Leviticus 23 (2)
De gezette hoogtijden des Heren
Leviticus 23
deel 2
VII. Het feest der weken of het pinksterfeest
’Daarna zult gij de Here uw God het feest der weken houden: het zal een vrijwillige schatting uwer hand zijn, dat gij geven zult. Naardat de Here uw God zal gezegend hebben’. Deuteronomium 16: 10
’En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd waren zij allen eendrachtelijk bijeen’
Handelingen 2: 1
’Gij allen zijt een in Christus Jezus’ Galaten 3: 28
De vervulling van het pinksterfeest
Vijftig dagen nadat de eerste schoof was geoogst en de Here aangeboden, werd het verloste volk opnieuw bijeengeroepen. Het was om het ’Feest der weken’ of het ’Pinksterfeest’ te vie-ren. De eerste van deze twee namen wijst op het feit, dat de viering van dit feest moest plaats-hebben zeven weken (of een week van weken) na het ’Feest der eerstelingen’.
De tweede naam omschrijft dezelfde periode in dagen; want het Griekse woord ’pentecoste*’ betekent vijftig.
* Van dit Griekse woord is de naam ’Pentacostel’, Engelse term voor Pinkster (Gemeente) aan ontleend.
De ceremonie van het ’Feest der Weken’ bestond uit een nieuw spijsoffer voor de Here. Dit spijsoffer moest bestaan uit ’twee broden’ van meelbloem van de nieuwe oogst, bereid met ’zuurdeeg’ en door de priester heen en weer bewogen voor de Here.
Er is een treffende overeenkomst en een nauw verband tussen dit Feest en het ’Feest der eerstelingen’. Zij worden in Leviticus 23:9 gezamenlijk ingeleid door de gebruikelijke woorden: ’En de Here sprak tot Mozes, zeggende’; welke woorden niet meer voorkomen voor vers 23, waar het ’Feest des Geklanks’ (beter ’het Feest van het Bazuingeschal’) begint.
Zoals het Paasfeest verbonden is met het Feest der Ongezuurde broden, zo ook het Feest der Eerstelingen met het Pinksterfeest.
Wij hebben al gezien, dat de vervulling van het Paasfeest heeft plaatsgehad bij de dood van Christus, en de vervulling van het Feest der Eerstelingen bij Zijn opstanding uit de doden. Nu moeten wij dus nagaan of er ook een vervulling is van het Pinksterfeest. Welnu, wij menen, dat die vervullirng is de nederdaling van de Heilige Geest en het vormen van alle gelovigen uit Joden en Heidenen tot een nieuwe mens’.
Zoals Christus de dag van het Paasfeest in vervulling deed gaan door Zijn dood, en zoals God de Vader het Feest der Eerstelingen in vervulling deed gaan door Christus uit de doden op te wekken als de Eersteling van een rijke oogst, zo deed de Heilige Geest het Joodse Pinksterfeest in vervulling gaan door Zijn nederdaling op de wachtende discipelen, die, toen de dag van het Pinksterfeest ’vervuld werd’, vergaderd waren in afwachting van de beloofde Trooster. Op deze wachtende schare daalde de Geest neder, hen dopende tot een lichaam:
’Want gelijk het lichaam een is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam vormen, zo ook Christus; Want door een Geest zijn wij allen tot een lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met een Geest gedrenkt’. 1 Corinthe 12:12-13
Dit was het begin van een nieuw werk van Gods genade onder de kinderen der mensen, zoals in geen eeuwen was gezien. Wij willen nu de speciale karaktertrekken van dit werk bezien in het licht van het Nieuwe Testament.
De eerstelingen wezen op de opgestane Christus als de vertegenwoordiger van Zijn volk in de hemelen. De twee Pinksterbroden worden ook ’eerstelingen den Here’ genoemd. (Leviticus 23:17)
Zij vormen dus een eenheid met de beweegschoof, die de voorloper was van de oogst. De broden waren van meelbloem gemaakt, van dezelfde oogst als de schoof. Zij waren van hetzelfde graan geoogst van het zelfde veld; Maar de schoof was het belangrijkst. Zo is het ook met Christus en Zijn volgelingen Hij is de Eersteling (1 Corinthe 15:20), terwijl van de gelovigen gezegd wordt:
’Naar zijn raadsbesluit heeft Hij ons voortgebracht door het woord der waarheid, om in ze-kere zin eerstelingen te zijn onder zijn schepselen’. Jacobus 1:18
Hij is de ’Eerstgeborene’, zij zijn ’Zijn broeders’ (Romeinen 8: 29}; Zij zijn ’allen uit een’ (Hebreeën 2: 11); Zij behoren tot ’de gemeente der eerstgeborenen’ (Hebreeën 12: 23)
Heerlijke waarheid! Laten wij die toch in al zijn rijkdom en zegen in ons hart opnemen! Wat een vergezicht opent dit voor onze geest! Één met Christus, staande voor God in Christus; volmaakt en overvloeiend vol van geluk. Niet meer in verbinding met de gevallen Adam, maar een in de tweede Mens, de laatste Adam, de opgestane en ten hemel gevaren Christus. Dit is de positie van iedere gelovige, door God gegeven aan al Zijn kinderen. Hoe weinigen geloven dit en hoe weinig ervaren wij het genot daarvan! En toch is het er en God geeft het, om het te ervaren en genieten van dag tot dag. Hoe is dit mogelijk? Door de Geest, Die in iedere gelovige woont. Hij is een getuige van de verheerlijking van Christus.
’En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis’ Hebreeën 10:15
’Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn. Nu Hij dan door de rech-terhand Gods verhoogd is en de belofte des Heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort’.
Handelingen 2:32-33
’De eerstelingen des Geestes’ (Romeinen 8:23), die aan alle gelovigen gegeven is, is het zegel van hun eenheid met Christus (Efeze 1:13): de plechtige belofte van hun opstanding en hun heerlijke verbondenheid met Hem:
’In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werd, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte’. Efeze 1:13
Als Christus niet verheerlijkt was geworden aan de Rechterhand Gods, dan zou de Geest niet nedergedaald zijn in de harten van de gelovigen. (Johannes 16:7) Zijn tegenwoordigheid in hen is het getuigenis, dat Hij Zich gezet heeft aan de Rechterhand Gods (Johannes 15:26). De tegenwoordigheid van de Heilige Geest op de aarde, en de eenheid van de gelovigen met de verrezen Christus zijn de twee belangrijke kentekenen van deze bedeling.
De twee broden
De twee broden duiden op het feit, dat God bezig is Zich uit Joden en Heidenen een volk te vergaderen voor Hemzelf. Voor Pinksteren waren deze twee groepen verdeeld door een ’mid-delmuur’. De Joden waren het uitverkoren zaad. Voor hen waren:
’De aanneming tot zonen, de heerlijkheid en de verbonden’ Romeinen 9: 4
Hun waren de woorden ’de woorden Gods toevertrouwd’ (Romeinen 3:2), terwijl de Heide-nen vreemdelingen waren en zonder God in de wereld (Efeze 2:12). Van Joden zowel als Heidenen worden die merkwaardige woorden ge sproken:
’Want in waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, welke Gij gezalfd hebt, beide Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls’
Handelingen 4:27
God had besloten, dat er geen onderscheid zal zijn. (Romeinen 3: 22) Het kruis had hun bei-der schuld en haat jegens Christus openbaar gemaakt. Maar het had ook de ’middelmuur’, die hen verdeelde afgebroken. Door de nederdaling van de Heilige Geest werden de twee, de ge-lovige Joden en de gelovige heidenen gevormd tot een nieuwe mens (Efeze 2: 15). Het kruis heeft hen beiden in één lichaam tot God verzoend en in een Geest hebben beiden toegang tot de Vader:
’En de twee, tot een lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waar-aan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; Want door Hem hebben wij beiden in een Geest de toegang tot de Vader’. Efeze 2:16-18
Dit grote werk kwam tot stand door de nederdaling van de Geest op de Pinksterdag en wordt prachtig in beeld gebracht door de twee beweeg-broden, die tezamen als één geheel voor de Here werden gebracht. Dit was de verborgenheid van Christus die in vorige eeuwen niet is bekend gemaakt, namelijk, dat de heidenen mede erfgenamen zijn en mede-leden van het li-chaam, ja, mede-deelgenoten van belofte in Christus (Efeze 3:4-6), zoals geschreven staat in 1 Corinthe 12: 13:
’Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt, hetzij Joden het G rieken, hetzij dienstknechten hetzij vrijen en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt’.
Dit is de unieke, bevoorrechte plaats, die aan de gelovigen van de bedeling gegeven is aan alle gelovigen, van welk klimaat ook, vanaf de Pinksterdag tot de komst van de Here in de lucht, om Zijn volk op te nemen van deze aarde naar de hemel. Dit is het speciale deel van de Ge-meente, lichaam van Christus, in tegenstelling tot alles wat er vroeger geweest is wat er nog zal gebeuren. Wij zouden het zo kunnen samenvatten: eenheid in Christus het Hoofd in de hemel en met al Zijn heiligen door de Heilige Geest.
Ja, waarlijk, ’dit is van de Here geschied en het is wonderlijk in onze ogen’ (Mattheus 21:42). En laten wij bedenken, waar wij Gods werk zijn, dat de Gemeente, die door Hem gevormd is, volkomen ondeelbaar en eeuwig een is. De mensen kunnen deze eenheid niet bederven of verminken. Deze eenheid is door God geschapen en wordt door Hem ondersteund, zodat zelfs de poorten der hel haar niet kunnen overweldigen:
’Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt (Steen, rotssteen, deel van de Rots), en op deze Petra (Christus de Rots der eeuwen) zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen’. Mattheus 16:17-18
Zo mogen wij de Gemeente zien in haar hemelse verwantschap met Christus, die begonnen is bij de nederdaling van de Geest. Zo wordt de Gemeente door de Here bijeenvergaderd en gevormd en wanneer zij compleet is, zal zij opgenomen worden en in de volmaaktheid van Christus aan God worden voorgesteld.
De eenheid der Gemeente
De twee beweegbroden wijzen ook nog in een ander opzicht op de Gemeente. namelijk op het zichtbare, zoals dat zich voor het eerst vertoonde op de bewuste Pinksterdag en de vol-gende dag. Er ontstond op die dag een gemeenschap van gelovigen, die één van hart en één van zin was, een groep mensen, die zich aan de mensheid vertoonde als een hemels volk en toch in sterfelijke lichamen, een volk, waarin de Heilige Geest woonde en dat in de kracht van die Geest zichtbare vruchten voortbracht.
Aan deze groep werd voor het eerst de naam ’Gemeente’ gegeven:
’En Saulus stemde in met zijn terechtstelling. En er ontstond te dien dage een zware vervol-ging tegen de gemeente te Jeruzalem; en allen werden verstrooid over de streken van Judea en Samaria, met uitzondering van de apostelen’.
Handelingen 8:1
In het begin bestond de Gemeente alleen uit gelovige Joden, maar na verloop van tijd bereikte het evangelie ook de Heidenen door de verkondiging van Petrus, die was uitverkoren om de deur van het geloof te openen voor de Heidenen (Matthéus 16:19; Handelingen 2:14; Han-delingen15:7).
Zo werden anderen toegevoegd tot deze ’ene kudde’ (Johannes 10:16) en gelovige heidenen verenigden zich met gelovige Joden en vormden ’gemeenten Gods in Christus Jezus’ (1 Thes-salonicenzen 2: 14). Deze gang van zaken werd slechts aarzelend aanvaard door de gelovige Joden en zelfs Petrus had er aanvankelijk moeite mee:
’En hij sprak tot hen: Gij weet, hoe het een Jood verboden is zich te voegen bij of te gaan tot een niet-jood; doch mij heeft God doen zien, dat ik niemand onheilig of onrein mag noemen’. Handelingen 10:28
Lezen: Handelingen 11:3-18
Aan, en door, Paulus werd dit mysterie later meer in het bijzonder bekend gemaakt. Aan hem werd ’als een kundig bouwmeester’ door openbaring het complete patroon van de inrichting, de gemeenschap, de verordeningen en de ambten van de Gemeente toevertrouwd en in zijn brieven heeft hij die aan ons doorgegeven en aan alle gelovigen van deze bedeling:
Lezen: 1 Timotheus 3:1-16
Dit Goddelijk reglement voor de Gemeente, zoals het ons in het Woord is gegeven, blijft gel-dig gedurende deze gehele bedeling en God heeft daaraan nooit iets toegevoegd of afgedaan. Hoe gelukkig zijn zij, die zich houden aan het Woord en zich niet laten beïnvloeden door de tradities en geboden van mensen welke in de kerken gevonden wordt. De Gemeente van Christus kent geen verschillende denominaties met elk haar eigen regels en geboden, de Gemeente wordt geacht zich alleen op de Bijbel te verlaten, haar van a tot z te leren en geloven.
Betekenis van het zuurdeeg
De twee beweegbroden werden gebakken ’met zuurdeeg’. Zuurdeeg is altijd een type van bederf. In het spijsoffer mocht geen zuurdeeg zijn (Leviticus 2:11), omdat dat offer een type was van de volmaakte mensheid van Christus.
’Geen spijsoffer, dat gij de Here brengt, zal gezuurd bereid worden, want van zuurdeeg noch honig zult gij iets als een vuuroffer voor de Here in rook doen opgaan’.
Leviticus 2:11
De Here Jezus was volkomen heilig van karakter en wandel, zonder zonde, waarvan het zuur-desem een teken was. Maar dat was niet het geval met Zijn volk.
Zelfs na zijn bekering en terwijl de Geest in hem woont, is de gelovige niet vrij van zonde. Het vlees woont nog in hem en de inwonende Geest verdrijft de zonde niet, hoewel haar macht niet meer overheerst. De zonde wordt overwonnen maar niet weggedaan, zodat een gelovige niet zondeloos is. Hij is niet, zoals de Here Jezus Christus geschikt om op het God-delijk altaar gelegd te worden als een verzoenende en verdienstelijke offerande. Daarom lezen wij, dat met, of, boven de beweegbroden een zondoffer en een reukoffer werden gebracht, om het offer der beweegbroden aanvaardbaar te maken. De twee broden werden dus aan De Here God aangeboden met zuurdeeg erin, maar onder de bedekking van het zond- en reukoffer.
En zo staan de gelovigen persoonlijk, maar ook de Gemeente in haar geheel, als een nieuw spijsoffer voor God onder de bescherming van Christus’ verzoeningswerk. Maar laat niemand denken, dat zijn persoonlijke toewijding of dienst, of zijn gehoorzaamheid aan de waarheid hem enig recht bij God zou toekennen. Integendeel, hij zal vroeger of later ervaren, dat hij het slachtoffer is van het bedrog van satan.
De eerste gemeente, die in het begin zo rein en fris was, droeg in haar binnenste het zuurdeeg van de zonde en al spoedig begon het zich te openbaren in leer en leven. Het openbaar-de zich in de gemeente te Jeruzalem (Handelingen 5: 1; Handelingen 15: 1), de gemeenten in Galatië (Galaten 5:9), in de gemeente te Corinthe (1 Corinthe 5: 6-7).
Laten wij in onze tijd niet angstig worden door het snel toenemen van het ongeloof en van de valse leringen en van het aantal verleiders in de gemeenten: want dit zijn allemaal tekenen van de doorwerking van het zuurdeeg der zonde. Wel worden wij bij het zien van de geweldige afval aangespoord tot vurig gebed, dat iedere gelovige persoonlijk en de Gemeente in haar geheel bewaard moge blijven voor de verleidingen van de satan en geheiligd moge worden in Christus Jezus om een tempel van de Heilige Geest te kunnen zijn.
VIII de tegenwoordige tussentijd.
’God is van meet aan erop bedacht geweest een volk voor Ziin naam uit de heidenen te vergaderen’ Handelingen 15:14
’Een gedeeltelijke verharding is over Israel gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat’ Romeinen 11: 25
Een periode van vier volle maanden lag er tussen het feest der weken (of het Pinksterfeest) en het feest van het bazuingeschal, in welke tussentijd de graan en de wijnoogst werden binnen-gehaald. In die drukke tijd was er geen enkele heilige samenroeping. Hoofd en hand hadden alleen belangstelling voor het binnenhalen van de vruchten van dit gezegende land, waarop Gods oog steeds met welgevallen gericht was.
Het anti-type van deze interim-periode is onze tegenwoordige bedeling. Sinds de dag van het Pinksterfeest, toen de Geest van God nederdaalde en het vergaderen van een volk uit alle na-ties tot het vormen van de Gemeente begon is er door God geen enkele daad verricht, die ver-andering bracht in de algemene toestand van de mensheid:
’Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb’. Mattheus 28:19
Van dat begin af is het bijeenvergaderen van mensen uit alle volken gestadig voortgegaan De bedeling die toen begon, duurt nog steeds voort en het mystieke Lichaam, waarvan alle leden in het boek van God werden ingeschreven (Psalm 139:16) voor de grondlegging der wereld (Efeze 1:4), groeit nog steeds aan onder leiding van de Geest. En dit werk zal blijven voort-gaan tot de komst van de Zoon van God uit de hemel. De tegenwoordige bedeling begon toen de Geest neerdaalde en zal eindigen op het moment dat de Here Jezus neerdaalt en de hemel-vaart van de gelovigen een feit is.
Wat Israel betreft, zij zijn nu afgebroken ’tot de volheid der heidenen is ingegaan’. (Romei-nen 11: 25) Geen enkele profetie hun herstel betreffend en toekomstig heil kan in de tegen-woordige bedeling in vervulling gaan. Maar als de heidenen hun volheid bereikt hebben dan zal God Zijn hart en hand weer uitstrekken naar Zijn aardse volk. Dan zal God Zijn profetie weer opnemen, daar waar zij was afgebroken.
In de tegenwoordige bedeling worden gelovige Joden ingelijfd in de Gemeente, het lichaam van Christus’, maar zij zijn verhoudingsgewijs zo gering in aantal als ’de aren aan de rand van het oogstveld’ (Leviticus 23); ’een overblijfsel naar de verkiezing der genade’ (Ro-meinen 11:5).
Wanneer de Here Zijn arm zal uitstrekken om Zijn volk als natie te herstellen, dan zal dat met veel meer macht en kracht gebeuren dan de tegenwoordige evangelie-verkondiging onder de heidenen en met veel meer resultaat.
Er is geen enkele aanwijzing in de Schrift, dat de tegenwoordige bedeling tot het einde van de tijd haar loop zal blijven voortzetten en ook niet, dat de gehele wereld door de evangelieverkondiging tot bekering zal komen.
De Here zal op een geheel andere wijze Zijn plan tot het bijeenbrengen van Zijn aardse volk en het onderwerpen van de wereld aan haar rechtmatige Koning ten uitvoer brengen. Hoe dat zal geschieden, zullen de volgende feesten aantonen.
Wij moeten echter wel bedenken, dat de overige feesten, die allemaal plaats hadden in de zevende week en die elkander snel opvolgden, een dubbele betekenis hebben. Zij hebben een hemelse en een aardse vervulling, d.w.z. dat hun antitypen en vervulling nog moeten plaats hebben zowel in de hemel als op de aarde, zoals het Woord ons vermeldt.
De dagen zullen komen, dat God Zich gelijktijdig zal ontfermen over Zijn hemels volk en over Zijn aardse volk Israel, dat dan weer in verbondsbetrekking met De Here God zal komen. De hemel en de aarde zullen dan niet meer door de zonde gescheiden zijn, maar verenigd tot een, want ’te dien dage zal de Here de enige zijn en Ziin naam de enige’. (Zacharia 14:9)
Dezelfde verheerlijkte Here zal het Hoofd der Gemeente, de Koning van Israël en de Heer der schepping zijn. Hij zal geprezen worden boven in de hemel en beneden op de aarde en men-sen van iedere natie en taal zullen Jezus van Nazareth toebehoren. Hij zal Here zijn van allen en van alles!
IX het feest van het bazuingeschal
’Spreek tot de Israëlieten: In de zevende maand, op de eerste der maand, zult gij een rustdag hebben, aangekondigd door bazuingeschal, een heilige samenkomst’.
Leviticus 23:24
’De bazuin zal slaan en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden’ 1 Corinthe 15:52
’En Hij zal Ziin engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen’ 1 Corinthe 15:31
Met het Feest van het Bazuingeschal, dat op de eerste dag van de zevende maand werd gevierd, begint de tweede serie van ’De Here Gods’ Gezette Hoogtijden’ en dit feest werd on-middellijk opgevolgd door de Grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest.
Zoals reeds opgemerkt wijzen deze feesten allemaal vooruit naar toekomstige grote gebeurtenissen, die God zal doen geschieden ten behoeve van zowel Zijn hemels, alsook Zijn aards volk. Want in die dagen zal Hij Zijn Christus verheerlijken zowel in de hemelen daarboven als op de aarde beneden. En dan zal Hij:
’alles tot een vergaderen, beide wat in de hemel is en wat op de aarde is’
Efeze 1: 10
Het blazen van de bazuinen of trompetten was een heel oude instelling in Israel. Tijdens de woestijntocht werden de twee zilveren trompetten, gemaakt van het geld ingezameld op de Grote Verzoendag, geblazen tot:
’de samenroeping der vergadering en tot de optocht der legers’ Numeri 10:2
Maar ook op dagen van blijdschap en in oorlogstijd gaven de trompetten een voor Israel bekend geluid. Het was de stem van De Here God, hun Verlosser, die hen uit Egypte had uitge-leid.
Al Zijn geboden waren hun gegeven op grond van verlossing, en als Zijn verlost volk verwachtte Hij hun gehoorzaamheid. De toepassing van dit alles op de gelovigen van onze tijd is heel eenvoudig. Het volk Gods is een gekocht volk, een eigen volk (Titus 2:14); verlost van alle ongerechtigheid en duur gekocht om God te verheerlijken. (1 Corinthe 6:20).
Geestelijke betekenis
Zijn geboden zijn niet zwaar! Zijn volk hoort ze als de woorden van hun Verlosser en gedrongen door de liefde tot Hem, willen zij gaarne gehoorzamen.
’Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent: o Here! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen’ Psalm 89:16
Zo wordt de gemeenschap met God onderhouden door liefhebbende, trouwe, oprechte ge-hoorzaamheid aan elk woord van Hem, die ons verlost heeft. Maar de volle vervulling van het ’Feest van het Bazuingeschal’ moet nog komen en wel op de dag, wanneer:
’de Here Zelf zal nederdalen van de hemel met een geroep, met de stem des archangels (engelen) en met de bazuin Gods’ 1 Thessalonicenzen 4:6
Wanneer ’met de laatste bazuin’ (1 Corinthe 15:52) de in Christus ontslapenen onverderfelijk zullen opstaan en de levenden veranderd zullen worden tot onsterfelijkheid en zullen zij allen te samen opvaren de Here tegemoet in de lucht.
Met vreugde en jubel vergaderden de kinderen Israëls zich in de stad van de Grote Koning bij de zilveren klank van de trompetten, die over het ganse land schalde! Maar wat zal het dan zijn als de laatste bazuin zal schallen en de gehele schare van verlosten zal opgenomen wor-den de Heer tegemoet! Wie kan zich dat voorstellen? Welk een triomf over de dood! Het graf moet al de vrijgekochten prijsgeven!
Profetische betekenis
Maar dit feest zal ook zijn vervulling vinden in het ontwaken en bijeenvergaderen van het aardse volk Israel.
Lang heeft het in een soort doodsslaap verkeerd; een volk, overal heen verstrooid en uitgeplunderd. Maar de ’vastgestelde tijd’ zal komen dat Sion begenadigd zal worden:
’Gij zult opstaan, U over Sion erbarmen, want het is tijd haar genadig te zijn, want de bepaalde tijd is gekomen’. Psalm 102:14
De profetische geschriften van het Oude Testament wemelen van beschrijvingen van die gebeurtenis, wanneer de bazuin in Sion geblazen zal worden (Psalm 81:3) en het lang verloren, en overal heen verstrooide volk zich zal verzamelen om haar eens verworpen Here en Koning.
Hierover heeft de Here Zelf gesproken! Nadat Hij over het afkerige Jeruzalem had geweend, verklaarde Hij:
’Dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen de Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeen vergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere’.
Matthéus 24: 30-31
Het gaat hier over het aardse volk, dat naar hun land wordt teruggevoerd bij de komst van de Zoon des Mensen naar de aarde, terwijl Zijn hemelse volk op een eerder tijdstip rondom Hem vergaderd zal worden bij Zijn komst als de Zoon van God in de lucht.
Dan zullen ’de verlorenen in Assur en de weggedrevenen in Egypte’ (Jesaja 27:13) één voor één uit verre landen en eilanden vergaderd worden naar het land van Immanuël.
Dit bijeenvergaderen, dat de aartsvader Jakob op zijn sterfbed heeft voorspeld, moet niet verward worden met de tegenwoordige terugkeer van een deel van het verbondsvolk in ongeloof naar hun land, waar zij straks een verdrag zullen sluiten met de antichrist tot hun eigen verderf (Daniël 9: 27).
Deze toekomstige gebeurtenissen betreffende de Gemeente en Israel zijn reeds nu een oorzaak van diepe vreugde voor God en Christus en alle verlosten
X de grote verzoendag
’Op die dag zal hij voor u verzoening doen om u te reinigen; van al uw zonden zult gij voor het aangezicht des Heren gereinigd worden’ Leviticus 16: 30
’Zo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde om veler zonden weg te nemen, zal ten anderen male zonder zonde gezien worden van degenen die Hem verwachten tot zaligheid’ Hebreeën 9: 28
De ’Grote Verzoendag’ was voor Israel de jaarlijkse reiniging van zonden. Een volledige overzicht van alle rituelen op deze gedenkwaardige dag kunt u vinder, in Leviticus 16 door De Here God gegeven aan Mozes en Aäron. In Leviticus 23 wordt deze feestdag meer speci-aal belicht van Gods kant. Het zou een feest zijn van De Here God, dat uiting gaf aan de vreugde door Hem ontleend aan het verzoenend sterven van Christus.
Het is wel van belang op te merken, dat de dag waarop het bloed voor en op de ’Ark’ (de Ge-nade Troon) gesprenkeld werd, de 10e dag was van de 7e maand
Bij het Paasfeest werd op de 10e dag van de 1e maand een volkomen gaaf lam apart gezet om op de 14e dag geslacht te worden. Let wel, dat al de vorige feesten zijn gedateerd vanaf het Paasfeest.
De 7e maand was het begin van de 2e helft van het Israëlietische jaar, maar tevens ook het begin van de tweede reeks feesten van De Here God. Welnu, op de 10e dag van de 7e maand is daar opnieuw het bloed van een slachtoffer als een opvallend kenmerk; maar het wordt niet gebruikt zoals bij het Paasfeest. Daar werd het bloed gestreken aan de bovendorpel en de zij-posten van de deur om het dodelijke oordeel op de eerstgeborene af te weren. Hier echter wordt het bloed binnen het voorhangsel gedragen en op de Ark (de genade troon) gebracht.
In het offer van het paaslam zien wij het offer van Christus. dat in het geloof aanvaard wordt en dat alleen in staat is om ons te verlossen van Gods rechtvaardige toorn. Het bloed van de Grote Verzoendag echter heeft symbolisch een veel omvangrijker uitwerking. Het voldoet volkomen aan Gods rechtvaardige eisen het maakt het mogelijk dat de gelovige in de geest tot God kan naderen en gemeenschap met Hem kan hebben en straks persoonlijke tegenwoordig-heid van God kan verschijnen.
De offeranden van de Grote Verzoendag waren: een zondoffer en een brandoffer voor Aäron en zijn huis en daarna twee geitenbokken tot een zondoffer en een ram tot een brandoffer voor de gehele vergadering.
De geestelijke betekenis.
Het bloed van het zondoffer voor Aäron en zijn huis werd eenmaal op en zevenmaal voor de ’Ark des verbonds’ gesprenkeld, terwijl een wolk van liefelijk reukwerk de Ark bedekte.
Het woord ’verzoening’, dat niet minder dan acht en veertig maal voorkomt alleen in het boek Leviticus, betekent ’een bedekking. Het bloed bedekte de Ark evenals ook de wierookwolk, en hierin zien wij een duidelijk type van het werk en de waarde van de Here Jezus Christus, door Wiens bloed de gelovige nabij God gebracht is. Het verzoenende bloed bedekt al zijn zonden . De volmaaktheid van Christus omhult Zijn persoon, het ’huis’ van Aäron werd evengoed aan-vaard als Aäron zelf.
Zo wordt ook het priesterlijk ’huis’ van het Nieuwe Testament, dat bestaat uit alle ware gelovigen (1 Petrus 2:5) toegang verleend tot het ware heiligdom (Hebreeën 10:19) en worden zij:
’bekwaam gemaakt om deel te hebben aan de erve der heiligen in het licht’
Kolossenzen 1:12
Het bloed van de bok voor ’al het volk del gemeente’ (Leviticus 16: 33), waarop het lot van de Here was gevallen, werd ook binnen het voorhangsel gesprenkeld en de zonden van het volk werden op de kop van de ’weggaande’ bok gelegd. Daarna werd deze bok de woestijn in gezonden. Zo werd aan alle eisen van De Here God voldaan en de priesters zowel als de gehele gemeente waren gereinigd van al hun zonden en tot rust gebracht.
De vervulling van dit alles, voor zover het toegepast kan worden op de gelovige van deze tijd, vinden wij uitvoerig in de brieven van het Nieuwe Testament waarin de reiniging (Hebreeën 10:17-18), de aanneming (Efeze 1:6) en de toegang tot de troon der genade (Hebreeën 10:18; Hebreeën 4:16) duidelijk beschreven worden. Maar hier gaat het toch eigenlijk meer over de verre toekomst.
Profetische betekenis voor de Gemeente
In de volgorde der feesten komt de ’Grote Verzoendag’ na het Feest van het Bazuingeschal’ en voor het ’Loofhuttenfeest’. Wij hebben gezien dat de vervulling van het Bazuinenfeest met betrekking tot het hemelse volk, zal zijn de wederkomst van de Here Jezus als de Zoon van God; en voor het aardse volk Zijn komst op de aarde als de Zoon des mensen.
Het Loofhuttenfeest wijst zoals wij in het volgend hoofdstuk zullen zien, vooruit naar het 1000-jarige rijk. De Grote Verzoendag komt tussen die beide; maar op welke gebeurtenis wijst die dan? Wat is het anti-type? Het is duidelijk, dat het iets moet zijn na Christus’ komst en voor Zijn 1000-jarig rijk. De vervulling ten opzichte van het hemelse volk zal zijn hun ontvangst in de onmiddellijke tegenwoordigheid van God als priesters, hun vergadering rondom de troon om daar hun verlossingsliederen te zingen (Openbaring 4 en 5) en hun ver-schijnen voor de rechterstoel van Christus, waar hun dienst beoordeeld zal worden en hun werk beloont:
’Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad’. 2 Corinthe 5: 10
’Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is’. Openbaring 22:12
In de hemelse lichtgloed van de hoogste hemelen, de eeuwige verblijfplaats van God, zal de waarde van het bloed van Christus hen kenbaar gemaakt worden als nooit tevoren. Daar, temidden van heilige, hemelse menigten rondom Gods troon, zal het geslachte Lam in het mid-den, het Voorwerp zijn van hun aanbidding en de Inhoud van hun lied. Zijn oog zal met een welbehagen rusten op die verheerlijkte schare! Dit zal een rijk feest zijn van De Here God en alle gelovigen zullen stuk voor stuk daarin delen.
Het verschijnen van de opgestane gelovigen voor de Rechterstoel van Christus zal ook een vervulling zijn van dit type. Voor dit gerecht wordt niet hun verlossing beoordeeld, maar hun dienst voor de Here.
De verborgen beweegredenen, de hartsgeheimen van iedere persoon zullen in het hemelse licht openbaar worden. De afdwalingen van het goede pad, de onvolmaaktheid van wat zo zuiver en volmaakt scheen, zal dan aan de dag treden. Hoe heel anders zullen wij dan ons werk voor de Here waarderen. Hoe nietig zullen dan de door de mensen zo hoog geprezen diensten blijken te zijn: maar hoe groot daarentegen de verborgen kleine daden, die alleen bij Christus en bij God bekend zijn!
Hoewel er voor de gelovigen voor de Rechterstoel van Christus veel reden tot verootmoediging zal zijn, zal niemand veroordeeld worden, want het kostbare bloed van het Lam God heeft de zonden en gebreken van de verlosten des Heren weggenomen. Als dan alles openbaar geworden is het goede beloond en het slechte verbrand, dan zullen de gelovigen, een ieder zijn plaats toegewezen krijgen in het Koninkrijk van de Here en dat in de meest volmaakte blijdschap en rust.
En zo zullen de drie kenmerken van de Grote Verzoendag hun vervulling vinden in de gezalfde gelovigen, nl. aanneming, verootmoediging en rust. Hoe zal dit alles bijdragen tot verheffing van de waarde van het bloed van het Lam!
En als de satan, de ’aanklager der broederen’ de gelovigen zal trachten te beschuldigen bij de Here wegens hun falen, dat openbaar geworden is voor de Rechterstoel van Christus, en hun daarom het recht op de hemel wil betwisten, dan zal hem gewezen worden op het verzoenend sterven van Christus; zo als geschreven staat: ’Zij hebben overwonnen door het bloed van Christus’.
Profetische betekenis voor Israël
De vervulling van dit type voor het aardse volk Israel is uitvoerig beschreven in de profetische geschriften. Als de vereende legers van de antichrist en de met hem verbonden koningen, die Jeruzalem belegeren, plotseling de Here zien verschijnen op de Olijfberg, dan zullen zij Hem herkennen als Jezus van Nazareth, die zij eens verworpen hebben. En dan zal er een groot geween ontstaan, wanneer ’de Geest der genade en der gebeden’ op hen zal worden uitgestort en hun harten zich tot de Here zullen wenden.
Hun smart en rouw zullen alle beschrijving te boven gaan als zij Hem zullen aanschouwen, die zij gekruisigd hebben. Het hevige zelfverwijt in het hart van Jozefs broeders, toen zij zich herinnerden, hoe wreed zij hem behandeld hadden, is maar een zwakke schaduw van de wroeging, die Israel dan zal hebben. Maar juist toen het verdriet van Jozefs broeders het dieptepunt had bereikt, maakte hij zich bekend als hun broeder en bevrijder. Zo zal ook de verheerlijkte Christus Zichzelf en Zijn verzoeningswerk aan Israel openbaren, en zo zullen zij eindelijk rust vinden voor hun zielen in het verzoenend sterven van het geslachte Lam. Jube-lend kunnen zij Jesaja nazeggen:
’Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze smarten die heeft Hij gedra-gen; doch wij achtten Hem, dat Hij van God geplaagd, geslagen en verdrukt werd. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld’ Jesaja 53: 4-5
En die verbrijzeling bracht hun genezing, want:
’te dien dage zal er een fontein geopend zijn voor het huis Davids’ en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en de onreinheid’ Zacharia 13:1
Er wordt geen nieuw offer gebracht, maar de blijvende, heilzame, uitwerking van het grote Offer op Golgotha zal zich tot hen uitstrekken. Aldus verootmoedigd, gereinigd van zonde en tot God gebracht zullen zij het Duizendjarig Rijk ingaan onder de gezegende regering van de Vorst des Vredes.
XI Het loofhuttenfeest
’En het feest der inzameling, op de uitgang des jaars , wanneer gij uw arbeid uit het veld zult ingezameld hebben’ Exodus 23: 16
’En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden, van nu aan zult gij de hemel zien geopend en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op de Zoon des mensen’ Johannes 1:52
Het Loofhuttenfeest, het laatste van de feesten van de Here God, was een tijd van grote vreugde; een soort oogstfeest, nadat de graanoogst en de wijnoogst was binnengehaald. De ’achtste dag’ van dit feest was een verbodsdag, waarop niet gewerkt mocht worden. Dan was de vreugde van De Here God groot wegens de vervulling van Zijn plannen van genade; een vreugde, waarin het hele volk mocht delen.
Het anti-type van het Loofhuttenfeest ligt, evenals de twee voorgaande feesten, nog in de toekomst. Niets wat in het verleden heeft plaatsgehad, beantwoordt aan dit achtdaagse festijn, gekenmerkt door grote vreugde en uitbundige vrolijkheid. Het Loofhuttenfeest is een profetische voorafschaduwing van die toekomstige dag van heerlijkheid, wanneer Christus en Zijn verrezen heiligen de hemelen boven zullen vervullen, heersende over een herstelde en gelukkige wereld; wanneer Israel, hersteld in hun lang verloren land en erkennende Jezus van Na-zareth als hun Here en Koning, de eerste onder de naties zal zijn en wan neer onder de vrede brengende stralen van de Zon der Gerechtigheid de zuchtende schepping zich zal verheugen en verblijden.
De twee oogsten
Het feest duurde acht dagen; nadat de graan - en de wijnoogst waren ingezameld:
’Het feest der loofhutten zult gij u zeven dagen houden, als gij zult hebben ingezameld van uw dorsvloer en van uw wijnpers’ Deuteronomium 16:13
Aan de hand van deze tekst kunnen wij nauwkeurig bepalen, wanneer en waar het anti-type begint in de reeks van de bedelingen van God.
De oogst van Israel bestond uit twee gewassen: koren en wijn. Het tarwegraan (Johannes 12: 24), dat in de aarde viel en stierf maar met vele andere korrels, van dezelfde aard weer verrees, stelt Christus voor, Die opstond uit de doden met Zijn gehele hemelse volk. De inzameling van de oogst heeft zijn vervulling in het veilig thuisbrengen van de Gemeente in de hemelse schuren. De wijnoogst der aarde en het treden van de wijnpers is een zinnebeeld van het bijeenbrengen van de vijanden van Christus ten oordeel. Nadat deze gebeurtenissen hebben plaatsgehad, zal het ’Duizendjarig Rijk’ beginnen:
’En een andere engel kwam uit het altaar; deze had macht over het vuur en hij riep met luider stem tot hem, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel uit en oogst de trossen van de wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp. En de engel wierp zijn sikkel op de aarde en oogstte van de wijngaard der aarde en wierp het in de grote persbak van de gramschap Gods’. Openbaring 14:18-19
Evenals bij de twee voorgaande feesten heeft het Loofhuttenfeest zowel toepassing op het hemelse als op het aardse volk van God, hoewel de scheidslijn tussen de hemelse en de aardse dingen niet zo scherp getekend is als bij de voorafgaande typen. Dit kan verklaard worden uit het feit, dat in de tijd van de regering van Immanuël de hemel en de aarde niet ten prooi zullen vallen aan tegengestelde machten zoals nu. In die tijd van ’de wederherstelling aller dingen’ zullen hemel en aarde en alles wat daarin is het eigendom zijn van Jezus Christus als de Heer van alles. Voor de gelovigen in de hemel zal het een tijd zijn van intense vreugde, die zij zullen delen met hun Here, en Hoofd, wanneer zij in heerlijkheid zullen verschijnen als de leden van Zijn lichaam, om voor eeuwig met Hem te regeren.
Voorafschaduwing van duizendjarig rijk
Voor het aardse volk Israel wijst het Loofhuttenfeest vooruit naar de blijdschap, die hun wacht in het komende Messiaanse Vrederijk. Dit feest zal in die tijd op glorieuze wijze ge-vierd worden en al de volken zullen dan optrekken naar Jeruzalem, de stad van de grote Ko-ning om er aan deel te nemen:
’Allen, die zijn overgebleven van al de volken, die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar heentrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de Here der heerscharen, en het Loofhuttenfeest te vieren. Maar wie uit de geslachten der aarde niet naar Jeruzalem zal heentrekken om zich voor de Koning, de Here der heerscharen, neder te buigen, op hem zal geen regen vallen’. Zacharia 14: 16-17
’Takken van geboomte, palmtakken en beekwilgen’ zullen Israel herinneren aan de woestijn-reis. De palmen zullen herinneren aan de overwinningen, die God hun schonk in Zijn ge-nade. De beekwilgen zullen hen herinneren aan de tranen, die Hij van hun ogen afwiste. Ja, temidden van de hemelse heerlijkheden zullen zij dit alles gedenken, om daardoor nog te meer uit te barsten in jubelende vreugde en lofprijzing aan God en het Lam.
De verheerlijking op de berg
De ’verheerlijking op de berg’ ontsluiert nog meer de glorie van het Duizendjarig Rijk. De Here had van tevoren gezegd, dat ’sommigen het koninkrijk Gods zouden zien’ (Lukas 9:27) en Petrus spreekt over de verheerlijking als ’de kracht en toekomst van onze Here Jezus Christus’ (2 Petrus 1:16). In de heerlijkheid daarboven op Zijn troon was God, Wiens stem klonk op de heilige berg. Hoog boven de aarde was daar de Persoon van de verheerlijkte Christus in hemelse glorie, en met Hem, delende in Zijn heerlijkheid Mozes en Elia in heilige samenspraak met Hem. Zij zijn de vertegenwoordigers van de ontslapen gelovigen, die opgewekt zullen worden en de levend overgeblevenen, die de dood niet zullen smaken, maar veranderd zullen worden.
Petrus, Johannes en Jakobus stonden op de aarde, hoewel boven hun medediscipelen. Zij hadden nog hun sterfelijke lichamen, hoewel zij het hemelse tafereel mochten zien en horen. Dit ziet op hetgeen geschieden zal met het herstelde Israel in het Duizendjarig Rijk. Het aardse Jeruzalem, veilig gevestigd in het Heilige Land (Zacharia 14:10), zal zich koesteren in het licht en de glorie van de hemelse stad (Openbaring 21: 23-24; Jesaja 60:1). Hoe goed kun-nen wij begrijpen, dat Petrus, genietend van deze heerlijkheid, uitriep: ’Het is goed, dat wij hier zijn; Laten wij drie tenten (loofhutten) bouwen’ op deze plaats. Maar de tijd voor de viering van het anti-type van het Loofhuttenfeest was nog niet aangebroken. Zij werden ’alleen’ gelaten met Christus, zoals wij nu ook.
De achtste dag
De achtste dag, ’de laatste grote dag van het feest’ wijst op een periode na het Duizendjarig Rijk. Want, hoewel gezegend, is toch het Duizendjarig Rijk nog niet de volmaakte toestand. Er zullen ook dan nog vele onwedergeboren mensen zijn, die zich met de weer losgelaten satan zullen verenigen in de laatste grote uitbarsting van haat en strijd van de duivel tegen God. Dan zullen hemel en aarde ’voorbijgaan’! De geschiedenis van de mens komt tot een einde en de eeuwige dag, de laatste van het grote Feest, de eeuwige sabbatsrust is aange-broken. Hemel en aarde zijn dan vernieuwd, overal zal gerechtigheid heersen en God zal zijn ’Alles in allen’!
XII het sabbatjaar en het jubeljaar
’Zes jaren zult gij uw akker bezaaien, en zes jaren uw wijngaard besnijden, en in de toekomst daarvan inzamelen. Doch in het zevende jaar zal voor het land een sabbat der rust zijn, een sabbat den Here’. Leviticus 25: 3-4
’En gij zult dat vijftigste jaar heiligen, en vrijheid uitroepen in het land, voor al zijn inwoners; het zal u een jubeljaar zijn; en gij zult wederkeren een ieder tot zijn bezittingen, en zult wederkeren een ieder tot zijn geslacht’ Leviticus 25: 10
Dat Israëls feesten en sabbatten voorafschaduwingen waren van toekomende goederen, wordt ons verzekerd:
’Dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is’ Kolossenzen 2:16-17
Waren de gedachten van verlossing en heiliging door het bloed de hoofdgedachten van de Levietische eredienst, het idee van rust was daarbij een zeer belangrijke nevengedachte. Al bij de schepping had God betoond, dat Hij rust voor Zijn schepping en schepselen zocht door Zelf van al Zijn werken te rusten op de zevende dag.
Hij wil niet alleen Zelf rusten, d.w.z. Zich verlustigen in Zijn werk, maar Hij wil ook rust voor mens en dier en zelfs voor het land. Het Hebreeuwse woord ’sabbat’ is afgeleid van twee woorden, die ’zeven’ en ’rust’ betekenen. Daarin ligt de grondgedachte, dat God heilige tijden wil, en die regelt naar het grondgetal zeven. Ons getallenstelsel is gebaseerd op het getal tien, maar God rekent in Israel en eigenlijk in heel de heilsgeschiedenis naar het grond-getal zeven. Vandaar, dat Hij niet alleen rustdagen, maar ook rustweken en rustjaren heeft ingesteld. Gelijk de wekelijkse sabbat volgt op zes dagen van arbeid, zo volgt op zes jaren van arbeid een zevende jaar van rust, het Sabbatjaar, voor mens, dier en land een jaar in bijzonde-re zin aan God gewijd.
Het sabbatsjaar
Het Sabbatjaar kon pas gehouden worden, nadat Israel in het land gekomen was:
’Wanneer gij zult gekomen zijn in dat land, dat Ik u zal geven, dan zal dat land rusten een sabbat voor den Here’
De Here sprak deze woorden vanaf de berg Sinaï, en niet vanuit de Tabernakel (Leviticus 1: 1) Elk zevende jaar moest het land, dat de Here toebehoorde en niet voor goed verkocht mocht worden, een vol ledige rust genieten. Zie, welke genadevolle beloften de Here had ge-geven in verband met het sabbatjaar (vs. 20-22). God Zelf was de Heer van het land, de Eige-naar van het land, en Israel ontving het land als een gave; zij waren de bewoners en beheer-ders. Hoe wonderbaar sprak de Here: ’Het land is van Mij en gij zijt vreemdelingen en bijwo-ners van Mij’.
Als Israel zou zondigen en de inzettingen den Here niet zou houden en het land zijn rust niet zou geven, dan zou de Here het volk uit het land verdrijven.
’En zo gij Mijn inzettingen smadelijk zult verwerpen... zal Ik het land verwoesten; dat uw vijanden, die daarin zullen wonen, zich daarover ontzetten zullen. Daartoe zal Ik u onder de heidenen verstrooien en een zwaard achter u uittrekken; en uw land zal woest en uw steden zullen een woestijn zijn. Dan zal het land aan zijn sabbatten een welgevallen hebben, al de dagen der verwoesting, en gij zult in het land uwer vijanden zijn; dan zal het land rusten... al de dagen der verwoesting zal het rusten, omdat het niet rustte in uw sabbatten, als gij daarin woont’ Leviticus 26: 15, 32-25
Deze voorspelling is vervuld. Reeds in de dagen vanouds had Israel een afkeer van de sabbatjaren en hield deze niet, zoals we zien in 2 Kronieken 36: 21. Daarom nam God Zijn sab-batsjaren voor Zijn land door het zeventig jaar rust te geven gedurende Israëls zeventigjarige ballingschap in Babel. En ook in onze tijd, in deze bedeling der genade, is Israël verstrooid en heeft het land zijn rust en wonen hun vijanden daarin. Niet Israel, maar de Gemeente geniet in geestelijke en hemelse zin de voorrechten van het sabbatjaar: rust, vrede, vrijheid, vreugde. Maar Gods genadegiften en roepingen voor Israel zijn onberouwelijk.
Volgende keer
De instelling van het sabbatjaar was voor Israel een belofte en voorafschaduwing van de rust, de blijdschap en de zegen, die hun deel zou worden in het komende Duizendjarig Vrederijk. Trouwens niet alleen voor Israel, maar ook voor de gehele wereld. De beroemde rabbi Elias leerde reeds, en sindsdien is dat ook door de meeste kerkvaders en hervormers geloofd, dat de zes ’scheppingsdagen’ en de zes jaren van het bebouwen des lands ons leren moesten, dat de wereld zesduizend jaar bestaan zou: tweeduizend jaar voor de wet, tweeduizend jaar onder de wet en tweeduizend jaar na de wet, en dat daarna de duizend jaar van sabbatrust voor de we-reld zou aanbreken.
Het jubeljaar
Het Jubeljaar toont duidelijk het toekomstig herstel van Israel en Israels land. Het wijst eens te meer op de zegen en heerlijkheid van het Duizendjarig Rijk. Hoe wonderbaar wordt die komende eeuw van herstel en heerlijheid uitgebeeld in het Jubeljaar.
Wat betekende het Jubeljaar voor Israel? Vrijheid werd uitgeroepen; ledere man keerde terug naar zijn bezit; iedere man keerde terug naar zijn familie; al wat verkeerd was werd hersteld en de gevangenen werden verlost. Zevenmaal wordt het woord ’wederkeer’ gebruikt. Het was de tijd van terugkeer, de gezegende tijd van herstel en verlossing.
En hoe werd dit Jubeljaar ingeluid? Door het geklank van de jubelbazuin op cle 10de dag van de 7de maand, de Grote Verzoendag. Dit grote en belangrijke jaar van terugkeer, verlossing en herstel begon met de dag van verzoening. Nadat de Hogepriester was teruggekeerd uit het Heilige der Heiligen, waar hij het bloed van de zondofferbok gesprenkeld had, en nadat hij de zonden des vol ks door handopleggi ng gelegd had op de ’weggaande bok’ , klonk de bazu in . Wat dit alles betekende, hebben wij gezien bij de behandeling van de Grote Verzoendag .
Het Jubeljaar begint, zodra onze Here terugkeert uit het ware Heiligdom, d.w.z. uit de hemel zelf, en verschijnt in het midden van Zijn volk. En die komende tijd van herstel, zegen en heerlijkheid is niet beperkt tot Israels land. Het betekent meer dan de beloofde zegeningen voor dat land. Wij vinden het Jubeljaar voor de gehele schepping in Romeinen 8: 19-23:
’Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen.. op hoop dat ook het schepsel zelf zal vrij-gemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der zonen Gods. Want wij weten, dat het ganse schepsel zucht, en tezamen als in barensnood is tot nu toe’.
Het ’zuchten’ der schepping zal in een machtige jubel veranderen als Christus wederkomt om Zijn koninkrijk op aarde op te richten. Het Hebreeuwse woord ’Jobeel’ is hetzelfde als ons woord ’jubel’, en wijst op de openbaring van grote blijdschap. Dat geeft precies de grondgedachte weer van het Jubeljaar. Nog iets nader aangeduid: vreugdebedrijf als gevolg van teruggave, herstel en wederoprichting van alles wat vernietigd was door de macht van zonde en Satan. Wij vinden in de Schrift vele zinspelingen op deze heerlijke instelling, die een bijzon-der stempel zette op heel het leven van Israel. Men leze slechts met aandacht de volgende plaatsen: Jesaja 61: 1, 2; Ez. 46: 16-18; Luk. 4: 17-19; Handelingen 3: 19-21; Efeze 1: 10, 13, 14.
Dus zowel het Sabbatjaar als het Jubeljaar wijzen beide naar het heerlijk Koninkrijk van onze Here Jezus Christus. Zij waren beide een jaar van vrede, vrijheid en vreugde als vrucht van Gods liefde voor Zijn volk en land. Wijst het Sabbatjaar meer naar het Millen-nium (de duizend jaren) voor Israel, het Jubeljaar wijst meer op wat het Millennium voor de volkeren der aarde en de ganse zuchtende schepping zijn zal. Al de bijzonderheden worden eens in Zijn koninkrijk vervuld.
De ’bijwoners en vreemdelingen’, waarop dit hoofdstuk telkens weer wijst, zijn kennelijk typen van de volken, die eens door Israel zullen zalig worden, en met Israel de God van Jakob zullen dienen. (Jesaja 2: 1-4; Micha 4: 1-4).
Toch kan het Millennium niet de volledige vervulling van het type wezen, omdat in die periode de zonde nog aanwezig zal zijn en zelfs aan het eind daarvan op een ongekende en weergaloze manier zal uitbreken. De volledige vervulling wacht op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, voorzien door de ziener van Patmos (Openbaring 21), wanneer namelijk alle Goddelij-ke plannen van zijn eeuwige raadsbesluiten vervuld zul len zijn en God al les en in allen zal zijn.
Rekening houden met het jubeljaar
In Leviticus 25: 15 en 16 wordt nog gewezen op de invioed, die de instelling van het Jubeljaar had op heel het maatschappelijk leven van Israel. In alle handel en bedrijf moest men daarmee rekening houden. De prijzen van roerende en onroerende goederen daalden naarmate het Ju-beljaar naderde.
Dat is natuurlijk in geestelijke zin ook op ons van toepassing. Wij dienen in al onze handel en wandel rekening te houden met de komst van Christus. Dat heeft een heiligende invioed, zoals reeds typisch bij Israel. Gelijk al de akkers hun waarde beginnen te verliezen naardat het Jubeljaar dichterbij kwam, zo beginnen ook thans de dingen der wereld in waarde te verliezen naarmate de komst des Heren en de oprichting van Zijn Koninkrijk naderbij komen.
Bij alle verarming en gevangenschap kon men zich in Israel troosten met de gedachte, dat het niet lang zou duren. Men moest steeds het oog gericht hou den op het vreugdevol verschiet. Zullen ook wij dat niet doen?
Het geschal van de Jubelbazuin luidde de tijd van blijdschap en vreugde in, en herinnert ons aan wat spoedig plaats hebben zal bij de toekomst van onze Here Jezus Christus. Want ook wij wachten op het geklank van de bazuin! En dat zal voor ons betekenen: de verlossing van ons lichaam! Wij zullen Hem zien gelijk Hij is, en wij zullen Hem gelijk zijn! Lees 1 Kor. 15: 51, 52; 1 Thess. 4: 15, 16).
Tenslotte nog een opmerking over de betekenis van de tijd het 50ste jaar. De Pi nksterdag kwam vijftig dagen na de opstandi ng van Christus u it de doden (’Pinksteren’ betekent: ’vijftigste’). En de vijftigste dag bracht, als het resultaat van de dood en opstanding van Christus, de gave van de Heilige Geest en het begin van de formering van de Gemeente. Het had plaats op de 8ste dag, deeerste dag der week. Het jubeljaar zou men kunnen noemen een ander Pinksterfeest. Op die dag zal er een grote uitstorting van de Geest van God plaats hebben ’op alle vlees’ (zie Joel 2: 28). De gebeurtenissen op de Pinksterdag te Jeruzalem waren slechts een zwakke voorvervulling van wat geschieden zal als Christus komt om Zijn Koninkrijk op te richten. Dan zal de aarde werkelijk ’vol ziin van de kennis des Heren, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken.’ Wat dat betekenen zal kunnen wij ons nauwelijks voorstellen. Maar het zal geschieden! De ’gouden eeuw’ van rust en zegen voor deze onrustige en moe-gestreden wereld zal spoedig aanbreken voor Israel en de vol ken der aarde. Welk een blij vooruitzicht in deze donkere daGenesis Daarom stijgt dagelijks het gebed uit onze harten op: ’Kom, Here Jezus!’ En Hij roept ons toe: ’Zie, Ik kom spoedig!’ (Openbaring 22: 20). Amen.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.