Zoek de dingen die boven zijn

Zoek de dingen die boven zijn
Door Ds. C. J. Hoekendijk (1928)

’Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.’  Kolossenzen 3:1-2

’Zeg mij waar uw schat is en ik zal u zeggen, hoe uw hart is’. ’Zeg mij waar u veel van houdt en ik zal u zeggen hoe u bent.’   C.J. Hoekendijk

Dat is een stelregel, die altijd opgaat. Iemands begeren komt voort uit iemands zijn. Waar het hart vol van is, daar vloeit de mond van over.

“Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.”   Mattheus 6:21

Een professor heeft het haast altijd over de wetenschap en haar resulta­ten, omdat zijn hart daar ook dag en nacht van vervuld is. Een gierigaard heeft het haast altijd over geld, omdat dat zijn hoogste ide­aal is. Een huismoeder heeft het haast altijd over de zorgen van haar huishouden, omdat zij daardoor ook geheel en al in beslag wordt genomen. Een bruidje heeft het over ’hem’, om­dat hij ook haar hele hart vult en ver­vult. In de wachtkamer van een dokter hoort men haast over niets anders spreken dan over ziekten en kwalen, omdat hoofd en hart daar geheel door worden ingenomen. Zeker, wij mensen zijn geen harten­kenners, doch wanneer wij oplettend acht geven op de woorden en daden der mensen, dan is het vaak niet zo heel moeilijk om daaruit te conclude­ren tot de stemming van het hart.

Wanneer dat zulk een vaststaande regel is, dat de mond spreekt van het­geen waarvan het hart vol is, waar moest de Christen het dan wel altijd druk over hebben, wat moest zijn be­denken en begeren, zijn spreken en zijn denken, zijn opstaan en naar bed gaan dan wel zijn? Immers hij zegt, dat zijn hart vol is van zijn Heiland, van het nieuwe le­ven, dat in hem geboren is, van de heerlijkheid die hem wacht, van het hemelse vaderhuis en daarom moest nu ook zijn brein aan niets anders denken en zijn mond van niets anders spreken. En is dat ook zo ……….?

Wie de Christelijke wereld kent, weet wel anders. Men hoort vaak over al­les spreken behalve over dat. Hoe zel­den is Jezus werkelijk het middelpunt van hun spreken en handelen! Zelfs als men een geestelijk gesprek zoekt, hoe moeilijk is het dan soms nog het te vinden. Wat mag daarvan dan toch wel de oor­zaak zijn? Is de stelling, die wij zojuist poneerden, niet juist, of is hun hart niet werkelijk vol van die geestelijke en hemelse dingen?

Wij vrezen, dat het laatste het geval is. Daar is in hun hart wel iets van die geestelijke dingen, doch het is er niet vol van en daarom zitten er naast die geestelijke dingen ook nog allerlei on­geestelijke, aardse en vaak zelfs slech­te dingen. Daarom is het dan ook zo nodig om de opwekking en waarschu­wing te beluisteren, die ons tekst­woord ons toeroept:

’Indien gij met Christus opgewekt zift, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods; bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.’   Kolossenzen 3:1-2

De apostel gaat uit van de veronder­stelling, dat de mensen waaraan hij schrijft echte, oprechte en degelijke Christenen zijn. Zij zijn met Christus gestorven en ook weer opgewekt en nu is hun leven met Christus verborgen in God. Dat alles heeft heel wat verandering bij hen te weeg gebracht. Het oude is daardoor voorbijgegaan en alles is nieuw geworden.

“Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; Het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen.”  2 Corinthe 5:17

Welnu, dat moet niet alleen gezegd, maar ook getoond worden. Wanneer wij zeggen een nieuw leven te hebben ontvangen en wij gaan dan maar op de oude weg voort, dan liegt óf onze mond óf ons leven, doch in ie­der geval is de waarheid in ons niet. Zal het dus recht met ons worden, dan zullen wij óf onze belijdenis óf ons le­ven moeten veranderen. Alexander de Grote had in zijn leger een soldaat, die ook Alexander heet­te, doch die een zeer liederlijk leven leidde. Toen Alexander dat hoorde, liet hij zijn naamgenoot bij zich komen en zei tot hem, dat hij óf zijn naam óf zijn gedrag moest veranderen omdat hij zijn eigen naam niet wilde laten be­zoedelen door zulk een naamgenoot.

Welnu, hetzelfde zou ook kunnen wor­den gezegd tot vele Christenen, die zeggen, dat zij een nieuw leven heb­ben, doch die in hun woorden en da­den nog altijd bij het oude zijn geble­ven. Indien wij met Christus zijn op­gewekt en dus een nieuw leven heb­ben gekregen, moet dat nieuwe leven ook een nieuwe inhoud krijgen en daarom moeten wij die inhoud zoeken waar hij te vinden is. Dat is boven:

“Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn,waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij.Om welke dingen de toorn Gods komt.Daarin hebt ook gij eertijds gewandeld, toen gij erin leefdet.Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond. Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd,En de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper.”  Kolossenzen 3:1-10

Hij is ons nieuwe leven en daarom moeten wij met ons gehele hart zijn bij Hem. Ons nieuwe leven is een hemels leven en dat stelt heel andere eisen dan het aardse. Het aardse leven kon gevoed en geleid worden door de aardse din­gen, hield zich ook met de aardse be­zig. Maar dat hemelse leven moet in de aardse dingen geen smaak, naar die aardse dingen geen verlangen hebben, moet zich niet met de aardse dingen willen bezighouden meer dan nodig is. Als men het hemelse leven wil, moet men ook de hemelse dingen willen, want anders kan men het he­melse leven wel ontvangen, maar dan sterft het toch de hongerdood. Daar­om, als u met Christus bent opgewekt, moet u de dingen zoeken, die boven zijn; dat nieuwe leven, dat van boven is, moet ook met de dingen van boven worden verzorgd.

Het is niet zonder betekenis, dat er in onze tekst wordt bijgevoegd: ’Waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods.’ Christus is immers dat nieuwe leven. Wij ontvingen het uit Hem, het is van Hem en daarom kan het ook al­leen door Hem worden gevoed. Welnu, Hij is in de hemel aan de rechterhand Gods en daarom moet daarheen ook ons zoeken en verlangen uitgaan. Wie het “Christus-leven” wil, moet het ook door Christus laten voeden. En daarom moe­ten onze gedachten en alle verlangens van ons hart uitgaan naar Hem.

Doch daar is meer waarom wij moe­ten zoeken de dingen, die boven zijn. Daar, in de hemel, ligt immers onze toekomst en ons leven moet zijn een leven, die toekomst tegemoet. Wonderlijk toch, bij de kinderen der wereld is een onstuimig verlangen om hun toekomst te kennen. In het donker van de avond gaan zij vaak naar griezelige buurten en groezeli­ge woningen om daar aan een kaart­legster of koffiedikkijkster te vragen hun de toekomst te voorspellen. En wanneer er een boekje verschijnt om de mensen te leren uit de lijnen van de hand de toekomst te voorspellen, dan wordt het in gigantische oplage grif verkocht. Want de wereld hun­kert er naar haar toekomst te weten te komen.

Maar, waarom staat het kind van God dan zover achter bij het kind der we­reld? Waarom leeft het zo weinig in verlangen naar haar toekomst, hoe­wel die toch zo heerlijk en schoon is? Toen ik plan had om naar Amerika te gaan las ik met grote belangstelling alles wat ik over dat land in handen kon krijgen. Toen ik plan had om naar Palestina te gaan was alle lektuur over Palestina mij lief. En nu wij het plan hebben naar het Hemelse Kanaän te gaan, moest nu ook niet heel ons den­ken en streven op die hemelse dingen zijn gericht? Daar ligt onze eeuwige toekomst en daarom moest ons hart ook nergens zo zeer als naar dat uit gaan. Wij moesten zoeken naar de dingen, die boven zijn omdat daar onze toekomst ligt.

En dan moeten wij niet vergeten, dat wij hier op aarde op die toekomst moe­ten worden voorbereid. Wij gaan naar de hemel, doch moeten hier op aarde de hemelse gezindheid aankweken in ons hart. Dat kunnen wij het best doen door veel naar die toekomst te staren en aan die toekomst te denken. Dat denken aan, en staren naar die toekomst zal ook iets van die heerlijk­heid in ons afdrukken. Wanneer de Griekse vrouwen wisten, dat zij moeder zouden worden gingen zij veel naar de musea om schone beel­den en schilderijen te zien omdat zij meenden, dat veel van het schone, dat zij in die tijd zagen, zich zou meede­len aan het kind, waarvan zij moeder zouden worden. Daaraan schrijft men het toe, dat er onder de Grieken zove­le schoongevormde mannen en vrou­wen waren.

Moest het kind van God niet precies hetzelfde doen met dat nieuwe leven, dat in hem gelegd is? Het moest voort­durend staren naar en denken aan dat nieuwe leven, opdat mede daardoor iets van die heerlijkheid aan hem zou worden meegedeeld. Het moest door dat hunkerende verlangen het toe­komstleven als naar zich toehalen. Hoe zullen zij het in de hemel uithou­den en van de hemel echt kunnen ge­nieten, indien zij hier op aarde de he­melse gezindheid niet aankweken in hun hart?

Het is nu wel duidelijk dat het beden­ken van de dingen die boven zijn christenplicht is en ook wel waarom dat zo is. De grote vraag is nu maar hoé die hemelsgezindheid het best in ons hart wordt aangekweekt. Vergun mij u enkele middelen daartoe aan te wijzen. En dan zou mijn eerste raad wezen:

Laat de aardse dingen niet te grote plaats in uw leven innemen.

Wie vol is van de aarde kan niet vol worden van God. Wanneer de wereld­se dingen ons hart vervullen, dan kan God de hemelse dingen niet aankwe­ken in ons hart. Wanneer wij ons pa­radijs hier op aarde hebben dan zul­len wij niet zoeken naar het hemelse. Wie het van de aarde verwacht zal het van de hemel niet begeren. Ik zeg niet dat u de aardse dingen verwaarlozen moet, want dat zou zonde zijn en dat zou nooit iemand voor God kunnen verantwoorden, doch ik zeg dat u aan de aardse dingen niet te grote plaats mag inruimen in uw hart en leven. Geef aan de aarde net zo veel plaats als haar toekomt, doch geef haar niet meer.

Mijn tweede raad zou wezen:

Bedenkt waar het nu voortaan in uw leven om gaat.

Wanneer u kind des hemels geworden bent, omdat Chris­tus, met Wie u nu verbonden zijt, ook in de hemel is, dan is uw verdere Le­vensopdracht om de hemel nu aan te kweken in uw hart. Al wat u daarin kan helpen is plicht, al wat u daar af­houdt is misdaad. Het gaat er nu bij alles om het hemelse in u te doen toe­nemen. Wanneer u voor de vraag komt te staan of iets mag dan wel niet mag, dan moet u vragen: ’Bouwt het de hemel in mij op of niet?’ Is dat wel het geval dan mag u het doen, is dat niet het geval dan mag u dat niet doen. Een moeder, die een nieuw leven bij zich draagt, mag ook niet alles doen wat anderen wel mogen. Zij heeft al­tijd weer te. vragen of het goed is voor dat nieuwe groeiende leven en heeft daarmede wel terdege te rekenen.

Zo ook draagt het kind van God een hemels leven bij zich en dat moet als een klein kind worden verzorgd. Al wat schadelijk is voor dat hemelleven moet worden vermeden en al wat dat hemelleven kan bevorderen moet worden gezocht. Daar gaat het nu om, dat is nu het doel, de opdracht van het verdere leven.

Daarmee staat in verband wat ik in de derde plaats zou willen raden Mijd wat dat groeien zou schaden.

U zult u misschien dingen moeten ont­zeggen, die op zichzelf niet slecht zijn en die anderen ook wel mogen doen, maar die voor u verboden waar is, omdat zij uw hemelleven zouden scha­den. Daarom moet u ook nooit zeggen: ’Als een ander iets mag dan mag ik het toch ook.’ Want het is heel goed mogelijk, dat er dingen zijn, die een ander niet schaden, doch u wel. Mijd die dingen en wees daar ook maar niet al te zuinig mee.

“Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op.”  1 Corinthe 10:23

Voorts: Zoek wat dat nieuwe leven kan doen groeien.

Ik denk hier aan het gebed, aan het bestuderen van Gods Woord en aan ’de gemeenschap der heiligen’. Dat zijn allemaal dingen, die het hemelle­ven in een mensenhart aankweken en die daarom ijverig moeten worden ge­zocht.

“En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.”  Handelingen 2:42

Leef in een atmosfeer die gunstig is voor het hemelleven. Mensen, die aamborstig zijn moeten niet in de mist lopen en ook niet wo­nen in een benauwde, duffe atmo­sfeer, doch zij moeten zoeken naar een zuivere atmosfeer waarin zij vrij ade­men kunnen. Zo ook moeten de men­sen, die de hemel willen tegemoet groeien gaan wonen in een zuivere atmosfeer. Waar vaak twist is horen zij niet thuis. Waar met God en Zijn dienst wordt gespot moeten zij niet komen. Waar het vlees wordt gediend, ook door onreine taal, moeten zij zich niet ophouden. Overal moeten zij er op bedacht zijn de zuivere lucht op te zoeken waar het hemelleven het bes­te groeien kan.

Ik zou nog een raad willen geven en dat zou deze wezen:

Geniet nu reeds van het heil, dat u is toegezegd.

Wanneer iemand een erfenis in het zicht heeft dan verlustigt hij zich reeds jaren van te voren in dat voor­uitzicht en leeft zodoende zich op het bezit daarvan in. Dat vooruitzicht is niet alleen een genot, maar ook een voorbereiding. Een bruid geniet al van te voren van het vooruitzicht, dat de vereniging met haar geliefde zal bren­gen. Dat genot is niet alleen heerlijk­heid, maar ook toebereiding. Zelfs Jezus liet zich in de smarten troosten om het kruis te dragen en de schande te verachten door de vreug­de, die Hem voorgesteld was.

“Laat ons oog daarbij [alleen] gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.”
Hebreeën 12:2

Hoe vaak zegt men tegen een zieke, die moet worden geopereerd, dat hij maar eens moet denken hoe heerlijk het zal zijn als hij straks hersteld uit het ziekenhuis mag terugkeren. Zo ook moet de Christen het zich maar vaak voorstellen wat het zal wezen als Jezus zal geopenbaard worden en hij met Hem zal leven in heerlijkheid. Dat bedenken geeft niet alleen vreug­de vooruit, doch het kweekt ook de toekomst aan in het hart. Wanneer in onze tekst van ’zoeken’ en ’bedenken’ wordt gesproken, dan wil de Apostel daar niet hetzelfde mede zeggen, doch dan stelt hij daar­mede twee verschillende eisen.

Men zoekt naar hetgeen men nog niet heeft, men strekt er zich dan naar uit, men spant er zich voor in, men wor­stelt er zich naar toe. Zo moet de Christen zich ook in zijn innerlijk le­ven naar die heerlijkheid toe worste­len, er zich naar uitstrekken, zich in­spannen om die hemelse dingen in­nerlijk vast te grijpen. Bedenkt men wat men reeds bezit, dan laat men er zich van doortrekken, er door beheersen, er door beïnvloe­den, er zich door omarmen. Zo ook moet de Christen zich door de hemel­se dingen laten doortrekken, beïnvloe­den, beheersen, omvormen, zodat de gehele levenshouding er op gericht wordt.

Sommige platvissen in de Zuiderzee (tegenwoordig Ijselmeer) hebben aanvankelijk de ogen aan weerskanten. Door het altijd omhoog zien van den bodem der zee af, ver­plaatste zich echter geleidelijk het onderste oog zodat ook dat oog vanzelf altijd opwaarts ziet. Zo ook moet de Christen zozeer zich uitstrekken naar en laten doortrekken van de dingen, die boven zijn, dat zijn gehele levens­houding er door verandert en hij naar boven ziende wordt.

En nu zou ik tenslotte een vraag wil­len stellen: Bent u met Christus ge­storven en opgewekt?

Zo niet, dan gaat alles verder buiten u om, zoals het bloeien van de appel­boom buiten de wandelaar op de weg omgaat. Zo ja, dan moet u ook verder leven uit Hem, naar Hem en voor Hem. Uit Hem doordat u uw sappen voortaan trekt uit Hém en niet uit de aarde. Naar Hem doordat u Hem tegemoet gaat groeien. Voor Hem, omdat u Hem nu geheel en al toebehoort. Wilt u ook voortaan ge­heel leven voor Hem, dan moet het oude sterven en het nieuwe leven groeien. Dan moet uw zoeken en uw bedenken door de hemelse dingen worden beheerst.

Als uw hart nu reeds in de hemel is, dan zal de hemel ook komen in uw hart.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.