Profetieën
Profetieën.
In deze studie gaan we samen de Bijbelse profetieën eens onder de loep nemen. Uit al het tekstmateriaal blijkt dat de Bijbel onmogelijk geschreven zijn vanuit menselijke gedachten, de profeten hebben elkaar meestal niet persoonlijk ontmoet, in totaal beslaat het optreden van de Oud Testamentische profeten een tijdsperiode van 400 jaar. Alleen daarom zullen we moeten erkennen dat er een “kennisbron” achter moet zitten. De profetieën én de uitkomsten komen precies overeen en alleen een dwaas kan beweren dat dit toeval is en/of dat al de schrijvers ingehaakt hebben op de geschriften van hun voorgangers.
1. Definitie van profetie
De Bijbel geeft ons een gezaghebbende definitie van het ambt en de functie van de profeet;
’Gij dan zult tot hem spreken, en de woorden in zijn mond leggen’ Exodus 4:15
“De Here zeide tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een god gezet over Farao, en Aäron uw broeder zal uw profeet zijn” Exodus 7:1.
Geen definitie kan duidelijker zijn dan deze. Door Goddelijke beschikking zou Mozes tegenover Farao de positie van God innemen, terwijl Aäron als de profeet van Mozes zou optreden en van hem de boodschap ontvangen, die hij aan de koning had door te geven. Aäron was dus in zijn functie “de mond van Mozes’. Zo was de profeet in zekere zin “de mond van God”:
2. Het belang van de profetieën
De profetieën nemen in het Woord van God een zeer belangrijke plaats in. Bijna één derde gedeelte van de Bijbel is profetisch. Het is het dus belangrijk, dat wij de profetieën serieus en biddend bestuderen en proberen met hulp van de Heilige Geest hun betekenis te begrijpen. Profetie is de openbaring de Here God, van Zijn plannen aan Zijn kinderen. Zij werden niet gegeven voor tijdelijk gebruik, maar voor alle eeuwen en voor alle mensen. Paulus zegt:
’Want al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop hebben zouden”.
Romeinen 15: 4
Profetie kan alleen van God komen, want Hij alleen kent het einde, vanaf het begin. Christus zei tot Zijn discipelen:
“Ik heb u Mijn vrienden genoemd; want al wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, dat heb Ik u bekend gemaakt’ Johannes 15: 15
Abraham werd ’de vriend van God’ genoemd; en toen God op weg was om Sodom te verwoesten, zei Hij:
“Zou Ik voor Abraham verbergen, wat Ik doe?’ Genesis 18: 17
Bij de bestudering van de profetische boeken moeten wij beseffen, dat God tot ons komt, om ons Zijn plannen te ontvouwen.
’Gewis, de Here zal geen dingen doen, tenzij Hij Zijn verborgenheid door Zijn knechten, de profeten, geopenbaard heeft’ Amos 3: 7
3. Drie elementen in de profetieën
Wij kunnen drie elementen onderscheiden in de boodschap van de profeten.
- De profeten hadden een boodschap voor hun eigen tijd.
Hun standpunt was altijd de soevereiniteit van God. Soms spraken zij met de stem van de donder, soms met de mildheid van Gods’ liefde, maar altijd spraken zij in Gods Naam en met Zijn gezag. Hun vlammend protest tegen dingen, die met de wil van de Here in strijd waren, was altijd zonder compromis en absoluut zonder vrees voor de persoonlijke gevolgen. Zij hadden alleen de eer en de heerlijkheid van God op het oog. Het falen van Israël, om God te verheerlijken tegenover de omringende heidens landen, vervulde hen met groot verdriet en heilige passie. Maar door alles heen blijkt steeds hun rotsvaste overtuiging, dat God uiteindelijk zal triomferen en dat al Zijn plannen en raadsbesluiten vervuld zullen worden. - De profeten voorspelden toekomstige gebeurtenissen.
Een groot deel van de boodschap der profeten was voorspellend. De voornaamste elementen van hun profetieën waren: - Het falen van Gods uitverkoren volk, Israël;
- Het daar op volgend oordeel van God over Zijn volk;
- Gods oordeel over de omringende landen;
- De komst van de Messias en Zijn verwerping;
- Zijn wederkomst in heerlijkheid, en het herstel van het uitverkoren volk;
- De oprichting van het Messiaanse Koninkrijk over de gehele aarde.
- De profetische boeken bevatten een levende boodschap voor onze eigen tijd.
De eeuwige principes van goed en kwaad zijn evenzeer van toepassing op onze eigen tijd als op de tijden der profeten. De ontmaskering van zonden en het beroep op Gods eer, zijn lering voor onze tijd. De profeten veroordeelden voornamelijk afgoderij, de zonde en de dwaasheid van het aanbidden van ’hout en steen’, door mensen gemaakte voorwerpen van “aanbidding”. En al de morele ongerechtigheden, die daarmee gepaard gingen. Onder vele miljoenen van het ’christendom’ leeft vandaag de afgoderij, in de aanbidding van beelden en afbeeldingen nog voort, waaraan nog is toegevoegd de God onterende aanbidding van het hostiebrood in de Mis, de Roomse mis, alsof dit wafeltje God Zelf zou zijn.
Het gaat in dit bestek te ver om te onderzoeken hoe de z.g.n. “Hostie” in de vroege kerk is gekomen en tot in onze dagen vereerd wordt in de Roomse Kerk maar in het kort kan gezegd worden dat de oorsprong in de Babylonische afgodendienst ligt. In “Ga uit van haar mijn volk” geschreven door D.Thomas lezen wij het volgende:
“Ook de Israëlieten dienden de Moloch, de ’Koningin des Hemels’, Tammuz, of hoe het ook maar heet: zij volgden de godsdienst van - en dienden: de satan. De godsdienst van Babel was in Egypte gekomen. Onder andere namen dienden de Egyptenaren de zon* (Osiris) en de ’moeder’: Isis. De priesters van de Egyptenaren kenden de zgn. transsubstantie, dwz. zij hadden de kracht - zo geloofden zij - om hun god, de zon, om te zetten in een ’wafel’, of... ’hostie’, de gelovige at dan deze wafel - hun God - om hun ziel te voeden. Op deze ’wafel’ stonden de letters: IHS, wat staat voor de Egyptische drie-eenheid Isis, Horus en Seb. In deze wereld leefde het volk van Israël, als slaven moesten zij werken voor de Farao. Na 400 jaar werd het volk uit Egypte geleid. Het eerste gebod van de Here was, toen hij de tien geboden gaf: Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben (Exodus 20:3). Israël heeft vaak niet geluisterd naar dit gebod. Maar, dat moet een ieder in de tegenwoordige tijd toch ook vaak van zichzelf zeggen! In Ezechiël 8:10-16 wordt nog genoemd: aanbidding van beesten (vers 10-12), vrouwen die ’Tammuz beweenden’ (vers.14), 25 mannen die de zon* (Baal) aanbidden (vers. 16). Dit alles vond plaats in de Tempel van God!
* Zonaanbidding vinden wij in vele afgodendiensten terug, de Roomse Kerk heeft haar oorsprong niet verraden want ze heeft dwingend de “gelovigen” de zondagsrust opgelegd. De reformatie heeft deze dag overgenomen en heeft op haar beurt de zondag dwingend opgelegd aan de leden van de kerk. Deze dwaling is op haar beurt de oorzaak dat tot op de dag van heden zware discussies binnen de kerken worden gevoerd, synodes zich voor of tegen uit spreken en scheuringen dreigen binnen de kerken. Recent heeft de synode van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt tijdens de synode te Zuidhorn (Gr) uitgesproken dat de zondagsrust niet op Bijbelse gronden te verantwoorden is en prompt gaan er stemmen op om dan maar (weer) te scheuren op grond van artikel 31 van de Kerkenorde! Als de brave, vrome, kerkleden nu eerst eens de Bijbel zouden accepteren, én lezen zou dat veel problemen schelen en werd de kerk niet nog eens opnieuw een aanfluiting.
Deze oude afbeelding laat ons één van de vele afbeeldingen zien van de “Koningin des hemels”, voor de eenvoudige Rooms Katholieke gelovigen is dit Maria, de moeder van de Heer Jezus. In werkelijkheid werd deze ‘godin” in Babel en Egypte aanbeden. Let eens op de z.g.n. “stralenkrans” rond het hoofd dit zijn 12 sterren, de sterren die wij ook terug zien in het logo van de Europese Unie. Op zich was dit te verwachten, in de eerste plaats is ons werelddeel genoemd naar de “godin” Europa en in de twee plaats heeft “Rome” een dikke vinger in de “Europese pap”. De gemiddelde Europeaan heeft geen besef van het feit dat hij b.v. dagelijks de afgodische stralenkrans mee voert op de auto, op het muntgeld en de bankbiljetten. Europa is altijd afgodisch geweest en zal een grote rol spelen tijdens het demonische bewind van de antichrist. (Openbaring 13)
4. De oorsprong van de profetie ligt in de menselijke nood
De val van de mens in de hof van Eden leverde de eerste belofte op van de Grote Verlosser in de Persoon van het ’Zaad der vrouw’. Israëls slavernij in Egypte resulteerde in de roeping van Mozes. Samuël werd verwekt in de tijd, dat Israël God als hun enige Koning verwierp. De afgoderij van de koningen van Israël bracht de profetieën van Elia en Eliza voort. Het was toen Israël van God afviel door afgoderij, dat de grote, eminente groep, van profeten verscheen, die hun ernstige waarschuwingen uitspraken, en het afvallige volk hartstochtelijk opwekte om zich tot God te bekeren.
Petrus spreekt van “het profetische woord, dat zeer vast is’, en vergelijkt het met ’een licht, schijnende in een duistere plaats’ (2 Petrus 1: 19). Vaak scheen dit licht op zijn helderst, als de duisternis op zijn diepst was:
“En wij achten het profetische woord [daarom] des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat”.
2 Petrus 1:19-20
5. Profetie onderscheiden van waarzeggerij
Profetie is geheel iets anders dan waarzeggerij. Volgens de Bijbel komt zij niet voort uit kracht van het menselijke verstand of van de menselijke geest. De oorsprong van profetie wordt altijd toegeschreven aan de bovennatuurlijke werking van de Geest van God op de geest van de profeet:
’Gelijk Hij gesproken heeft door de mond van Zijn heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn” Lucas 1: 70
De profeten wijzen elk persoonlijk aandeel in het ontstaan van hun boodschappen af. Zelfs de woorden, waarin de boodschap wordt overgebracht, schrijven zij aan God toe. Bijna onveranderlijk laten zij hun boodschap voorafgaan met uitdrukkingen als deze “Alzo zegt de Here . . . . “: ’Het Woord des Heren kwam tot mij . . . . ‘; ’Het Woord des Heren geschiedde tot mij . . . . ’; enz.
De uitspraak van de apostel Petrus is in dit opzicht beslissend en definitief:
“Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging, want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken ’. 2 Petrus 1: 20 21
God zei tot Jeremia:
“Toen strekte de Here zijn hand uit en roerde mijn mond aan, en de Here zeide tot mij: Zie, Ik leg mijn woorden in uw mond’ Jeremia 1:9
En tot Ezechiël:
“Maar gij, spreek mijn woorden tot hen, of zij horen dan wel het nalaten, want zij zijn weerspannig”. Ezechiël 2:7
De waarzegger en valse profeet spreken ’vanuit hun harten en niet uit mond van de Here, eigen gedachten en wensen”:
“Maar de Here zeide tot mij: Leugenachtig profeteren de profeten in mijn naam, ik heb hen niet gezonden, hun geen opdracht gegeven, en niet tot hen gesproken; een leugengezicht, ijdele waarzeggerij en bedriegerij van hun eigen hart profeteren zij u.’ Jeremia 14:14
“Zo zegt de Here der heerscharen: Hoort niet naar de woorden der profeten, die u profeteren; zij maken, dat gij u aan een ijdele waan overgeeft, zij spreken het gezicht van hun eigen hart, niet uit des Heren mond”. Jeremia 23:16
De waarzeggerij geeft voorspellingen over onderwerpen en dingen, zonder rekening te houden met de Goddelijke heerschappij of met Gods doeleinden der genade. Zij weet niets van Christus, en wil ook niets van Hem weten.
Zij heeft geen morele grond en dient ook geen enkel moreel doel, maar is het resultaat van een nieuwsgierig en ongoddelijk “kijken in de toekomst”. Maar profetie is gegeven als een wonder op zichzelf, of als op zichzelf staand, maar altijd in verband met en direct gericht op het Koninkrijk van God. Het kondigt niets aan, dat niet op één of andere wijze in verband staat met Zijn heilsplan. Het middelpunt van alle profetie is de Here Jezus Christus en Zijn Verlossing:
“Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten, die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben, Terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna. Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de Heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan”. 1 Petrus 1:10-12
(Zie ook Handelingen 26: 22-23 en Openbaring 19:10b)
6. Het perspectief van de profetieën
In het voorzeggen van toekomstige gebeurtenissen lijkt de profeet op een wandelaar, die op een grote afstand een bergketen ziet. Het perspectief van die keten is sterk verkort; in de verte lijkt het net, alsof er maar één bergrug is. Maar als het dichterbij komt, ziet hij de ene keten achter de andere. Bergtoppen, die zich op dezelfde afstand van hem leken te bevinden, blijken kilometers achter elkaar te liggen.
Zo is gaat het ook met de profetie. De profeet ziet de toekomst in perspectief. Hij heeft geen idee, welke onmetelijke afstanden in tijd de gebeurtenissen van elkaar scheiden. Christus’ eerste komst in vernedering en Zijn tweede komst in heerlijkheid worden dikwijls gezien, alsof zij één gebeurtenis waren. Hij was zich niet bewust, hoeveel eeuwen er nog moesten voorbij gaan, voor dat de Koninkrijken van deze wereld zouden worden de Koninkrijken van onze Here en van Zijn Christus. Er bestaat niet zo iets als tijd voor Hem, die de Koning der eeuwigheid is, en voor wie “één dag is als duizend jaren en duizend jaren als één dag”. Het is geen wonder, dat de profeet in tegenwoordigheid van de Here elk gevoel van tijd verloor en de dingen zag in het licht van de eeuwigheid.
7. De uitlegger van de profetieën
Het is zonder meer duidelijk, dat de profeten heel vaak hun eigen profetieën, zelf, niet hebben begrepen. Dat blijkt ons al uit het gedeelte, hierboven aangehaald (1 Petrus 1: 10 12), maar ook uit vele andere Schriftplaatsen:
“Hier eindigt het bericht. Wat mij, Daniël, betreft, mijn gedachten ontstelden mij zeer, zodat mijn gelaatskleur verschoot; en ik bewaarde deze woorden in mijn hart”. Daniël 7:28
(Zie ook; Daniël 8:15 27; Daniël 10:7-15; Openbaring 1:17; Openbaring 7:13-14; Openbaring 17:6 18)
Hieruit volgt dus, dat de woorden hen gegeven zijn. De profetieën vormen een onomstotelijk bewijs van de inspiratie van de Bijbel.
Om de profetieën te begrijpen, moeten we het principe van uitlegging volgen, zoals dat altijd wordt toegepast in het Nieuwe Testament, dat de Bijbel een organische éénheid is en Christus tot middelpunt heeft. Bij het onderzoek van het ’profetisch woord” moeten wij ons afhankelijk opstellen van de Geest van God. De Heilige Geest is niet alleen de Inspirator, maar ook de enige betrouwbare Uitlegger van de profetieën.
Het is een algemeen gezegde, dat de geschiedenis de profetieën verklaart, en dat wij moeten wachten op hun vervulling om ze te kunnen begrijpen. Dit standpunt verwart de uitlegging met de bevestiging. Als het ’profetisch woord’ alleen kan worden begrepen, nadat het vervuld is, hoe kan het dan voor ons zijn als’een licht, dat schijntin een duistere plaats’? De profetieën zijn bedoeld voor héél Gods volk. Maar niet iedereen kent de wereldgeschiedenis; daarom is de geschiedenis niet de enige uitlegger van de profetieën.
Bovendien verweet onze Heiland Zijn discipelen, dat zij niet begrepen hadden, wat de profeten gezegd hadden over de dingen, die met Hem gebeuren moesten!:
“En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan? En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had”. Lukas 24:25-27
Op zelfde, duidelijke, wijze is Zijn tweede komst voorzegd. Wij zouden hetzelfde verwijt verdienen, als wij niet naar deze gebeurtenis zouden uitzien en Zijn komst verwachten.
“Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. Maar weet dit; Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken. Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen”.
Mattheüs 24:42-44
Onze Here verklaart ook, dat het Joodse volk Hem had moeten herkennen uit de bestudering van hun eigen profeten:
“En zeide: Och, of gij ook op deze dag verstond wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen. En u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag”. Lukas 19:42-44
En Stefanus zei:
“Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij. Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood, die geprofeteerd hebben van de komst van de Rechtvaardige, van wie gij nu verraders en moordenaars geworden zijt”. Handelingen 7:51-52
En Paulus verklaarde eveneens:
“Want die te Jeruzalem wonen en hun oversten hebben Hem niet erkend en zij hebben de uitspraken der profeten, die elke sabbat worden voorgelezen, door hun oordeel vervuld”. Handelingen 13:27
“Ziet dan toe, dat u niet overkome, wat in de profeten gezegd is: Ziet, verachters, en verwondert u en verdwijnt; want Ik werk een werk in uw dagen, een werk, dat gij voorzeker niet zult geloven, als iemand het u verhaalt”.
Handelingen 13:40-41
8. Toeval in de vervullling van de profetieën is uitgesloten
Zij, die beweren, dat de overeenkomst tussen de profetie en haar vervulling te danken zou zijn aan een toevallige samenloop van omstandigheden, hebben blijkbaar nimmer de wet van enkelvoudige en samengestelde waarschijnlijkheid bestudeerd.
Als er een “enkelvoudige voorspelling” wordt gedaan, die dus slechts één enkel element bevat, dan bestaat er vijftig procent kans, dat zij in vervulling gaat. Maar als er aan die voorspelling een tweede element wordt toegevoegd, dan komen wij op het terrein der samengestelde waarschijnlijkheid. Elke voorspelling heeft een halve kans op vervulling; de twee gecombineerde hebben slechts een kwart kans; d.w.z. er is slechts kans van één op vier, dat beide voorspellingen zullen worden bewaarheid. Elke nieuwe bijzonderheid, die er aan wordt toegevoegd, maakt de fractie van waarschijnlijkheid kleiner.
De verschillende gebeurtenissen, geprofeteerd in de Schriften betreffende de bestemming van het Joodse volk of die van de omringende naties, zijn gegeven met zoveel nauwkeurigheid en verscheidenheid van detail, dat de waarschijnlijkheid van hun vervulling tot een minimum gereduceerd is.
De profetieën betreffende Christus Zelf zijn boven alle andere zo definitief, en er worden daarbij zoveel bijzonderheden gegeven, dat de waarschijnlijkheid van vervulling buiten Gods voorkennis om, en als een kwestie van toeval, gereduceerd is tot een fractie, te klein om in cijfers uit te drukken.
9. Voorbeelden van vervulde profetieën
Het gehele werk der verlossing werd in hoofdtrekken aangegeven in die eerste voorspelling, welke Adam hoorde uit de mond van God Zelf:
“Daarop zeide de Here God tot de slang: Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij vervloekt onder al het vee en onder al het gedierte des velds; op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten, zolang gij leeft. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad (Jezus); dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen. Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen”.
Genesis 3:14-16
Noach schetste in drie geïnspireerde uitspraken de grote lijnen van de menselijke geschiedenis:
“Zeide hij: Vervloekt zij Kanaän, een knecht der knechten zij hij voor zijn broeders. Voorts zeide hij: Geprezen zij de Here, de God van Sem, maar Kanaän zij hem tot knecht. God breide Jafet uit, en hij wone in de tenten van Sem, en Kanaän zij hem tot knecht. En Noach leefde na de vloed driehonderd vijftig jaar”.
Genesis 9:25-28
Het 10e hoofdstuk bevat een overzicht van de verspreiding van het menselijke ras, dat in volkomen overeenstemming is met de jongste theorieën van de etnologie (volkenkunde).
Aan Abraham werd geopenbaard de geschiedenis van de afstamming van zijn twee zonen Ismaël en Izaäk; de 400 jaren verdrukking van zijn nakomelingschap in Egypte; de zegen van alle volkeren door Zijn Zaad, enz. Abraham, Jacob en Mozes hebben allen de dag van Christus gezien en zij hebben zich verblijd; Jesaja en Jeremia openbaarden niet alleen de nabij zijnde oordelen en verlossingen van Israël, maar ook de vleeswording en de verzoening. De visioenen van Daniël geven niet alleen een uitgebreid, maar ook een ordelijk en samenhangend profetisch verslag van overheersende gebeurtenissen vanaf zijn eigen dag tot aan het eind aller dingen; een wereldgeschiedenis in miniatuur!
De val van Belsazar, de opkomst van Kores, zijn veroveringen, de grootheid van zijn rijk; zijn opvolgers Cambyses, Smerdis en Darius; het karakter, de macht en het gedrag van Xerxes; de wonderbare heldendaden van Alexander de Grote, zijn plotselinge dood en de verdeling van zijn rijk; de regeringen van de Ptolemaeën en Seleuciden; het karakter en de veroveringen van het Romeinse Rijk; de verwoesting van Jeruzalem door Titus; de ondergang en de splitsing van het Romeinse Rijk; de opkomst van het, Pausdom en zijn carrière; zijn wrede vervolgingen van Gods heiligen; al deze en vele andere dingen werden voorspeld door Daniël, de ’zeer gewenste man’.
De ’lasten’ van de latere profeten betreffen behalve Juda en Efraim Syrië, Egypte, Edom, Tyrus, Sidon, Moab, Palestina, Kedar, Elam, Babylon, Gog en Magog, enz.
10. Vervulde profetieën betreffende het Joodse volk
- Hun verwerping van Christus voorspeld:
“Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen . . . Veracht, en wij hebben Hem niet geacht”. Jesaja 53:1 3
“De Verlosser van Israël . . . . . aan welke het volk een gruwel heeft”
Jesaja 49:7 - Hun verwerping van Christus zou lang voortduren:
“Hoe lang, Here? . . . . Totdat de steden verwoest zijn, zodat er geen inwoner meer zij’. Jesaja 6:9 12
’Totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn”. Romeinen 11: 25
De Jood bevestigt door zijn verwerping de aanspraken van Hem, Die hij verwerpt. - De Romeinen zouden worden gebruikt voor de kastijding van Israël.
“De Here zal tegen u een volk verheffen van verre, van het einde der aarde, gelijk als een arend vliegt; een volk welks spraak gij niet zult verstaan; een volk stijf van aangezicht’ Deuteronomium 28: 49-50 (Zie ook: Jeremia 5:15)
Hoe letterlijk hebben de Romeinen de details van deze voorspelling vervuld!
In plaats van een van de omringende naties te zijn, die in het verleden zo vaak waren gebruikt tot kastijding van Israël, kwamen zij ’van verre’. In plaats van de nauwe verwantschap tussen de taal van de naburige naties en de Hebreeuwse taal, was de taal van de Romeinen voor hen volkomen vreemd en onbekend. De Romeinse adelaar,’gelijk als een arend vliegt’, was hun (welbekende) embleem. Zij zijn “een volk, stijf van aangezicht”, “dat het aangezicht der ouden niet zal, aannemen, noch den jonge genadig zijn’. (Deuteronomium 28:50).
De genadeloze wreedheid van de Romeinen ten tijde van de val van Jeruzalem, is met geen woorden te beschrijven. - Zij zouden teruggevoerd worden in schepen naar Egypte.
“De Here zal u op schepen naar Egypte terugbrengen langs de weg, waarvan Ik u gezegd had: Gij zult die nooit weerzien; gij zult daar aan uw vijanden als slaven en slavinnen te koop aangeboden worden, maar er zal geen koper zijn”. Deuteronomium 28:68
Van hen, die de verwoesting van Jeruzalem overleefd hebben, werden allen, die boven de 17 jaar waren, naar de Egyptische mijnen gezonden, waar zij dag en nacht zonder onderbreking moesten werken, totdat zij er dood bij neervielen. - De steden van Israël zouden worden belegerd.
“Het zal u in het nauw brengen in al uw steden, totdat de hoge, versterkte muren vallen, waarop gij in uw gehele land vertrouwdet; ja, het zal u in het nauw brengen in al uw steden, in geheel het land dat de Here, uw God, u geven zal”. Deuteronomium 28:52
De verovering van het land van Israël door de Romeinen was, in tegenstelling met voorgaande oorlogen, bijna altijd een oorlog van belegeringen. - De methode van aanval.
“totdat de hoge, versterkte muren vallen, waarop gij in uw gehele land vertrouwdet “. Deuteronomium 28:52
De sterkste muren vielen voor de verschrikkingen van de Romeinse stormram. - De verschrikkingen van de hongersnood .
“In de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijand u kwellen zal, zult gij de vrucht van uw eigen schoot eten, het vlees van de zonen en dochters, die de Here, uw God, u geven zal”. Deuteronomium 28:53 (vgl. Jeremia 19:9).
Letterlijk vervuld tijdens de belegering van Jeruzalem. - Zij zouden met weinig mensen overblijven.
“Met weinigen zult gij overblijven, terwijl gij talrijk geweest zijt als de sterren des hemels, omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de Here, uw God. Zoals de Here er behagen in had om u wel te doen en u talrijk te maken, zo zal de Here er behagen in hebben om u te gronde te richten en te verdelgen; en gij zult weggerukt worden uit het land, dat gij in bezit gaat nemen”. Deuteronomium 28:62-62 - Hun universele verstrooiing.
’De Here zal u verstrooien onder alle volken, van het ene einde der aarde tot aan het andere einde der aarde” Deuteronomium 28:64
“Toen zeide Hij: Noem hem Lo-ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn”. Hosea 1:9
“Mijn God zal hen verwerpen, omdat zij naar Hem niet geluisterd hebben; en zij zullen dolende zijn onder de volken”. Hosea 9:17
De Joden, het Joodse volk, wordt vandaag in ieder land gevonden, van Noord tot Zuid en van Oost tot West. - Zij zouden worden bewaard als volk.
Hun voortbestaan, hun nationale onsterfelijkheid is het grote wonder der wereldgeschiedenis en een onoplosbaar raadsel voor de geleerden:
“Maar ook zelfs, wanneer zij in het land hunner vijanden zijn, versmaad Ik hen niet en heb Ik geen afkeer van hen, zodat Ik hen zou vernietigen en mijn verbond met hen verbreken: want Ik ben de Here, hun God”.
Leviticus 26:44
“Want Ik ben met u, luidt het woord des Heren, om u te verlossen; want Ik zal met alle volken waaronder Ik u verstrooid heb, voorgoed afrekenen, maar met u zal Ik niet voorgoed afrekenen, doch naar recht u tuchtigen, al zal Ik u zeker niet vrij laten uitgaan”. Jeremia 30:11
“Vrees gij niet, mijn knecht Jakob, luidt het woord des Heren, want Ik ben met u; want Ik zal met alle volken, waaronder Ik u verstrooid heb, voorgoed afrekenen, maar met u zal Ik niet voorgoed afrekenen, doch Ik zal naar recht u tuchtigen, al zal Ik u zeker niet vrij laten uitgaan”.
Jeremia 46:28 - Hun gescheidenheid en afzondering.
’Het volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen niet gerekend worden. Ondanks hun neiging tot afgoderij, de verdrukking door de heidenen waaronder zij leefden, of deportatie naar andere werelddelen bleven ze tot op heden een volk dat apart is gezet: “Want van der rotsen top zie ik hem, van de heuvelen aanschouw ik hem. Zie, een volk, dat alleen woont en onder de natiën zich niet rekent”. Numeri 23:9 - Zij zouden geen rust hebben.
“Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de Here zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel. Zonder ophouden zal uw leven in gevaar verkeren; des nachts en des daags zult gij opschrikken en van uw leven niet zeker zijn. Des morgens zult gij zeggen: Was het maar avond; en des avonds: Was het maar morgen. Vanwege de vrees, die uw hart vervult, en vanwege het schouwspel, dat uw ogen zien. De Here zal u op schepen naar Egypte terugbrengen langs de weg, waarvan Ik u gezegd had: Gij zult die nooit weerzien; gij zult daar aan uw vijanden als slaven en slavinnen te koop aangeboden worden, maar er zal geen koper zijn”.
Deuteronomium 28:85-68
Deze woorden zijn letterlijk vervuld in de verschrikkelijke slachtingen onder de Joden tot op de dag van heden. - Zij zouden worden beroofd van centrale regering en tempel.
Hosea 3: 4 De kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning en zonder vorst en zonder offer’:
“Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim”. Hosea 3:4
Deze woorden zijn vervuld ondanks de moeizame pogingen der Joden om onder hen één of ander centraal gezag te handhaven. Het land Israël bestaat momenteel wel maar het is een land zonder relatie met hun Here en God. Voor die relatie is iets anders nodig, het volgende vers zegt:
“Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil, in de dagen der toekomst’ Hosea 3:5
Als de profetieën betreffende het oordeel over Israël zo letterlijk in vervulling zijn gegaan, kunnen wij dan nog betwijfelen, dat de profetieën betreffende de zegeningen van Israël even letterlijk vervuld zullen worden?
“Hoort het woord des Heren, o volken, verkondigt het in verre kustlanden en zegt: Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde”. Jeremia 31:10
“Want zo zegt de Here Here; Zie, Ik zal zelf naar mijn schapen vragen en naar hen omzien; Zoals een herder naar zijn kudde omziet, wanneer hij te midden van zijn verspreide schapen is, zo zal Ik naar mijn schapen omzien en ze redden uit alle plaatsen waar zij verstrooid zijn geraakt op de dag van wolken en duisternis. Ik zal ze midden uit de volken doen uittrekken, uit de landen bijeenvergaderen en ze naar hun eigen land brengen; Ik zal ze weiden op de bergen van Israël, bij de beekbeddingen en in alle bewoonde streken van het land”. Ezechiël 34:11-13
“Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn”. Jeremia 31:31-33
11. Vervulde profetieën betreffende omringende volken
- Tyrus
“Want zo zegt de Here Here: Zie, tegen Tyrus breng Ik van uit het noorden Nebukadressar, de koning van Babel, de koning der koningen, met paarden, wagens, ruiters en met een geweldige menigte voetvolk. Uw dochters op het vasteland zal hij met het zwaard doden. Hij zal tegen u een schans oprichten, een wal opwerpen en een schilddak opstellen. Het gebeuk van zijn stormrammen zal hij tegen uw muren richten en uw torens met zijn breekijzers afbreken. De menigte van zijn paarden zal u met stofwolken overdekken. Van het rumoer der ruiters, der wielen en der strijdwagens zullen uw muren schudden, als hij uw poorten binnentrekt, zoals men binnentrekt in een veroverde stad. Met de hoeven zijner paarden zal hij al uw straten stukstampen; uw inwoners zal hij met het zwaard doden, uw sterke zuilen zullen ter aarde vallen”. Ezechiël 26:7-11
Na de beschrijving van de wraak, die de koning van Babel zou nemen op Tyrus, vervolgt de profeet:
“Uw bezit zullen zij roven en uw handelswaren buitmaken, uw muren omverhalen uw kostbare huizen afbreken, uw stenen, balken en puin in het water werpen. Ik zal een einde maken aan het geklank van uw liederen, het geluid van uw citers zal niet langer worden gehoord. Ik zal u maken tot een kale rots; een droogplaats voor netten zult gij worden, gij zult niet meer worden herbouwd. Want Ik, de Here, heb het gesproken, luidt het woord van de Here Here”. Ezechiël 26:12-14
Voorafgaande aan de val van hun oude stad, hebben de inwoners van Tyrus het grootste deel van hun schatten overgebracht naar een eiland, dat in hun bezit was, ongeveer een halve mijl van de kust. Geen poging werd gedaan om de oude stad te herbouwen, nadat het Babylonische leger zich had teruggetrokken, maar de ruïnes bleven staan. Toen Alexander de Grote kwam en de burgers weigerden hun stad aan hem over te geven, besloot hij een stevige dam in de zee te bouwen, om haar zo in te kunnen nemen. Elk overblijfsel van de oude stad werd neergehaald en in de zee geworpen, en zo groot was de vraag naar materiaal, dat zelfs het kleinste stofje schijnt te zijn geschraapt van de oude bodem.
Ondanks eeuwen waren voorbijgegaan, nadat het woord was gesproken, werd het woord letterlijk vervuld. De stad werd nooit herbouwd en de plaats, waar zij zich eens bevond, bleef tot de dag van heden ’een gladde steenrots’. (Zie: Ezechiël 26: 4 en 14). - Sidon
Van de stad Sidon in het zelfde gebied is het zelfde lot voorspeld:
“Het woord des Heren kwam tot mij: Mensenkind, keer uw gelaat naar Sidon, profeteer daartegen en zeg: Zo zegt de Here Here: zie, Ik zal u, Sidon! In uw midden zal Ik Mij verheerlijken; en zij zullen weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik gerichten aan die stad voltrek en Mij aan haar de Heilige betoon. Ik zal daarin de pest zenden, bloed op haar straten; doden zullen daar vallen door het zwaard dat aan alle kanten tegen haar gericht is. En zij zullen weten, dat Ik de Here ben”. Ezechiël 28:20-23
Geen oordeel van vernietiging werd uitgesproken over Sidon, maar er zou een vreselijk bloedbad in haar plaats hebben. Dit is maar al te zeer bewaarheid geworden in de vreselijk gerichten, die over het ongelukkige land gekomen zijn. Onder de Perzen staken 400.000 burgers hun huizen in brand en kwamen liever in de vlammen om, dan zich te onderwerpen.
Telkens en telkens weer vloeide er bloed in haar straten, zelfs nog in 1840, toen de plaats werd veroverd door admiraal Napier. Sidon bestaat nog steeds en telt vandaag nog ongeveer 15.000 inwoners.
Als de profetieën betreffende Tyrus en Sidon omgekeerd waren, hoe onvolledig zou dan de weerlegging van Ezechiël’s aanspraak geweest zijn, dat hij het Woord des Heren sprak. Deze twee profetieën zijn opnieuw het bewijs dat de profeet namens de Here sprak en dat het Woord van de Here betrouwbaar is.
12. Vervulling van profetieën betreffende Christus
Vele profetieën betreffende het leven, de dood, de opstanding en de Hemelvaart van Christus zijn op de meest letterlijke wijze in vervulling gegaan. Dit kan ook moeilijk anders want de Geest van God die de profeten dreef is de Geest van Jezus, is de Heilige Geest!
“En ik wierp mij neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, maar hij zeide tot mij; Doe dit niet! Ik ben een mededienstknecht van u en uw broederen, die het getuigenis van Jezus hebben; aanbid God! Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie”. Openbaring 19:10
“Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de boekrol is over mij geschreven”. Psalm 40:8
Er is slechts één boek en slechts één Persoon, waarop deze woorden van toepassing zijn. Een volmaakt beeld van de Messias, Hij die komen zou, is voor ons getekend in al zijn bijzonderheden in de profetieën van het Oude Testament. Een volmaakt beeld van Zijn leven is gegeven in de historische verslagen van het Nieuwe Testament. Leg deze twee portretten naast elkaar en u zult zien, dat zij volkomen met elkaar corresponderen. Er kan geen geheim overleg tussen de schrijvers geweest zijn, want zij zijn van elkaar gescheiden door het stilzwijgen van 400 jaar. Het Oude Testament geeft een portret van Degene, Die komen zou; het Nieuwe Testament van Degene, Die gekomen is. De hand, die deze beide portretten getekend heeft, moet Goddelijk geweest zijn. Deze onweerlegbare conclusie is tweevoudig: het leidt ons tot de aanvaardig van de Profetische geschriften als geïnspireerd en tot de aanvaarding van de historische Christus, in wie alles samen komt, als een Goddelijk persoon.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.