Leviticus 23
De gezette hoogtijden des Heren
Leviticus 23
deel 1
Dit hoofdstuk van het boek Leviticus geeft een beschrijving van de zeven grote feesten, die de Here heeft bevolen jaarlijks te houden in het land Kanaän. Het is als het ware een gedenkschrift van Gods handelen in genade met de mens, vanaf de dood van Christus tot Zijn dui-zendjarig rijk en de heerlijke eeuwige rust daarna. Maar dit hoofdstuk is ook een profetie, een voorafschaduwing van grote gebeurtenissen in de toekomst, waarvan er sommige reeds in vervulling zijn gegaan
De ’Feesten van de Here God wijzen alle vooruit naar dingen van eeuwige betekenis; Dingen waarmee het hart van God reeds voor de grondlegging der wereld bezig was geweest en die op de bestemde tijd zouden plaatshebben in de wonderbare keten van gebeurtenissen. Die, wanneer zij gaan gebeuren, de oneindige wijsheid en liefde van God zullen onthullen en Zijn mateloze genade jegens mensenkinderen zullen bewijzen:
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Johannes 3:16
Elk van die feesten is ’een schaduw der toekomstige dingen’ waarvan Christus de ’inhoud’ is. Het zijn stuk voor stuk voorafschaduwingen van Zijn weergaloze Persoon en van Zijn machtig, kostbaar werk, dat alle ware gelovigen zo gaarne overdenken. Dat onze zielen gevoed en gesterkt mogen worden en onze harten dichter tot God en tot Christus getrokken mogen wor-den bij de bestudering van dit hoofdstuk.
Een aantal onderwerpen, die wij willen behandelen zullen wel bekend zijn bij velen, die al jaren de Here kennen als hun Heiland. Want de onderwerpen van dit hoofdstuk bevatten de hoofdwaarheden van ons ’allerheiligst geloof’: zij vormen de grondslag van ons Christenzijn; de vaste rots, waarop het geloof en de zekere hoop van de gelovigen de eeuwen door heeft gerust; waarheden, die hoewel oud, toch altijd nieuw blijven en die steeds weer zegen schen-ken aan hen, die ze het langst en het meest hebben overdacht. Maar misschien zullen er ’lammeren’ zijn in de kudde van Christus, jonge leden van het lichaam van Christus, voor wie deze onderwerpen kunnen dienen tot versterking in dagen van nood en zorg, of wanneer de vijand de grondslagen van ons geloof wil aantasten.
De verlosten des Heren
Welzalig zijt gij, Israel; wie is aan u gelijk? Een volk, verlost door de Here, die het schild uwer hulp en het zwaard uwer hoogheid is. Daarom zullen uw vijanden veinzen u hulde te brengen, en gij zult op hun hoogten treden. Deuteronomium 33:29
De Here God heeft Israël verhoogd, heeft Israël apart gezet, wat wil zeggen dat Israël bevoorrecht is omdat ze de beloften van de Here met zich meedraGenesis De andere kant van de medaille is de voorbeeldfunctie, ze moeten het voorbeeld van de andere volken zijn en dáár zijn ze in het verleden wel eens de fout mee ingaan.
Hij heeft voor zijn volk een hoorn verhoogd: een lofzang voor al zijn gunstgenoten, voor de kinderen Israëls, het volk dat nabij Hem is. Halleluja. Psalm 148:14
Voordat wij ons gaan bezighouden met de feesten in de volgorde, waarin de Bijbel ze ons geeft, zal het toch goed zijn ons eerst enigszins te verdiepen in de geschiedenis van het volk, waaraan deze voorschriften zijn gegeven en rekening te houden met de plaats waar en de tijd waarin deze geboden van De Here God aan Israel gegeven werden.
Leviticus wordt voorgegaan Exodus en begint met een beschrijving van het volk in slavernij in Egypte. Zij wisten toen niets van de ’feesten’ van de Here God of van ’heilige samenroepingen’ noch van blijde herdenkinken. Zij waren slaven en afgodendienaars; mensen in hun natuurlijke staat, onwedergeboren, onbekeerd, ver van God, in en van de wereld; mensen, die de satan dienden als hun ’god’ en ’vorst’
Maar dit vertrapte volk werd verlost en bevrijd. Zij werden uit Egypte geleid, bevrijd van het volk en de afgodendienst van de Egyptenaren en aangenomen tot het uitverkoren volk van de Here God.
’Gij hebt gezien wat Ik de Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden gedragen heb en u tot Mij gebracht heb’ Exodus 19: 4
Zij werden bevrijd van het juk van Farao om ’Gods gunstgenoten’ en ’een volk nabij; Hem te worden Psalm 148: 14
Een volk dat ’onder de heidenen niet gerekend zal worden’ met De Here God in hun midden, die het beschermde en regeerde:
’Want van der rotsen top zie ik hem, van de heuvelen aanschouw ik hem. Zie, een volk, dat alleen woont en onder de natiën zich niet rekent’. Numeri 23:9
Geen wonder dat, Mozes, de man Gods, bij zijn afscheid aan het einde van de woestijnreis, de gedenkwaardige woorden sprak:
’Welgelukzalig zijt gij, o Israel! Wie is u gelijk? een volk verlost door de Here’
Deuteronomium 33: 29
Maar de positie en de zegeningen van Israel, als de verlosten van de Here God zijn slechts schaduwen van de veel hogere en rijkere staat waarin alle gelovigen van deze bedeling ’in Christus’ gebracht zijn, zoals de apostel Paulus zegt:
’Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel en in Christus’ Efeze 1: 3
Wij zouden met veel minder tevreden geweest zijn: bevrijding van hel en oordeel was het, wat wij in onze onbekeerde toestand wensten. Maar God is daarmede niet tevreden, Hij wil de wens van Zijn hart in vervulling doen gaan. Zijn doel was een volk te hebben, dat Hem nabij zou zijn, een huisgezin rondom Hem, een lust voor Zijn oog:
’heilig en onberispelijk voor Hem in de liefde’ Efeze 1: 3
Het was nadat heel Israel uit Egypte was geleid en rondom De Here God was gelegerd met de wolk des Heren boven hen, dat Hij hun de geboden betreffende Zijn feesten gaf. Toen pas kon Hij hun openbaren wat er leefde in Zijn hart. Toen kon Hij hen uitnodigen met Hem deel te hebben aan de heerlijke dinGenesis die reeds van eeuwigheid Zijn gedachten hadden vervuld. Aan de inhoud van dit hoofdstuk (Leviticus 23) zouden zij in Egypte niets gehad hebben. Maar nu, in de woestijn, met God alleen als de voorwerpen van Zijn verlossende genade. kon Hij hen deelgenoot maken van Zijn hartewens. Anderzijds konden zij, nu niet meer gehinderd door de zonden en dwaasheden van de Egyptenaren, maar in het volle genot van hun vrijheid, beantwoorden aan de wens van Zijn hart. Let wel, dat het ’gezette’ feesten van De Here God waren (’gezette’ betekent: door God ingesteld). De Here God was de Gastheer, Zijn volk de gasten. Hij heeft deze feesten verordend voor Zijn eigen vreugde en wij kunnen nu begrijpen naar welke genietingen Zijn hart uitgaat.
Als wij deze verschillende feesten aan ons laten voorbijgaan, dan begrijpen wij in het licht van de anti-typen, wat de Here God reeds eeuwenlang genot heeft verschaft en wat ook in de komende eeuwen een oorzaak van blijdschap zal zijn.
Hoe klein en nietig is in vergelijking daarmee de blijdschap, die in de harten van ons mensenkinderen wordt gewekt door deze feesten des Heren! En hoe spoedig vervaagt bij ons de herinnering daaraan! Maar in de hemel komt er geen einde aan de vreugde! De Persoon en het werk van Christus behouden hun frisheid en blijven voor de gehele hemel een oorzaak van eeuwige lofprijzing. Wanneer aan de lofliederen van de aarde een einde zal zijn gekomen, dan zullen de hemelse Hallelujapsalmen blijven voortklinken. gezongen door onsterfelijke hemelingen, die in eeuwige jeugd de troon zullen omringen .
De ’Feesten van De Here God’ waren ’heilige samenroepingen’ van Zijn volk. Hij behield niet al Zijn vreugde voor Zich; Hij deelde die met Zijn verloste volk. Hij riep hen juist rondom Zich om deelgenoten te zijn aan Zijn vreugde. Wat is dat heerlijk! Maar hoeveel te groter is nu, in onze bedeling, Gods genade voor Zijn hemels volk! Onze God is niet zo maar een ’wezen’, zoals de god van de Unitariërs*, die slechts één goddelijke persoon erkennen. Hij is een God van gemeenschap.
*Unitariër;
Dit is iemand die maar één God aanneemt en óók niet erkend dat God zich in verschillende vormen kan openbaren, wij erkennen dat God zich als Vader, Zoon, Heilige Geest, Engel des Heren, enz. openbaart in de Bijbel. De Unitariërs zijn ’doorgeschoten’ in hun leer als reactie op de roomse drieëenheidsleer welke stelt dat God uit drie personen bestaat, t.w. Vader, Zoon én Heilige Geest. Deze leer vloeit voort uit de Babylonische leer dat Nim-rod in de hemel is, Tamuz naar de hemel is gegaan en Semiramis op aarde de leiding had. De roomse leer zegt dus; God de Vader is in de hemel, Jezus de Zoon is in de hemel en de Heilige Geest is, in de kerk, op aarde en geeft leiding aan de geloviGenesis Dus is, populair gezegd de Paus de baas over de geloviGenesis Dáár kwamen de Unitariërs in eerste instantie teGenesisin opstand. Later werd het Unitarisme een zelfstandige dwaling, doorgeschoten dus.
God heeft er vreugde in Zijn volk te laten delen in Zijn blijdschap. Dat is gemeenschap! Dat is het doel, waartoe de gelovigen geroepen zijn, met God hun rust te vinden in Christus. Dat moet onze ervaring en ons genot zijn. Berooft de wereld ons soms daarvan? Nemen de aardse zaken, onze gedachten en genoegens zo in beslag, dat de dingen van God en van Christus weinig aandacht krijgen? Beheersen onze zaken en wereldse bezigheden zo onze dagen en onze uren, dat er geen kracht en geen tijd meer overblijft om ons te verlustigen in de Here God? Elke individuele gelovige wordt persoonlijk geroepen tot gemeenschap met de Here
Hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. 1 Johannes 1:3
Maar gezamenlijk wordt de Gemeente, de ’geroepenen’, d.i. de vergadering van Gods kinderen, uitgenodigd tot de gemeenschap met Gods Zoon, Jezus Christus, onze Here (1 Corinthe1: 9), en allen moeten duidelijk laten blijken hoe heerlijk het is voor God om de vreugde van Zijn hart te delen met Zijn volk:
God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Here. 1 Corinthe 1:9
In de dagen van Jezus’ omwandeling op aarde werden deze feesten door de Joden stipt in acht genomen in Jeruzalem, waar de tempel van God stond. Menigten uit alle delen van het land trokken op naar Jeruzalem om het Paasfeest, het Pinksterfeest of het Loofhuttenfeest te vieren.
Maar hoe noemt de Here Jezus deze feesten? Niet meer ’Zijn feesten’, maar ’de Feesten der Joden’. De uiterlijke vormen waren er nog wel, maar de vreugde van De Here God was er niet meer in. Reeds in de tijd van Jesaja sprak Hij:
Uw nieuwemaansdagen en uw feesten haat Ik met heel mijn ziel, zij zijn Mij een last. Ik ben moede ze te dragen. Jesaja 1:14
Waarom? Om de vormelijke manier waarop een onrein en verdorven volk die feesten onderhield.
Geliefde kinderen van God, laten we hieruit toch de ernstige les trekken, dat wanneer het hart ver van God is en de handen en het gemoed bezoedeld zijn en de voeten niet in de waarheid wandelen, dat de ledige vorm van eredienst slechts een vertoning, een aanfluiting! Is er in onze dagen niet heel veel, waar de mensen hoog van opgeven, dat in het heilig oog van God afschuwelijk is, wat Zijn ziel haat en waaraan Hij Zijn naam niet wil verbinden? Veel samenkomsten zijn Hem een gruwel, we kunnen hierbij denken aan extreme bijeenkomsten waar men gilt, lacht en huilt. Dit soort diensten heeft niets met de Heilige God en Here te maken. Ook kunnen we in dit verband denken aan kerkdiensten waarin de liturgie de hoofdrol speelt en de prediking verworden is tot een kort en sociaal verhaal. Laten wij toch ons hart ernstig onderzoeken, zodat Hij niet van ons hoeft te zeggen:
’Mijn ziel heeft in hem geen behagen’ Hebreeën 10: 38
De Here God verlangde dat Zijn volk gelukkig en onbezorgd driemaal per jaar op deze ’gezette’ feesten voor Hem zou verschijnen.Hij beloofde plechtig voor hun aardse belangen te zullen zorgen; hun vrouwen, kinderen en land te zullen bewaren al de tijd dat de mannen in Jeruzalem waren om Zijn feesten te vieren. Wij weten allemaal, hoe moeilijk het is om zich in de Here te verlustigen, wanneer huiselijke zorgen en zakelijke moeilijkheden als een last op ons gemoed liggen. De Here God wist, dat wanneer de mannen van Israël opgingen naar het feest, alles achtergelaten, allicht de gedachte bij hen zou opkomen: ’Als de Filistijnen nu maar niet komen en ons land in bezit nemen’ Daarom gaf de Here hun de speciale belofte, dat niemand de hand zou uitsteken naar hun bezittingen:
’Niemand zal uw land begeren, terwijl gij opgaan zal om te verschijnen voor het aangezicht des Heren Uws Gods, driemaal in het jaar’ Exodus 34: 24
Diezelfde God, die tot ons gezegd heeft, dat wij onze onderlinge bijeenkomst* niet moeten nalaten (Hebreeën 10: 25), zal er zeker voor zorgen, dat zij die van harte gehoorzamen aan Zijn gebod geen stoffelijke en geestelijke schade zullen lijden.
Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen.
Hebreeën 10:25
*Hier bedoelt de apostel mee dat we de ’dienst der gebeden’, ons persoonlijk gebed en relatie met de Here God niet moeten verzuimen. Met de onderlinge bijeenkomst wordt het ’tabernakelen’ bedoeld zoals het in het Oude testament, en tegenwoordig in het Jodendom nog steeds, gebeurde. Mannen hullen zich in het gebedskleed, binden riemen rond de armen en het hoofd en roepen in dergelijke uitrusting de Here God aan.
En toch, hoe dikwijls wordt een stortbui of een lichte verkoudheid of een huiselijke moeilijkheid als verontschuldiging gebruikt om de aanbidding van God na te laten. Maar de belofte van God blijft bestaan en allen, die de Here willen geven wat Hem toekomt zullen de vervulling van die belofte ervaren: ’Wie Mij eren, zal Ik eren!’ Zoek eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid’, d.w.z. geef God wat Hem toekomt, voldoe eerst aan Zijn wensen en al die andere dingen zullen u er bij gegeven worden.
De Here God was dus de Gastheer en Zijn volk slechts de gasten. Het spreekt dus vanzelf, dat Hij alleen besliste over de regeling van de plaats, de tijd en het verloop van de feesten. Niets werd aan het volk overgelaten; door Goddelijke wetgeving was in alles voorzien. Wat zou het volk van God gelukkig geweest zijn, als zij tevreden waren geweest met de Goddelij-ke geboden aangaande hun samenroepingen en er zelf niets aan hadden toegevoegd.
En hoe gelukkig zouden ook nu de Christenen zijn, als zij in hun gemeenteregelingen zich strikt hielden aan het Woord van God. Als zij dat maar hadden gedaan dan zouden er geen credo’s en belijdenisgeschriften bestaan, die zoveel verdeeldheid hebben veroorzaakt. Dan zouden al Gods kinderen, zoals in de dagen van ouds, een van hart en ziel, geleid door een Boek en bestuurd door een Hoofd gelukkige getuigen zijn voor God temidden van een boze wereld.
II. de zeven feesten
’Deze zijn de gezette hoogtijden des Heren’ Leviticus 23: 4
’Welke zijn een schaduw der toekomende dingen Kolossenzen 2: 17
Er zijn dus zeven feesten, maar in Leviticus 23 gaat vooraf het gebod betreffende de sabbat.
De sabbatdag staat helemaal apart, zowel wat karakter betreft als aangaande de wekelijkse herhaling.
De zeven feesten werden alle slechts één keer per jaar gehouden; de sabbat elke week. De sabbat kon thuis gehouden worden, terwijl de andere feesten op een door God bepaalde plaats gevierd moesten worden. (Deuteronomium 12: 14; 16: 6).
Maar op de plaats die de Here in het gebied van een uwer stammen verkiezen zal, daar zult gij uw brandoffers brengen, en daar zult gij doen alles wat ik u gebied.
Deuteronomium 12:14
’Maar op de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen, zult gij het Pascha slachten, tegen de avond, als de zon ondergaat, op het tijdstip van uw uit-tocht uit Egypte’. Deuteronomium 16:6
Let wel, dat Leviticus 23 begint met de woorden; ’Deze zijn Mijn gezette hoog tijden’ (vers 2). Daarna wordt het gebod van de sabbat gegeven en dan komt in vers 4 als het ware een nieuw begin: ’Deze Zijn de gezette hoogtijden des Heren’ en dan volgt zonder de herhaling van die woorden de beschrijving van de zeven feesten. De sabbat staat dus helemaal apart, terwijl de zeven feesten wel onderling verband hebben.
Hoewel de sabbat het eerst genoemd wordt, zal de volkomen vervulling daarvan eerst plaatsvinden in de eeuwigheid. De andere feesten vinden hun vervulling in de tijd.
De zeven feesten kunnen in twee groepen verdeeld worden, namelijk een groep van vier en een van drie.
Het Pascha, het feest der Ongezuurde Broden, het feest der Eerstelingen en het Pinksterfeest volgden elkander snel Openbaring Dan was er een tijdruimte van vier maanden, dat er geen ’feest van De Here God’ en geen ’heilige samenroeping’ van het volk in Jeruzalem was, een lange pauze dus tussen het Pinksterfeest en het blazen der Bazuinen, gedurende welke geen samenroeping van De Here God tot Zijn volk zou plaatshebben.
Dit is heel belangrijk en leerrijk. De bedoeling schijnt te zijn, dat de waarheden, die door de eerste vier feesten worden aangeduid, alle verband hebben met de tegenwoordige bedeling en met het bijeenroepen van hen, die het hemelse volk des Heren vormen, het lichaam van Christus (de Gemeente); terwijl de laatste drie feesten de tijden van genade en zegen aanduiden, die in de toekomst zullen aanbreken voor het aardse volk van De Here God, alsook voor Zijn hemelse volk dat nu op de aarde is.
Met andere woorden:
* De eerste vier spreken over en tot de Gemeente. het lichaam van Christus.
*Terwijl de laatste drie ook spreken over Gods’ toekomstig handelen met Zijn aardse volk Israel, het zaad van Abraham, het volk van Zijn verkiezing, dat dan weer verenigd zal zijn in hun eigen land, gezegend met aardse genietingen onder de regering van hun Messias.
Hij, de Here God, Die deze feesten heeft ingesteld, heeft al een deel van hun voorafschaduwingen letterlijk in vervulling doen gaan, en dat wettigt de verwachting dat Hij op Zijn tijd en wijze ook de overige voorafschaduwen zal vervullen. De plannen van God staan vast en kunnen nooit door de verdorvenheid en het falen van mensen tenietgedaan worden.
Hoezeer moet een hoofdstuk als dit, zo boordevol van typen en leringen, ons geloof in het onfeilbare Woord van God bevestigen en versterken; het Boek waartegen de grote strijd gevoerd wordt door het moderne ongeloof en de zogenaamde ’wetenschap’, die twijfel willen wekken aangaande zijn geloofwaardigheid. Maar de woorden van God houden stand tegen iedere aanval van de boze, omdat zij zijn wat zij beweren te zijn, namelijk de door ’God ingeblazen woorden’, wat wil zeggen door de Heilige Geest (Ruach = adem)gegeven Woorden
Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid. 2 Timotheus 3: 16
Driemaal in het jaar moesten alle mannen in Israel voor de Here hun God verschijnen: op het Paasfeest, het Feest der Weken, of het Pinksterfeest en op het Loofhuttenfeest (Deuteronomium 16: 16). Hoe blij kwamen de duizenden uit alle stammen van het volk en uit alle delen van het land tezamen om zich voor De Here God te verheugen en Hem Zijn deel te geven van de volle zegen, die Hij hun had geschonken (Deuteronomium 16 : 17).
Bij hun reis naar de stad van de grote Koning, het Jeruzalem, ’schoon gelegen, een vreugde voor de ganse aarde’
Schoon door zijn verhevenheid, een vreugde voor de ganse aarde is de berg Sion, ver in het noorden, de stad van de grote Koning. Psalm 48: 3
Men zong waarschijnlijk gezamenlijk de ’opgangsliederen, de Psalmen 120-134, als men optrok naar de feesten te Jeruzalem. Met blijde harten wekten zij elkander op met de woorden van Psalm 122: ’Laten wij naar het huis des Heren gaan’. Maar als zij de Here verlieten dan vonden zij die geboden maar lastig en verwaarloosden zij de feesten.
Hetzelfde zien wij in onze dagen Zolang wij dicht bij de Here blijven, is ons hart gelukkig en is niets ons teveel voor Hem. Dan zijn wij gaarne bereid, om Zijn blijde boodschap over te brengen en ons gelaat straalt vreugde uit. Een gelovige kan als de palmboom groen en fris blijven tot in hoge ouderdom.
Aan de Gemeente is slechts één feest gegeven, een heilige samenroeping, namelijk het avondmaal des Heren. Zoals de zeven feesten van De Here God vooruitwezen naar Christus en voorafschaduwingen waren van komende verlossing en heerlijkheid, zo wijst het avondmaal terug naar het kruis en vooruit naar de heerlijkheid. Het is de herinnering aan Christus’ dood en de waarborg voor Zijn wederkomst. Het avondmaal omvat alles, wat in de zeven feesten getypeerd werd.
Het brood en de wijn zijn de gedenktekenen van Christus’ sterven. Dit correspondeert met het Pascha.
De gemeenschap der gelovigen in heiligheid en liefde aan de tafel des Heren, komt overeen met het feest der ongezuurde broden.
De vergaderde gelovigen ’gebouwd tot een woonstede Gods in de Geest (Efeze 2: 22), het lichaam van Christus vormende, dat door de Geest geleid wordt tot aanbidding en prediking, komt overeen met het Pinksterfeest.
In wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
Efeze 2:22
Het feest gaat door ’totdat Hij komt’ en richt ons oog op de heerlijke toekomst nl. de wederkomst van de Heer. Die de ontslapen gelovigen zal opwekken de nog levende gelovigen zal veranderen om ze alle om Zich heen te vergaderen. De rechterstoel, waarvoor de trouwe dienstknechten van de Here beloond zullen worden, de stralende heerlijkheid van Christus in het duizendjarig rijk, het zijn allemaal vervullingen van het feest der Bazuinen, de grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest. Helaas blijft deze boodschap voor de verblinde aardse mensheid totaal verborgen.
III de sabbat
’De zevende dag is de Sabbat der rust’ Leviticus. 23: 3
’Er blijft dan een rust over voor het volk Gods’ Hebreeën 4: 9
De Sabbat heeft een eigen plaats en karakter. Hij werd het hele jaar door wekelijks gehouden, en is veel ouder dan de andere feesten. Hij dateert namelijk reeds van Genesis 2.
Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer. Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht.
Genesis 2:1-3
De sabbat wordt ’een schaduw der toekomende dingen’ genoemd (Kolossenzen 2:17), een teken en onderpand van de blijvende Sabbat, de eeuwige rust voor God en Zijn volk, wanneer geen tijd meer zal zijn, en wanneer de verlosten van alle eeuwen en bedelingen een volkomen rust zullen ingaan zoals beloofd met de woorden:
’Er blijft dan een rust over voor het volk van God’.
Hebreeën 4: 9
In de eeuwigheid, voor de tijd, had God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest een eeuwige sabbatsrust (Psalm 90: 2).
Eer de bergen geboren waren, en Gij aarde en wereld had voortgebracht, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. Psalm 90:2
Na de zes dagen van arbeid van Genesis1 rustten de Vader, de Zoon en de Heilige Geest opnieuw. De eerste paradijselijke Sabbat was de rust van God: Hij rustte ’op de zevende dag van al Ziin werk, dat Hij geschapen had om te volmaken’ (Genesis 2: 3).
Als een herinnering aan Zijn scheppingsmacht zonderde Hij de sabbatdag af van de andere dagen van de week. Hoe de Sabbatdag werd gehouden voor de val is ons niet verteld. Door de val werd het gehele scheppingswerk ontsierd en kwam de sabbatdag als herinnering aan de volmaakte schepping te vervallen.
Veel later wordt de Sabbatdag weer ingevoerd, maar nu als voorafschaduwing van een andere rust, gegrond op verlossing; een rust, die niet afhankelijk was van de goedheid van het schepsel, maar van de oneindige waarde en het volmaakte werk van een Verlosser.
Zo werd de Sabbat een ’schaduw van Christus’ vooruit wijzend naar Hem, Die komen zou, door Wie een nieuwe schepping tot stand zou komen en een nieuwe rust zou ontstaan, welke de satan nooit teniet zal kunnen doen. Hierover spreekt de Here Jezus in Johannes 5: 17
’Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook’. Johannes 5:17
En voordat Hij de geest gaf op het kruis van Golgotha. kon Hij triomfantelijk uitroepen:
’Het is volbracht’ Johannes 19: 30
Naar dit gebeuren hebben de sabbatten van Israel vooruit gewezen: zij waren de schaduwen van de rust, die God en Zijn volk zouden vinden in de verlossing.
De uiteindelijke en volkomen vervulling van deze sabbat zal de eeuwige rust zijn, wanneer in verheerlijkte lichamen, in nieuwe hemelen en op een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid zal wonen, Gods wil in volmaaktheid zal worden volbracht en God Zelf alles zal zijn in allen. Nu reeds krijgen wij soms een voorsmaak van die rust. Tot de vermoeide zondaar zegt de Here Jezus:
’Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’
Matthéüs 11: 28 .
Voor de gelovige is er een andere, diepere rust. Daarvan spreekt de Here in het volgende vers: ’Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen’ Matthéus 11: 29
Deze rust ontvangen wij door Christus onze Here te gehoorzamen en door ons te onderwerpen aan Zijn wil en ons te buigen onder Zijn juk.
Tot de vermoeide werker in de dienst van zijn Meester richt Hij de lieflijke woorden:
’Komt gijlieden in een woeste plaats hier alleen en rust een weinig’ Markus 6: 31
Daar, alleen in de tegenwoordigheid van zijn Here en Meester, ver van de drukte en zorg, vindt hij rust en verkwikking en ontvangt hij weer nieuwe moed en kracht voor zijn werk. En zij, die van ons zijn heengegaan en ’met Christus’ zijn, genieten van een eeuwige rust in het paradijs bij de Here.
Het duizendjarig rijk zal een volgende etappe zijn in de door God gegeven rust. In die duizendjarige regering van de Messias zal de satan gebonden zijn en zal er een einde komen aan het zuchten van de schepping. Dan zal het profetische woord in vervulling gaan:
’De ganse aarde rust, zij is stil zij maken groot geschal met gejuich’ Jesaja 14: 7
Het oorlogsgedruis, het wapengekletter, het lijden van de verdrukten, het gejammer van de bedroefden zal ophouden en onder de heerlijke stralen van ’de Zon der gerechtigheid’ en de gezegende regering van de ’Vorst des vredes’ zal de vermoeide aarde haar Sabbat vieren.
Maar, zelfs dit zal nog niet de volmaakte rust zijn. De zonde blijft in het verborgen op de loer liggen. De satan is nog niet vernietigd en als hij wordt losgelaten, zal er een ongekende uitbarsting van zonde en geweld uitbreken:
En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden los-gelaten. Openbaring 20: 7
De zonde zal door een oordeel uit de hemel voor goed beëindigd zal worden. Daarna zal de eeuwige rust aanbreken, de oneindige sabbatsviering van God en Zijn volk.
IV. Het paasfeest
’Gij zult het Pascha slachten aan de avond als de zon onder gaat. ter bestemder tijd van uw uittrekken uit Egypte Deuteronomium 16: 6
’Want ook ons Pascha is voor ons geslacht; zo dan laat ons feest houden ’
1 Corinthe. 5: 7-8.
Het Paasfeest was het eerste van de Here Gods’ ’gezette’ feesten. Het werd gehouden op de veertiende dag van de eerste maand, de maand Abib: Zeven weken zult gij tellen: van dat de sikkel voor het eerst in het staande koren geslagen wordt, zult gij zeven weken beginnen te tellen. Dan zult gij het feest der weken vieren ter ere van de Here, uw God, naar de mate van de gaven, die gij vrijwillig geven zult, naar dat de Here, uw God, u gezegend heeft; Gij zult u verheugen voor het aangezicht van de Here, uw God, gij met uw zoon en uw dochter, uw dienstknecht en uw dienstmaagd, met de Leviet, die binnen uw poorten woont, en met de vreemdeling, de wees en de weduwe, die in uw midden zijn, op de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen. Deuteronomium 16: 11
Het was de plechtige herdenking van de bevrijding uit Egypte, die jaarlijks werd gehouden. Over wat dit feest als type betekent, behoeft niemand in twijfel te zijn, want het door de Heilige Geest geïnspireerde Woord zegt:
’Want ook ons Pascha is voor ons geslacht’ 1 Corinthe 5: 7
Het paaslam was een type van Christus. Telkens wanneer het geslacht werd, wees het vooruit naar Hem, die komen zou, het Lam van God, door Wiens verzoenend sterven de zonde zou worden weggedaan en elke zondaar, die geloofde, nabij God zou worden gebracht.
Toen het Paasfeest voor het eerst aan Israel werd gegeven, waren de Israëlieten slaven van Farao, de koning van Egypte, en dienden zij de afgoden van Egypte. Zij waren dus onderworpen aan het rechtvaardig oordeel van God. Maar die slag werd afgewend en de engel des doods ging aan hen voorbij. God verzekerde:
’Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan’ Exodus 12: 13
Dat bloed was het bloed van het geslachte lam. Het oordeel was neergekomen op een onschuldig, vlekkeloos slachtoffer. Het lam stierf, opdat zij zouden blijven leven. Het met hysop op de bovendorpel en de zijposten van de deur aangebrachte bloed, maakte hen als het ware onvatbaar voor de dood. Het woord van God was hun een waarborg van veiligheid. Zo werd het bloed van het lam de grondslag voor een nieuwe verhouding tot God, namelijk als Zijn, volk. De verlossing door het bloed van het lam gaf hun recht op de zegeningen die zij later als het volk van God zouden ontvangen en genieten. Het bloed was de grondslag voor dit alles. De dag waarop dit bloed werd vergoten en gesprenkeld betekende het begin van hun geschiedenis als het verloste volk van De Here God. Het was hun geboortedag als een nieuw en afgezonderd volk Vanaf die dag werd hun gehele kalender met al zijn hoogtijden opgemaakt:
En de Here zeide tot Mozes en tot Aäron in het land Egypte: Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn.
Exodus 12:1-2
Hieruit blijkt, hoezeer verlossing en wedergeboorte naar Gods gedachten met elkander verbonden zijn. Wie zijn vertrouwen stelt in het bloed’ van Christus, is ’wedergeboren’. De zes maanden van het jaar, die reeds waren voorbijgegaan, werden als het ware uitgewist en een nieuw begin werd ingezet.
Volgens de leer der bedelingen wijst deze gebeurtenis op de proeftijd* van de mensheid vanaf de val van Adam tot de dood van Christus.
· Proeftijd: vanaf Adam tot de dood van Christus was het offer een voorafschadu-wing van het volmaakte offer op Golgotha, het ging er om dat God voor de verlossing (dieren) bloed nodig achtte om de zonde te bedekken. Óók was het belangrijk hoe de gesteldheid van het menselijk hart was, denk maar aan Kaïn en Abel, het hart van Kaïn was niet oprecht en zijn offer was een verstandelijk ritueel. Hij voerde het ritueel uit zonder dat hij overtuigd was van zonde en schuld. Abel daarentegen offerde met ge-heel zijn hart én liet zijn zondeschuld bedekken met het bloed van het lam. Kaïn ver-achtte dit plaatsvervangend offer, in principe verwierp hij het komende offer van Christus:
Na verloop van tijd nu bracht Kaïn van de vruchten der aarde aan de Here een offer; Ook Abel bracht er een van de eerstelingen zijner schapen, van hun vet; en de Here sloeg acht op Abel en zijn offer, Maar op Kaïn en zijn offer sloeg Hij geen acht. Toen werd Kaïn zeer toor-nig en zijn gelaat betrok. Genesis 4:3-5
We kunnen er gemakshalve niet vanuit gaan dat Kaïn niet geweten kón hebben dat er bloedstorting nodig zou zijn want zijn ouders hebben hem vast en zeker wel verteld dat de bedekking van hun lichaam na de zondeval óók ten kostte van dieren gegaan was:
En de Here God maakte voor de mens en zijn vrouw klederen van vellen en bekleedde hen daarmede. Genesis 3:21
De mens stond dóór de zonde naakt voor God, de zonde brengt de vuilheid van de mens in beeld, de mens ná de zondeval werd geboren naar het beeld van Adam, zondig en onrein maar ná Golgotha wil de Here God de mens graag bedekt, rein gewassen, zien door het Bloed van Christus, van de Here God Zélf.
Van het standpunt van de enkeling uit beschouwd, leert ons het Paasfeest, dat hij bij de wedergeboorte ophoudt een kind van Adam, een verloren zondaar te zijn. Hij wordt in Chris-tus een nieuwe schepping; hij gaat een nieuw leven beginnen. Het oude is voorbijgegaan, ja, zijn vroegere ’IK’ is gekruisigd en begraven. Als gekocht vóór en geboren uit God, gaat hij voortaan leven voor God en wil hij niet langer de zonde, de wereld en de satan dienen. Als geheel beschouwd, zien wij de Gemeente als het lichaam van Christus en als de ’woonstede Gods in de Geest ontstaan na het kruis.
Lezen: Handelingen 2
Buiten de dood van Christus, buiten het geloof in Hem die stierf, buiten de persoon en het werk van Christus kan er geen christendom op aarde bestaan noch enig recht op de hemelse heerlijkheid in het hiernamaals. Verlossing door bloed is de grondslag van alles.
Op dit gegeven loopt de moderne theologie vast, deze theologie gaat uit van het principe dat de mens in wezen goed is en ten goede te veranderen is als er iets fout zit. Vaak wordt er gezegd dat in Bijbelgetrouwe groepen het bloed van de kansel afdruipt. In wezen ontkend men de noodzaak van de wedergeboorte, de afhankelijkheid van het offer van de Here Jezus Christus.
Het kruis is het uitgangspunt voor de troon Het bloed van het Lam alleen geeft recht op de heerlijkheid Gods. Daarom heeft De Here God bevolen, dat dit grote bevrijdingsfeest jaar op jaar gehouden zou worden, van geslacht tot geslacht.
Gij zult deze inzetting onderhouden op haar vaste tijd, van jaar tot jaar.
Exodus 13:10
Zodra zij over de drempel van het nieuwe jaar waren gestapt, moesten zij het Paasfeest vieren. En dit moest voortgezet worden nadat zij het beloofde land in bezit genomen hadden en zich gevestigd hadden in hun erfgoed over de Jordaan:
Terwijl de Israëlieten te Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, des avonds, in de vlakten van Jericho. Jozua 5:10
En wanneer komende geslachten naar de betekenis zouden vragen dan moesten zij de geschiedenis van hun verlossing vertellen:
Gij zult dit voorschrift houden als een altoosdurende inzetting voor u en uw zonen. En wan-neer gij komt in het land dat de Here u geven zal, gelijk Hij gezegd heeft, zult gij deze dienst onderhouden. En wanneer uw zonen tot u zeggen: Wat betekent deze dienst van u. Dan zult gij zeggen: Het is een Paasoffer voor de Here, die in Egypte aan de huizen der Israelieten voor-bijging, toen Hij de Egyptenaren sloeg, maar onze huizen spaarde. Toen knielde het volk en boog zich neer. Exodus 12:24-27
Er zijn heel wat prachtige bijzonderheden in verband met het Paasfeest, die wij graag zouden overpeinzen, maar die wij hier alleen maar kunnen noemen B.v. de keuze van het lam; het apart houden van het lam vanaf de tiende tot de veertiende dag; de wijze en de tijd waarop het moest sterven; het gebruik van zijn bloed, het zijn allemaal voortypen van de Per-soon en het werk van Christus.
Het is wel van belang om op te merken, dat de sfeer van het Pascha in Deuteronomium een heel andere is als die in Exodus.
In Exodus lezen we van het sprenkelen van het bloed, het roosteren van het vlees in het vuur en het eten van het lam, terwijl er overal geween en gejammer gehoord werd. Zij aten het geroosterde lam met omgorde lendenen en geschoeide voeten, gereed om te vertrekken. Het Pascha was verbonden met hun verlossing en met hun afzondering voor God.
Maar in Deuteronomium is het ’een feest van De Here God’, dat in vrede en rust in het eigen land gevierd kon worden, terwijl heerlijke reukofferanden brandden en de reuk daarvan opsteeg van het altaar van De Here God naar Zijn troon. Het was het feest van De Here God, de uitdrukking van Zijn bijzondere vreugde over de grote gebeurtenis, waarvan dit feest een schaduw was.
Zijn verloste volk was daar rondom Hem vergaderd om te delen in Zijn vreugde. De Here God viert een feest als voorafschaduwing van de dood van Christus! Dat gaat ons beperkt verstand te boven: wij kunnen het niet begrijpen.
Wat die dood in al zijn volheid voor Hem geweest is, zal geen gelovige of engel ooit kunnen beseffen. Er waren voor ons onbekende en ondenkbare verbindingen tussen Golgotha en de hoogste hemelen. Die stervende lijder was De Here Gods’ enige Zoon. Dat gehoorzame, on-derdanige, Slachtoffer was het Lam van God. Zelfs in de diepste en donkerste ellende vertrouwde Hij op Zijn God. ’Hij werd gehoorzaam tot de dood, ja tot de dood van het kruis’, en dat in een wereld waar de ongehoorzaamheid aan God de boventoon voerde.
Die volmaakte gehoorzaamheid tot de dood; die volkomen overgave; die onwankelbare toewijding, was een ’liefelijke reuk’ voor God. Het kruis was een feest voor De Here God.
Maar het behaagde de Here hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben.
Jesaja 53:10
Het kruis gaf aan de Here God meer terug dan wat de zonde Hem had ontnomen. Ja, geloofd zij God; er was iets in het volmaakte, vlekkeloze Lam van God, dat aan al Zijn begeerten voldeed, en dat eeuwig heil bracht aan Zijn volk. Door Zijn dood heeft de Here Jezus de viering van het Pascha eer aangedaan.
Hij heeft het type tot in alle bijzonderheden vervuld. Het paaslam werd geslacht in de avond (letterlijk: tussen de twee avonden, zie Exodus 12: 6)
En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergade-ring der gemeente van Israel het slachten in de avondschemering.
Exodus 12:6
Bij het ondergaan van de zon (Deuteronomium 16: 6), wanneer de ene dag overging in de andere; want de Joodse dag werd gerekend van zonsondergang tot zonsondergang. Onze gezegende Heiland heeft met Zijn discipelen het Pascha gevierd in de eerste uren van de veertiende dag, na zonsondergang; het was immers nacht toen Judas de zaal verliet! Het overige van die nacht werd doorgebracht in Gethsémane.
Zeer vroeg in de morgen werd Hij voor de Raad gebracht; haastig van Kajafas naar Pilatus gedreven en toen naar Golgotha opgejaagd. Duisternis kwam over het land van de zesde tot de negende ure (van twaalf tot drie uur) en kort daarna stierf Hij, nog steeds op de veertiende dag.
Zo werd de Schrift vervuld en het grote werk volbracht, dat de grondslag zou vormen van al Gods handelen met de mens in genade en in oordeel. De hemelen daarboven zullen vol zijn van verloste aanbidders, waar een ieder in dankbare verering zijn aandeel in de hemelse erfe-nis in ontvangst zal nemen. Menigten van verlorenen zullen in de toekomst in de hel, die het voor hen bestemde losgeld hebben geweigerd, zullen erkennen, dat hun grootste zonde is geweest, dat zij de Zoon van God hebben verworpen en Zijn verzoeningsbloed hebben veracht.
V. Het feest der ongezuurde broden
Hoor dan, Israel, en onderhoud ze naarstig, opdat het u wel ga, en opdat gij zeer talrijk wordt, zoals de Here, de God uwer vaderen, u heeft toegezegd, in een land, vloeiende van melk en honig. Deuteronomium 16: 3
Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid. 1 Corinthe 5:7- 8
Het feest van de ongezuurde broden begon op de dag na het Paasfeest en duurde zeven dagen het getal der volmaaktheid. Het lam werd geslacht op de veertiende dag van de eerste maand, bij zonsondergang. Het feest van de ongezuurde broden begon onmiddellijk nadat de vijftiende dag was begonnen, vlak na zonsondergang, zodat er geen tijdruimte was tussen de dood van het lam, het sprenkelen van het bloed en het begin van het feest.
Zo was het gegaan in Egypte, waar het feest voor het eerst werd gehouden. In de avond was het lam geslacht, te middernacht kwam het oordeel en in de morgen waren de verlosten des Heren buiten Egypte. Het slachten van het lam was een enkelvoudige daad en het Paasfeest duurde ook maar één dag, zoals ook het Feest der Eerstelingen, het Pinksterfeest en de Grote Verzoendag. Deze eendaagse feesten wijzen alle op een bepaalde belangrijke daad van De Here God; terwijl de feesten, die zeven of acht dagen duurden wijzen op de gezegende gevol-gen van die daden van De Here God voor het volk van God.
Terwijl dus het Pascha het type is van Christus’ dood, duidt het zeven-dagen-durende Feest der Ongezuurde Broden op het karakter en het leven van de gelovige op de aarde, vanaf de dag van zijn bekering. Het spreekt over de gemeenschap met God, die haar grond heeft in de verlossing, heiligheid en waarheid.
Het bloed van Christus is het fundament van alle ware gemeenschap met God; de Persoon van Christus, het eten van het geslachte Lam, het enige middel waardoor zulk een gemeenschap in stand kan worden gehouden; en heiligmaking, het wegdoen van het zuurdesem, de noodzakelijke voorwaarde om van die gemeenschap te kunnen genieten. De Heilige Geest heeft Zelf ons een duidelijke uitleg van dat type gegeven in 1 Corinthe 5: 7-8:
’Zuivert dan het oude zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg moogt zijn, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht namelijk Christus. Zo dan laat ons feest hou-den, niet in het oude zuurdeeg, noch in het zuurdeeg der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid’.
Het bloed aan de deurposten en de bovendorpel was niet alleen een waarborg van veiligheid, maar ook van vrede. Zonder dat bloed kon men niet rustig eten van het lam en had men ook geen gevoel van zekerheid. Zo kan er ook geen ware gemeenschap met God zijn, als men niet weet gered te zijn en vrede met God te hebben.
Als het bloed was aangebracht werd pas het in het vuur geroosterde lam op tafel gezet en schikten de verlosten des Heren zich daar omheen om het feest te vieren. Hoeveel te meer is de Persoon van Christus een feest voor het hart van de gelovige! Het Lam van God voor ons geslacht.
De Heilige Gods voor zondaars gedood! Van Hem te eten geeft kracht. De omgorde lendenen, de geschoeide voeten en de staf duiden allemaal op een haastig vertrek. Zij waren nog wel in Egypte, maar niet van Egypte. Zij waren gereed om te vertrekken op een teken uit de hemel.
Zo zijn ook wij, gelovigen, slechts pelgrims hier beneden. Wel in de wereld maar niet van de wereld. Het kruis heeft ons daarvan losgemaakt en nu zijn wij vreemdelingen hier op de aarde. Zoals de Israëlieten gereed waren om Egypte te verlaten behoren óók wij bereid zijn de wereld van het ene op het andere moment te verlaten, naar de Here toe te gaan:
Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere [mensen], die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan. Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; Daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vertroost elkander dus met deze woorden. 1 Thessalonicenzen 4:13-18
Het feest werd in Egypte, in de Woestijn en in Kanaän, overal, op dezelfde wijze gehouden. De omgeving mocht heel anders zijn, het feest bleef gelijk.
Zo is ook de verlossing als de basis voor gemeenschap onveranderlijk. Of de Israëlieten als ’vreemdelingen’ klaar stonden om te vertrekken, (zoals in Exodus 12: 2), of als pelgrims door de woestijn doolden, (zoals in Numeri 9: 3), of reeds in het land van belofte, (zoals in Jozua 5: 10), het feest bleef hetzelfde. Zo leren wij hieruit, dat de gemeenschap der heiligen gegrond is op onze verlossing, in stand gehouden wordt door het ’eten’ van Christus en ondersteund wordt door heiligheid en afzondering van het kwade. Dit zijn beginselen van eeuwige waarde, even onveranderlijk als God Zelf.
Het feest moest gehouden worden met ongezuurd brood en er mocht geen zuurdeeg of ge-zuurd brood in hun woningen aanwezig zijn.
Ongezuurde broden zullen gedurende de zeven dagen gegeten worden; er mag zelfs niets gezuurds bij u gezien worden, ja, in uw gehele gebied mag er geen zuurdeeg* worden gezien. Exodus 13: 7
*Zuurdeeg is een paar dagen oud deeg dat gebruikt (wordt) werd om het deeg aan te zuren waardoor het enigszins rijst en het brood iets luchtig maakt. In principe zit het verderf al in de paar dagen oude deeg en doorzuurt dus ook het nieuwe deeg waardoor het nieuwe versneld aan bederf onderhevig gemaakt wordt. Zuurdeeg is het symbool van het kwaad; dat overal in doordringt en overal bederf veroorzaakt. Willen wij gemeenschap ervaren met God, dan moet het kwaad uitgebannen worden. De zondige natuur zal hier altijd blijven, maar het toelaten van de zonde in ons leven verhindert de ware gemeenschap met God. ’De oude mens afleg-gen’, ’alle boosheid afleggen’, ’alle leugens afleggen’ zijn termen, waaruit blijkt, wat God be-doelt met het wegdoen van het zuurdeeg bij mensen, die gemeenschap met God zoeken. Met ’oud zuurdeeg’ kan bedoeld zijn oude gewoonten, oude zonden, oude connecties, waarin wij behagen hadden voor onze bekering. Vooral op ogenblikken, dat wij niet waakzaam zijn, kunnen deze dingen weer macht over ons krijgen.
Het hele huis werd in Israël voor het Paasfeest nauwkeurig onderzocht, zelfs in de trog, waarin het deeg gekneed werd, mocht geen spoortje van zuurdeeg aanwezig zijn. Want een heel klein beetje zuurdeeg zou spoedig het hele deeg doorzuren.
Maar als dit de werkingen zijn van ’oud zuurdeeg’, wat moeten we dan verstaan onder ’nieuw zuurdeeg’? Zouden daarmede niet bedoeld zijn neigingen, die speciaal bij gelovigen veel voorkomen, zoals jaloersheid, eigenwaan, streven naar de hoogste plaats, geestelijke hoogmoed en een aantal meer van dergelijke zonden. De satan weet, dat hij gelovigen anders moet aanpakken dan wereldlingen Al deze dingen moeten geoordeeld worden zowel in het leven van de particuliere gelovige als in de gemeente, wil de gemeenschap met God gehandhaafd blijven. Naar de Schrift moeten wij feest houden ’met het ongezuurde brood der oprechtheid en waarheid’.
Het wegdoen van het zuurdeeg is de negatieve kant van deze waarheid.
Het eten van het ’ongezuurde brood’ de positieve kant en die handelingen moeten beide plaats hebben. Maar die beide moeten evenveel nadruk krijgen Eenzijdig beklemtonen van een van die beide kan rampzalige gevolgen hebben.
Wat moeten wij onder ’oprechtheid’ verstaan? Wij noemen iemand oprecht als hij ernstig is en welwillend, en als hij doet wat hij meent dat goed is, zelfs al ziet hij het verkeerd. In Filippenzen 1: 10 betekent het woord oprecht’: zuiver in het zonlicht. Zoals wanneer u een druppel water tussen u en de zon houdt. Het is volkomen helder, zonder enige onreinheid:
En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid. Om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispe-lijk zijn tegen de dag van Christus. Vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God. Filippenzen 1:9-11
In de Staten Vertaling staat het sterker beschreven, daar lezen we:
En ik bid tot God, dat uw liefde nog meer en meer overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen. Opdat Gij beproeft de dingen, die daarvan verschillen, opdat Gij oprecht zijt, en zonder aanstoot te geven, tot den dag van Christus; Vervuld met vruchten der gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn tot heerlijkheid en prijs van God.
Filippenzen 1:9-11 (St. vert.)
Geestelijke oprechtheid betekent dus, dat wij onszelf en onze wandel in het licht van God houden en geen aanstoot aan de mensheid geven! Ongetwijfeld zal vaak blijken, dat wij niet volkomen zuiver zijn in het zonlicht van God. Dan moeten wij ons hoofd en hart in schaamte buigen voor God en belijdenis van schuld doen. Toch is dit Zijn weg met ons, en ons hart wordt er door gereinigd. In het zonlicht van God wandelende komen wij altijd weer terug bij het kruis en bij de Persoon van Christus. Het ’brood der ellende’ (Deuteronomium 16: 3) behoort ook bij het feest.
Maar onze tekst (1 Corinthe 5: 8) spreekt ook over ’waarheid’. Die behoort ook bij het feest. Geen deel van de waarheid Gods mag achtergehouden of te veel benadrukt worden.
De ’gemeenschap der heiligen’, in de eerste plaats met God, maar ook met de medegelovigen moet al de ’zeven dagen’ van ons verblijf op aarde beoefend worden tot op het aanbreken van de opstandingsmorgen, wanneer zij die op de aarde zijn tezamen met hen, die ontslapen zijn, in ongebroken gemeenschap gebracht zullen worden op het feest daarboven, waar het Lam in het midden van de troon, omringd door menigten, die Hem ’heilig, heilig, heilig’ toeroepen, voor eeuwig het voorwerp zal zijn van hun lofprijzing.
VI. Het feest der eerstelingen
’De eerstelingen der eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des Heren uws Gods brengen’ Exodus 23: 19
’Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn’ 1 Corinthe 15: 20
Nauw verbonden aan het Paasfeest en terwijl het feest van de ongezuurde broden nog aan de gang was, had het derde feest van De Here God plaats: het feest der eerstelingen Dit feest werd voor het eerst gevierd in het land Kanaän. Jaren lang had Israël het Paasfeest en het feest der ongezuurde broden gevierd tijdens hun omzwervingen in de woestijn (Numeri 9: 2-3); Het feest der eerstelingen en de volgende feesten konden pas gehouden worden nadat het land van belofte was veroverd.
Hun roeping en bestemming was niet de woestijn, maar het land. De reis door de woestijn was wel een noodzakelijke les voor hen geweest; maar de woestijn was niet hun bestemming. God had hen uit Egypte geleid, om hen te brengen in een land overvloeiende van melk en honing: een land van tarwe, gerst, wijnstokken en vijgenbomen (Deuteronomium 8: 7-9).
In deze verhoudingen kunnen we óók het christenleven zien, vóór de bekering leefden we in de woestijn der zonde en ná de bekering leven we als het ware in het beloofde land, het Land van Christus, de heerlijkheid. Zolang we nog op aarde zijn is onze wandel wel in de hemelen in geestelijke zin, maar anderzijds leven we op aarde, niet ván deze wereld maar óp de wereld met het zicht op de eeuwigheid, het beloofde land.
In dat land van overvloed moesten de Israëlieten met zorg de schoof der eerstelingen voor de Here brengen:
’Gij zult geen brood, noch geroost koren noch groene aren eten, tot op die dag, dat gij de of-ferande uws Gods zult gebracht hebben’ Leviticus 23: 14
Dat offer bestond uit een schoof van het rijpe graan en moest naar de priester gebracht worden, die hem heen en weer bewoog voor de Here. Dit offer werd gevolgd door een brandoffer, een spijsoffer en een drankoffer (let wel geen zondoffer!). Dit offer moest plaatshebben op ’de dag na de sabbat.’
Christus, de schoof der eerstelingen
Nadat Israel de woestijn had verlaten, de Jordaan was overgestoken en zich in het land van belofte had gevestigd, offerden zij de schoof der eerstelingen en haalden zij jaar op jaar de oogst binnen.
De grote betekenis van deze verordening hebben zij niet begrepen, evenmin als de betekenis van het slachten van het paaslam, terwijl beide voorafschaduwingen zijn van Christus. Een ander Lam, een andere Eersteling en een andere Oogst had God op het oog. En toen de volheid van de was aangebroken, dat het grote voortype van deze dingen aan de mensen bekend gemaakt zou worden. Toen hadden zij tot bezinning moeten komen en Hem met blijdschap moeten ontvangen. Zonde en ongeloof hadden hun ogen verduisterd. Zij zagen de schoonheid niet in het Lam van God, toen Hij hen werd voorgesteld, zij brachten Hem ter dood.
Ook nadat Hij als ’de Eersteling’ uit het graf was verrezen, erkenden en aanvaardden zij Hem niet, maar zij verzonnen een leugen ter verklaring van het lege graf en trachtten de stemmen van Zijn dienstknechten te smoren, die Zijn opstanding uit de doden verkondigden. Daarom liggen de velden van Israel nog steeds ongeoogst en is de grote Landman naar andere velden gegaan, die zoals in Samaria in de dagen van Jezus’ verblijf op aarde, ’wit waren om te oogsten’
Zegt gij niet: Nog vier maanden, dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u, slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten. Johannes 4:35
Ongetwijfeld was de eerste schoof van de oogst, voor De Here God gebracht op de dag na de sabbat, met de plechtige belofte, dat vele schoven zouden volgen een type en voorafschaduwing van de uit de doden opgestane Christus.
Daarom wordt Hij in 1 Corinthe 15: 23 de ’Eersteling Christus’ genoemd, en daarna die van Christus zijn in Zijn toekomst’
Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst. 1 Corinthe 15:23
De Here Jezus heeft de dag van het slachten van het paaslam gehonoreerd door Zichzelf Gode op te offeren: het Lam zonder vlek of gebrek. Hij heeft de dag van het bewegen van de eerstelingschoof gehonoreerd door Zichzelf Gode voor te stellen als de Eerstgeborene uit de do-den.
Dezelfde dag, waarop de priester de schoof als een loze vorm bewoog voor het gescheurde voorhangsel in de tempel te Jeruzalem, werd buiten Jeruzalem de grote Schoof der eerstelingen bewogen bij Zijn opstanding uit het graf van Jozef van Arimathea!
De (Vooraf) schaduw was voorbij, want de Werkelijkheid was gekomen:
En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria [de] [moeder] van Jakobus, en Salome specerijen om Hem te gaan zalven. En zeer vroeg op de eerste dag der week gingen zij naar het graf, toen de zon opging. En zij zeiden tot elkander: Wie zal ons de steen afwentelen van de ingang van het graf? En toen zij opzagen, aanschouwden zij, dat de steen afgewenteld was; want hij was zeer groot. En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis be-ving haar. Hij zeide tot haar: Weest niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de gekrui-sigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. Maar gaat heen, zegt zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult gij Hem zien, gelijk Hij u gezegd heeft. En zij gingen naar buiten en vluchtten van het graf, want siddering en ontzetting hadden haar bevangen. En zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd.
Markus 16: 1
De Maria’s heel vroeg in de morgen naar het graf gingen, zagen zij, dat het leeg was. De Here was opgestaan! De eerste grote Schoof van die oogst was binnengehaald. Vanaf dit gebeuren is God bezig met Zijn hemelse graanschuren vol te maken met hen, die zich verbonden weten met ’de Eerstgeborene uit de doden.’
Laten wij nu een ogenblik stilstaan bij het grote feit van de opstanding van Jezus Christus en de betekenis daarvan voor Hem en voor ons. Zelfs nu reeds zijn de gelovigen ’levend gemaakt met Christus’:
Ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt* met Christus Efeze 2: 5
*Levend gemaakt wil zeggen: Uit de (eeuwige) in het ( eeuwige) Leven!
Zij delen Zijn leven en zijn met Hem opgestaan (Kolossenzen 3: 1). In de vleeswording was Hij de Eniggeborene van de Vader (Johannes 1:14 & Johannes 3:16), en als zodanig stond Hij alleen.
Een algemene dwaalleer is, dat Christus door mens te worden zo één geworden is met de mensheid, dat het gehele mensenras daardoor op hoger plan is gekomen. De Schrift leert echter, dat alleen door verlossing en wedergeboorte zondaars gered kunnen worden en overge-bracht van de dood tot het leven, van de satan tot God. Dit is de enige weg tot vitale eenheid met Christus.
Christus, het ware tarwegraan
Als ’het Tarwegraan’ stond Hij alleen, de eniggeboren Zoon van de Vader; maar toen Hij gestorven was en weer opgestaan, was Hij niet meer alleen, want nu was Hij als de ’Eerstgeborene uit de doden’ (Kolossenzen 1: 18), de ’Eerstgeborene onder vele broeders’:
Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen.
Romeinen 8: 29
De Here heeft de weg tot onze behoudenis geheel gevolgd, wij weten dat een graankorrel in de aarde wordt gezaaid en zichzelf opoffert om een nieuwe plant te laten ontstaan, door het sterven van die ene korrel komen er soms wel honderd korrels tot leven. De Here Jezus Christus stierf als zaaizaad en door Zijn dood zijn miljoenen tot (eeuwig) leven (op) ge-wekt. Met Christus gestorven voor de duivel en de wereld en uit de (eeuwige) dood opgewekt voor de Here God en het eeuwige leven in volle harmonie met Hem.
Deze nieuwe verhouding werd het eerst bekend gemaakt aan Maria op de opstandingsmorgen met de onvergetelijke woorden van de verrezen Christus:
’Ik vaar op tot Mijn Vader en u w Vader, tot Mijn God en uw God’ Johannes 20: 17
Zoals de aanvaarding van de schoof der eerstelingen door De Here God een belofte inhield van een rijke oogst voor geheel Israel, zo is de aanvaarding en verwelkoming van Christus in de hemel als de Vertegenwoordiger van al de Zijnen. een waarborg voor hun aller toekomstig heil.
Wij zijn reeds nu begenadigd in de Geliefde’ (Efeze 1: 6). De liefde van de Vader voor Zijn Zoon is de maatstaf voor Zijn liefde voor Zijn kinderen (Johannes 17: 23). God heeft hen even lief als Zijn Zoon. Hij ziet ons dóór Christus, onze zonden zijn afgewassen door het bloed van het Lam. In de oude bedeling werden zonden bedekt met het bloed van rammen en bokken en in het nieuwe verbond zijn ze afgewassen door het reddende bloed van het Lam. In deze hemelse gewesten zijn wij door Christus opstanding binnengeleid. En hoe zal het in de toekomst gaan? Wij zullen zien:
De grote oogst, die komt!
De opstanding der doden is een van de grondwaarheden van de Schrift De Sadduceeën ontkenden die (Mattheus 22:23), eveneens nu de rationalisten en de aanhangers van de ’Hogere Kritiek’ of de ’Nieuwe Theologie’.
Het merendeel der Joden geloofden in een opstanding der doden (Handelingen 23:6). De woorden van Martha van Bethanië tonen duidelijk aan, dat de Joden geloofden in een opstan-ding:
’Ik weet, dat hij opstaan zal in de opstanding ter laatste dage’ Johannes 11: 24
Meer licht had zij daarin niet; maar het antwoord van de Here in het volgende vers gaat veel verder. Herhaaldelijk had de Here tot Zijn discipelen gesproken over de ’opstanding uit (letterlijk ’van tussen’) de doden’: maar zij hebben de betekenis daarvan niet begrepen. De op-standing der doden is voor alle mensen waar, want allen die gestorven zijn, gelovigen zowel als ongelovigen, zullen opstaan, maar niet allemaal tegelijk en ook niet allemaal met dezelfde eindbestemming. Er zal zijn:
’Een opstanding ten leven’ en ’een opstanding ten oordeel’ Johannes 5: 29
Een ’opstanding der rechtvaardigen’ en een ’opstanding der onrechtvaardigen’
Handelingen 24: 15
De opstanding van de Here Jezus was een opstanding ’van tussen’ de doden en dezelfde woorden worden steeds gebruikt voor de opstanding van de Zijnen. Wanneer de Here uit de hemel zal nederdalen, zullen:
’De doden in Christus eerst opstaan’ 1 Thessalonicenzen 4: 16
De onbekeerde doden zullen op die heerlijke morgen niet opstaan. Wij lezen, dat toen de grote Schoof der eerstelingen werd binnengehaald er ’vele lichamen der heiligen werden opgewekt’ en na Zijn opstanding verschenen:
En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad waar zij aan velen verschenen. Matthéus 27: 53
Een belofte van de grote oost, die nog komt; maar geen enkele onbekeerde dode kwam tot leven. Zo zal het zijn bij de eerste opstanding: ’Maar de overigen der doden werden niet meer levend’ totdat de 1000 jaren voorbij waren (Openbaring 20:5) en dan worden zij opgewekt ten oordeel:
En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het [boek] des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. Openbaring 20:12
Wat een verschil in tijd en karakter zit er tussen hun opstanding en die van de gelovigen! De offers ’tot een lieflijke reuk’ (Exodus 29:25), die na het bewegen van de schoof gebracht moesten worden, wijzen misschien op onze verbondenheid met Hem, Die zich voor ons heeft opgeofferd en op de aanbiddingsliederen, die wij reeds nu, maar dan op volmaakte wijze daarboven in de heerlijkheid zullen brengen aan het Lam dat voor ons is geslacht.
’Het Lam voor ons op aard geslacht, is eeuwig waard te ontvangen de wijsheid, rijkdom, eer en kracht, en dankbare lofgezangen’
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.