Zonde en zonden

Zonden en zonde

 

Ieder mens is een zondaar, omdat iedereen afstamt van Adam en Eva. Wat uit het vlees geboren is vlees (Joh.3:6). Het is bekend dat Eva door de slang werd verleid en daardoor ongehoorzaam aan Gods gebod. Adam luisterde vervolgens naar Eva i.p.v. zich te houden aan wat God had gezegd. De eerste zonde was een feit en daardoor waren Adam en Eva en vervolgens het hele menselijke geslacht zondaren.

 

Omdat Adam en Eva ongehoorzaam waren aan Gods gebod werden ze zondaars. Ze misten hun doel en werden verdreven uit het paradijs. Iedere nakomeling van Adam en Eva, dat is ieder mens, wordt dus als zondaar geboren (Rom. 5:12). Dit is een belangrijk gegeven, want we zijn geen zondaars omdat we zondigen, maar we zijn zondaars omdat we met een zondige natuur zijn geboren. Als we zondaars zouden zijn omdat wij zondigen zou dat nl. betekenen dat wij, als we niet zouden zondigen, geen zondaars zouden zijn. Dat is echter in tegenspraak met wat de Bijbel ons leert.

 

Wij weten uit Gods Woord dat het bloed van Christus ons reinigt van elke zonde (1 Joh.1:7), dat betreft onze daden. Als we oprecht zonde(n) met naam en toenaam belijden worden we, op grond van de kracht en de waarde van Christus’ bloed, volkomen gereinigd van elke zonde(n). In het OT werden er dieren geofferd en het bloed diende om de zonde(n), die de Israëlieten hadden gedaan, te bedekken (Rom 4:7). In het NT lezen we over het volmaakte offer van de Here Jezus dat al onze zonden (uit verleden, heden en de toekomst) volkomenwegneemt. Dit gaat dus veel verder dan bedekken zoals in het OT!

 

Natuurlijk is het geweldig te weten dat onze zonden zijn vergeven als we deze hebben beleden, maar dan zitten we nog wel met het probleem dat we zijn geboren als zondaars. Hoe kunnen wij als zondaars naderen tot God die heilig is?

 

Daarom voorziet het offer van de Here Jezus. Naast vergeving voor onze zonden, is Zijn offer dé oplossing voor het zondeprobleem, het probleem van onze zondige natuur. Om dit te begrijpen moeten wij Romeinen 6 lezen. Dit hoofdstuk handelt over het gedoopt zijn in Christus’ dood. Zodra wij onze zonden hebben beleden en het offer van Gods Zoon hebben aanvaard worden al onze zonden vergeven. Maar er gebeurt nog meer. Vanaf dat moment ziet God ons alsof we mét Christus zijn gestorven én opgewekt. Vanaf dat moment zijn wij volkomen één gemaakt met Christus, zowel in Zijn dood als in Zijn opstanding. Ons oude leven is afgelegd en we Zijn geboren uit een totaal nieuwe Bron.

 

In Rom. 6:5 wordt die éénwording met Christus verwoord met het woord “samengegroeid”. In het Grieks is dit ‘symphutos’. Dit woord herkennen we in onze woorden ‘symfonie’ en ‘foetus’. Deze woorden geven aan hoe nauw onze eenheid met Christus is. Een symfonieorkest bestaat uit allerlei soorten instrumenten met verschillende klanken. Zodra het orkest gaat spelen is het één volmaakt geheel, de individuele klanken van de instrumenten gaan op in het geheel. Zo zijn wij, toen we wedergeboren werden, a.h.w. opgegaan in Christus en met Hem één gemaakt.

 

Een foetus is het nieuwe leven dat ontstaan is door de samensmelting van de mannelijke zaadcel en de vrouwelijke eicel. Deze twee “cellen” zijn geheel samengegaan c.q. samengegroeid. Ook hier zien we een verwijzing naar de eenheid.

 

Omdat we mét Christus zijn gestorven en opgestaan kunnen wij zeggen dat we geen zondaars meer zijn, we zijn immers met Hem gestorven. We zijn geen arme zondaars meer maar kinderen van de Vader! Dit moeten we goed beseffen. Om het in de taal van Rom. 6:6 te zeggen: “dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn” of Romeinen 6:11 “Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus” dan wel vers 13“maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God”.

 

God ziet ons met Christus gestorven, maar óók met Hem opgestaan uit de dood. We zijn levend voor God in Christus Jezus. Het nieuwe leven dat Hij in en door ons wil openbaren is het leven van Zijn Zoon. Wij kunnen dus wel alles doen om de vrucht van de Heilige Geest voort te brengen, maar dat zal nooit lukken. Hij wil Christus in ons openbaren, daarom is het ook de vrucht van de Heilige Geest. Het is voortaan “niet ik leef, maar Christus leeft in mij”, Gal. 2:20. Onze opdracht is te blijven in de Wijnstok (Christus) zodat de Geest de vrucht kan openbaren. Zonder Hem kunnen we immers niets doen. Vgl. Fil 2:13 “Het is God die het willen en het werken in u werkt” en Hebr. 13:21 “terwijl Hij in u doet wat voor u welbehaaglijk is” of 2 Cor.3:5 “onze bekwaamheid is Gods werk”.

 

Te weten dat we zelf nooit dat nieuwe leven kunnen openbaren, maar dat Hij het zal doen, geeft rust en ontspanning. In alles is door Hem voorzien: de vergeving van onze zonden, de oplossing van ons zondeprobleem (oude natuur) en de openbaring van het nieuwe leven door de Heilige Geest.

 

 

 

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Stoelinga.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.