Brief aan de Efeziërs

Efeze 6
H. Smith

(Vers 1-3). De vermaningen in de Brief aan de Efeziërs beginnen alle met het aanspreken van hen die onderdanig en gehoorzaam moeten zijn. En de bijzondere vermaningen worden voorafgegaan door de algemene vermaning dat men elkaar onderdanig moet zijn (Ef.5:21). De vermaningen om onderdanig en gehoorzaam te zijn, worden gericht aan vrouwen, kinderen en slaven. De vrouwen worden vermaand vóór de mannen, de kinderen vóór de ouders en de slaven vóór de heren. Deze volgorde is belangrijk als het gaat om het beginsel van onderdanigheid.

Over onderdanigheid en gehoorzaamheid

Iemand heeft gezegd: ’Het beginsel van onderdanigheid en gehoorzaamheid heeft een helende werking voor de mensheid’. Zonde is ongehoorzaamheid. De zonde kwam in de wereld door ongehoorzaamheid. Zonde is eigenlijk dat de mens zijn eigen wil doet en weigert aan God onderworpen te zijn. Een vrouw die niet onderdanig is aan haar man, maakt zichzelf en haar huisgezin ongelukkig. Een kind dat niet gehoorzaam wil zijn aan zijn ouders, wordt een ongelukkig kind. Een wereld die niet aan God onderworpen wil zijn, is een ongelukkige en ellendige wereld. Alle leed en ellende van deze wereld zal pas verdwijnen als de mensen onderworpen zullen zijn aan God onder de regering van Christus.

Het christelijke gezin

Een christen heeft geleerd onderdanig te zijn. In het christelijke gezin wordt (als het goed is) een voorsmaak geproefd van de gezegende toestand van het Vrederijk. De gehoorzaamheid van het kind moet echter ’in de Heer’ zijn. Dit houdt in dat het gezin bestuurd moet worden in de vrees voor de Heer en daarom in overeenstemming moet zijn met de Heer.

’Opdat het u goed gaat...’

De aanhaling uit het Oude Testament (Ex.20:12), die de belofte van zegen verbindt met gehoorzaamheid aan de ouders, laat zien hoeveel waarde God aan gehoorzaamheid hecht. Natuurlijk weten we dat de zegeningen van het christendom hemels zijn (wij zijn immers gezegend met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten), toch blijft het beginsel van kracht dat onder de regeringswegen van God het eren van de ouders zegen zal brengen.

De opvoeding van de kinderen

(Vers 4). Ouders moeten hun kinderen niet opvoeden op basis van de wet. Ouders moeten bijvoorbeeld niet tegen hun kinderen zeggen: ’Als je je niet goed gedraagt, zal God je straffen’. Ook moeten de ouders hun kinderen niet opvoeden volgens de beginselen van de wereld. Als ouders hun kinderen wereldse beginselen bijbrengen en hun kinderen geschikt maken voor de wereld, moeten zij niet verbaasd zijn als hun kinderen later ook de wereld ingaan. In dit gedeelte worden de ouders vermaand hun kinderen niet tot toorn te prikkelen, want daardoor gaat hun invloed ten goede te niet en verliezen ze de genegenheid van de kinderen. Hoe kunnen ouders de genegenheid van hun kinderen houden en hun kinderen bewaren? Alleen door ze op te voeden in de tucht en vermaning van de Heer. Kinderen moeten opgevoed worden als voor de Heer, dus zoals de Heer ze zou opvoeden.

Christen-slaven

(Vers 5-9). Christelijke slaven moeten gehoorzaam zijn aan hun heren. Dit kan alleen als het hart goed staat tegenover Christus. Alleen als de slaaf vanuit zijn hart ernaar zoekt de wil van God te doen, is hij in staat om zijn aardse meester ’van harte’ te dienen. Wat van harte voor de Heer gedaan wordt, zal beloond worden.

Christen-meesters

Christelijke meesters moeten zich door dezelfde beginselen als de christelijke slaven laten leiden. Zij moeten zich ervan bewust zijn dat zij een Heer in de hemel hebben. Zij moeten hun knechten welwillend behandelen. Zij moeten het dreigen nalaten en hun positie van gezag niet misbruiken door het uiten van dreigementen.

De geestelijke wapenrusting

(Vers 10-20). De Brief eindigt met een uiteenzetting van de strijd van de christen. Deze strijd is niet de oefening die de ziel moet doormaken als wij proberen de waarheid tot ons eigendom te maken. Nee, de Brief gaat er vanuit dat wij de heerlijke waarheden die in deze Brief beschreven worden, kennen en waarderen. De strijd komt als wijproberen deze waarheden vast te houden en te handhaven tegenover elke macht die zich daar tegen verzet.

In deze Brief heeft de apostel onder andere onze hemelse roeping beschreven, dat is de erfenis van de heerlijkheid die ons wacht. Ook heeft hij geschreven over de verborgenheid van de gemeente. Daarna heeft de apostel gewezen op onze wandel die met deze geweldige waarheden moet overeenstemmen. Als wij proberen meer van deze hemelse zegeningen tot ons eigendom te maken en als wij in overeenstemming daarmee willen wandelen, dan ondervinden wij dat satan tegenover ons staat. Wij moeten wel beseffen dat satan Christus haat. Hij zal altijd proberen ons van de waarheid te beroven. Als hem dat niet lukt, zal hij proberen de naam van Christus oneer aan te doen, of de waarheid van God in diskrediet te brengen door een morele instorting te bewerkstelligen onder hen die de waarheid vasthouden.

Drie belangrijke dingen

Wij moeten klaar staan om te strijden. Hoe meer we van de waarheid verstaan, des te heviger zal de strijd zijn. Met het oog op deze strijd worden drie dingen onder onze aandacht gebracht:

  1. De bron van onze kracht is de Heer.
  2. Het karakter van de vijand waarmee we te doen hebben wordt openbaar.
  3. De wapenrusting waarmee we worden toegerust om ons in staat te stellen de aanvallen van de vijand te weerstaan.

De kracht van de Heer

(Vers 10). De apostel richt eerst onze aandacht op de bron van kracht die er voor ons is, voordat hij de macht van de vijand beschrijft die tegen ons is. Voordat we de strijd beginnen, moeten we weten dat al onze kracht in de Heer is. Paulus zegt: ’Sterkt u in de Heer en in de kracht van zin sterkte’. Het is moeilijk voor ons te beseffen dat we geen kracht in onszelf hebben. Van nature zijn we graag sterk in aantal, in gaven, of in de kracht van de een of andere machtige leider. Maar onze echte en enige kracht is ’in de Heer en in de kracht van zijn sterkte’.

’De uitnemende grootte van zijn kracht’

Ook in het gebed van het eerste hoofdstuk lezen we over de kracht van macht van God. Christus is uit de doden opgewekt en gezet aan de rechterhand van God in de hemelse gewesten ’boven alle overheid, gezag, kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze, maar ook in de toekomstige eeuw’ (vers 21). Verder spreekt de apostel over ’de uitnemende grootte van zijn kracht jegens ons die geloven’ (vers 19). De kracht die tegen ons is, is veel groter dan onze kracht, maar de kracht die voor ons is, is een uitnemende kracht: ze overtreft alle krachten die tegen ons zijn. Bovendien bezit Christus (die uitnemende kracht heeft) ’onnaspeurlijke rijkdom’ en heeft Hij ons lief met een liefde ’die de kennis te boven gaat’ (Ef.3:8,19).

Gideon en Jonathan

Eens werd Gideon voorbereid op de strijd tegen Amalek en Midian. Eerst werd hem meegedeeld: ’De Heere is met u’. Daarna werd hij aangespoord: ’Ga heen in deze uw kracht’. De familie van Gideon mocht dan het geringste in Manasse zijn en hijzelf de jongste in het huis van zijn vader, maar de jeugdige leeftijd en zwakheid van Gideon waren onbelangrijk, wanneer de Heere, die rijk en machtig is, voor hem en met hem was (Richt.6:12-15).

Zo konden Jonathan en zijn wapendrager de wachtpost van de Filistijnen verslaan in de kracht van de Heere. Jonathan zei tegen zijn wapendrager: ’Bij de Heere is geen verhindering, om te verlossen door velen of door weinigen’ (1Sam.14:6).

’De kracht van zijn sterkte’

Misschien hebben we in het verleden gefaald, misschien is er zwakheid onder ons en bederf rondom ons. Wat we nu nodig hebben is een besef van de heerlijkheid van de Heer, van de kracht van de Heer, van de rijkdommen van de Heer, van de liefde van de Heer. Met deze Heer mogen we verder gaan ’in de kracht van zijn sterkte’. Zonder Christus hebben we geen kracht. De Heer heeft gezegd: ’Zonder Mij kunt u helemaal niets doen’ (Joh.15:5). Paulus kon zeggen: ’Ik vermag alles door Hem die mij kracht geeft’ (Fil.4:13).

Het doel van de vijand

Alleen als we in gemeenschap met de Heer leven, kunnen we gebruik maken van de kracht die in Christus is. Daarom is alle macht van de vijand erop gericht om die gemeenschap te verbreken. Satan zal proberen ons ervan te weerhouden ons met Christus te voeden en om met Hem te wandelen. Satan kent veel middelen om ons de gemeenschap met de Heer te laten missen. Bijvoorbeeld de zorgen en plichten van het leven van elke dag, of de zwakheid en ziekte van het lichaam, of de moeilijkheden van ons dagelijkse werk, of de twisten tussen de gelovigen onderling, of beledigingen die ons zijn aangedaan, die we moeilijk kunnen verwerken. Als deze dingen tussen ons en Christus komen te staan, dan heeft satan zijn doel bereikt. Maar als deze dingen ons tot de Heer uitdrijven, dan zullen we leren wat het is om sterk te zijn in de Heer, dan zullen we ons bewust zijn van onze eigen zwakheid, dan zullen we de betekenis van de woorden leren kennen: ’Werp uw zorg op de Heere, en Hij zal u onderhouden’ (Ps.55:23).

Overheden en machten zijn geestelijke wezens die een positie van heerschappij hebben en die de macht hebben om hun wil tot uitvoering te brengen. Het kunnen goede of boze wezens zijn. Hier worden boze wezens bedoeld. Met betrekking tot de wereld zijn het de beheersers van de duisternis van deze wereld. Met betrekking tot de christenen zijn het ’de geestelijke machten van de boosheid in de hemelse gewesten.’ De wereld is in duisternis en in onwetendheid met betrekking tot God. Deze geestelijke wezens beheersen en besturen de duisternis van het heidendom, van de filosofie, van de zogenaamde wetenschap, van de ontrouw, alsook het bijgeloof, de verdorvenheid en het modernisme van het christendom.

Christenen zijn in het licht gebracht en gezegend met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten. De tegenstand van satan tegen de christenen neemt een religieus karakter aan. Satan zal proberen hen de waarheid van de hemelse roeping te ontnemen door hen te verleiden tot een weg die een ontkenning is van deze waarheid, of tot een gedrag dat daarmee in strijd is.

’De listen van de duivel’

Ook maakt de apostel duidelijk wat het karakter van de tegenstand is. Dat is niet altijd vervolging of een rechtstreekse ontkenning van de waarheid. Nee, de tegenstand is meestal veel subtieler van aard. Het wordt hier omschreven als ’de listen van de duivel’. Een list lijkt eerlijk en onschuldig. Toch wordt het hart erdoor verleid om de weg van gehoorzaamheid te verlaten. Vaak probeert de duivel gelovigen die waarheid bezitten, op de een of andere zijweg te leiden. Er is een eenvoudige vraag die we onszelf kunnen stellen, waardoor we elke list in de kiem kunnen ontdekken: ’Als ik deze koers volg, waar zal ze mij brengen?’

Voorbeelden van de listen van de duivel

Toen de duivel de Heer voorstelde om van stenen broden te maken om daardoor zijn honger te stillen, leek dat een heel onschuldig iets. Toch was het een list van de duivel. Op dit voorstel ingaan zou ongehoorzaamheid aan God geweest zijn en een ontkenning van het Woord dat zegt: ’Niet van brood alleen zal de mens leven, maar van alle woord dat door de mond van God uitgaat’.

Om de gelovigen in Galatië van de waarheid van het evangelie af te trekken, gebruikte de duivel de wet als een list om hen te verstrikken in een gevoel van eigendunk, als gevolg van het houden van de wet.

Om de gelovigen in Korinthe van de waarheid van de gemeente af te trekken, gebruikte de duivel de wereld als een list om hen tot vleselijke genotzucht te verleiden.

Om de gelovigen in Kolosse af te trekken van de waarheid van de verborgenheid, gebruikte de duivel de list van overredende taal, wijsbegeerte, bedrog en bijgelovigheid om hen in een soort van godsdienstige vervoering te verstrikken.

Dit zijn nog altijd de listen waarmee we rekening moeten houden.

De wapenrusting van God

(Vers 13). In deze strijd helpt geen menselijke wapenrusting. Wij kunnen de duivel alleen weerstaan in ’de wapenrusting van God’. Menselijke hulpbronnen, zoals natuurlijke bekwaamheid en een sterk karakter, zijn in deze strijd van geen nut. Als we in eigen kracht in de strijd gaan zullen we de nederlaag lijden. Dit heeft Petrus ondervonden. Toen hij met vertrouwen op eigen kracht de strijd aanging, faalde hij tegenover een dienstmeisje.

Het is inderdaad waar dat God de natuurlijke bekwaamheid van de mens in zijn dienst kan gebruiken. Maar de vraag is hier niet wat God in zijn dienst kan gebruiken, maar wat Hij ons heeft gegeven om te gebruiken in onze strijd tegen de listen van de vijand. Deze vijand is niet van vlees en bloed en ’de wapens van onze strijd zijn niet vleselijk’ (2Kor.10:4).

De hele wapenrusting van God aandoen

Wij hebben in deze strijd ’de hele wapenrusting van God’ nodig. Als er één onderdeel ontbreekt, zal satan er gauw bij zijn om ons op onze kwetsbare plek aan te vallen. Bovendien moet de wapenrusting aangedaan worden. Het is niet zo dat we de wapenrusting al aan hebben omdat we christenen zijn. De wapenrusting die we nodig hebben ligt voor ons klaar, maar het is onze verantwoordelijkheid deze wapenrusting aan te doen. Het is niet voldoende om naar de wapenrusting te kijken, ze te bewonderen of er een beschrijving van te geven. Nee, we moeten de hele wapenrusting van God aandoen.

’De boze dag’

Verder wijst de apostel ons erop dat de wapenrusting nodig is met het oog op ’de boze dag’. In algemene zin is de hele periode van de afwezigheid van Christus voor de gelovige ’een boze dag’. Er zijn ook omstandigheden dat de vijand extra sterke aanvallen onderneemt op het volk van God en probeert hen te beroven van kostbare waarheden. Zulke aanvallen vormen voor het volk van God in het bijzonder ’een boze dag’. Om die aanvallen het hoofd te bieden is het noodzakelijk om de hele wapenrusting van God aan te hebben. Het is te laat om de wapenrusting aan te moeten doen tijdens de strijd.

’Weerstand bieden’ en ’stand houden’

Wij hebben de wapenrusting nodig om ’weerstand te bieden’ en om ’stand te houden’. Als we weerstand hebben geboden door ons te verzetten tegen de aanval van de vijand, dan hebben we de wapenrusting nog steeds nodig om in een verdedigende houding ’stand te houden’. Als we ’alles volbracht hebben’, hebben we onze wapenrusting nog steeds nodig om ’stand te houden’. We moeten bedenken dat we juist na een grote overwinning heel kwetsbaar zijn. Het is gemakkelijker een bruggehoofd te bezetten, dan om die te behouden. De wapenrusting die is aangedaan, mag dus niet worden afgelegd, zolang er boze geestelijke machten zijn in de hemelse gewesten en zolang wij op het strijdtoneel zijn van de listen van satan.

Een wapenrusting van zeven onderdelen

Als we het gebed toevoegen aan de delen van de wapenrusting,

dan komen we tot zeven onderdelen:

  1. De lendenen omgord met de waarheid.
  2. Het borstharnas van de gerechtigheid.
  3. De voeten geschoeid met de toerusting van het evangelie.
  4. Het schild van het geloof.
  5. De helm van de behoudenis.
  6. Het zwaard van de Geest.
  7. Het gebed.

1. De gordel van de waarheid

’Houdt dan stand, uw lendenen omgord met de waarheid’ (vers 14). Dit vers spreekt van onze gedachten en genegenheden die op hun plaats moeten blijven door de waarheid. Dus de waarheid op onszelf toepassen en daardoor alle gedachten en opwellingen die bij ons naar boven komen, laten beoordelen door de waarheid. We moeten niet alleen vrijgemaakt wordt van de innerlijke werking van het vlees, maar we moeten onze gedachten en genegenheden vormen in overeenstemming met de waarheid. Zo zullen we een nederige geest bezitten, terwijl onze genegenheden gericht zijn op de dingen die boven zijn.

’Behoed uw hart...’

Het eerste onderdeel van de wapenrusting sterkt onze innerlijke mens. Ze reguleert meer onze gedachten en genegenheden dan ons gedrag, ons spreken en onze wijze van doen. Vaak doen we ons uiterste best om een correcte uiterlijke houding tegenover een ander aan te nemen, terwijl we op hetzelfde ogenblik onzorgvuldig zijn met betrekking tot onze gedachten en genegenheden. Dit is een list van satan. We moeten beginnen om van binnen de juiste houding aan te nemen. De Spreukendichter waarschuwt ons voorzichtig te zijn met wat we zeggen, waar we naar kijken en waarheen we gaan. Maar eerst zegt hij: ’Behoed uw hart boven al wat te bewaren is’ (Spr.4:23-27).

Bittere jaloersheid en twistzucht in het hart

Jakobus waarschuwt dat ’als u bittere jaloersheid en twistzucht in uw hart hebt, roemt en liegt dan niet tegen de waarheid’ (Jak.3:14). Twistzucht tussen broeders begint in het hart en heeft zijn wortels in ’bittere jaloersheid’. Als de waarheid de genegenheden in toom houdt, zullen jaloersheid, twistzucht en andere negatieve dingen van het vlees geoordeeld worden. Dan zijn we in de boze dag in staat om de listen van de duivel te weerstaan.

Als onze lendenen niet omgord zijn met de waarheid

Helaas vindt de boze dag ons te vaak onvoorbereid. We hebben onze lendenen niet omgord met de waarheid. Als we dan plotseling geprikkeld worden, dan handelen we naar het vlees. Als we dan gesmaad worden, dan schelden we terug. In plaats van dat we dan geduldig lijden, dreigen we. We moeten als gewoonte hebben de gordel te dragen en om zo te wandelen dat onze gedachten en genegenheden naar gewoonte in toom worden gehouden door de waarheid.

2. Het borstharnas van de gerechtigheid

’Bekleed met het borstharnas van de gerechtigheid’ (vers 14).

Met het tweede deel van onze wapenrusting komen we aan bij ons praktisch gedrag. Praktische gerechtigheid komt bij een christen tot uitdrukking door een wandel die overeenstemt met de positie waarin hij is gesplaatst. Als ons geweten ons beschuldigt van ongeoordeeld kwaad, kunnen we niet voor de vijand standhouden. We kunnen niet pal staan voor de waarheid, als we die waarheid in de praktijk ontkennen. Als we het borstharnas hebben aangedaan en dus in praktische gerechtigheid wandelen, dan hoeven we niet bang te zijn als we in de boze dag ertoe geroepen worden de vijand te weerstaan.

3. De voeten geschoeid

’De voeten geschoeid met de toerusting van het evangelie van de vrede’ (vers 15). Praktische gerechtigheid leidt tot een wandel in vrede. Het evangelie van de vrede dat we ontvangen hebben, doet ons in vrede wandelen temidden van de onrust van de wereld. Als ons hart door de waarheid bestuurd wordt en onze wegen in praktische overeenstemming zijn met de waarheid, zullen we door deze wereld gaan met vrede in het hart. Dan zijn we in staat om ’de boze dag’ in een geest van vrede en kalmte tegemoet te treden. We zullen niet onverschillig staan tegenover de verwarring in deze wereld, maar we zullen niet opgewonden raken en vervuld worden met onrust, met het oog op de komende gebeurtenissen. Van de natuurlijke mens zegt de Schrift: ’De weg van de vrede hebben ze niet gekend’ (Rom.3:17). Als onze voeten geschoeid zijn met de vrede, dan hebben we vrede in het hart, ook als we in de strijd zijn.

4. Het schild van het geloof

’Terwijl u bovenal het schild van het geloof hebt opgenomen, waarmee u al de brandende pijlen van de boze zult kunnen uitblussen’ (vers 16). Hoe goed en nodig het ook is om onze gedachten en genegenheden onder controle te houden door de gordel van de waarheid en ons gedrag in gerechtigheid te bewaren door het borstharnas en om in vrede door de wereld te wandelen; voor de strijd is er nog meer nodig. We hebben nog het schild van het geloof nodig om ons te beschermen tegen de brandende pijlen van de vijand.

Het geloof is hier niet de geloofswaarheid, de leer, maar het dagelijks geloof, het rustige vertrouwen in God, in alle omstandigheden van het leven, omdat we weten dat God vóór ons is. De omstandigheden kunnen moeilijk zijn. Er kunnen in ons leven zware beproevingen komen: een slechte gezondheid, een zwaar verlies, moeilijke omstandigheden onder de kinderen van God. Onder al deze beproevingen probeert satan onze ziel te verduisteren door ons in te fluisteren dat God eigenlijk onverschillig is wat onze omstandigheden betreft en dat Hij niet voor ons is.

De discipelen in de storm

In de donkere nacht, toen de discipelen worstelden in een storm op het meer en de golven in het schip sloegen, was Jezus bij hen, maar Hij sliep alsof Hij iemand was die onverschillig was voor het gevaar. Bij de discipelen ontbrak het schild van het geloof en zij werden getroffen door een vurige pijl van de vijand. De vreselijke gedachte, dat de Heer eigenlijk niet om hen gaf, kwam bij hen op. Zij maakten Hem wakker en zeiden: ’Meester, bekommert U Zich er niet om dat wij vergaan?’ (Mark.4:37,38).

De beproeving van Job

Een vurige pijl is niet een plotselinge wens om de een of andere begeerte te bevredigen, een begeerte die van binnen uit het vlees voorkomt. Nee, het is een duivelse ingeving van buiten af, die twijfel wil zaaien in ons hart met betrekking tot de goedheid van God. Satan slingerde een vurige pijl naar Job, toen hij in een vreselijke beproeving was. Want toen stelde zijn vrouw voor om God vaarwel te zeggen en te sterven. Gelukkig doofde Job deze pijl met het schild van het geloof. Hij zei: ’Zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen?’ (Job 2:9,10).

De taktiek van satan

De duivel gebruikt nog altijd de moeilijke omstandigheden van ons leven, in zijn pogingen om ons vertrouwen in God te laten wankelen en ons zo van God af te drijven. Terwijl het geloof diezelfde omstandigheden gebruikt om dichter bij God te komen. Zo triomfeert het geloof over de duivel. Steeds weer zal satan proberen om de een of andere afschuwelijke gedachte bij ons ingang te doen vinden, of de een of andere ongelovige ingeving die tot in de ziel brandt en de geest verduistert. Zulke verkeerde gedachten worden niet door menselijke redeneringen uitgeblust, of door terug te vallen op gevoelens en ervaringen. De brandende pijlen van de boze worden alleen geblust door eenvoudig geloof in God en in zijn Woord.

5. De helm van de behoudenis

’En neemt de helm van de behoudenis’ (vers 17). Het dragen van deze helm zal de gelovige in staat stellen om zijn hoofd, in de tegenwoordigheid van de vijand, moedig rechtop te houden. Als wij door het geloof de vurige pijlen van de duivel weerstaan, zullen we tijdens de beproevingen ondervinden dat God voor ons is, dat Hij ons niet alleen uit de beproevingen redt, maar ons ook (zoals de discipelen in de storm) er doorheen brengt. Zo zijn we in staat om met moed en wilskracht verder te gaan , terwijl we ons ervan bewust zijn dat (hoe zwak we ook in onszelf zijn) God de God is van onze behoudenis en dat Christus in staat is ons ’volledig te behouden’ (Hebr.7:25).

6. Het zwaard van de Geest

’En het zwaard van de Geest, dat is het woord van God’ (vers 17). Het zwaard van de Geest is dus het woord van God, dat gebruikt wordt in de kracht van de Geest. Dit is het enige grote wapen dat bestemd is voor de aanval. Eerst moeten we de wapenrusting aan doen. Die wapenrusting ordent onze meest geheime gedachten en onze uiterlijke wandel en doet ons vast staan in vertrouwen op God. Dan pas zijn we in de juiste toestand om het zwaard van de Geest te hanteren. Als het woord van God tegen de vijand gebruikt wordt, in de kracht van de Geest, is het onweerstaanbaar.

Er staat geschreven

Toen de Heer Jezus verzocht werd door de listen van de duivel, weerstond Hij de vijand bij elke gelegenheid met het woord van God, dat Hij toepaste in de kracht van de Geest. ’Er staat geschreven!’ Hiermee ontmaskerde en versloeg Hij de duivel. Het woord van God dat in ons blijft, is onze sterkte. De apostel Johannes kon van de jongelingen zeggen: ’Omdat u sterk bent en het woord van God in u blijft en u de boze overwonnen hebt’ (1Joh.2:14). Iemand heeft gezegd: ’Het is onze verantwoordelijkheid om, wat er ook gebeurt, in overeenstemming met het woord te handelen. Het uiteindelijke resultaat zal aantonen dat de wijsheid van God in dat woord lag.’ Hij die het woord gebruikt mag zwak zijn en weinig natuurlijk verstand hebben, maar hij zal ontdekken dat het woord van God snel werkt en dat het krachtig is. Door het woord wordt elke list van de vijand ontmaskerd.

7. Het gebed

’Terwijl u te allen tijde bidt in de Geest met alle gebed en smeking en daartoe waakt met alle volharding en smeking voor alle heiligen...’ (vers 18-20). Na de beschrijving van de wapenrusting en de aansporing om die wapenrusting aan te doen, vermaant de apostel ons ’te allen tijde te bidden in de Geest’. De wapenrusting is volmaakt. Maar wij moeten daardoor niet onafhankelijk van God worden. Wij kunnen de wapenrusting alleen goed gebruiken in een geest van afhankelijkheid van God.

Te allen tijde bidden en smeken

De Heer vermaant ons om ’altijd te bidden en niet moedeloos te worden’ (Luk.18:1). Paulus vermaant ons ’dat de mannen in elke plaats bidden met opheffing van heilige handen’ (1Tim.2:8). Hier worden we aangespoord om ’te allen tijde’ te bidden. Het gebed is een voortdurende houding van afhankelijkheid van God. Onder alle omstandigheden, in alle plaatsen en op alle tijden moeten we bidden. Het gebed kan ook een zuiver formele uiting worden van onze noden en behoeften. Daarom wordt bidden hier verbonden met smeken. Smeken is de ernstige roep van de ziel, die zich bewust is van zijn nood. Bovendien moeten we bidden in de Geest, dus onder de leiding van de Geest.

Waken met alle volharding en smeking

Verder moet ons bidden gepaard gaan met het geloof dat waakzaam uitziet naar het antwoord van God. Toen Petrus in de gevangenis was, werd er ’een vurig gebed tot God voor hem gedaan’ (Hand.12:5). Toch waren de gelovigen niet waakzaam in het uitzien naar het antwoord van God. Toen God hun gebed verhoord had, konden zij met moeite geloven dat Petrus vrij was.

Bidden voor alle heiligen en voor één dienstknecht

Ook moet ons gebed in de Geest ’alle heiligen’ omsluiten, terwijl we ook de nood van één dienstknecht in het gebed tot God mogen brengen. Daarom spoort Paulus de Efeziërs aan om niet alleen voor alle heiligen te bidden, maar ook voor hemzelf, ’dat mij bij het openen van mijn mond het woord gegeven mag worden om met vrijmoedigheid de verborgenheid van het evangelie bekend te maken.’

De wapenrusting nu meer dan ooit nodig

Alle eeuwen door hebben de gelovigen de wapenrusting van God nodig gehad, maar in deze laatste dagen, nu de duisternis van de wereld groter wordt, de listen van de duivel toenemen en het christendom terugvalt in het heidendom, is het meer dan ooit nodig om de hele wapenrusting van God aan te doen, ’om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, na alles volbracht te hebben, stand te houden.’

Laten we dan standhouden:

  1. Terwijl we onze lendenen omgord hebben met de waarheid en zo bewaard worden, zowel ten aanzien van onze gedachten als in onze genegenheden.
  2. Terwijl we bekleed zijn met het borstharnas van de gerechtigheid, zodat we consequent zijn in ons praktische leven.
  3. Terwijl onze voeten geschoeid zijn met de toerusting van het evangelie van de vrede, zodat we in vrede wandelen, temidden van een wereld van disharmonie, van strijd en van verwarring.
  4. Terwijl we het schild van het geloof opnemen, zodat we in dagelijks vertrouwen op God wandelen.
  5. Terwijl we de helm van de behoudenis nemen en zo beseffen dat God alle dingen doet meewerken voor ons welzijn en voor onze behoudenis.
  6. Terwijl we het zwaard van de Geest nemen, waarmee we elke sluwe aanval van de vijand het hoofd kunnen bieden.
  7. Terwijl we te allen tijde bidden, zodat we de wapenrusting in een geest van voortdurende afhankelijkheid van God kunnen gebruiken.

 

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, september ’92
Met toestemming in electronische vorm gedistribueerd
door BBS ’aCross the Bible’

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.