen ondergronds te vinden zijn in de woestijn rond Petra. Waar het gelovige deel van het Joodsevolk heen zal vluchten weten we niet zeker, maar wél staat vast dat de Here Zijn plannen met het uitverkoren volk zal volvoeren.

Dat de Vrouw uit dit hoofdstuk niet de Gemeente uit de heidenen kan zijn, en wel degelijk Israël, blijkt ook uit Exodus 19:4, waar God spreekt tot Zijn oude volk en niet tot de heidenen: ’Ik heb u op vleugelen der arenden gedragen en u tot Mij gebracht.’ De Here gebruikt hier dezelfde uitdrukking als in Openbaring 12:14: ’En aan de Vrouw zijn gegeven twee vleugels van een grote arend, opdat zij zou vliegen naar de woestijn”. Een tijd, tijden en een halve tijd is drieëneenhalf jaar of tweeënveertig maanden, het korte tijdperk van de regering van de antichrist. De bekeerde Joden zullen dus een veilig oord vinden in de woestijn, gedurende de drieëneenhalf jaar die het ’Beest’ (666) de wereld zal overheersen.

Wij lezen verder (Openbaring 12:7) dat er een oorlog ontbrandde tussen de engelenvorst Michael en zijn engelen en de draak met zijn aanhangers. De draak, de oude slang, d.i. satan zelf, wordt met al zijn satellieten op aarde geworpen. Dat moet een geweldige slag zijn, waarover de ganse hemel juicht (Openbaring12: 10-11). De ongelukkige aardbewoners worden echter beklaagd: ’Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende dat hij weinig tijd heeft.’

Hier hoeft geen commentaar gegeven worden. Vreselijk zal de toestand zijn tijdens het regime van de antichrist, een mens, bezeten door de duivel. Er zal opnieuw een grote vervolging ontstaan op de Vrouw (Israël) zoals het door alle eeuwen heen is geweest. Openbaring 12:13. Zijn haat t.o.v. Israël, door alle eeuwen heen vindt oorzaak in het feit, dat de Zoon van God, Zijn grote Tegenstander, uit het Joodse volk geboren is. Dit is één van de redenen, de grootste reden, waarom Israël steeds zo vervolgd wordt. Denkt u zich de toestand in, die dan op onze planeet zal heersen, wij kunnen ons daar gen voorstelling van maken.

De Heilige Geest is met de Gemeente met de opname naar de hemel gegaan, en de satans-engelen zijn met hun hoofd op aarde geworpen, door Michael, de grote engelenvorst, de beschermengel van Israël (Daniël 12:1). Op het moment dat de Heilige Geest van de aarde vertrekt heeft satan vrij spel, de Weerhouder (Heilige Geest) is dan niet meer op aarde aanwezig, wee de arme mensheid die het zonder de Here God moet doen in de waanzin van de Grote Verdrukking.

De Draak, de duivel, vol van wraak wegens zijn nederlaag, vaart dan in een mens, die hij als zijn werktuig gebruikt, en geeft hem zijn kracht, zijn troon en grote macht (Openbaring 13:2). Deze persoon zal zijn de antichrist, het hoofd of de keizer van het herstelde (komende) Romeinse Wereldrijk, namelijk de eenheidsfederatie van grotendeels alle landen rond de Middellandse zee, waarvan wij nu al het begin zien en wellicht heel snel de verwezenlijking er van zullen ervaren.
Het is niet onmogelijk, dat deze Statenbond van tien vorsten nog tot stand zal komen voor de wederkomst van onze Heer.

Uit Job 1 en 2 leren wij, dat satan ons nog steeds bij God durft aan te klagen. Wat een genade, dat onze Heiland Zich steeds tussen God en de aanklagers plaatst en als onze Advocaat optreedt, wanneer Zijn kind beschuldigd wordt, pleitende op Zijn bloed, waarmee al onze zonden zijn uitgewist. Wij lezen uit vers 12, dat de duivel in die dagen schrikkelijk zal woeden, vooral tegen hen, die ’t nog wagen Jezus’ Naam te noemen. De bekeerde Joden zullen dus gedurende de Grote Verdrukking, welke zeven jaar zal duren, maar die in de laatste drieëneenhalf jaar, onder leiding van de antichrist, het hoogtepunt zal bereikt hebben, maar zoals Noach tijdens de zondvloed bewaard worden.

Zoals Henoch een type is van de Gemeente Gods, welke voor de Grote Verdrukking zal worden opgenomen, zo zijn Noach en zijn Ark een beeld van de bewaring door de Here in de woestijn, tijdens de antichristelijke verdrukking gedurende drieëneenhalf jaar.  (Zefanja 2:3). Openbaring 12:15 vertelt ons wel, dat de oude slang hen door verdrinking wil vernietigen of uitdrijven (misschien wordt hier een grote overstroming bedoeld), maar het lukt hem niet. Sommige uitleggers menen hier met een strijdmacht te doen te hebben, die de Negeb-bewoners (óf Petra) plotseling zal willen te overrompelen, maar de hand des Heren houdt dat leger tegen. Hij is de trouwe Bewaarder van Zijn volk. De kans bestaat zij met manna gevoed zullen worden, gelijk hun voorvaderen in de woestijn.

Landbouw en veeteelt zullen dan wel zo bloeiend en overvloedig zijn, dat niemand gebrek behoeft te lijden. De woestijn zal bloeien als een roos, de steppe zal juichen en bloeien als een narcis (Jesaja 35:1). Lees vooral in dit verband Hosea 2: 13-22, een belofte voor de getrouwen, die zich daar in de woestijn (of woestijnstad) zullen bevinden, een voorafschaduwing van de zegen die zal volgen in ’t Duizendjarig Rijk van de toekomst. Openbaring 12:17 toont aan hoe de Draak (satan) zich tenslotte verbitterd van deze groep in Jezus gelovende Joden afwendt en zich keert tot de overige Joden in het land Israël, die in Jezus hebben leren geloven, benevens tot de achtergebleven naamchristenen uit andere volken, die zich in hun angst en wanhoop tot de Heer bekeerd zullen hebben en het getuigenis van Jezus Christus bezitten. Dat zal hun ’t martelaarschap kosten en daarbij de redding van hun ziel betekenen.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.