Daniël 10
Daniël
Hoofdstuk 10
W. Kelly
Hoofdstuk 10
De laatste drie hoofdstukken van dit Boek vormen één geheel. Wij lezen in dit gedeelte onder andere over de omstandigheden waarin Daniël zich bevond toen hij vernam wat over zijn volk zou komen. Dit gedeelte van het Boek is heel merkwaardig. Nergens anders in het Woord van God vinden we zo’n nauwkeurige vermelding van historische feiten. Daniël beschrijft de hoofdlijnen van de wereldgeschiedenis vanaf het Perzische Rijk, waaronder hij zich bevond, tot de tijd waarop alle machten van deze wereld zich zullen buigen voor de Naam van de Heere.
De wereldgeschiedenis in een notedop
Daniël vermeldt niet alle details en in zijn beschrijving van de wereldgeschiedenis zijn onderbrekingen, hiaten. Bepaalde gedeelten worden weggelaten. In dit gedeelte wordt onder andere een belangrijke koning aan ons voorgesteld, die een type is van de grote leider van de opstand tegen Gods volk aan het einde van de tegenwoordige eeuw. Daar breekt de profetie af. De tussenliggende tijd wordt overgeslagen. We vinden daarna (vanaf 11:36) een beschrijving van de eindtijd. In hoofdstuk 12 zien wij vooral de handelingen van God met zijn eigen volk, het volk Israël, totdat zij en Daniël zelf zullen opstaan tot hun bestemming aan het einde der dagen. De zegeningen voor hen en voor het gelovige overblijfsel van het aardse volk van God is het grote einddoel van de wereldgeschiedenis.
Daniël bedrijft rouw
In het derde jaar van Kores, de koning van Perzië, werd aan Daniël, wiens naam genoemd werd Béltsazar een zaak geopenbaard (vers 1).
Daniël had kennelijk geen gebruik had gemaakt van het besluit van koning Kores om terug te gaan naar het land Palestina. Deze verordening was twee jaar eerder uitgevaardigd, namelijk in het eerst jaar van Kores (Ezra 1:1). De Geest van God vestigt vervolgens de aandacht op de hartetoestand van de profeet. Hij bedreef rouw en hij vastte, drie weken lang. We lezen in vers 3: Begeerlijke spijs at ik niet, en vlees of wijn kwam niet in mijn mond; ook zalfde ik mij gans niet, totdat die drie weken der dagen vervuld waren. Het is zeker met een bepaald doel, dat de Geest van God ons deze gemoeds- gesteldheid van Daniël zo uitvoerig beschrijft.
Daniël doet belijdenis van zonden
Daniël verootmoedigt zich voor God en hij belijdt de zonden van het volk, die de oorzaak waren van zo’n vreselijke straf. Hij deed precies het tegenovergestelde van wat het vlees onder zulke omstandigheden zou doen. Wanneer een grote genade wordt verleend, dan is de mens van nature geneigd om zijn vreugde de vrije teugel te laten. De Perzische veroveraar had de deur voor de gevangenen van Sion geopend en zij die wilden waren naar hun eigen land teruggegaan. Daniël hoorde niet bij degenen die terug waren gegaan. Wat zien we bij Daniël? Hij vernedert zich voor God. Hij neemt de plaats in van belijdenis. Hij belijdt niet alleen de zonden van Israël, hij belijdt ook zijn eigen zonden.
Ondanks alles toch het volk van God
Deze houding zagen we al bij Daniël, toen hij door het lezen van de profetie van Jeremia ontdekte, dat de bevrijding van Israël nabij was. Er was bij hem geen blijdschap over een gevallen vijand, geen triomfgeroep omdat het volk vrijuit mocht gaan, maar deze man Gods overpeinsde wat de zonde teweeg had gebracht. Die zonde was zo groot dat de Heere niet over Israël kon spreken als Zijn volk. Het geloof van Daniël wist echter ook dat zij toch het volk van God waren, maar dan op grondslag van de genade van God.
Een onzichtbare wereld
In dit hoofdstuk worden ons niet alleen toekomstige gebeurtenissen meegedeeld, er wordt ook als het ware een sluier opgelicht om ons iets te laten zien van de onzichtbare wereld. De verklaring van het visioen laat ons iets zien van wat er rondom ons is, maar niet gezien wordt. Het werd Daniël vergund om het te horen, opdat wij zouden weten en ook zouden begrijpen, dat behalve de dingen die gezien worden, er onzichtbare dingen zijn. En deze zijn veel belangrijker voor het volk van God dan de zichtbare.
Engelen zijn dienende geesten
Als er conflicten op aarde zijn, dan komen ze voort uit hogere conflicten. Engelen worstelen met boze wezens, de werktuigen van satan. Doorlopend probeert satan om de raadsbesluiten van God met betrekking tot de aarde te verijdelen. Dit zien we duidelijk in dit gedeelte. Wij weten uit de Bijbel dat de engelen dienende geesten zijn die tot dienst uitgezonden worden ter wille van hen die de behoudenis zullen beërven (Hebr. 1:14). De niet gevallen engelen worden krachtige helden genoemd die zijn Woord doen
( Ps. 103:20). Het kan zijn dat wij ons er niet zo van bewust zijn dat de engelen een rol spelen in de gebeurtenissen om ons heen in deze wereld. Engelen zijn de werktuigen voor de uitvoering van Gods wil. Er wordt uitdrukkelijk gezegd, dat zij zijn welbehagen doen (Ps. 103:21).
De gevallen engelen
Aan de andere kant zijn er ook engelen die God doorlopend tegenstaan. Dit zijn de gevallen engelen en hun aantal is groot. Wij hebben te strijden met machten die veel hoger zijn dan wij, met machten die veel intelligenter zijn dan wij. Willen we overwinnaars zijn in onze strijd tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis (Ef. 6:12), dan hebben we de hulp nodig van Iemand die machtiger is dan al deze machten die tegen ons zijn. Gelukkig hebben we een geestelijke wapenrusting om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel.
Geen reden tot ongerustheid
Een gelovige hoeft niet ongerust te zijn over alles wat er in de wereld gebeurt. Hij weeet dat er een onzichtbare wereld is en dat er boze machten zijn die hun invloed uitoefenen. Hij weet ook dat de mensen eigenlijk alleen maar de stukken zijn die door hen in het spel van dit leven worden gezet. Maar een gelovige weet ook dat God machtiger is dan satan. En dat er legioenen van trouwe engelen zijn om de wil van God te volbrengen. Eigenlijk kan satan niets anders doen dan de plannen van God uitvoeren. Als we dit beseffen, dan bezien we de dingen die in de wereld gebeuren met geheel andere ogen.
Een Man in linnen kleren
Behalve deze engelen verschijnt er nog Iemand anders op het toneel. Een Man met linnen bekleed, en Zijn lendenen waren omgord met fijn goud van Ufaz (vers 5,6). Deze Persoon van Wie in deze verzen een prachtige beschrijving gegeven wordt, wordt alleen door Daniël gezien. Hij wordt gezien in een heerlijkheid die meestal bij engelen hoort. Ik denk dat we hier een beschrijving vinden van de Heere der heerlijkheid Zelf. Hij verschijnt nu als mens aan Daniël. Alle anderen waren gevlucht om zich te verbergen, Daniël bleef alleen over (vers 7). Wat voor gevolgen had deze verschijning voor Daniël? Er bleef geen kracht in hem over. Hij werd doodsbleek en voelde zich als verlamd (vers 8).
Waarom bedrijft Daniël rouw?
Zelfs een bemind man en een trouwe gelovige als Daniël ondervond dat al zijn wijsheid uit het verleden vruchteloos was. Nu was hij al heel oud. Hij was altijd heel trouw aan de Heere geweest. Hij was als niemand anders in staat de ware toestand van Israël te onderkennen. Hij wist dat het nog heel lang zou duren voordat de Messias zou komen. De engel Gabriël had hem aangekondigd dat de Messias zou worden afgesneden en niets zou hebben. Geen wonder dat hij toen rouw bedreef. Anderen mochten vol hoop zijn dat de Messias spoedig zou verschijnen en hen als natie in de wereld zou verhogen, maar Daniël rouwde en vastte.
De juiste gezindheid
Weer wordt aan Daniël een visioen getoond en openbaarde de Heere Zichzelf aan hem. Hoewel Daniël wist dat de Heere hem liefhad en hij kennis had van de wegen van God door eerdere visioenen, toch was hij zich terdege bewust van zijn eigen zwakheid. Zijn eigen kracht verging toen de Heere der heerlijkheid hem verscheen. Dit is ook voor ons van betekenis. Iemand die ons is voorgegaan, kan ons dingen geleerd hebben die van grote betekenis zijn. Toch zijn wij daardoor niet in staat een les van God te begrijpen. Daarvoor is God Zelf nodig. Geestelijke kennis heeft op een bepaalde wijze grote waarde. Het kan onszelf of anderen helpen om een juiste mening te vormen over gebeurtenissen die rondom ons plaatsvinden. Maar als God ons iets nieuws wil leren, moeten we wel in de juiste gezindheid zijn. Wat zien we bij Daniël? Ondanks de kennis die hij had van de wegen van God, was hij volkomen krachteloos toen de Heere aan hem verscheen en hem iets volkomen nieuws wilde laten zien. Hij was meer dan ooit tevoren verslagen bij dit laatste visioen, terwijl hij zich ook meer dan ooit bewust was van zijn eigen nietigheid en onmacht.
Johannes op Patmos
Hetzelfde zien we bij de apostel Johannes. Toen de Heere op aarde was, had hij aan de borst van de Heiland gelegen. Van alle discipelen had hij het meest van zijn woorden begrepen. Hij noemt zichzelf de discipel die Jezus liefhad. In Openbaring 1 staat die Heiland voor hem in zijn heerlijkheid, om hem zijn gedachten over de toekomst bekend te maken. Wat zien we dan? Johannes viel als dood aan zijn voeten (vers 17). De Heere legde zijn rechterhand op hem en zei: Vrees niet! De Heere Jezus moest Johannes moed geven door hem te laten zien Wie Hij was: de levende, die dood geweest was en die de sleutels had van de dood en de hades (vers 18). Daarna moest Johannes opschrijven was hij gezien had, wat is en wat hierna zou gebeuren.
Een vaste volgorde
Johannes stelt in zijn Eerste Brief eerst de Persoon van Christus voor onze aandacht: Wat van het begin af was, wat wij gehoord, wat wij gezien hebben met onze ogen, wat wij aanschouwd en onze handen betast hebben betreffende het woord van het leven (1 Joh. 1:1). Daarna leert hij ons dat God licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is (vers 5). Dan komt de praktische les van vers 6: Als wij dus zeggen dat wij licht hebben of gemeenschap met Hem die licht is en wij wandelen in de duisternis, dan liegen wij en doen de waarheid niet. Eerst komt de openbaring van leven tot ons in de Persoon van Christus (vers 1,2), daarna komen de praktische lessen: wij leren wie God is en wat wij horen te zijn. Pas als wij ons bewust zijn van wie de Heere is en we doordrongen zijn van onze eigen nietigheid en onmacht, kan de Heere God ons iets leren.
Dood en leven
Zo is het trouwens ook met een zondaar: wil een zondaar behouden worden, dan moet hij eerst beseffen dat hij dood is, daarna kan hij pas levend gemaakt worden. De mens in zijn natuurlijke toestand gelooft niet dat hij dood is, maar hij werkt om leven te ontvangen. Hij verlangt naar leven, maar hij bezit het niet. Alleen Christus kan hem door genade dat leven geven. Maar ook een gelovige, die het leven ontvangen heeft, moet alles wat hij van nature is doden, zodat het leven kan worden geopenbaard en versterkt. Hij moet zichzelf als dood beschouwen voor de zonde, hij moet voor de zonden afgestorven zijn. Dan pas zal het leven niet belemmerd worden in haar groei en openbaring.
Een uitstel van drie weken
Zoals we zagen, was Daniël in een goede gezindheid, om een getuige te zijn van de openbaring van de Geest van God. Hij wordt in vers 11 een zeer gewenste (beminde) man genoemd. Verder lezen we in dit vers dat de Heere tegen hem zei dat hij rechtop moest gaan staan, want Hij was tot hem gezonden. Wat deed Daniël? Toen Hij dat woord tot mij sprak, stond ik bevende. Toen zei de Heere tegen hem: Vrees niet Daniël! want van de eerste dag aan, dat gij uw hart begaaft, om te verstaan en om uzelf te verootmoedigen, voor het aangezicht van uw God, zijn de woorden gehoord, en om uw woorden ben Ik gekomen (vers 12). Toen werd hem meegedeeld waarom er zo’n uitstel was geweest. ’Doch de vorst van het koninkrijk van Perzië stond tegenover mij een en twintig dagen; en ziet, Michaël, een van de eerste vorsten, kwam om mij te helpen, en ik werd aldaar gelaten bij de koningen van Perzië (vers 13).
Waarom moest Daniël 21 dagen wachten?
Toen hoorde Daniël dat al vanaf de eerste dag, toen hij zijn hart erop gezet had om inzicht te verkrijgen en hij zich voor God verootmoedigde, zijn woorden gehoord werden. Alleen ontving hij het antwoord niet op de eerste of op de tweede dag, maar eenentwintig dagen later. Toch werd het antwoord al op de eerste dag door God gezonden. Natuurlijk, had God het antwoord ook meteen kunnen geven. Maar dan zouden we niets gehoord hebben van de verschrikkelijke strijd, die er altijd woedt tussen de werktuigen van God en de gezanten van satan. Verder zouden het geloof en het geduld niet hun volmaakte werk hebben gedaan bij Daniël. Dezelfde machten die verhinderden dat Daniël meteen een duidelijk antwoord op zijn gebed kreeg, kunnen ook verhinderen dat wij een direkt antwoord krijgen op onze vragen. Wij moeten soms wachten.
Wie spreekt in dit vers?
Daniël moest wachten, zoals we zagen en de reden wordt ons gegeven. In vers 13 zagen we, dat hoewel God het antwoord al vanaf de eerste dag had gezonden, de vorst van het koninkrijk van Perzië eenentwintig dagen lang tegenstand bood. Dat is precies de tijd dat Daniël aanhield met rouw bedrijven en met vasten voor God. En ziet, Michaël, een van de eerste vorsten, kwam om mij te helpen, en Iik werd aldaar gelaten bij de koningen van Perzië (vers 13).
Het komt mij voor dat hier een andere persoon spreekt dan de Heere. Niet de eerste, de verheerlijkte Heere die Daniël had gezien, maar iemand die als dienstknecht gebruikt werd door Hem. Het laatste hoofdstuk zal duidelijk maken, dat er meer dan één persoon gezonden was. Bovendien is uit de taal van de spreker duidelijk, dat hij ondergeschikt is. Het is duidelijk een engel die spreekt. De Heere had geen hulp nodig van Zijn eigen engelen, maar Hij gebruikt ze wel. Michaël wordt hier genoemd, omdat hij bekend was als de aartsengel die een bewarende taak had onder het volk Israël.
Hoewel mensen wel eens spotten met de waarheid van de tussenkomst en de bewering van engelen, is de Schrift er toch duidelijk over. Zoals we weten, heeft de Rooms-Katholieke kerk engelen gemaakt tot voorwerpen van verering, wat natuurlijk fout is (Openb. 22:8,9). Maar dat de engelen worden gebruikt voor bijzondere diensten is duidelijk vanuit het Woord van God. Judas bijvoorbeeld, vermeldt de strijd van Michaël, de aartsengel, met de duivel over het lichaam van Mozes (vers 9). Dezelfde waarheid komt ook hier naar voren. Michaël droeg zorg voor het Joodse volk. Hij kende hun neiging tot afgoderij. De mens Mozes, tegen wie zij tijdens diens leven steeds weer hadden gerebelleerd, zouden zij na zijn dood tot een afgod kunnen maken. En daarom strijdt Michaël met satan, in opdracht van God, ten behoeve van Israël. Het lichaam van Mozes werd niet gevonden. Er wordt gezegd dat Jahweh het had begraven. Mogelijk door middel van het door Hem gebruikte werktuig, Michaël.
Hier wordt een bijzonder licht geworpen op de aardse omstandigheden. De machten van deze wereld kunnen regeren, maar de engelen hebben hun taak niet opgegeven. De duivel en zijn engelen zijn er, maar ook Michaël en de heilige engelen met hem.
De duivel uit de hemel geworpen
Michaël en zijn engelen komen opnieuw voor onze aandacht in het laatste boek van de Bijbel (Openb. 12:7-9). In de eindtijd zal er een geweldige strijd zijn tussen de heilige engelen en de boze. Deze oorlog zal plaatsvinden wanneer de hemelen voor eeuwig van deze boze machten, die haar zolang hebben verontreinigd, zullen worden gereinigd. Het toont de volmaakte lankmoedigheid van God, omdat we weten dat Hij met één woord de duivel en zijn legers zou kunnen verslaan. Maar Hij doet dat niet. Hij laat satan zelfs toe zich te wagen in de lagere hemelen. Daarom wordt hij ook genoemd: De overste van de macht der lucht (Ef. 2:2). Ergens anders wordt hij de overste van deze wereld genoemd (Joh. 12:31) en de god van deze eeuw(2 Kor. 4:4).
Het eindoordeel van de duivel
Ik geloof dat hij alleen daar de vorst is, namelijk op het terrein waar God hem toelaat te verschijnen. We lezen nooit dat satan de vorst van de hel zou zijn. Het is een geliefkoosde droom van grote dichters, maar in de Schrift lezen we daar nooit over. De Bijbel toont ons dat zijn werkelijke macht er nu nog is, of in de hemelse gewesten of op aarde. Maar de Bijbel leert ons ook dat als de macht van satan gebroken is, zowel in de hemelse gewesten als op aarde, hij in de hel wordt geworpen, de poel van vuur en zwavel (Openb. 20:10). In plaats van een koning in de hel te zijn, zal hij daar het meest ellendige voorwerp van de wraak van God zijn.
Iemand die sterker is dan hij
Het is een feit dat satan nu nog regeert als de overste van de wereld, de god van deze eeuw en de overste van de macht der lucht. Jammer genoeg beseffen veel mensen dit niet. God staat de tegenwoordigheid van deze boze machten in de hemelse gewesten nog toe. De kruisiging van Christus bracht God er niet toe, satan van al zijn macht te beroven. Wij worden opgeroepen stand te houden tegen de listen van de duivel.
Toch is deze macht van satan geen reden voor ons om verontrust te worden. Niemand heeft ooit deze onbekende gebieden betreden. Er is niemand geweest om ons daarover te vertellen. Alles wat we hierover weten, weten we uit het Woord van God. We weten natuurlijk niet alles, maar we weten genoeg om te zien dat deze geweldige boze macht, die zich tegen God verzet, er is. Toch is de macht van God altijd oneindig groter dan de macht van satan. Er is iemand die sterker is dan hij: de Heere Jezus is sterker dan satan. Hij heeft hem overwonnen (Luk. 11:22; 1 Joh. 3:8).
Het hoofddoel van de profetie
Vers 14 geeft ons een belangrijke aanwijzing over het voornaamste doel van de profetie. Nu ben Ik gekomen, om u te doen verstaan, wat uw volk overkomen zal in het vervolg der dagen, want het gezicht is nog voor vele dagen, zegt de engel. Het gaat hier dus over het volk van Daniël, dat is het volk van de Joden. Alle plannen van God met de aarde staan in verband met zijn aardse volk, de Joden. Ook het volgende hoofdstuk moeten we zien in dit licht, dan worden we bewaard voor allerlei verkeerde verklaringen. Het hoofddoel van deze profetie is dus, te laten zien wat de Joden in de laatste dagen zal overkomen. De gedachten en plannen van God hebben als doel en middelpunt: de Joden en hun Messias.
Israël en de Gemeente
Natuurlijk staan de raadsbesluiten van God ook in verband met de Gemeente. Maar de Gemeente was in de dagen van Daniël nog een verborgenheid. De Gemeente is veel hoger dan het Joodse volk. Israël heeft een aardse bestemming, een aardse toekomst, de Gemeente heeft een hemelse bestemming, een hemelse toekomst. De verhouding van Christus met de Gemeente is veel dieper dan Zijn verhouding met Israël. Maar een gelovige van deze bedeling verliest Christus en de Gemeente niet, als hij gelooft in de verbinding van Christus met Israël. Sterker nog, als hij dit niet gelooft, dan verwart hij de verhouding van Christus met Israël met zijn eigen verhouding tot Christus.
Daniël wordt versterkt
Daniël geeft door zijn nederige houding aan, dat hij zichzelf totaal ongeschikt acht om zulke mededelingen te ontvangen. Hij valt met zijn gezicht op de grond en is niet in staat een woord uit te brengen. Dan raakt iemand die er uitziet als een mens zijn lippen aan. Daarop opent Daniël zijn mond en begint te spreken. Hij belijdt zijn zwakheid en het feit dat er is geen kracht in hem overgebleven was (vers 16b,17). Toen raakte mij weer aan Een, als in de gedaante van een mens; en hij versterkte mij. En Hij zeide: Vrees niet, gij zeer gewenste man! Vrede zij u, wees sterk, ja, wees sterk. En terwijl Hij met mij sprak, werd ik versterkt en zeide: Mijn Heere spreke, want Gij hebt mij versterkt (vers 18,19).
Een voorwaarde voor geestelijke groei
Wij zien dat Daniël op zijn voeten gezet wordt, zijn mond wordt geopend en zijn angst wordt weggenomen. Nu kan de Heere tot hem spreken en hem de toekomst duidelijk maken. Zijn hart moet eerst in volkomen vrede gebracht worden, in de kracht van de Heere zijn en in de tegenwoordigheid van God. Geestelijke ongerustheid en gebrek aan gevestigde vrede hebben, meer dan men denkt, te maken met de geringe vooruitgang die men maakt in het verstaan van veel gedeelten van Gods Woord. Het is niet genoeg dat iemand leven heeft en de Geest van God. Wij moeten ons voor de zonde dood houden en de vrede van God in ons hart hebben, dan kan de Geest ons de gedachten van God bekend maken, dan kunnen we geestelijk groeien. Daniël moest op deze wijze geschikt gemaakt worden om iets te leren en hetzelfde geldt voor ons. Als ik bijvoorbeeld bang ben voor de komst van de Heere, omdat ik er niet zeker van ben hoe ik voor Hem zal staan, hoe kan ik mij dan erin verheugen, dat Hij zo nabij is? Er is dan een belemmering in mijn geest om de gedachten van God over dit onderwerp duidelijk te verstaan.
(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, januari ’87
Met toestemming overgenomen voor electronische distributie door Bijbelstudie-BBS
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.