Galaten 1: 1-5
Galaten
Vanavond zou ik wat willen lezen uit Galaten 1:4:
’Paulus, apostel, niet vanwege mensen, ook niet door een mens, maar door Jezus Christus en God, de Vader, die Hem uit de doden heeft opgewekt, en al de broeders die bij mij zijn, aan de gemeente van Galatië, genade zij u en vrede van God, de Vader, en van onze Heere Jezus Christus, die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit de tegenwoordige boze eeuw, naar de wil van onze God en Vader, wie de heerlijkheid zij tot in alle eeuwigheid! Amen.’
Galaten 1: l -5
In het bijzonder zou ik willen stilstaan bij het gedeelte in vers 4 waar we zien hoe onze Heere Jezus Christus Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit de tegenwoordige boze eeuw naar de wil van onze God en Vader.
De wil van God
De Bijbel vertelt ons heel veel over de wil van God en het zou zeer zeker de moeite waard zijn voor iedere gelovige om dit in de Heilige Schriften na te zoeken, en om daar een grondige Bijbelstudie van te maken. Want hoe belangrijk is het toch, dat wij de wil van God mogen verstaan! De Heere Jezus Zelf heeft ons daarin ook een volmaakt voorbeeld gegeven. Hij deed altijd wat de Vader welbehaaglijk was; voor Hem was het altijd: ’O. Vader Uw wil geschiede’. En de Heere Jezus kende ook de wil van Zijn Vader, omdat Hij altijd in volmaakte gemeenschap was met de Vader. Bij ons is dat helaas vaak niet zo, hoewel het toch zo zou moeten zijn, want we zijn geroepen tot de gemeenschap van Jezus Christus, dat zegt Paulus in de eerste Corinthe brief. Welk een gemeenschap is dat!
Hoe heeft de Heere Jezus hier op aarde laten zien wat het betekent om met God te wandelen, gehoorzaam te zijn, God boven alles lief te hebben en daarbij onze naaste. Hoe heeft de Heere Jezus in Zijn leven de wet vervuld, waarvan het eerste gebod is, God lief te hebben en het tweede onze naaste. Welk een liefde tot God, welk een liefde tot de naaste heeft de Heere Jezus geopenbaard. En Hij wandelde altijd in de blijdschap van de gemeenschap met Zijn Vader, Hij was altijd in het licht, ja, Hij was het licht der wereld. En wij zijn geroepen tot de gemeenschap van Jezus Christus, om te wandelen gelijk Hij gewandeld heeft hier op aarde.
Zoals ik heb gezegd, één van de hoofdkenmerken van Zijn wandel was, dat Hij gehoorzaam was aan de wil van Zijn God en Vader. En dat is een grote tegenstelling met de eerste Adam, want die werd gekenmerkt door ongehoorzaamheid.
Een andere apostel, Petrus, spreekt ons zeer treffend van deze dingen in het eerste hoofdstuk van zijn eerste brief. Eertijds waren jullie ongehoorzaam, maar nu zijn jullie geheiligd tot de gehoorzaamheid van Jezus Christus. Dus niet tot de gehoorzaamheid van de wet (hij sprak tot de verstrooide Joodse gelovigen, die eertijds onder de wet hadden gestaan), nee, nu waren ze geheiligd tot de gehoorzaamheid van Jezus Christus.
En hij zegt: ’nu mogen jullie ook wandelen als kinderen van de gehoorzaamheid, terwijl jullie eerst kinderen van de ongehoorzaamheid waren’.
En zo is het met ons allen van nature: als nakomelingen van Adam zijn we gekenmerkt door ongehoorzaamheid. Het vlees dat in ons woont, dat is tot niets goed in staat, dat is vijandschap tegen God, dat kan de wet Gods niet gehoorzamen. Het is een opstandig vlees, waarvoor God geen andere uitweg meer zag dan dit zondige vlees te veroordelen, daar aan het kruis, waar Hij Zijn eigen Zoon voor ons tot zonde heeft gemaakt. Wat de wet niet tot stand heeft kunnen brengen, heeft God Zelf in - en door Christus daar aan het kruis wel tot stand gebracht. De wet op zichzelf was goed, heilig en rechtvaardig. Maar de zwakheid lag bij het vlees van de mens, dat in de macht van de zonde is, dat door en door gekenmerkt wordt door ongehoorzaamheid. Daarom heeft de wet niet tot volmaaktheid kunnen brengen.
Maar Jezus Christus kan dat wel. Hij heeft door Zijn offerande het antwoord gegeven, want door Zijn dood en opstanding heeft Hij de weg tot God geopend. In Hem hebben wij nieuw leven gekregen en nu worden wij ook opgewekt om in nieuwheid des levens te wandelen. Het is het verlangen van de apostel Paulus (deze zelfde Galaten brief spreekt er over: hij bidt er voor, hij smeekt er voor, hij worstelt er voor), dat Christus toch gestalte zou aannemen, als Hij inderdaad ook ons leven is. Als Hij in ons woont, dat Hij dan ook gestalte in ons moge krijgen! Dat zal zich ook in de eerste plaats daarin laten zien, dat we gehoorzame kinderen zijn geworden, niet in een slaafse wettische geest, maar onder de wet der vrijheid.
Het is een groot voorrecht om God gehoorzaam te mogen zijn, het stemt tot grote dankbaarheid, het is werkelijk ware vrijheid. Want als we naar het vlees wandelen, als we ongehoorzaam zijn, dan komen we onder de slavernij van de zonde. De mens van de wereld denkt wel dat hij vrij is, maar dat is verblinding van de Satan. Want de mens is door en door gebonden door talloze zonden, door allerlei duistere machten. Hij is waarlijk verslaafd, terwijl hij roemt dat hij vrij is, en dan denkt, dat hij kan doen wat hij wil. Maar hij is een slaaf van de zonde, een slaaf van de Satan.
Maar zie hier, we hebben gezien hoe de Heere Jezus Christus Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit de tegenwoordige boze eeuw, en dat naar de wil van onze God en Vader. De Heere Jezus is gekomen, om slaven zoals wij te verlossen, om ons weg te trekken, zoals Israël in vroeger dagen uit Egypte is weggetrokken. En dat alles naar de wil van onze God en Vader.
We vinden hier dus heel duidelijk en direct gesproken, wat God wil. De Bijbel zegt daar vele dingen over. Als wij inderdaad willen wandelen, gelijk de Heere Jezus heeft gewandeld, als wij navolgers en discipelen van Hem willen zijn en als wij in Zijn voetstappen willen gaan, en als wij beseffen dat wij geheiligd zijn tot de gehoorzaamheid van Christus, dan zullen wij ook verlangen om de wil van God te leren kennen. Dan zeggen we: ’O. onze God en Vader, Uw wil geschiedde’. Maar . . . wat is Uw wil? Want als we niet weten wat de wil van God is, wat moeten wij op een gegeven moment doen? Dat is ook het probleem van vele kinderen Gods.
En ook als er met elkaar over gesproken wordt, dan klinkt het dikwijls: ’Wat is het toch moeilijk om de wil van God te verstaan!’ . . . Dan zijn er fouten gemaakt, er is een verkeerde richting ingeslagen. Ach, hoe moeilijk is het toch, horen we dan, om er achter te komen wat God nu eigenlijk wil. Ik denk dat het antwoord eenvoudig is. We moeten beginnen met te zoeken in Gods woord, wat wel bekend is van de wil van God.
We kunnen ons zelf wel in hele moeilijke en ingewikkelde situaties gaan plaatsen, en zeggen: ’Wat is hierin nu de wil van God’. Nee, laten we eerst beginnen met wat de Bijbel zegt over de wil van God. We zouden kunnen zeggen: Zijn geopenbaarde wil. In ons dagelijkse leven hebben wij vaak te maken met Zijn verborgen wil, het is op dat ogenblik nog niet zo direct duidelijk wat God nu eigenlijk wil; we vragen ons dat af.
Maar een ding is zeker, als we de geopenbaarde wil van God kennen, zoals Hij die in Zijn Woord aan ons bekend maakt, dan, al ons dat zoveel duidelijkheid geven, dat we in ons dagelijkse leven zo in Gods licht komen, zo op de plaats komen waar God ons wil hebben, dat we niet meer in zulke verwarrende situaties terechtkomen. Want dat is het gevolg van duisternis, dat is het gevolg van verwarring, dat is een gevolg van de verstrikkingen van Satan. Maar als we gaan luisteren naar de wil van God, zoals Hij die zo duidelijk openbaart in de Schrift, dan zal dat een bevrijdende werking op onze ziel uitoefenen, het zal ons brengen op de plaats waar God ons wil hebben.
En dit Schriftgedeelte, wat we vanavond voor onze aandacht hebben, is daar een voorbeeld van. Ik zou er nog meerdere kunnen noemen, waarvan ook zo’n zegenrijke en bevrijdende werking uit gaat, als Gods Woord werkelijk tot ons doordringt en als het ook vruchtbrengend in ons leven kan doorwerken. En dan vinden we hier in Galaten 1:4 over de wil van God, dat Hij ons uit deze tegenwoordige eeuw wil wegtrekken. En wat zou Paulus nu met deze woorden bedoelen? Weggetrokken uit de wereld?
Zoals dikwijls het geval is, verklaart ook hier de Schrift zichzelf; zoals we wel zeggen: ’de Schrift met de Schrift vergelijken, de Schrift door de Schrift verklaren’. Dit woord ’wegtrekken’ dat we hier lezen, komt slechts driemaal in het Nieuwe Testament voor. De drie plaatsen waar het voorkomt, geven ons zeer duidelijk antwoord, wat hierin de wil van God voor ons is. Behalve hier in Galaten 1:4, komen we dit woord ook tweemaal tegen in de Handelingen. We zullen die plaatsen met elkaar gaan lezen. De eerste maal dat we dit woord tegenkomen in het Nieuwe Testament is in Handelingen 7:34 in de rede van Stefanus. Wij zullen voor het verband vers 33 er bij lezen.
Het is de geschiedenis van Mozes die daar beschreven wordt, en wel hoe de Heere aan hem verschijnt bij de brandende doornbos. En dan lezen wij in Handelingen 7:33 dat de Heere tot Mozes zegt: Doe de sandalen van uw voeten; ’Want de plaats waarop gij staat, is heilige grond. Ik heb de mishandeling van Mijn volk, dat in Egypte is, zeer wel gezien en Ik heb hun zuchten gehoord en Ik ben neergedaald om hen daaruit te verlossen; en nu, kom hier, Ik wil u naar Egypte zenden’.
”Ik ben neergedaald om hen daaruit te verlossen’.
Dat woord ’verlossen’ is hetzelfde woord, wat we ook in Galaten 1:4 tegengekomen zijn. We zouden daar dus ook kunnen vertalen: ’opdat Hij ons zou verlossen uit de tegenwoordige boze eeuw’.
De tweede maal dat we dit woord tegenkomen is in de bekeringsgeschiedenis van Paulus, zoals hij die in Handelingen 26 aan koning Agrippa vertelt. In Handelingen 26 spreekt Paulus ervan hoe de Heere Jezus aan hem verschenen is, hoe de Heere ook tot hem gesproken heeft en wel de volgende woorden, vers 15-18:
’Ik ben Jezus, die gij vervolgt. Maar richt u op en sta op uw voeten; want hiertoe ben Ik u verschenen om u te bestemmen tot een dienaar en getuige, zowel van wat gij gezien hebt als van dat waarin Ik u zal verschijnen.
Ik neem u uit het volk en uit de volken en zendt u tot hen, om hun ogen te openen, opdat zij zich bekeren van de duisternis tot het licht, en van de macht van Satan tot God; opdat zij vergeving van zonden ontvangen en een erfdeel onder de geheiligden door het geloof in Mij.’ Handelingen 26:15-18
In vers 17 zegt de Heere Jezus: ’Ik neem u uit het volk en uit de volken en zendt u tot hen’. Dat is weer hetzelfde woord, en dat woord betekent ook letterlijk wegnemen of wegtrekken. De Heilige Geest geeft ons in deze drie Schriftplaatsen, wel een heel duidelijk woord, wat hierin nu de wil van God voor ons is. Als Paulus dus zegt dat Christus Zichzelf gegeven heeft, opdat Hij ons trekken zou (wegnemen, verlossen zou) uit de tegenwoordige boze eeuw, omdat dat naar de wil van God onze Vader is, dan vinden we dat in Handelingen 7 in type bij de verlossing van Israël uit Egypte. En in Handelingen 26 in type bij Paulus, in de wijze waarop de Heere Jezus Paulus wegneemt uit het volk en de volkeren. Zoals het in vroeger tijden Gods wil was, om het volk Israël uit Egypte te verlossen, dwars tegen de vijandschap en de boosheid van de Farao en gans Egypte in. Het was Gods wil, en geen macht in hemel, hel of aarde zou daar ook maar iets tegen in kunnen brengen. Het was Zijn wil, het was Zijn bedoeling om dat volk uit Egypte weg te nemen, en dat te brengen in het beloofde land.
De verlossing uit Egypte, zoals die ons in Exodus beschreven wordt, is zoals bekend een van de prachtigste typen van het Evangelie der behoudenis. Het woord behoudenis zelf komen we ook voor de eerste maal treffend tegen in dit boek Exodus. ’Sta stil, en aanschouw het heil des Heeren’, aanschouw de behoudenis des Heeren. Het volk moest stilstaan, en de Heere deed Zijn verlossende werk. Hij opende een weg dwars door de wateren des doods heen, het volk had niets anders te doen dan in geloof daar doorheen te trekken. Een weg hoefden zij niet te banen, de Heere Zelf baande die weg, maar het volk moest er wel door heen trekken.
Zo schreef Paulus in Galaten 1:4 over deze zelfde waarheden.
We zouden ons toch ook niet kunnen voorstellen, dat het naar de wil van God is, dat we nog steeds tot deze wereld zouden behoren, die schuldig is aan de dood van Christus. God heeft Zijn liefde aan deze wereld op wonderbare wijze geopenbaard (Johannes 3:16), door Ziin eigen Zoon te zenden. En wat is het antwoord van de wereld geweest op deze liefde van God? De Heere Jezus heeft een kribbe en een kruis gekregen, en daartussen heeft Hij geleden, zo geleden dat Hij ook de Man van smarten wordt genoemd. Zie hoe Jesaja over Hem spreekt.
Voor de wereld betekende die liefde van de Zoon van God helemaal niets, de wereld heeft Hem niet gekend. Ze hebben Hem verworpen; niet alleen Zijn eigen volk maar ook de wereld heeft Hem verworpen, door Pilatus, die in dienst was van het Romeinse rijk. Zoals Kaïn schuldig was aan het bloed van Abel, de rechtvaardige Abel, hoeveel te meer deze wereld aan het bloed van de Rechtvaardige. Deze Rechtvaardige is voor ons onrechtvaardigen gestorven, opdat Hij ons tot God zou brengen. (1 Petrus 3:18).
Zou het dan de wil van God zijn dat wij in verbinding zouden blijven met deze tegenwoordige boze wereld, dat wij daar onze vreugde zouden hebben? Dat we zouden zeggen: ’Ach, dat geeft toch niet zo veel; ach, dat vindt de Heere helemaal niet erg, de Heere vindt het ook best goed als we eens een pleziertje hebben en als we er eens goed van genieten’.
Zou de Vader daar Zijn vreugde en welbehagen in hebben, dat Zijn kinderen die Hij met zulk een prijs heeft gekocht, de prijs van het bloed van Zijn eigen Zoon, dat Zijn kinderen die Hij zo verlost heeft, als het ware weer terug zouden keren tot de poel waar we door Gods genade uit weg getrokken Zijn? Het is waarlijk, zoals een varken dan weer tot de modder terugkeert, en de hond tot zijn eigen uitbraaksel. Petrus spreekt daar ook zeer duidelijke taal over. Hebben we dan wel werkelijk begrepen wat verlossing is? Begrijpen we wel wat het de Heere Jezus heeft gekost, om ons te verlossen uit deze tegenwoordige boze wereld - wat het Hem heeft gekost om hier 33 jaar op aarde te zijn? Hoe Hij heeft geleden, hoe Hij de Man van smarten was?
Als Petrus spreekt over het lijden van Christus, dan is dat in het Nederlands niet goed te vertalen, want letterlijk staat het woord ’lijden’- in het meervoud. In het Engels is dat wel heel goed tot uitdrukking te brengen: the sufferings of Christ. Het was niet een enkel lijden, maar de Heilige Geest gebruikt een woord in het meervoud. Het lijden van de Heere Jezus was veelvoudig, op allerlei wijzen heeft Hij geleden.
Maar ook zo wat betreft Zijn heerlijkheid, want ook dat staat in het meervoud, het lijden van Christus en de heerlijkheid van Christus, the sufferings of Christ and the glories of Christ. Hij heeft velerlei lijden hier op aarde gehad en Hij zal ook velerlei heerlijkheid ontvangen. Nu reeds met heerlijkheid en eer gekroond, maar spoedig zullen er nog vele andere heerlijkheden openbaar worden. Maar hoe heeft de Heere Jezus hier op aarde geleden, wat heeft het Hem gekost om Zijn Bruid te kopen met Zijn eigen bloed, Hij, het geslachte Lam!
Dáárom beijverde Paulus zich ook om deze Gemeente als een reine maagd aan Christus te ’voor te stellen’, afgezonderd van de wereld. Maar de Gemeente is daarin niet getrouw gebleven, ze is gaan hoereren met deze wereld; profetisch gezien wordt er zelfs van Pergamos gesproken (in Openbaring 2), en dat betekent ’huwelijksband’ (een innige verbinding). Het is de wil van God de Vader, dat we in een goede relatie komen met Christus, nu nog als het ware met zicht op een beslagen spiegel, maar spoedig van aangezicht tot aangezicht met het Lam. Maar niet in een relatie met deze wereld, waarvan Satan de overste is. Wat we zo vaak horen: ’kerk en wereld, die twee moeten toch met elkaar verweven zijn en samen gaan en samen werken’ dat is een Babylonisch beginsel dat alom gevonden wordt, dat is volledig in strijd met de wil van God, zoals we die hier in Galaten 1:4 vinden.
Want het is de wil van God dat Hij ons zou wegtrekken uit deze tegenwoordige boze eeuw, opdat Hij ons zou verbinden met Christus in de heerlijkheid. En dat is nu precies wat we in Handelingen 26 hebben gelezen over de bekering van Paulus; en zijn bekering wordt ons tot een voorbeeld gesteld, hij spreekt daar zelf van in 1 Timotheus 1.
Want wat is er nu bij de bekering van Paulus gebeurd?
Hij had een ontmoeting met de verheerlijkte Christus, en deze Christus zei tot hem: ’lk neem u weg uit het volk en de volkeren’. Het zelfde woord wat gebruikt werd bij de verlossing van Israël uit Egypte, het zelfde woord wat we ook hier in Galaten1:4 vinden. Zo waarlijk als Israël uit Egypte werd weggetrokken, zo trok de Heere Jezus Paulus weg uit het volk en uit de volkeren. Van geboorte was hij zowel een Jood als een Romein: hij behoorde tot het volk, en hij behoorde ook tot de volkeren. Maar God nam hem daaruit weg: ’Ik neem u weg uit het volk en uit de volkeren.’. En hij werd verbonden met de hemelse Christus, hij behoorde nu tot het hemelse volk, tot de Gemeente. Hij was nu een lid van Christus, en deze leden van Christus had hij ook vervolgd.
Christus zei: ’Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?’
Maar nu mocht hij zelf een lid zijn van deze Gemeente, maar hij werd nog niet in de hemel opgenomen, want direct daarna zegt de Heere Jezus: ’En Ik zend u tot hen.’
Daar vinden we ook tegelijkertijd het antwoord op die vraag: ’Ja, maar hoe zit dat dan, we zijn toch nog In deze wereld?’ De Heere Jezus neemt ons toch nog niet bij Zich in de hemel, Hij laat ons toch nog hier op aarde, je kan toch niet zomaar zeggen, dat we uit deze wereld weggetrokken zijn, we zijn hier toch nog?
Wel het antwoord vinden we in deze bekering van Paulus. Trouwens het antwoord heeft de Heere Jezus Zelf al gegeven in Johannes17. Ze zijn niet van deze wereld, zei Hij van de Zijnen tot Zijn Vader.
Wel in de wereld, niet van de wereld.
Even zo goed als de Heere Jezus niet van de wereld is, zo ook Paulus niet. Hij werd helemaal weggetrokken vanuit deze wereld, en hij werd verbonden met Christus in de heerlijkheid, met de hemelse Christus. En dan zegt de Heere Jezus tot Paulus: ’Ik heb nog wat voor je te doen op aarde; nu zend Ik je terug tot het volk en de volken, en je mag van Mij een getuige zijn’.
En dat is nu precies wat de Heere Jezus ook met ons wil doen, en wat ook naar de wil van God de Vader is. Namelijk, dat we waarlijk verlost zijn van deze wereld, zoals Israël van Egypte verlost was, met de scheidsmuur van de Rode Zee, een type van de dood van Christus. Daarom kon Paulus ook zeggen in deze zelfde Galaten brief: ’de wereld is voor mij gekruisigd en ik ben voor de wereld gekruisigd. Die scheidsmuur lag daar: niet meer van de wereld, maar wel in de wereld; en door Christus Zelf in deze wereld gezonden, ’gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u’.
Zo werd Paulus gezonden, zo werden de discipelen gezonden, zo worden ook wij gezonden. En een ieder op de plaats waar God ons heeft gesteld in het lichaam van Christus. Niet meer van deze wereld, niet meer van het volk (Israël), niet meer van de volkeren, maar één in Christus, waarin noch Jood, noch Griek is, noch man noch vrouw, maar allen één; Hij het Hoofd, wij de leden.
Zo wil Christus nog op aarde werken. Hij wil als het ware Zijn hand door ons heen uitstrekken, Hij wil door Zijn lichaam heen werken hier op aarde. Wat moet het voor Hem zijn als we ons door een ’huwelijksband’ verbinden met deze wereld? Dat is geestelijke hoererij! Het is een grote droefenis voor de Heilige Geest, het is ongehoorzaamheid aan de wil van God. Want ik herhaal (we hebben het mogen lezen) het is waarlijk naar de wil van God, dat we weggetrokken zouden zijn uit deze tegenwoordige boze eeuw.
Daarvoor heeft de Heere Jezus Zichzelf gegeven, we lezen dat hier: ’opdat’. Het is één van de redenen waarom de Heere Jezus gestorven is. Wat een verdriet doen we Hem aan, die zulk een liefde aan ons heeft geopenbaard, als we toch verbonden blijven met deze wereld, als we de boeken van de wereld lezen, als we er gemeenschap mee hebben, als de geest van deze wereld ons beïnvloedt, O. dat is niet naar de wil van God. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen, als we dan ook in allerlei andere opzichten geen duidelijkheid hebben over de wil van God. Want laten we wel beseffen, als we zo weggetrokken zijn uit deze wereld, als we zó verbonden Zijn met Christus, als we zó in de gemeenschap met Hem zijn als Paulus, en terug gezonden worden in deze wereld, waar Hij ons gesteld heeft, dan pas kunnen we echt de levende God dienen en Zijn Zoon uit de hemel verwachten.
Dan Zijn we gehoorzaam aan de wil van God, met dankbaarheid, met blijdschap, want de zegen zal groot zijn. Het zal licht zijn in onze ziel, want de duisternis van deze wereld, daar zijn we uit weggetrokken.
We zijn gebracht tot het licht van God, in dat licht mogen wij wandelen, in dat licht hebben wij gemeenschap met de Vader en de Zoon, in dat licht hebben wij ook gemeenschap met elkaar.
Daarom laten wij luisteren naar dit woord van Paulus, dat de Heere Jezus Christus Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit de tegenwoordige boze eeuw naar de wil van onze God en Vader, die de heerlijkheid zij tot in alle eeuwigheid. Amen!
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.