De opname der gemeente. (deel 2)
De opname der gemeente
Deel 2
Hemelvaart en de voleinding.
Als we denken of spreken over hemelvaart, gaan onze gedachten tevens uit naar Handelingen 1, waar beschreven wordt op welke wijze onze Here Jezus Christus afscheid heeft genomen van Zijn discipelen. Met dit afscheid heeft Hij twee belangrijke uitspraken gedaan, die tot op vandaag nog niets aan betekenis hebben ingeboet. Daarom is het nodig kennis te nemen van dit afscheid, beschreven in Handelingen 1: 3-11;
“Aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft. En terwijl Hij met hen aanzat, gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, die gij [zeide] [Hij] van Mij gehoord hebt. Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze. Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft,
Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, Die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.”
Dit eerste hoofdstuk van Handelingen, lijkt eenvoudig. Het is echter van enorme betekenis, want met de opdracht welke de Here Jezus Zijn discipelen gaf, is een nieuwe fase in de wereld aangevangen. We realiseren ons maar nauwelijks, welk een omwenteling er plaats heeft gegrepen. Het woord van de Here Jezus is hier van toepassing: “Zie Ik maak alle dingen nieuw”. Door het offer dat de Here Jezus op Golgotha bracht, is de schaduwdienst van de oude bedeling tenietgedaan. We kunnen ons moeilijk voorstellen wat dit voor de Israëlieten betekend heeft; plotseling was de offerdienst van geen enkele betekenis meer. De jubel van de nieuwe bedeling was bij de opstanding des Heren begonnen, en dat betekende voor de discipelen een nieuw begin in een nieuwe tijdkring en een nieuwe opdracht: In vers 8 van Handelingen 1 lezen we;
’Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij mijn getuigen zijn,
* te Jeruzalem
* en in geheel Judea en Samaria
* en tot het uiterste der aarde.”
Deze wereldwijde opdracht is van grote betekenis, omdat de boodschap des heils voor alle mensen, van heel de wereld geldt. Dus ook voor het Joodse volk!
“Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen” Titus 2:11
Zodra de discipelen deze opdracht hadden gekregen, werd Hij opgenomen. Wat zal dat een vreemde gewaarwording zijn geweest. Het is echter een afscheid met een belofte. Zoals de Here Jezus opgenomen is in wolk, zo zal Hij ook wederkomen.
De vraag is waartoe Jezus zal wederkomen.
In veel kerken, waar de geloofsbelijdenis wordt gelezen, is men gewend om te horen: “Vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden” Meer niet! Men beschouwt het als het eindoordeel, maar beseft dit oordeel inhoudt, want het gaat, naar het eeuwige licht, óf de buitenste duisternis. Wij hebben reeds opgemerkt, wat de Here Jezus heeft voorzegd: Hij zal komen om Zijn duur gekochte Gemeente weg te rukken voor de tijd van de Grote Verdrukking. De belofte uit Johannes 14, “Ik ga heen maar kom weder tot u”, werd bij het afscheid van Zijn discipelen op de Olijfberg, door de Gezanten uit de Hemel nogmaals bekrachtigd. Hij zal wederkomen met de Zijnen. De wederkomst van de Here Jezus is vanaf het Pinksterfeest van grote betekenis geweest in de prediking. In allerlei toonaarden heeft het geklonken. Alle vervolgingen ten spijt is de boodschap van ‘s Heren wederkomst actueel geweest en naar mate de verdrukking zwaarder werd, ontstond er meer verlangen naar Zijn komst. Voor de wederkomst is echter een tijd gesteld. Wanneer is Zijn komst te verwachten? Afgezien dat de Here Jezus gezegd heeft “van die dag en die ure weet niemand dan Mijn Vader alleen”, is ons wél gewezen op de tekenen der tijden, zodat wij niet onkundig behoeven te blijven aangaande Zijn komst.
De opdracht aan Zijn discipelen.
Als de Here Jezus met de Zijnen op de Olijfberg staat om ten Hemel varen, komt nog eenmaal de vraag, die het Joodse volk bezig hield:
“Here, wanneer zult Gij in deze tijd aan Israël het Koninkrijk weder oprichten?”
Dit was een logische vraag, want we lezen in vers drie van Handelingen één dat Hij, in de veertig dagen na Zijn opstanding, sprak over de dingen die het Koninkrijk Gods’ aangaan. De discipelen was het niet gegeven dit te weten. Vers acht zegt dat zij een wereldomvattende taak krijgen opgedragen voor Jood en heiden:
“Gaat heen, tot aan het uiterste der aarde.”
Het is van belang om Mattheüs aan het woord te laten. In hoofdstuk 28: 16-20 lezen we:
“En de elf discipelen vertrokken naar Galilea, naar de berg, waar Jezus hen bescheiden had. En toen zij Hem zagen, aanbaden zij, maar sommigen twijfelden. En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.” Mattheüs 28:16-20
De opdracht, die de elf discipelen, uitvoeren, zou dus een zekere looptijd hebben, en wel aan de voleinding der wereld. Er kan geen twijfel over bestaan, dat de opdracht welke de discipelen ontvangen hebben, en nog steeds voorgang vindt in onze dagen, thans haar einde nadert. Niettegenstaande dat de volkeren van Europa in godsdienstig opzicht verpauperen en een modern heidendom ten prooi vallen, gaat de blijde boodschap met onverminderde kracht voort, tot aan het uiterste der aarde. Het is van groot belang dat we kennis nemen van hetgeen de Here Jezus ons te zeggen heeft over de periode waarin wij thans leven, vanaf het Pinksterfeest tot de voleinding. In Mattheüs 24: 1-2 lezen we;
“En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.”
Deze profetie is in het jaar zeventig in vervulling gegaan, met de verwoesting van Jeruzalem, en de ballingschap van het Joodse volk over heel de wereld.
“Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld? En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden. Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. Doch dat alles is het begin der weeën. Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.’ Mattheüs 24:3-14
Zoals we zien wordt de aandacht gericht op twee belangrijke zaken in vers 3:
- uw toekomst.
- de voleinding der wereld.
Dit waren voor de discipelen, maar ook voor ons, twee moeilijk te begrijpen zaken. Voor de toekomst hadden zij de zekerheid: de Here Jezus zou Koning worden over de ganse aarde; de engel Gabriël had dit reeds gezegd in Lucas 1: 31-33
“En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, En Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen.”
Dit was dus een vaststaand feit, maar dat houdt tevens in, dat de tijd waarin zij leefden, een einde zou hebben. De Here Jezus geeft een volledige beschrijving van hetgeen de wereld wederwaren zal. En wij, die de wereld van de laatste 2000 jaren kunnen overzien, weten dat deze profetie volledig in overeenstemming is met de werkelijkheid. Bij het afscheid van de Here Jezus op de Olijfberg, hadden de discipelen de opdracht gekregen, te prediken tot aan het uiterste der aarde (Handelingen 1:8). Als dit Evangelie in de gehele wereld is gepredikt, zal deze periode beëindigd worden (Mattheüs 24:14). Dit einde is van enorme betekenis. Alle symptomen wijzen er op, dat wij in de eindtijd zijn aangekomen, en nu gaat het er om, wat zal er gaan gebeuren? De belofte uit Johannes 14:1-3 is een duidelijke zaak. De Here Jezus komt om Zijn duur gekochte Gemeente op te nemen in heerlijkheid. Het is zeer te betreuren dat er zo weinig kennis is aangaande de wederkomst des Heren, terwijl er op vele plaatsen zo duidelijk over gesproken wordt:
“Zo zal ook Christus, nadat Hij Zich eenmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten.” Hebreën 9: 28
“ Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.” Filippensen 3:20-21
“Verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus”.
Titus 2:13
“En uit de hemelen zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de doden opgewekt heeft, Jezus, die ons verlost van de komende toorn.” 1 Thessalonicenzen 1:10
“En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te blijven.” 1 Thessalonicenzen 5:23
“Wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u.” 2 Thessalonicenzen 1:10
“Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem”. 2 Thessalonicenzen 2:1
Gods’ woord laat er geen twijfel over bestaan. Jezus komt weder, zoals Petrus zegt in 1 Petrus 5:4:
“En wanneer de opperherder verschijnt, zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven”. 1 Petrus 5:4
De Goede Herder stelde Zijn leven voor de schapen, en daarom zal Hij eenmaal komen om deze voor eeuwig onder Zijn Goddelijke hoede te stellen. Zo zeker als de Here Jezus Zijn leven voor de Zijnen heeft gegeven, zo zeker zal Hij Zijn vrijgekochten meevoeren naar de heerlijkheid Gods. De toevergadering tot hem zal het grootste wonder zijn, het welk nog nooit eerder is geschied. Het is tot de dag van vandaag nog altijd een vraag hoe en wanneer de opname der Gemeente zal plaats vinden. Omdat er vandaag de dag nog een groot verschil is bij vele uitleggers, mogen we ons bezinnen, om enkele punten nader te overdenken . Als de landman zijn koren oogst, zal Hij zeker dat koren in Zijn schuur verzamelen. Mattheüs 3:12 zegt:
“De wan is in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer geheel zuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur.” Mattheüs 3:12
Het is een vaststaand feit dat aan het eind der tijden de oogst (het koren) wordt binnen gehaald en daarna volgt het verbranden van het kaf.
Als de Here Jezus in Lucas 17 spreekt over het eindoordeel, dan stelt Hij de zondvloed en het gericht over Sodom ten voorbeeld. Is toen de mensheid uitgeroeid? We lezen dat degenen die op God vertrouwden gespaard zijn gebleven. Wij lezen in 2 Petrus 2: 5-9;
“En de wereld van de voortijd niet gespaard heeft, maar Noach, de prediker der gerechtigheid, met zeven anderen bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld der goddelozen bracht; En de steden Sodom en Gomorra tot as verbrand, tot omkering gedoemd en ten voorbeeld gesteld heeft voor hen, die goddeloos zouden leven, Maar de rechtvaardige Lot, die zwaar te lijden had onder de losbandige wandel dier zedelozen, heeft behouden (Want deze rechtvaardige heeft, onder hen wonende, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun tegen alle wet ingaande werken) Dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen.” 2 Petrus 2:5-9
Het blijkt dus dat allen, die goddeloos gehandeld hadden, door de oordelen getroffen werden, maar dat zij die op God vertrouwden, onder de vleugels van Gods’ liefde werden bewaard. Nu we het einde van zesduizend jaar geschiedenis van deze wereld genaderd zijn, vertoond zich het zelfde beeld als ten tijde van de zondvloed en Sodom en Gomorra. In Lucas 17:26-30 spreekt de Her hier over:
“En gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: Zij aten, zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk genomen tot op de dag, waarop Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en allen verdelgde. Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van de hemel en verdelgde hen allen. Op dezelfde wijze zal het gaan op de dag, waarop de Zoon des mensen geopenbaard wordt.”
Genesis 6, 7 en 9 geven een volledig overzicht van de desolate situatie voor dit gericht, en op welke wijze het vonnis is voltrokken. Met dit vreselijke beeld voor ogen, snelt de wereld van nu naar de grootste catastrofe toe, zoals er nooit eerder geweest is. Het is dringend noodzakelijk dat we ons in alle ernst afvragen aan welke kant we staan. Wij leven in een zeer ernstige tijd, maar het is nog steeds de welaangename tijd, dat we ons mogen buigen voor de troon der genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen. Want God heeft geen lust in de dood van de zondaar, maar Ezechiël zegt in hoofdstuk 33:11;
“Zeg tot hen: zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven, huis Israëls?”
Als de profeet deze blijmare doet klinken tot het huis Israëls, dan worden juist in zijn tijd gerichten geoefend onder het Joodse volk. Nochtans klinkt de oproep: “Bekeert u! Bekeert u!” Nu wij nog leven in het genadetijdperk, past het ons de genadeklok te luiden, want God heeft de zondaren lief. Wij hebben aan de oude geschiedenis van Israël een duidelijk voorbeeld. Toen zij zich afkeerde van God, overkwam hen veel kwaad, doch zij werden gezegend als zij hun God dienden. God wilde echter niet dat wij alleen op aarde gelukkig zullen zijn, maar Hij wil ons in de nimmer eindigende eeuwigheid laten leven in Zijn gemeenschap. Vandaag mogen we tot ieder mens spreken van die onuitsprekelijke liefde van God. Vandaag nog mag ieder mens de Here Jezus Christus aanroepen in het gebed. En allen die de naam van Jezus aanroepen zullen zalig worden. Zorg dat u er bij mag horen, want de bazuin zal slaan en de Zonne der Gerechtigheid zal stralen in het hart van een ieder die de uitnodiging ter harte neemt.
Tot besluit.
De Here Jezus heeft gezegd in Mattheüs 28:18-20;
“En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.”
Zou de hemelvaart van de gelovigen dan onmogelijk zijn? Gods Woord zegt: dat alle dingen mogelijk zijn. Enkele bijzonderheden dienen we nu onder ogen te zien. Jezus is de Almachtige en de Vrijmachtige. Door twee voorbeelden zal het ons duidelijk worden, namelijk Henoch en Elia.
Henoch.
Deze naam is vrij algemeen bekend. Eerst een korte mededeling uit Gods’ Woord. Genesis 5: 21-24;
“Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen.”
Het is een korte mededeling, maar voldoende om te beseffen, dat een nietig mens in hoge waarde kan staan bij God. Henoch betekent “toegewijd leraar”. Hij was de zevende van Adam, werd geboren in het jaar 622 en werd opgenomen in de hemel in 987 (na de schepping). Thans 5000 jaar geleden, en zijn aanwezigheid hier op aarde was 365 jaar. Deze toegewijde leraar heeft 300 jaar met Adam geleefd, zodat hij volledig is ingelicht aangaande de schepping en wat zich verder heeft voorgedaan. We lezen in Hebreën 11:5-6;
“Door het geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want voordat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest; Maar zonder geloof is het onmogelijk [Hem] welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.”
Niet voor niets wordt deze sleutelfiguur bij de geloofshelden genoemd. Het is opvallend dat bij de korte mededelingen van zijn hemelvaart, niets staat vermeld van ooggetuigen en toch is het voldoende bekend. In Judas 14-16 lezen we;
“Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden, Om over allen de vierschaar te spannen en alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die zij goddeloos bedreven hebben, en voor al de harde taal, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben. Dit zijn de morrenden, mokkend om hun lot, wandelende naar hun begeerten, maar hun mond spreekt hoogdravend, als zij om des voordeels wil [de] [mensen] in hun gezicht vleien.”
Henoch blijkt te behoren tot één van de grootste profeten en de relatie die hij met God had, geeft ons genoeg zekerheid dat hij de ambassadeur des Heren was. Als we lezen wat de Apostel Judas ons meldt, begrijpen we pas goed, dat de felle boodschap die Henoch richtte tot de goddeloze wereld van zijn dagen, hem niet in dank is afgenomen. Hij wist zich een gezant van de Allerhoogste, maar was ook in hoge ere bij God en God nam hem weg. Te midden van het rumoer van de goddeloze wereld gebeurde het goddelijke wonder. Velen zijn van oordeel dat deze wonderbare gebeurtenis een miniatuurbeeld is van de opname der Gemeente, die in de naaste toekomst moet worden verwacht.
Elia de profeet.
Er zijn in alle tijden in de geschiedenis mensen geweest, die door hun doen en handelen van grote betekenis waren, en een bijzondere indruk hebben nagelaten. Maar onder de Bijbelse figuren geldt dat in nog grotere mate. Alle wetenschappers en geleerden, sport “helden” e.a., zijn gericht op de dingen van de wereld. Henoch en Noach zijn nog altijd personen wier namen onuitwisbaar zijn. Een derde persoon die op het wereldschaakbord een bijzondere rol heeft gespeeld, is Elia de Thisbiet. Elia betekent “verheven in Jehova” Deze Godsman was een zware taak op de schouders gelegd. Israël was in afschuwelijke afgoderij vervallen. De tien stammen onder leiding van Achab en Izebel zijn vrouw, hadden de God van Abraham, Izaäk en Jacob tot toorn verwekt, zodat de straf moest komen. Op het goddelijke woord van Elia werd de hemel gesloten. 1 Koningen 17:1 zegt:
“Toen zeide de Tisbiet Elia, uit Tisbe in Gilead, tot Achab: Zo waar de Here de God van Israël, leeft, in wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn woord.”
Deze regenloze tijd leidde tot een catastrofale droogte, zodat mens en dier dreigden ten onder te gaan. Na de droogte van drie en een half jaar wilde het goddeloze hoofd nog niet buigen. De confrontatie moest komen. Zoals we lezen in 1 Koningen 18 stond de Godsgezant Elia, oog in oog met de vijand van God, de goddeloze Achab, satan. Treffend heeft de Here Jezus in Zijn dagen, toen Hij hier op aarde was, een zuivere analyse gegeven aangaande het Joodse volk van Zijn tijd. Johannes 8: 44 zegt;
“Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er i8s in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard,
want hij is een leugenaar en de vader der leugen.”
Opmerkelijk is dat God, juist als verval en afval bij Israël naar een dieptepunt geraakte, Zijn dienstknechten, dat zijn de profeten, heeft gezonden. Elia was de strijd begonnen door het oordeel van droogte uit te spreken. Dit was een ontzettende afstraffing voor een warm land dat dringend water behoeft. De nood is zeer hoog, zodat koning Achab zélf op zoek gaat om voeder te zoeken voor zijn beesten; op deze reis komt Elia hem tegen. Deze ontmoeting was hard. De gemelijke Achab, ontstemd over de ontzettende droogte, was verbitterd en zag in Elia de aanstoker. Vandaar zijn bittere aanval: “Zijt gij de beroerder Israëls?” De schuldenaar, die zijn schuld niet wil bekennen, zal het proberen af te wentelen op de onschuldige. Zo ook hier. Maar Elia neemt de leiding. Achab mag toezien. Wat wij lezen over dit gericht is fascinerend. De ene Godsgezant tegenover 850 afgodendienaren. Maar de God van Israël komt aan Zijn eer. Het offer dat Elia bracht was de Here aangenaam. In 1 Koningen 18: 37-39 lezen we:
“Antwoord mij, Here, antwoord mij, opdat dit volk wete, dat Gij, Here, God zijt, en dat Gij hun hart weer terugneigt. Toen schoot het vuur des Heren neer en verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en de aarde, en lekte het water in de groeve op. Toen het gehele volk dat zag, wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: De Here, die is God! De Here, die is God!”
Al de afgodendienaren werden een prooi van het eeuwig verderf. Zij werden gedood. Als we de gang van zaken overzien, mogen we niet denken dat dit een stukje geschiedenis van die tijd was; al de eeuwen door heeft het vele mensen aangesproken. De lessen die God geeft in de geschiedenis zijn to op vandaag voor ons van enorme betekenis. De strijd die gevoerd werd tussen Elia enerzijds, en tegen Achab en Izebel anderzijds, heeft ons veel te zeggen. Het kan in klein beeld gezien worden met betrekking tot de eindstrijd, waarin wij ons thans bevinden.
Elia en de profetie.
Als we kennis nemen van hetgeen deze Godsman gepresteerd heeft door de kracht Gods, is het onvoorstelbaar. De strijd die Elia voorde tegen de goddeloze koning Achab, is een type van de antichrist, en Izebel van de hoer van de eindtijd zoals in Openbaring 17 beschreven staat. Wij zouden kunnen spreken van een miniatuurbeeld van Armageddon. Opvallend is in dit verband te lezen in Openbaring 11 van de twee getuigen die in de dag van Jacobs benauwdheid nog een belangrijke rol zullen vervullen. Hiervan lezen we in Maléachi 4:5-6;
“Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt. Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.”
Zoals de wederkomst van Elia beschreven staat, zo vinden we ook zijn afscheid van deze wereld beschreven. Elia, de grote Godsgezant, heeft door zijn geweldige getuigenis een stempel gedrukt op het godsdienstig leven van die tijd. De God van Abraham, Izaäk en Jacob had nieuw leven en nieuwe hoop gewekt bij het Joodse volk, in het bijzonder vanwege Elia’s hemelvaart. Hiervan lezen we in 2 Koningen 2:1-13;
“Het geschiedde, toen de Here Elia in een storm ten hemel zou opnemen, dat Elia met Elisa uit Gilgal ging. En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Betel gezonden. Maar Elisa zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Daarop begaven zij zich naar Betel. Toen kwamen de profeten van Betel naar Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de Here heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil En Elia zeide tot hem: Elisa, blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Jericho gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo kwamen zij te Jericho. Toen naderden de profeten van Jericho tot Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de Here heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil. En Elia zeide tot hem: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo gingen zij beiden verder. Vijftig man van de profeten waren ook gegaan, maar bleven op verre afstand staan, toen zij beiden aan de Jordaan stilstonden. Daarop nam Elia zijn mantel, wond hem samen en sloeg op het water; en dit verdeelde zich herwaarts en derwaarts, zodat zij beiden door het droge overstaken. En zodra zij overgestoken waren, zeide Elia tot Elisa: Doe een wens. Wat zal ik voor u doen, eer ik van u word weggenomen? En Elisa zeide: Zo moge dan een dubbel deel van uw geest op mij zijn. En Elia zeide: Gij hebt een moeilijke zaak gewenst. Indien gij mij zult zien, terwijl ik van u word weggenomen, dan zal het u aldus geschieden. Maar indien niet, dan zal het niet geschieden. En, terwijl zij voortgingen, al wandelende en sprekende, zie, een vurige wagen en vurige paarden! en die maakten scheiding tussen hen beiden. Alzo voer Elia in een storm ten hemel. En Elisa zag het en riep uit: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israël! En hij zag hem niet meer. Toen greep hij zijn klederen en scheurde ze in twee stukken. Daarop raapte hij de mantel van Elia op, die van hem afgevallen was, keerde terug en ging aan de oever van de Jordaan staan.”
Het is geen wonder dat de hemelvaart van Elia is blijven voortleven. Deze Godsgezant is oorzaak dat hij door zijn doen en handelen en zijn hemelvaart voor zeer velen tot een grote zegen is geweest. Geweldige perspectieven zijn door hem geopend. Eerder hebben wij gewezen op Psalm 68: 17-23. Hoogstwaarschijnlijk is David geïnspireerd om deze Psalm te dichten ter nagedachtenis van de hemelvaart van Elia, maar tevens als een profetisch vergezicht op de hemelvaart van onze gezegende Heiland, nu tweeduizend jaar geleden. Met de meeste vrijmoedigheid kunnen wij dit profetisch vergezicht van toepassing brengen op de hemelvaart van al de gezaligden van de zesduizend jaar geschiedenis, die nu bijna ten einde is. Van Adam tot de laatste bazuin zal klinken. Amos 3:7 zegt;
“Voorzeker, de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten.”
Welnu, toen de tijd voor Elia was aangebroken om ten hemel te varen, bleek dat zeer velen op de hoogte van deze gebeurtenis waren, waarvan we lezen in:
2 Koningen 2:3 De zonen der profeten te Bethel.
2 Koningen 2:5 De zonen der profeten te Jericho
2 Koningen 2:7 Vijftig mannen van de zonen der profeten aan de Jordaan.
De hemelvaart van Elia was algemeen bekend en is niet in alle stilte geschied, want we lezen dat de profeten Elia tegemoet gingen om hem in te lichten over wat er zou gaan gebeuren. We kunnen ons moeilijk voorstellen wat er in deze mensen is omgegaan toen ze Elisa alleen terug zagen komen. Het Goddelijke wonder was dus geschied. De held van Karmel was afgevaren naar zijn eeuwig huis. Jammergenoeg lezen we dat de zonen der profeten dit niet zonder meer konden geloven. Hun zoekactie leverde geen succes op. Het is geen geringe zaak, om zulk een Goddelijk wonder eenvoudig te aanvaarden. Het is echter de vrijmacht Gods om door allerlei handelingen Zijn heerlijkheid te openbaren en Zijn plan te volvoeren. In Henoch en Elia hebben wij twee voorbeelden van hetgeen Gods almacht vermag. Henoch en Elia, twee machtige getuigen, die als wondertekenen en profetische tekenen de wereldgeschiedenis begeleiden tot op vandaag. En wij? Wij weten nog van een andere hemelvaart, van onze Here Jezus Christus. Bij onze christelijke feestdagen hebben we ook nog een dag waar de hemelvaart herdacht wordt; een dag die wel erg stiefmoederlijk bedeeld wordt. De meeste kerken staan leeg en men heeft van de christelijke feestdag een uitgaansdag gemaakt. Behoudens enkele toogdagen gaat alles geruisloos aan de hemelvaart voorbij. Onze wereld schijnt niet zo best meer georiënteerd te zijn op de Bijbelse toekomst. Onze geleerden doen het anders. Men vergaapt zich aan de kennis van de mens. De raket staat in het middelpunt van de belangstelling en als zo’n ding de lucht ingeknald wordt, slaat men zich op de borst: “Dat kan de mens”. De mens heeft meer te betekenen dan alleen technisch kunnen. Met niet mis te verstane woorden heeft de profeet gesproken van de grote tegenstander van God de Here. Jesaja 14:11-15 spreekt:
“Uw trots is in het dodenrijk neergeworpen, de klank uwer harpen; het gewormte ligt onder u gespreid en maden zijn uw bedekking. Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen. Integendeel, in het dodenrijk wordt gij neergeworpen, in het diepste der groeve.”
De hoogmoed van satan heeft de mens aangedreven tot waanzinnige dingen, maar in werkelijkheid is het rebellie tegen God. Wij schreven reeds dat de hemelvaartsdag zo’n beetje aan betekenis heeft ingeboet. Indien wij Gods Woord er op na lezen, komen we echter tot verrassende ontdekkingen, en na dat we schreven over de hemelvaart van Henoch en Elia, die ons als voorbeelden zijn gegeven, volgt het belangrijkste: De hemelvaart van Christus Jezus. Als we lezen in Handelingen 1 over de hemelvaart van de Here Jezus Christus, beseffen we niet van welk een grote betekenis dit is. Na dat de Here Jezus in vers 8 Zijn opdrachten aan Zijn jongeren gegeven heeft, lezen we in vers 9-11;
“En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, Die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.” Handelingen 1:9-11
De hemelvaart van de Here Jezus moeten we zien als het sluitstuk van het verlossingswerk op deze aarde, van een wereld verloren in schuld. De Here Jezus daalde neder om de zonde te verzoenen, zoals Hij gesproken heeft in Johannes 3:13-17;
“En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen. En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, Opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.”
Het zelfgetuigenis dat de Here Jezus in Johannes 6 uitspreekt sluit hier volledig bij aan:
“Ik ben het brood des levens. Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; Dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie ervan eet, niet sterve Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.” Johannes 6:48-51
“Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was?” Johannes 6:62
“Stond Hij, wetende, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, van de maaltijd op.” Johannes 13:3
Jezus heeft Zijn hemelse heerlijkheid verlaten, en is in de wereld gekomen; om te lijden en te sterven en wederom op te staan. Wederom verlaat Hij de wereld en gaat heen tot de Vader. En zo troont de Here Jezus aan ‘s Vaders rechterhand. Johannes heeft zoveel mogelijk aantekeningen gemaakt van Zijn komst in deze wereld, maar vooral ook van Zijn heengaan. Christus’ werk is hiermee niet beëindigd. Zijn werk wordt in de hemel voortgezet. Wij lezen in Johannes 14:1-3, 18 en vers 28;
“Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben) want Ik ga heen om u plaats te bereiden; En wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.”
“Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u.” Johannes 3:13
“Gij hebt gehoord, dat Ik tot u gezegd heb; Ik ga heen en kom tot u. Indien gij Mij liefhadt, zoudt gij u verblijd hebben, omdat Ik tot de Vader ga, want de Vader is meer dan Ik.” Johannes 14:28
“En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen.” Johannes 6:62
“Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.”
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.