Hosea deel 2

Het boek van Hosea

Inleiding
Hosea’s geschriften zijn poëtischer dan die van de meeste profeten. Zijn stijl is direct, figuurlijk en vol beeldspraak. Elke daad en elke toespraak heeft een symbolische betekenis. De korte, scherpe uitspraken vallen uit zijn mond als snikken uit een gebroken hart, en weerspiegelen de feitelijke situatie, waarin hij is geplaatst. Als wij Hosea zien lijden begrijpen wij hem omdat wij ook mensen zijn, maar hoe oneindig veel heeft de Here tot op de dag van heden geleden aan de ontrouw van Zijn vrouw, Israël. Dóór de illustratie die de Bijbel ons geeft in de persoon Hosea begrijpen wij het leed, én de boosheid van de Here beter. Hosea illustreert dikwijls zijn boodschap met historische zinspelingen op Israëls vroegere ervaringen. Sommigen beschouwen Hosea als het moeilijkste van alle profetische boeken. Inderdaad is het geen gemakkelijk boek om te bestuderen maar er staan zoveel waarheden, typen en profetieën in dat we toch een poging wagen. Op het eerste gezicht schijnt er geen enkele orde in zijn geschriften te zijn. Maar bij zorgvuldige en ernstige studie ontdekt men al spoedig een wonderlijke en logische samenhang in al zijn profetieën.

II. Doel
Geestelijk gesproken was Israël, Gods vrouw. Maar zij was Hem ontrouw geworden en had zich sinds Jerobeam I steeds dieper in afgoderij begeven. Daarom moest Hosea aankondigen, dat God van plan was zijn ontrouwe ’vrouw’ te kastijden, maar dat Hij haar eens zou vrijkopen en herstellen in de plaats van zegen. Dit wordt geïllustreerd door de persoonlijke ervaring van Hosea met zijn ontrouwe vrouw Gomer.

III. Sleutel vers
Als sleutelvers kunnen hoofdstuk 3 : 1 nemen 

’En de Here zeide tot mij: Ga wederom heen, bemin een vrouw, die bemind zijnde van haar vriend, nochtans overspel doet; gelijk de Here de kinderen Israëls bemint, maar zij zien om naar andere goden en beminnen de flessen der druiven ’.

Het sleutelwoord is : ’Hoererij’ - dit woord komt 14 keer voor in het geschrift van Hosea. De naam ’Efraïm’ komt in dit boek 35 keer voor en de naam ’Israël’ eveneens 35 keer. ’Juda’ wordt slechts 14 keer genoemd en ’Jeruzalem’ zelfs helemaal niet.

IV. Indeling
Het boek van Hosea kan worden verdeeld in drie delen:

  1. De ontrouw van Israël, geïllustreerd door Hosea’s huwelijk. 
    Hoofdstuk 1 t/m 3

    01-1Israëls verdorven toestandHfd.st. 1
    01-2Israëls Israëls vreselijke val.Hfd.st. 2
    01-3Israëls losprijs betaaldHfd.st. 3

  2. De ontrouw van Israël letterlijk beschreven en veroordeeld.
    Hoofdstuk 4 t/m 13

    02-1De verschrikkelijke gevolgen
    van Israëls val.
    Hfd.st. 4 en 5
    02-2Israëls berouw en belijdenis.Hfd.st. 6:1-3

    02-3

    De Here onderzoekt Israëls
    wonden, alvorens ze te genezen.
    Hfd.st. 6 :4 t/m 13: 15

  3. De belofte van Israëls toekomstige zegen, en het oordeel.          
    Hoofdstuk 14

    03-1Het laatste appèl op Israël Hfd.st. 14 : 1 - 3
    03-2Israëls uiteindelijk herstelHfd.st. 14:4-9

V. Inhoud
Het boek van Hosea wordt wel eens genoemd: het boek van afval of van geestelijke hoererij. Het is voornamelijk gericht aan de tien stammen van het Noordelijk Koninkrijk, vlak vóór de Assyrische ballingschap. De figuur van de overspelige vrouw Gomer dient in dit boek als een ernstig appèl op het hart en het geweten van het volk, dat zich van God had afgekeerd om de afgoden der heidenen te dienen. De Here zei tot de profeet: ’Ga heen, neem u een vrouw der hoererijen’. De reden van dit merkwaardig gebod was: ’Want het land hoereert ganselijk van achter de Here’.

Van de drie kinderen, in dit huwelijk geboren, waren de laatste twee ’kinderen der hoererijen’, d.w.z. in hoererij verwekt, zeer waarschijnlijk niet door Hosea verwekt.

Jizreël (d, i. ’Ik zal verstrooien’!) — een waarschuwing, dat God het bloed van Jizreël zou wreken op het huis van Jehu. Zoals Hij Izebel en Jehu gestraft hadden voor hun afgoderij, zo zou Hij ook Israël het oordeel brengen in de vorm van de Assyrische invasie.

Lo-Ruchama (d.i. ’geen vaderliefde’), de naam van het tweede kind, geeft aan, dat God Zijn volk uit het land zou verdrijven.

De naam van het derde kind, Lo Ammi (d.i. ’niet Mijn volk’), leert dat het uitverkoren volk door God terzijde gezet zou worden, omdat zij Hem verlaten hadden (Hosea 1: 1 - 9).

In de verzen 10 en 11 vinden wij echter de belofte van toekomstige zegenen herstel, als namelijk:

’ter plaatsen, waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt Mijn volk niet — zij genoemd zullen worden kinderen van de levende God .... want groot zal de dag van Jizreël zijn ’.
Hosea 1:10-11

De betekenis van de naam Jizreël in dit vers dienen wij te verstaan als ’Ik zal zaaien’.  Jizreël heeft namelijk een dubbele betekenis: ’Ik zal verstrooien’ en ’Ik zal zaaien’. God zal Israël eens uit het land ’verstrooien’, maar haar daarna ook weer in het land ’zaaien’. Lo-Ammi zal dan weer worden ’Ammi’ (d.i. ’Mijn volk’) en Lo-Ruchama zal worden ’Ruchama’ (d.i. ’ontvangen vaderliefde’). Lees hoofdstuk 2:1. Al deze dingen zullen plaatsvinden als de Here Jezus Christus zal wederkomen om hen tot Zichzelf te vergaderen en te herstellen in gerechtigheid. Gods klacht tegen de moeder Israël betreft haar ontrouw in het dienen van andere goden (’boeleerders’d.i. ’minnaars’). Daarvoor zal zij geoordeeld worden. Als zij ontdekt, dat van haar afgoden geen hulp te verwachten is, dan is het te laat om nog tot de Here terug te keren.  Niemand kan haar van de Assyriër, die haar in slavernij’ zal voeren, bevrijden

Lezen: Hosea 2: 2- 12

Onmiddellijk hierop volgt echter weer de belofte van toekomstig herstel, wanneer de Here Zelf haar zal ’lokken’ en ’naar haar hart zal spreken’.  Te dien dage zal Hij weer voor haar worden ’Ishi’ (d.i. ’Mijn Man’), en niet ’Baäli’ (’Mijn Here’, dat immers geen enkele bijzondere verhouding tot God aanduidt). Het volk zal geen offers meer brengen aan de valse goden. De belofte van herstel en het oordeel is gebaseerd op de voorzieningen van het Nieuwe Verbond (Hosea 2:14- 22). Zie ook: Jeremia 31:31-34; Romeinen 11:26; Joël 2:32. In het derde hoofdstuk van Hosea schildert de profeet door de Heilige Geest ons een beeld van Israëls toekomstige nationale geschiedenis. Het vierde vers van dit hoofdstuk is één van de sterkste bewijzen van de Goddelijke oorsprong der profetie en van de Bijbel in het algemeen.

“Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim.”  Hosea 3:4

Zonder efod of terafim wil zeggen dat er géén tempeldienst zou zijn, Israël leeft momenteel bijna 2000 jaren in die situatie en wij zien ook hier weer dat de Bijbelse profetieën voor 100% uit komen op een gegeven moment. Wereldwijd zijn er vrome Joden die ijveren voor de aanstaande tempeldienst, in principe is alles klaar, behalve de rode vaars, deze moet gebruikt worden voor de inwijding van de tempel en het gerij:

“De Here nu sprak tot Mozes en Aäron: Dit is het wetsvoorschrift, dat de Here gebiedt: Spreek tot de Israëlieten, dat zij u een rode, gave koe brengen, waaraan geen gebrek is, en die geen juk gedragen heeft. En gij zult haar aan de priester Eleazar geven: dan zal men haar buiten de legerplaats brengen en haar in zijn tegenwoordigheid slachten. Dan zal de priester Eleazar met zijn vinger van haar bloed nemen en van haar bloed zevenmaal sprenkelen in de richting van de voorzijde van de tent der samenkomst. Daarna zal men de koe voor zijn ogen tot as verbranden; haar huid, haar vlees en haar bloed zal men met haar mest verbranden. En de priester zal cederhout, hysop en scharlaken nemen en dat midden op de brandende koe werpen. Vervolgens zal de priester zijn klederen wassen en zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen, maar de priester zal tot de avond onrein zijn. Hij die haar verbrand heeft, zal zijn klederen in water wassen en zijn lichaam in water baden, maar tot de avond onrein zijn. Dan zal een rein man de as van de koe verzamelen en buiten de legerplaats op een reine plaats nederleggen, opdat zij voor de vergadering der Israëlieten bewaard blijve ter bereiding van het water der reiniging; het is een middel tot ontzondiging. En hij die de as van de koe verzameld heeft, zal zijn klederen wassen, maar tot de avond onrein zijn. Dit zal gelden als een altoosdurende inzetting voor de Israëlieten en voor de vreemdeling die onder u vertoeft.”  Numeri 19:1-10

In Israël zijn een aantal vaarzen gefokt maar door de overdreven wettische uitleg van Numeri 19 zijn er verschillende dieren door de rabbijnen afgewezen. De Here wilde dat er een gave, rode jonge koe gebruikt zou worden. Gaaf wil zeggen dat er géén lichamelijk gebrek mocht zijn ondanks dat het dier direct na gedood te zijn verbrand werd. Ook moest het een rode vaars zijn, rood de kleur van het bloed. Maar door de extreme uitleg van het Woord eisen de rabbijnen een 100% rood dier, het laatste dier dat is afgewezen had één wit haartje bij de neus! Men is ook in dit verband zo erg bezig met de uiterlijke kenmerken van het dier dat men de symbolische strekking totaal voorbij gaat! In de eerste plaats moest het een vaars zijn, dit is een jonge koe die nog niet een kalf ter wereld gebracht had. In de tweede plaats moest het gaaf zijn, zonder enig gebrek. In de derde plaats moest het rood zijn, rood de kleur van het bloed.

Als wij er van uit gaan dat dit dier, dat gebruikt werd voor ontzondiging en reiniging, als type van iets of iemand dat of die later kwam kunnen wij ons maar één situatie voorstellen, het offer van de Here Jezus. Hij was rein en had zich niet met vrouwen bevlekt, Hij was zonder gebrek, zonder ook maar één zonde en Hij gaf zijn bloed op Golgotha voor de ontzondiging en reiniging der mensheid:

“Want als [reeds] het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden. Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?”  Hebreeën 9:13-14

De Joden zien niet, kúnnen vanwege de bedekking der wet op hun ogen, zien dat álle profetieën in de Bijbel direct, of indirect met de Here Jezus Christus te maken hebben, zélfs de aankondigen van tuchtigingen en lijden want de Here God wil Zijn volk klaarmaken voor de ontmoeting met de volmaakte, de Here Jezus Christus. Er schijnt tussen het tweede en het derde hoofdstuk van het boek Hosea een periode van tijd te liggen. Daarna geschiedt wat vermeld staat in hoofdstuk 3:1. God geeft de profeet opdracht om zijn overspelige vrouw die hem verlaten had, te beminnen. Naar de mens gesproken lijkt dit in deze omstandigheden ten enenmale onmogelijk; maar God verlangt van hem haar lief te hebben, zoals Hij Zelf de kinderen Israëls - ondanks alles — liefheeft. Hosea moest zich jegens haar, die in slavernij was vervallen, vergevensgezind betonen, om zo het karakter van Gods liefde voor Israël te openbaren en uit te beelden.

Voor ’vijftien zilverlingen’, de prijs van een slaaf, kocht hij Gomer vrij.  Zo zal God Zijn volk uit slavernij verlossen, omdat de losprijs betaald is aan het kruis van Golgotha. Gomer werd echter niet onmiddellijk in haar vroegere huwelijksstaat hersteld:

“De Here zeide tot mij: Ga weder heen, bemin een vrouw, die zich door een ander laat beminnen en overspelig is, gelijk de Here de Israëlieten bemint, die zich tot andere goden wenden en minnaars zijn van druivenkoeken. Toen kocht ik haar voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst. En ik zeide tot haar: Vele dagen zult gij blijven zitten; gij zult geen ontucht bedrijven, geen man toebehoren; en ook ik zal tot u niet komen.

Zo is het vandaag met Israël hetzelfde.  

Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder Koning en zonder Vorst*, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil, in de dagen der toekomst.”  Hosea 3:1-5

* Tijdens het 1000 jarige rijk zal Israël haar man, koning en vorst volgen, de Here Jezus Christus. Dán zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken de Here, hun God, en David, hun Koning, en zij zullen vrezende komen tot de Here en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen. Hosea 4 is eigenlijk een inleiding op de rest van het boek. Het is een samenvatting van de boodschap van de profeet. Hier wordt de inhoud van de hoofdstukken 1 t/m 3 toegepast op de geestelijke toestand van Israël. God heeft een twistzaak met dit volk. Het land zal ’treuren’ vanwege gebrek aan kennis; niet omdat Gods volk de waarheid niet ontvangen heeft, maar omdat het Gods boodschappers en boodschap verworpen heeft. Ook de Gemeente van Christus heeft vaak een gebrek aan kennis, de kennis van het Woord is binnen de gevestigde kerken erbarmelijk, het is zelfs zo slecht gesteld dat kerkleden niet protesteren als de leiding zich verslingert aan de z.g.n. wereldgodsdiensten. Synodes en kerkenraden gaan regelmatig in gesprek met allerlei afgodische godsdiensten om “gezamenlijk te bekijken” waar men overeenkomsten vindt. De diepere oorzaak van deze dwalingen ligt in het feit dat men de kerkleer hoger heeft gesteld dan de Here Jezus Christus, een oude leus binnen de kerken was, en is tegenwoordig soms nog te horen, “Buiten de kerk geen zaligheid”. Hoe zo, buiten de kerk geen zaligheid, is het niet zo dat buiten Christus geen zaligheid te vinden is? Door Christus Jezus naar de achtergrond te schuiven ten gunste van de rituelen en de z.g.n. sacramenten is het zicht verduisterd en kreeg de satan ruimte voor zijn dwalingen. Als het goed zou zijn moest de kerk evenals Gomer, én Israël, vele dagen zonder man zitten zodat ze zich niet meer kon bevuilen met het Boeddhisme, Soefi, Mohammedanisme, reïncarnatie, enz, enz.

Zij, Israël, heeft zich gewend tot de afgoden en zij heeft valse verbonden gesloten. Daarom zal de Here als een oordeel de invallende legers van Assyrië over hen brengen ( hfd. 4 en 5).

Israël zal haar zonden belijden en zich tot de Here bekeren gedurende de verdrukkingsperiode (Hosea 6:1-3).

“Komt, laat ons wederkeren tot de Here! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. Ja, wij willen de Here kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit.”
Hosea 6:1-3

Met Hosea 6:4 begint de profeet zijn uitvoerige toespraken, waarin God spreekt over Zijn geschil met Israël en verklaart, waarom het oordeel niet langer kan worden uitgesteld. God heeft  geen behagen in rituelen, liturgieën of offers:

“Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers.”   Hosea 6:6

Zij waren uitverkoren en verlost en toch zochten ze hun heil in de politieke verbonden:

’Zij roepen Egypte aan, zij gaan heen tot Assur’   Hosea 7:11

Door álle eeuwen heen heeft Israël die zelfde fout steeds opnieuw gemaakt, zelfs tegenwoordig maakt het volk die fout want Israël heeft in het recente verleden vrede gesloten met Egypte, een vrede welke Israël tot op de dag van heden zuur opbreekt. De toenmalige Egyptische president heeft deze “vrede” met de dood moeten bekopen en Israël zal volgens de Bijbel enorme schade oplopen:“Gij meent zeker, dat louter lippentaal voor beleid en kracht tot strijden kan doorgaan. Op wie vertrouwt gij toch, dat gij tegen mij in opstand komt? Zie, gij vertrouwt op die geknakte rietstaf, op Egypte, die, als iemand daarop steunt, hem in de hand dringt en ze doorboort: zo is Farao, de koning van Egypte, voor allen die op hem vertrouwen.”  Jesaja 36:5-6

In 2 Koningen 18:21 zien wij de parallelle tekst van Jesaja 36:5-6, ook hier spreekt de Bijbel van het bedrog van Egypte, dit was toen zo, en zal altijd zo blijven, tot in het duizend jarige rijk:“Nu dan, zie, gij vertrouwt op die geknakte rietstaf, op Egypte, die, als iemand daarop steunt, hem in de hand dringt en ze doorboort: zo is Farao, de koning van Egypte, voor allen die op hem vertrouwen.”  2 Koningen 18:21

Officieel is de vrede tussen Israël nog steeds van kracht, maar is het u opgevallen dat Moebarak, de president van Egypte, vóór en na elke bespreking van Jasser Arafat deze onbetrouwbare man ontvangt? Arafat is een Egyptenaar van geboorte en legt élke keer opnieuw verantwoording af aan de president van Egypte! In het hier na volgende geef ik u enkele teksten in dit verband, vele uitspraken van de Here zijn al vervuld en de resterende teksten zullen hopelijk heel spoedig vervuld worden:

’Israël heeft Zijn Maker vergeten’   Hosea 8:14

’Zij zullen in des Heren land niet blijven’  Hosea 9:3

’de dagen der bezoeking zijn gekomen’  Hosea 9:7

’Israël is een uitgeledigde wijnstok; hij brengt vrucht voor zichzelf’(niet voor God).
Hosea 10:1

Hoe vaak moeten wij, wedergeboren Christenen, niet de hand in eigen boezem steken, Israël wordt hier een “ontledigde wijnstok” genoemd, maar wat zijn wij vaak? De wijnstok staat in de grond, vaak hele goede die uitermate geschikt is voor wijnbouw en als zo’n stok niets meer oplevert is het jammer dat ze de grond gebruikt waar ze staat, ze leeft dan in principe voor zichzelf. Wanneer wij binnen het christendom rondkijken zien wij veel van dergelijke “wijnstokken”, ze leven in de genade van Christus maar laten heel weinig resultaten zien. De apostel Jacobus spreekt op een geven moment óók over deze mensen, wél het woord, maar niet de daad: 

Lezen: Jacobus 2:14-26. (Wordt tekst voor tekstdeel besproken)

De apostel Jacobus heeft in eerste instantie geschreven naar – en voor de Christenen uit de Joden. Er zijn leraren die zeggen dat de Jacobusbrief niet voor de Christenen uit de Heidenen is, maar is dat wel zo? In de eerste plaats waren het wél Joden maar vooral Christenen, mensen die hun behoudenis in Christus Jezus zochten, én vonden. Zou er voor hen dan een aparte status, leer of verplichtingen zijn? Natuurlijk niet, wat voor een christen uit de Joden geldt, is eveneens van toepassing op de gelovigen uit de Heidenen. Of mogen wij onze broeders en zuster wel aan hun lot overlaten? Laten we eens zien wat Jacobus zegt:

“Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? Stel, dat een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en aan dagelijks voedsel. En iemand uwer zegt tot hen: Gaat heen in vrede, houdt u warm en eet goed, zonder hen echter van het nodige voor het lichaam te voorzien, wat baat dit?”

Jacobus zegt hier ronduit tegen hen die het goed hebben op aarde dat ze hun broeders en zusters die het slecht hebben moeten ondersteunen. Vergeet niet dat er nogal wat bekeerde slaven in de samenkomsten kwamen, dat er veel weduwen waren en dat de gemiddelde Jood niet rijk was. Door al de eeuwen heen heeft de christenheid op dit gebied steken laten vallen, in de Gouden Eeuw b.v. noemden handelaren, reders en leidinggevenden zich “christen”, maar trokken ze zich niets aan van de werkende bevolking, als er geen werk was ontving die ook geen loon. Tijdens de kerkdiensten zaten de notabelen vooraan in de kerk op banken en het gewone volk moest blijven staan in het schip van de kerk. Sinds het ontstaan van de Gemeente is die tweedeling er altijd geweest en we kunnen rustig stellen dat het ontstaan van het communisme op de rekening is komen staan van de z.g.n. christenheid. Miljoenen mensen zijn daardoor onbereikbaar geworden voor het evangelie, in ons land kunnen wij Amsterdam en Oost-Groningen als voorbeeld noemen. Christenen hebben wél met de mond beleden dat ze de Here volgden maar de portemonnee bleef gesloten voor minder bedeelde broeders en zusters.

“Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood. Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt geloof en ik heb werken. Toon mij dan uw geloof zonder de werken, en ik zal u mijn geloof tonen uit mijn werken.”

Jacobus zegt hier snerend dat geloof en werken hand in hand moeten gaan, hij zegt “ik zal mijn geloof tonen uit mijn werken”, m.a.w. “het is onmogelijk te geloven zónder werken!”

“Gij gelooft, dat God een is? Daaraan doet gij wel, [maar] dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen”.

Deze tussenzin staat op zich los van zijn betoog, waarom dit er tussen is gezet weet ik ook niet, wél is deze tekst weer het bewijs dat de Here God één is en zich op verschillende wijzen openbaart.

“Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Izaäk op het altaar legde? Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken; En het schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd.”

De werken die wij voor de Here, en daarmee voor onze broeders en zusters, doen zijn het zichtbare gevolg van ons geloof, wij kunnen met onze mond veel belijden maar als dit niet met zichtbare werken gepaard gaat zouden we ons nog wel eens achter de oren mogen krabben.

“Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof.”

Deze tekst is vreselijk misbruikt, de Roomse leer heeft hier uit opgemaakt dat men alleen zalig kan worden door goede werken. Ook de protestantse kerken hebben een deel van de leer hier op gebaseerd, men zou aan de kerkelijke verplichtingen en sacramenten moeten voldoen. Jacobus zegt hier eigenlijk alleen maar dat het geloof zichtbaar wordt door werken, dat een levend geloof meetbaar is aan de daden van de gelovige. Hij vervangt hier de genade van Christus niet maar wijst op de gevolgen van het geloof, door het geloof wordt een mens behouden maar wat is een met de mond belden geloof als de daden van een dankbaar hart niet te vinden zijn?

“En is niet evenzo Rachab, de hoer, uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boodschappers in huis nam en langs een andere weg liet heengaan?”

Het hart van Rachab lag bij de God van Israël, vanuit de liefde voor de Here hielp ze de boodschappers verder.

“Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.”  Jacobus 2:14-26

Hoe veel mensen zouden een dood geloof hebben terwijl ze dénken op de juiste weg te zijn in onze welvaartsmaatschappij, wij zijn vaak zo druk met onze eigen bedoening terwijl er in de wijngaard van de Here een schreeuwend te kort is aan arbeiders. Het vergaat ons zo vaak als de verhouding van Israël en de Here, zoals een man zijn vrouw bemint, zo beminde God Israël. Maar Israël was de Here ontrouw geworden. Het oordeel is op komst, maar Gods volk wordt opgewekt om zich te verlaten op Hem en te rusten in Zijn beloften. God bevrijdde Israël eens door een profeet, Mozes, en voerde hen uit Egypte naar het land der belofte.

Hosea 13: 1-13 beschrijft het verschrikkelijke oordeel over Israël.

In vers 14 vinden wij echter direct weer een belofte van verlossing en herstel bij de komst van de Messias.

Met het oog op deze verlossing wordt Israël opgeroepen om zich te ’bekeren tot de Here, hun God’ (Hosea 14:2).  Omdat de losprijs betaald zal zijn, zal Gods toorn worden afgewend.

Hij zal ’hun afkering genezen’ en ’hen vrijwillig liefhebben’ (Hosea 14: 5). 

Hij zal hen verkwikking en herstel geven. Efraïm zal zijn als een olijfboom en zal vruchtbaar worden (Hosea 14:4-8).

Lezen: Psalm 1.

Zo komen wij aan het einde van deze profetie. ’Want des Heren wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders daarin vallen’.

VI. Geestelijke toepassing
’Wie is wijs?’

Lezen: Hosea 14:10

De vraag in vers 10 mag wel overwogen worden door ons allen. Hoewel Hosea’s boodschap eerst en vooral het Israël zijner dagen gold, zo kunnen Gods kinderen uit deze bedeling er ook hun voordeel mee doen.

1e. In hun houding ten opzichte Gods oude volk Israël.

Als God dit volk, ondanks hun ontzettende zonde, toch blijft liefhebben en het uiteindelijk volkomen zal verlossen, laten wij het dan om Gods wil ook liefhebben en mee werken aan de pogingen tot hun bekering.

2e. In onze houding ten opzichte de afgoderij. 

Het behoeven juist geen beelden te zijn; maar alles, wat naast of boven God ons hart aftrekt, is een afgod.

De Here verlichte onze ogen om de afgoden te leren kennen, waarmede Satan ons tracht af te trekken van een volkomen overgave aan God.

Zie 1 Joh. 5: 21.

“Kinderkens, wacht u voor de afgoden.”

3e. Wat betreft onze trouw jegens God en Zijn dienst;

Moeten ook wij onszelf niet dikwijls beschuldigen van trouweloosheid?  Hoewel wij ontrouw zijn. Hij blijft getrouw.

Lezen: 2Timotheus 2:13;

“Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, want Zichzelf verloochenen kan Hij niet.”
2 Timothéus 2:13

4e. Hosea geeft hier zicht op de liefde van God!

We mogen als het ware in het hart van God zien. Voorwaar, wie in zulk een liefde geborgen is, is wel bewaard

“Opdat door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is, dat God liegen zou, wij, die [tot] [Hem] [de] toevlucht genomen hebben, een krachtige aansporing zouden hebben om de hoop te grijpen, die voor ons ligt. Haar hebben wij als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel. Waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchizédek hogepriester geworden in eeuwigheid.”  Hebreeën 6:18-20

Laten wij goed bij ons zelf te rade gaan of ons anker vast ligt in God.

VII. Leringen van Hosea betreffende Israël
Wij gaan nu eventjes in vogelvlucht door de hoofdstukken van het Boek Hosea heen. Het voornaamste doel van het Boek is om de toekomst van Israël te openbaren. Het volgende is een opsomming van deze leringen. Zie hoeveel van aangehaalde Schriftgedeelten reeds vervuld zijn of thans in vervulling gaan.

Hoofdstuk 1

01. Israël werd tot een verbondsverhouding (huwelijk) met de Here geroepen

“Hij nam het boek des verbonds en las het voor de oren van het volk en zij zeiden: Alles wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen.”
Exodus 24:7

Dit heeft zij verlaten (Hosea 1:2-3).

02. Israël zal gevonnist worden wegens geestelijk overspel (Hosea 1:6).

03. God zal dit verbond toch niet vergeten. Israël zal toch als het zand der zee zijn;

Lezen: Hosea 1:10,

Vergelijk dit met Romeinen 9:25–26;“Gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de niet-geliefde: geliefde. En het zal geschieden ter plaatse, waar tot hen gezegd was: gij zijt mijn volk niet, daar zullen zij genoemd worden: zonen van de levende God.”

Hoofdstuk 2

04. Het land zal gedurende de tijd, dat Israël er van gescheiden is, verlaten zijn

Lezen: Hosea 2:8-12

05. Hun ritueel (offerdienst) zal geëindigd zijn.

Lezen: Hosea 2:10

Tot op de dag van heden is de offerdienst niet opnieuw ingesteld, tijdens schijnvrede onder de antichrist zal Israël de offerdienst opnieuw instellen, maar dit is niet tot eer van de Here.Die eer zal pas zichtbaar zijn als het 1000 jarige rijk is aangebroken en Israël de Here trouw zal volgen.

06. Gevonnist voor hun zonden, zal Israël berouw hebben en de Here zoeken, die wegens Zijn grote liefde haar zal aannemen

Lezen: Hosea 2:6, 14–18 en Hosea 3:1

07. Het Vrederijk zal dan op de aarde heersen

Lezen: Hosea 2:17

Hoofdstuk 3

08. Een schitterend beeld van de geschiedenis van de kinderen van Israël. Nadat zij met afgoderij gebroken hebben, leven zij afzonderlijk zonder heidense goden of de ware God.

Hosea 3:4
“Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim.”

09. Maar zij zullen nog de Messias zoeken;

“Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil, in de dagen der toekomst.”
Hosea 3:5

Hoofdstuk 4

10. Israëls zonde is moedwillige onwetendheid

Lezen: Hosea 4:6

“Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis. Omdat gij de kennis verworpen hebt, verwerp Ik u, dat gij geen priester meer voor Mij zult zijn; daar gij de wet van uw God vergeten hebt, zal ook Ik uw zonen vergeten.”  Hosea 4:6

Wie geen kennis van het Woord van de Here neemt heeft geen zicht op de wereldgebeurtenissen. Dit is een geestelijke luiheid die z’n weerga niet heeft, vooral ten opzichte van het heilshandelen van de Here met Israël, onze oudste broeder. Wie het Woord niet tot zich neemt is in feite vervreemd van de Here zoals de vijf dwaze maagden uit Matthéus 25:

Lezen: Matthéus 25:1-13

Deze meisjes waren “geen vreemdelingen in Jeruzalem”, wáren uitgenodigd en toch werd de deur voor hen gesloten, ze hadden geen olie meer voor de lampen, ze hadden geen kennis en daardoor was de Heilige Geest in hen onderdrukt.

In de Bijbel wordt olie veelal als type van de Heilige Geest gezien en de Geest kan alleen maar in ons werken als wij het Woord van de Heilige Geest, de Bijbel tot ons nemen. Hoe zouden wij anders kunnen weten dat Israël eens weer in genade aangenomen zal worden, hoe kunnen wij anders weten dat de Gemeente de Here tegemoet zullen gaan in de lucht?

11. Hun afvalligheid is hopeloos wegens hun weerspannigheid.

Lezen: Hosea 4:16-17

Hoofdstuk 5

12. God kan niets voor Israël doen, totdat ’zij zichzelf schuldig kennen’ Lezen: Hosea 5:15

Hoofdstuk 6

13. De tijd van het herstel van Israël zal ’na twee dagen’ zijn — ’op de derde dag’.

Het Hebreeuwse woord, vertaald door ’dag’ is ’yom’, een tijdperk, waarvan de duur soms bepaald is, soms onbepaald, en enkele malen afhankelijk van de samenhang of van andere gelijkluidende teksten (zie 2 Petrus 3:8).

“Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat een dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als een dag.”  2 Petrus 3:8

Indien men één dag als 1000 jaar rekent, dan wordt deze passage buitengewoon belangrijk in verband met het feit, dat het meer dan 2500 jaar geleden is, sedert Israël verspreid werd. De Gemeente van Christus Jezus gaat spannende tijden tegemoet want als wij deze berekeningswijze toepassen op de Gemeente zien wij de opname dichtbij komen. De Here in rond het jaar 33 naar de hemel opgevaren, er zijn fouten in de jaartelling geslopen en het wil niet zeggen dat die duizend jaren exact 1000 zijn, er kunnen een paar bij komen of af gaan.  Maar wie op de tekenen der tijden let komt tot de conclusie dat de tijd heel nabij kan zijn.

Hoofdstuk 7

14. Belofte van een Verlosser en profetie van haar verwerping. Israël is dus zonder verontschuldiging.

“Wee over hen, omdat zij van Mij zijn weggevlogen! Verwoesting over hen, omdat zij van Mij zijn afgevallen! Hoewel Ik hen verloste, hebben zij tegen Mij leugens gesproken.”  Hosea 7:13

Maar er gloort licht aan het eind van de tunnel want Jesaja zegt:

“Maar als Verlosser komt Hij voor Sion en voor wie zich in Jacob van overtreding bekeren, luidt het woord des Heren.”  Jesaja 59:20

Hoofdstuk 8

15. Israël is ’verslonden’, ’onder de heidenen’, ’een vat, waar men geen lust toe heeft’, maar zal ’verzamelt’ worden (Hosea 8:8-10).

Hoofdstuk 9

16. Israël zal ’omzwervende zijn onder de heidenen’ (Hosea 9:17).

Hoofdstuk 10

17. De verworpen Verlosser (Hosea 7:13) zal terugkeren (Hosea 10:12).

Hoofdstuk 11

18. God zal erbarmen met afvallig Israël hebben, daar Hij God is en niet een mens (Hosea 11:7-9).

Hoofdstuk 12

19. Gods twist met de Jood:

’In des koopmans hand is een bedriegelijke weegschaal’  Hosea 12 3-8

Hoofdstuk 13

20. Het wonder van de nationale opstanding van Israël berust bij God en bij Hem alleen (Hosea 13:9-14).

Hoofdstuk 14

21. Israël, nu door alle volkeren veracht, en verspreid, zal terugkeren (Hosea 14:2) en vergeven worden (Hosea 14:5).  

Israël zal éénmaal de schoonste en de meest bewonderde van alle naties worden (Hosea 14:6-8).

22. ’Wijs’ is de mens, die Gods plan voor Israël verstaat. (Hosea 14:10)

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.