Studies in de Psalmen 56-60

Studies in de Psalmen
Psalm 56-60
A.G. Clarke

De verdrukten en hun toevlucht
De kleinoden (Michtams).
De Almachtige wordt aangeroepen.

Psalm 56
Het geloof verdrijft vrees

A. Gebed. Dringend verzoek om bevrijding (vers 2-5).

1. Smeking (vers 2,3). Het roepen en de oorzaak.

2. Zekerheid (vers 4). Getuigenis van vertrouwen (vers 5). Refrein.

B. Weeklacht. Doodsgevaar (vers 6-12).

1. Smeking (vers 6-9). De oorzaak en het roepen.

2. Zekerheid (vers 10). Getuigenis van vertrouwen (vers 11,12). Refrein.

C. Gelofte. Dank voor de uitredding (vers 13,14).

1. Erkenning (vers 13). De toezegging en de oorzaak.

2. Verwachting (vers 14).

a. Bewaring.

b. Doel.

Opschrift: van David. Een kleinood, toen de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath.

Onderschrift: voor de koorleider. Op de wijze van: Verderf niet.

Oorspronkelijke achtergrond
Het opschrift noemt schrijver en gelegenheid (zie 1Sam. 21:10-15; 27:4; 29:2-11). Vers 14 schijnt het grote gevaar aan te duiden dat David voor de tweede maal naar Gath deed vluchten. In nauw verband met Psalm 34, zie aantekeningen aldaar; er is ook een verband met Psalm 57. Het refrein geeft het onderwerp aan (vers 5 en vers 12). Psalm 56 is het gebed om bevrijding; Psalm 34 is de dank voor de bevrijding; hier in geloof al verkregen. Zie voor kleinood de inleiding.

Profetsiche verwachting
Deze groep Kleinood-psalmen (vijf stuks) wijzen het juiste pad aan voor de gelovigen, in de tijd van de grote verdrukking. Het voorbeeld voor Gods volk vinden we in Psalm 16. Tegen het einde worden ze zich bewust dat het lijden dat zij moeten ondergaan Gods tuchtmaatregelen zijn, om hen tot volledige belijdenis van hun zonden te brengen; in het bijzonder hun schuld van de verwerping van de Messias. Het dieptepunt in hun vernedering blijkt het keerpunt voor hun verlossing te zijn (Psalm 60).

Persoonlijke toepassing
Als Elohim (God) voor ons is, wat kan enosh (de zwakke mens) ons dan doen (vers 5)? Zij die God vrezen, hoeven voor niemand bevreesd te zijn en treden daarom de vijand onbevreesd tegemoet (vers 4). Vertrouw op Hem te allen tijde, (Ps. 69:2) maar vooral als we bang zijn (vers 4). Het geloof ontvangt, vertrouwt op en verblijdt zich in het Woord van God (vers 5 en 11). Gods getrouwheid versterkt het geloof van de heilige. Laten we altijd God voor zijn Woord prijzen. Vergelijk de tederheid van God met de hardvochtigheid van de vijand (vers 6-9). God neemt kennis van iedere traan die u stort en zal eenmaal met zijn eigen liefdevolle hand elke traan afwissen (Openb. 21:4). Hij ziet al het verdriet van de zijnen. God is vóór u (vers 10; vergelijk Rom. 8:31). Niemand die ongerechtigheid werkt, zal ontkomen (vers 8). Zowel het leven als de lippen moeten dankoffers brengen (vers 14; vergelijk Hebr. 13:15,16). Vroegere ervaring versterkt de tegenwoordige verwachting (vers 14). Hij die onze zielen van de dood bevrijdt, zal zeker onze voeten voor struikelen bewaren (vers 14). Onze treden zullen gewis zijn, als wij in het licht wandelen (vers 14).

Aantekeningen
Vers 2 De ganse dag: (zie vers 2, 3 en 6). Duidt het karakter van de vervolging aan.

Vers 4 Het geloof overwint de vrees. Ik heeft de klemtoon. De enige keer dat er in de geschiedenis van David sprake is van vrees, is in 1Sam. 21:12.

Vers 5 Vlees: de mens als zwak schepsel en kort van duur, in tegenstelling tot God, de Eeuwige Geest.

Vers 6 Zie 1Sam. 24:10. Lasteraars zochten Sauls geest ten opzichte van David te vergiftigen.

Vers 7 Zij versteken zich (spieden): zij liggen in hinderlaag; vergelijk 1Sam. 23:22,23.

Vers 9 Tranen in uw fles: een oud gebruik van rouwdragenden (klaagvrouwen), die hun tranen verzamelden in een fles of kruik, die dan met de geliefde werd begraven. Register: vergelijk Mal. 3:16.

Vers 10 Dan: als hij roept wijken de vijanden terug.

Vers 13 Op mij zijn Uw geloften: de geloften zullen nu vervuld worden, want het geloof zegt mij dat mijn gebed verhoord is. In Psalm 34 zien we de geloften vervuld.

Vers 14c In contrast met de schaduwen van het dodenrijk. Vergelijk Job 33:30; Joh. 8:12.

Psalm 57
Het geloof van een vluchteling

A. Gebed van het geloof (vers 2-6). Oorzaak van de roep: meedogenloze wreedheid.

1. Bede van het geloof (vers 2).

2. Overtuiging van het geloof (vers 3). Tot God.

3. Beloning van het geloof (vers 4). Sela. God zal Zijn goedertierenheid en Zijn waarheid zenden.

4. Rust van het geloof (vers 5). Ik lig.

5. Refrein van het geloof (vers 6). Verhef U boven de hemelen, o God.

B. Uitzicht van het geloof (vers 7). Sela. Gevolg van het voorafgaande gebed en reden voor de dank die volgt.

C. Dankzegging van het geloof (vers 8-12). Gevolg van de roep: herwonnen kalmte.

1. Besluit van het geloof (vers 8).

2. Blijdschap van het geloof (vers 9). Ik zal in de dageraad opwaken.

3. Antwoord van het geloof (vers 10). Ik zal U loven.

4. Reden van het geloof (vers 11). Uw goedertierenheid ... en Uw waarheid.

5. Refrein van het geloof (vers 12). Verhef U boven de hemelen, o God.

Opschrift: Van David. Een kleinood, toen hij voor Saul in de spelonk vluchtte.

Onderschrift: Voor de koorleider. Altáscheth: Verderf niet.

Oorspronkelijke achtergrond
Voor de schrijver, zie het opschrift. Waarschijnlijk de gebeurtenis vermeld in 1Sam. 24:1-8. Het lijkt een avondlied te zijn (vers 5,9). Nauw verwant aan de voorafgaande Psalmen, maar hier een blijdere toon. Kenmerkend is ook de herhaling van bepaalde woorden. Psalm 34, 57 en 142 zijn allemaal Spelonk-psalmen. De verzen 8-12 komen ook voor in Psalm 108. Let op de overeenkomst in de gedeelten A en C van de indeling.

Profetsiche verwachting
Zie de aantekeningen bij de voorgaande Psalm. David wordt weer gezien als de vertegenwoordiger van het volk in de laatste dagen. Hoewel nog omringd door vurige vijanden, klemt het geloof van het overblijfsel zich vast aan de tussenkomst van de God van de hemel. Die verwachting zal vervuld worden als de Messias in grote kracht wordt geopenbaard. Dan worden zij verlost op grond van Gods goedertierenheid en waarheid (de getrouwheid aan zijn Woord). Israël zal de verkondiger worden van het heil voor de volken (Jes. 60:18) en zal de leider zijn van de algemene lofprijzing (vers 10).

Persoonlijke toepassing
Geloof en vrees zijn niet altijd onverenigbaar. Ook verbiedt het geloof ons niet om redelijke voorzorgsmaatregelen te treffen. Het verschil tussen een dapper man en een lafaard is, dat de een zich overgeeft aan zijn angsten, terwijl de ander ze overwint. Het is een veilige schuilplaats onder de schaduw van de Almachtige (vers 2). In de dag van benauwdheid zijn de beschuttende vleugels van de Goddelijke liefde (vers 2) beter dan de vleugels van de vluchtende duif (Ps. 55:7). Zijn vleugels bieden zowel een plaats van rust als van verberging (vers 5) God is een veilige schuilplaats in ernstig gevaar (vers 5). God is met mij (Ps. 56:10) en Hij voleindigt het voor mij (vers 3). Niet alleen mijn persoon, maar ook mijn belangen zijn veilig bij Hem. De nacht van zorgen eindigt in de dageraad van de verlossing (vers 9). Als de zon van de gerechtigheid zal opgaan, zullen de stralen van zijn heerlijkheid de aarde bedekken (vers 6,12).

Aantekeningen
Vers 2 Verdervingen: hetzelfde woord in Ps. 52:4 (schade) en Ps. 55:12.

Vers 3 God, de Allerhoogste: Elohim Elyon, zie Appendix 2. Het is een combinatie van namen; komt nog alleen voor in Ps. 78:56.

Vers 4 Sela: wijst op de rechtvaardige vergelding (vers 7d).

Vers 6 De dichter verlangt naar de openbaring van Gods majesteit, in het verijdelen van de moorddadige plannen van de vijand.

Vers 7 De eeuwige wet van de vergelding. Zie de aantekeningen bij Ps. 35:8. Sela: wijst terug naar vers 4.

Vers 8 Bereid ... bereid; zingen ... psalmzingen: zie ook vers 2: Genadig ... genadig.

Vers 9 Mijn eer: waarschijnlijk het hart, de ziel of de geest.

Psalm 58
De corrupte gerechtshoven veroordeeld

A. De rechters ten toon gesteld (vers 2-6). De zonde gepeild. De onrechtvaardige rechters.

1. Aanklacht over het gerechtelijk bederf (vers 2,3). Door de Psalmist.

2. Uitspraken over de goddelozen (vers 4-6).

B. Rechtvaardigheid verwacht (vers 7-10). Het oordeel voorspeld.

1. Aanroeping van de Heere (vers 7-9). Afsmeking.

2. Toespraak tot de wetteloze (vers 10). Dreiging.

C. Het oordeel uitgevoerd (vers 11,12). Voldoening verkregen. De rechtvaardige Rechter.

1. De instemming van de rechtvaardige (vers 11).

2. Erkenning van de rechtvaardige vergelding (vers 12). Door de volken.

Opschrift: van David.

Onderschrift: voor de koorleider. Altáscheth: Verderf niet.

Oorspronkelijke achtergrond
Waarschijnlijk uit de tijd van Absaloms opstand (2 Samuël 15-17). Deze zienswijze geeft enig licht in de moeilijkheid bij de verklaring van vers 2. De uitdrukking ziet dan op de pralende aanspraken van de leidslieden van de opstand. Merk op dat David hier meer de medestanders beschuldigt dan zijn zoon. In tegenstelling met hetgeen gewoonlijk in de Psalmen het geval is, geeft het laatste vers hier het onderwerp van de Psalm aan.

Profetsiche verwachting
In de dagen van de antichrist zal corruptie het bestuur van het land kenmerken en de godvrezenden zullen onrecht en verdrukking lijden in een mate die vóór die tijd onbekend was. Dit zal leiden tot diepe zielsoefening en een sterk verlangen naar de openbaring van God in oordeel, over de verdrukkers. De goddelijk geïnspireerde gebeden van het overblijfsel zullen verhoord worden, hun hoop zal boven verwachting vervuld worden (vergelijk Ef. 3:20). De dichter-ziener beschrijft de volkomen nederlaag van Israëls vijanden door direkte goddelijke tussenkomst in zeven treffende beelden: 1. Het geweld gebroken (vers 7a); 2. De aanvallen falen (vers 7b); 3. De kracht vergaat (vers 8a); 4. De wapens zijn waardeloos (vers 8b,c); 5. De hulpbronnen zijn uitgeput (vers 9a); 6. De verwachting wordt beschaamd (vers 9b); 7. De vernietiging is volkomen (vers 10). De inhoud van dit laatste vers brengt vele uitleggers in grote verlegenheid. doordat ze niet op de profetische betekenis letten (zie Openb. 19:19-21).

Persoonlijke toepassing
Mooie woorden van trouweloze vleiers gaan nooit in vervulling (vers 2). De handen volvoeren de raadslagen van het hart (vers 3). De weegschalen van de ongerechtigheid wegen geweld af (vers 3). Die zijn oren sluit voor de stem van God moet tot de goddelozen worden gerekend (vers 5; Spr. 28:9). Het is duidelijk dat de tijd moet komen dat het kwaad niet langer op aarde geduld kan worden, maar moet worden weggedaan (vers 7-10; vergelijk Gen. 6:7). De nu zwijgende gerechtigheid zal eens heersen (Jes. 32:1). Wat de mensen ook mogen beweren, spoedig zullen ze genoodzaakt worden te erkennen dat goddeloosheid geen geluk brengt en dat er een God is die rechtvaardigt oordeelt.

Aantekeningen
Vers 2 Zie 2Sam. 15:2-6.

Vers 3b Door het ganse land wegen uw handen geweld af (volgens de Septuaginta).

Vers 4 Vervreemd: namelijk van God (vergelijk Gen. 8:21; Ef. 4:17,18; Kol. 1:21).

Vers 5 Waardige kinderen van de oude slang (zie Pred. 10:11; Jer. 8:17).

Vers 6 De slang stelt arglistigheid voor, dit is inwendig kwaad; de leeuw stelt wreedheid voor, dit is overvloedige boosheid; de adder stelt totale onverschilligheid voor de stem van God voor.

Vers 7-10 Volgens de Hebreeuwse tekst drukken de werkwoordsvormen dreiging uit; maar in de Septuaginta zijn ze aanvoegend.

Vers 8 Verwijzing naar vijandelijke legers.

Vers 8b De punten zijn van de pijlen verwijderd en kunnen geen kwaad doen.

Vers 9 De heenwijzing naar de slak berust op het feit, dat vele van deze dieren in het Oosten gedurende perioden van grote droogte verschrompelen en omkomen.

Vers 10 Hij zal ze met een wervelwind wegvagen.

Vers 11 Zich verheugen over de overwinning van het goede over het kwade en over de handhaving van Gods gerechtigheid.

Vers 11b Vergelijk Ps. 68:24, dat wil zeggen, rijden over de lichamen van de verslagen vijanden. Vergelijk Openbaring 19.

Psalm 59
Het geloof triomfeert over moeilijkheden

A. Gebed om uitredding (vers 2-6). Smeking. De bevrijding van de psalmist.

1. Verzoek (vers 2,3). Tegen persoonlijke vijanden.

2. Redenen (vers 4,5a).

3. Verzoek (vers 5b,6). Tegen nationale vijanden. Sela.

B. Beschrijving van de vijanden (vers 7,8). Vergelijking. Als sluipende en huilende honden. Tegen de avond keren zij weer.

De dreigende vijanden.

C. Voorteken van de nederlaag (vers 9). Spot. Refrein: Getuigenis van vertrouwen (vers 10). God is mijn Hoog Vertrek.

D. Verwachting van de overwinning (vers 11). Tevreden gesteld (centrale gedachte).

E. Gebed om vergelding (vers 12-14). Smeking. De ondergang van de vervolgers.

1. Verzoek (vers 12).

2. Redenen (vers 13).

3. Verzoek (vers 14). Sela.

F. Beschrijving van de vijanden (vers 15,16). Vergelijking. Als sluipende en huilende honden. Laat hen dan tegen de avond weerkeren. De gedwarsboomde vijanden.

G. Dank voor bevrijding (vers 17,18). Lied.

1. Het feit (vers 17a).

2. Reden (vers 17b).

Refrein: Getuigenis van vertrouwen (vers 18). God is mijn Hoog Vertrek; Van U zal ik psalmzingen.

Opschrift: Van David. Een kleinood, toen Saul zijn huis had laten bewaken om hen te doden.

Onderschrift: Voor de koorleider. Op Schûschan Eduth (= De lelie der getuigenis).

Oorspronkelijke achtergrond
Voor schrijver en gelegenheid zie opschrift (1Sam. 19:11-18). Hetzelfde Hebreeuwse woord voor bewaken (vers 1) komt voor in 1Sam. 19:11. Het onderschrift wijst er op dat de Psalm bestemd was voor gebruik in de tempeldienst bij de lentefeesten.

Profetsiche verwachting
Deze wordt duidelijk getoond in vers 6. We vinden hier het gebed voor Israël en de aankondiging van het oordeel over de laatste poging om het volk van God uit te roeien (vergelijk Zacharia 14). De vromen in Israël erkennen dat de aanwezigheid en verdrijving van de heidense vijanden tekenen zijn van respektievelijk Gods toorn en de afwending van Gods toorn (Jes. 12:1).

Persoonlijke toepassing
Ondanks gevaar en moeilijkheden kan onze vrees weggenomen worden. God verstrooit degenen die de gelovigen belagen (vers 4,12). Vaak beschuldigen de goddelozen de rechtvaardigen van die zonde waaraan ze zelf schuldig zijn (vergelijk 1Sam. 22:8,13 met vers 4 en 6). Verkeert u in grote nood, wees dan vrijmoedig genoeg om aanspraak te maken op de machtige hulptroepen van God (vers 6; vergelijk Hebr. 4:16). Wat een tarten van de levende God (vers 8c). Het is niet alleen boosaardig, maar ook dwaas tegen Hem samen te spannen (vers 9). Degenen over wie Hij lacht, zijn onherroepelijk verloren (vers 9). Onze vijanden mogen sterk zijn (vers 4), maar God is onze sterkte (vers 10). Wie God tot zijn Hoog Vertrek heeft is ver verheven boven het bereik van de woede van de vijand (vers 10). Een beter bewijs van de bittere vrucht van de zonde wordt eerder geleverd door de levens van de bozen dan door hun dood (vers 12). De mens is geneigd Gods lessen te vergeten (vers 12). Het is een ernstige gedachte, dat God de goddelozen vaak een tijd laat voortleven, opdat zijn volk des te duidelijker zijn rechtvaardige wegen in het leven hier beneden ziet (vers 12; vergelijk Ex. 9:16). God maakt de zonde van de mensen tot straf. De bewering in ver 7, het oordeel in vers 14. Vergelijk Jer. 2:19. De vijanden mogen in de nacht huilen (vers 15), maar het halleluja van de gelovige wordt in de morgen gehoord (vers 17). Kijkt uit voor de honden (vergelijk vers 15 met Fil. 3:2).

Aantekeningen
Vers 4 Overtreding: dit is de zonde van bedrog waarvan David vals beschuldigd werd (1Sam. 24:10).

Vers 5 Zonder mijn misdaad: dat wil zeggen, de vijandschap was onrechtvaardig en er bestond geen aanleiding toe.

Vers 6 Niet de Psalmist, maar de tegenstander en zijn vele aanhangers waren de werkelijke overtreders. Vergelijk Ps. 25:3. Heidenen: hier ingevoerd met profetische bedoeling.

Vers 7 De vijanden vergeleken met een troep halfwilde, huilende en hongerige honden, zoals die nu nog de steden in het Oosten onveilig maken. Vergelijk Ps. 22:17,21.

Vers 9 Vergelijk Ps. 2:4.

Vers 10 Vergelijk vers 17. Davids vijanden bewaakten (wachtten bij) zijn huis, maar David wachtte op God voor hulp.

Vers 11 Mijn verspieders: zie Ps. 54:7.

Vers 12-14 Drie redenen worden vermeld voor dit gebed.

1. Opdat de zonde van de vijand gestraft zou worden (vers 13).

2. Opdat de heerschappij van God erkend zou worden (vers 14).

3. Opdat de ziel van de gelovige er door geoefend zou worden (vers 12).

Vers 12a Betreft de leidslieden, die tot een levend voorbeeld worden (vergelijk Openb. 19:20).

Vers 12b Betreft hun vele volgelingen.

Vers 14c Beter: Opdat de mensen weten (vergelijk 1Sam. 17:46).

Vers 15,16 Hen, hen, hen, hen.

Vers 17 Ik echter bezing uw sterkte.

Psalm 60
Het land voor de getrouwen

A. Gods volk gekastijd (vers 3-6). Boetvaardige klacht. Goddelijk ongenoegen verstaan.

B. Gods bescherming verzocht (vers 7). Krachtige smeking. Goddelijke verlossing gevraagd.

C. Aanspraak op Gods belofte (vers 8-10). Overtuigde aanhaling. Goddelijke uitspraak aangevoerd.

D. Gods kracht beschouwd (vers 11-14). Biddend verwachten. Goddelijke verlossing verzekerd.

Opschrift: Een kleinood van David, tot lering, toen hij de Arameeërs van Mesopotamië (Aram-Naharaïm) en de Arameeërs van Zoba (Aram-Zoba) had bestreden, en Joab op de terugtocht de Edomieten in het Zoutdal had verslagen, twaalf duizend man.

Onderschrift: Voor de koorleider. Bij snarenspel.

Oorspronkelijke achtergrond
Voor schrijver en gelegenheid zie opschrift en vergelijk de opmerkingen bij Psalm 44, die waarschijnlijk tot dezelfde tijd behoort, en Psalm 108, waarvan de verzen 5-12 ook deel uitmaken van deze Psalm. Aram-Naharaïm: Syrië van de twee rivieren (namelijk Eufraat en Tigris) dus Mesopotamië. Aram-Zoba duidt het gebied aan tussen Tigris en Orontos, ten noord-oosten van Damascus. Uit een vergelijking van 2 Samuël 8, 1Kron. 18:12,13; 1Kon. 11:15,16 enz. besluiten we, dat toen David in beslag genomen werd door zijn eerste Syrische veldtocht in het verre noord-oosten, de Edomieten van deze gelegenheid gebruik maakten om Israël binnen te vallen en de Israëlieten een gevoelige slag toe te brengen. Zodra David dit vernam, zond hij terstond een sterke legermacht onder Joab en de vijand werd verslagen in het Zoutdal (ten zuiden van de Dode Zee, op de oude grens tussen Juda en Edom). Door zijn bekwaamheid en snelheid vaarmee hij deze gevaarvolle crisis oploste, verkreeg David grote bekendheid (2Sam. 8:13). Hij zelf versloeg de Syriërs; Abisaï, Joabs rechterhand, de Edomieten; terwijl Joab zelf zes maanden in Edom bleef om de overwinning te voltooien (1Kon. 11:16). In de strijd met Abisaï verloren de Edomieten 18.000 man, Joab voegde er nog 12.000 aan toe. Er is daarom geen sprake van een tegenspraak, zoals sommigen menen. Snarenspel (in het onderschrift) is letterlijk Neginah = het slaan (van de vijanden). Zie Psalm 3. Het meervoud (Neginoth) komt meer voor.

Profetsiche verwachting
De Psalm wijst heen naar de tijd dat Israël zich bewust zal worden dat de langdurige verdrukking en het lijden het volk overkomen is door Gods kastijdende hand. We zien hier enkele vruchten van zijn goddelijke tucht. Israël zal dan in een toestand zijn om de volle erfenis te ontvangen. die het volk vóórdien nog nooit werkelijk heeft bezeten. Op de vervulling van de goddelijke beloften, zoals die vermeld zijn in Deut. 30:1-3, zal door de gelovigen aanspraak worden gemaakt. In de beproeving zal hun geloof die beloften omhelzen. De verzen 8 en 9 wijzen op een nieuwe verdeling van het land, die moeilijk is toe te passen op de tijd van Davids oorlogen. De heenwijzing naar een banier (vers 6) duidt aan Israël (profetisch) opnieuw door God als zijn volk erkend wordt. De taal in vers 6, die voor tweeërlei uitleg vatbaar is, dient waarschijnlijk om het historisch en profetisch gezichtspunt te dienen.

Persoonlijke toepassing
De Psalm drukt vertrouwen uit in een benauwde tijd. Veracht de goddelijke kastijding niet en bezwijk er niet onder (Hebreeën 12). De menselijke hartstochten zijn als vulkanische haarden, die altijd een vernielende stroom vloeibare lava willen uitspuwen. Wanneer God zijn remmende hand verwijdert, braken deze nooit rustende, onder de oppervlakte van de maatschappij wellende hartstochten hun rampzalige inhoud uit. God straft soms de goddelozen door ze dronken te maken van voorspoed (vers 5). Onze Heer Jezus is de ware Benjamin (vers 7), zie de aantekeningen. Gods eigen natuur maakt het Hem mogelijk een belofte te breken (vers 8). Herstel brengt de mensen terug op het pad dat hun gelovige vaders betraden (vers 8). Loutere belijdenis (Moab), de oude natuur (Edom), en vleselijke godsdienst (Filistea) komen alle onder het oordeel van God (vers 10). Vers 13b bevat een waarheid die herhaaldelijk onder onze aandacht gebracht wordt (vergelijk vers 14b met Fil. 4:3). Als Gods volk zondigt, is het niet langer onoverwinnelijk (vergelijk Jozua 6-8). De zonde maakt grote breuken in de verdedigingswerken van de gelovige (vers 4). Er is in onze dagen een groot gebrek aan vooruitziende leidslieden (vers 11). De Heer is de ware leidsman (vers 12).

Aantekeningen
Vers 4 De ramp wordt vergeleken met een aardbeving; gewoonlijk het beeld in de Schrift voor maatschappelijke beroeringen.

Vers 5 Harde: zware, drukkende.

Vers 5b Gij hebt ons gedrenkt met zwijmelwijn: bloemrijke taal voor de goddelijke oordelen; als een bedwelmende drank in zijn vreselijke uitwerking.

Vers 6 De Septuaginta geeft een andere lezing: Zodat zij hun toevlucht nemen om te vluchten voor de boogschutters, dat wil zeggen, God had ze geroepen tot de strijd om ze te laten vluchten voor de vijandelijke boogschutters; de regels zijn vermanend bedoeld. Vergelijk dezelfde gedachte in Deut. 1:27.

Vers 7 Rechterhand: Schijnt een zinspeling op Benjamins naam te zijn (Zoon van mijn rechterhand). Benjamin als vertegenwoordiger van het hele volk (Deut. 33:12).

Vers 8-10 God is de Spreker; misschien een aanhaling van een bestaande godsspraak of een geïnspireerde toelichting op de grote belofte aan David (2 Samuël 7). De Heere wordt hier voorgesteld als een overwinnende krijgsman, die het land uitdeelt aan zijn volk. Sichem, Sukkoth: De eerste plaats vertegenwoordigt het gebied ten westen van de Jordaan, de laatste het gebied ten oosten van deze rivier. Sichem (schouder) was de eerste plaats waar Abraham de belofte van het land ontving. Andere gedeelten tonen aan dat het de geest van gehoorzaamheid aanduidt, deze zal Israël kenmerken onder het nieuwe verbond.

Sukkoth (tenten, loofhutten) houdt verband met de betekenis van het Loofhuttenfeest, dat het einde van de woestijnreis in herinnering roept en is een voorafschaduwing van de duizendjarige rust in het beloofde land. De overige historische namen in deze Psalm hebben eveneens een profetische betekenis.

Vers 9a Heeft betrekking op het deel van het volk aan de oostzijde van de Jordaan; de twee stammen in vers 9b en c vertegenwoordigen de bewoners ten westen van de Jordaan. Efraïm was in aantal de sterkste en wordt hier vergeleken met de helm van een strijder.

Vers 10 Naburige volken worden tot dienstbaarheid gebracht, in tegenstelling tot de eer die aan Israël verleend zal worden. Het trotse Moab wordt de slaaf die de vaten draagt voor de voetwassing van de overwinnaar, terwijl Edom als de slaaf zal zijn aan wie de overwinnaar zijn sandalen toewerpt om ze te dragen of te reinigen; de handeling kan ook overdracht van bezit betekenen (vergelijk Ruth 4:7; Joz.10:24). Palestina (Filistea) zal de overwinnaar tegemoet gaan met gejuich en hem als koning erkennen, opdat hij niet verdelgd wordt.

Vers 11 Vaste stad: waarschijnlijk Sela, of Petra, de hoofdstad van Edom, bekend om zijn ongenaakbaarheid (Obadja :3).

Vers 14 Dit gebed van het geloof ziet de overwinning reeds behaald; en verwijst terug naar Ps. 44:6.

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, oktober ’91
Met toestemming in electronische vorm gedistribueerd oor BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.