Het gebed (5)

Aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms, Ps. 96:9 (Staten Vert.)


 


In de vorige artikelen hebben we stilgestaan bij het luisteren naar God in het gebed, het belijden van zonden, het doen van voorbede en het voortdurend bidden. In dit artikel willen we stilstaan bij het aanbidden. Dat is totaal afwijkend van de andere ’vormen’ van gebed. De reeds behandelde vormen hebben of met onszelf te maken of met anderen (voorbede). Bij het aanbidden gaat het niet om onszelf of (de nood van) anderen, het gaat uitsluitend om God. Aanbidding is Hem danken voor wie Hij is.


 


In Johannes 4:23 lezen we dat de Vader aanbidders zoekt. Het is Zijn verlangen om te worden aanbeden. Hij ziet er naar uit, het is Zijn wens dat mensen zoals u en ik Hem danken, loven en prijzen, omdat Hij ons zo kostbaar is. Het gaat dan niet om wat Hij voor ons gedaan heeft (het offer op Golgotha, Zijn liefde en vergeving  etc.). Op zichzelf is het vanzelfsprekend dat we Hem dankbaar zijn voor alles wat Hij voor ons heeft gedaan, maar aanbidding gaat verder, dan danken we Hem voor wie Hij is en Zijn wezen. Het gaat dan om Zijn almacht, rechtvaardigheid etc.


 


Het griekse woord voor aanbidden is vertaald met ’hulde brengen’  (o.a. Matth. 2:2,8,11, Marc. 15:19, Hand. 10:25) of ’vol ontzag neerwerpen voor iemand’ (o.a. Matth. 8:2, Matth. 9:18, Johannes 9:38). Uit deze betekenis blijkt dat men blij en dankbaar is met de persoon die men hulde brengt of voor wie men zich neerwerpt. Het woord aanbidden is ook verwant met het woord kussen (als blijk van liefde). In het huwelijk hoort het ook zo te zijn dat men de ander liefheeft om wie hij of zij is en niet om wat hij of zij heeft gedaan. Aanbidding van God is volkomen gericht op Zijn Wezen. Als we Hem aanbidden tonen we onze liefde jegens Hem door Hem te danken voor wie Hij is.


 


Hebreeën 11:21 ’Door het geloof heeft Jakob bij zijn sterven ieder der zonen van Jozef gezegend en hij heeft aangebeden, leunende op het uiteinde van zijn staf’. Jakob, de bedrieger, aanbad God aan het einde van zijn leven. Jacob had in zijn leven heel wat meegemaakt, maar uiteindelijk heeft God Jacob door alle levenservaringen heen zo ver gebracht dat Jacob tot de conclusie is gekomen dat God in elk opzicht volkomen goed was en daarom aanbad hij Hem.


 


Iemand gebruikte eens de tabernakel als gebedsmodel. Als hij aan het bidden was liep hij in gedachten door de ene poort de voorhof in en dankte de Here dat Hij de Deur tot de Vader was. Vervolgens kwam hij bij het altaar en dankte God voor het kruis van Golgotha. Daarna ging hij langs het wasvat, de tafel met de broden, de kandelaar, het reukofferaltaar. Dan passeerde hij, nog steeds in gedachten, de voorhang en dankte God dat de weg tot de Vader helemaal open was. Vervolgens kwam hij in het heilige der heilige, waar al het goud spreekt van Gods heerlijkheid. Dan ging Hij God aanbidden en danken voor Zijn ’karaktereigenschappen’, zoals Zijn onvoorwaardelijke liefde, voor het feit dat Hij volkomen rechtvaardig en heilig is etc. Dat is met recht de Here aanbidden in de heerlijkheid van zijn heiligdom, zoals vermeld in Psalm 96:6 (SV). In het heilige der heiligen was alles van goud, alles sprak van Christus en Zijn heerlijkheid. Aanbidden houdt in dat we de Vader zeggen wat we in Zijn Zoon, de Here Jezus gezien en gevonden hebben. Koll.2:9 ’want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk’ en Hebr. 1:3 ’Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen’.


 


We kunnen het Wezen van God beter leren kennen als we nadenken over de verschillende namen waarmee Hij in de Bijbel wordt aangeduid. Namen vertellen nl. iets over wie Hij is. Elke naam belicht een ander aspect van Zijn Wezen. Het overdenken van deze namen doet ons Hem aanbidden. Enkele voorbeelden van Zijn namen: El Shaddai (= God de Almachtige), Herder, Degene die Voorziet, Onze Banier, Ik ben die Ik ben, Eeuwige, Heilige, Rechtvaardige, Allerhoogste etc. Het overdenken van deze namen leert ons God beter kennen, doet onszelf klein worden en maakt Hem groter, waardoor we Hem gaan aanbidden. Denkt u eens na over het feit dat Hij de Eeuwige is. Dit gaat al ver boven ons bevattingsvermogen uit. Wij zijn gewend te denken in tijd, maar Hij is de Eeuwige, Hij was er altijd al en zal er altijd zijn. Toen de aarde werd geschapen was Hij er reeds.(Gen 1). ’In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God’ Joh.1:1, onvoorstelbaar toch!


 


In Genesis 22 lezen we dat Abraham zijn geliefde zoon Isaac in gehoorzaamheid aan God wilde offeren. Het liefste en meest kostbare wat Abraham had wilde hij als brandoffer (Gen. 22:2) geven aan God. Abraham ging heen om te aanbidden (Gen. 22:5). Zó lief had Abraham God, dat Hij dit wilde doen. In zijn leven had Abraham Hem leren kennen en hier zien we hem zijn dankbaarheid tonen, alles wilde hij aan God geven!


 


Het brandoffer was in tegenstelling tot de andere offers volledig bestemd voor God. Het brandoffer werd volledig verbrand, niemand mocht iets eten van dit offer. Het was ook een vrijwillig offer en vanzelfsprekend was het een onberispelijk offer. Deze aspecten spreken van de Here Jezus, Die Zichzelf vrijwillig volkomen aan God heeft gegeven om Hem te vereren. Zijn hele leven was een leven van aanbidding van God.


 


Aanbidden kunnen we doen door een lied te zingen dat Hem groot maakt of in een gebed maar het is veel meer dan dat. Aanbidden is een levenshouding, die Hem verheerlijkt, dat gaat veel verder! Aanbidden is ’ons lichaam stellen tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer’, Rom. 12:1. Als we ons leven op het altaar leggen dan eren we God, want dan geven we al onze eigen verlangens en begeerten op en doen we wat Hij van ons vraagt, nl. dagelijks ons kruis opnemen en onszelf verloochenen, zodat Hij door Zijn Heilige Geest in ons tot Zijn doel kan komen. In het o.t. werden dode dieren geofferd, ons wordt echter gevraagd een levend (!) offer te zijn, elke dag opnieuw!


 


Als we ons leven op deze wijze op Gods altaar leggen wordt Hij aanbeden, want dan komt het leven van Zijn Zoon in ons openbaar. Toen Christus de weg ging, zoals beschreven in Fill. 2:5 e.v., werd God op de grootst mogelijke wijze grootgemaakt en aanbeden. Dat ook die gezindheid dagelijks in ons gevonden mag worden.


 


 

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Stoelinga.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.