Maranatha!

Maranatha!
‘Schrift op de toekomst’
Door: Ds. Henk Schouten.

Er wordt wel eens gevraagd naar het ontstaan van de zogenaamde Maranatha-verwachting. Hoe en wanneer is zij ontwikkeld? Deze vraag te stellen is al een bewijs, dat velen haar zien als een vreemde eend in de bijt van het christelijk geloof. Maar juist dat laatste is bevreemdend. De verwachting dat Jezus weerkomen zal, is authentiek bijbels en historisch. Het is geen latere toevoeging, niet een apart staand ideeën zeker geen sektarische leer. Deze leer was vanaf het begin een wezenlijk onderdeel van de prediking. Beter is te vragen hoe en wanneer zij daaruit verdwenen is? Om op die vraag antwoord te krijgen moeten we ver terug in de tijd. In de eerste eeuwen werden onze broeders en zusters vanwege hun geloof vervolgd, weggejaagd uit hun woonomgeving, gevangen gezet, gemarteld, gedood. Gelovigen in Rome vluchtten in de catacomben, de onderaardse begraafplaatsen. Daar schreven zij op de wanden inscripties, die er nog zijn en waar we het woord ’Maranatha’ ook herkennen. Het besef was groot en sterk, dat we als christenen hier op aarde geen blijvend thuis hadden, maar dat we bijwoners zijn, vreemdelingen, pelgrims. Onze hoop is op Hem, die ons een plaats in de hemel bereidt! Er vond een geweldige omslag in denken plaats. De Romeinse keizer werd van een vervolger een verdediger van het christelijk geloof. Het martelaarschap verdween en christenen begonnen zich meer en meer thuis te voelen in deze wereld. De hoop en verwachting dat de Heer komen zou werd losgelaten en ingeruild voor het geloof dat op aarde het koninkrijk Gods was aangebroken. Zo verdween de Maranatha-gedachte bijna volledig uit beeld. Een hoge prijs, misschien wel de zondeval der kerk.

Wat verloren we toen we deze hoop loslieten?
Wanneer wij onszelf ’Maranatha-christenen’ noemen, dan doen we dat niet omdat we ons beter zouden voelen. Dan doen we dat, omdat we daarvan overtuigd zijn dat deze boodschap voluit bijbels is en tot het hart van de bijbelse verkondiging behoort. Het gaat immers om de Heer die het centrum is van ons belijden en die Heer komt. Als Maranatha-christen moeten we zo leven, zo denken, zo handelen, dat onze broeders en zusters die deze dingen nog niet zien hun armoede op dit punt gaan beseffen. We moeten hen tot heilige jaloersheid brengen. Dat doe we niet door allerlei gespeculeer over dag en uur (dat is sektarisch), maar dat doen we door een leven, waaruit blijkt dat we Hem elk ogenblik verwachten en bereid zijn Hem te ontmoeten. We moeten duidelijk maken wat de christelijke kerk verloor toen de Maranatha-gedachte werd losgelaten. Het gaat daarbij meer om een manier van leven, dan om leerstellingen. Zeg ik hiermee, dat leerstellingen minder belangrijk zijn, of erger, er niet toe doen? Natuurlijk niet, maar als de leerstellingen niet gedragen worden door een levenshouding en wijze die daar passend bij is, dan is de meest verheven leer leeg. In die zin stel ik, dat de Maranatha-verwachting meer een leven is dan een leer.

Handelingen der apostelen
Uit het eerste bijbelboek na de Evangeliën, het boek Handelingen der apostelen, blijkt dat de boodschap van de wederkomst uitgangspunt van de prediking is. De toespraak van Petrus in Hand. 2 neergeschreven, is door en door een Maranatha-boodschap. De eerste gemeente-vergadering kampt met een ernstig probleem, daarvan kunnen we lezen in Hand. 15. Dat probleem wordt juist opgelost door het te plaatsen in het licht van de toekomstige gebeurtenissen, ’de wederopbouw van de vervallen hut van David’. Ook wil ik hier naar de apostel Paulus verwijzen, wanneer hij zijn evangelie-boodschap brengt aan de wijzen van Athene, ook dan spreekt hij een duidelijke Maranatha-boodschap uit. In Hand. 17:31 horen we hem zeggen: ’Om dat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door en man, die Hij aangewezen heeft’ Uit niets blijkt, dat we de dingen met betrekking tot de wederkomst van de Heer moeten vergeestelijken. Uit niets blijkt (leest u de krant maar!) dat het vrederijk al zou zijn aangebroken.

Ook is er geen supplement aan de Bijbel toegevoegd, waaruit we zouden moeten opmaken, dat deze dingen in de Bijbel aangepast zouden zijn aan de veranderde situatie. De hoop, de verwachting is immer nog dezelfde, onze Heer komt, Maranatha! Wat dat betreft zouden we beter naar Paulus moeten luisteren, hij heeft ons al gewaarschuwd. Zijn ernstig woord lezen we in 2 Thessalonicenzen 2. We moeten onze bezinning niet verliezen, we moeten ons niet laten misleiden, zo schrijft hij, alsof de dag reeds aanbrak. Paulus doet dan ook een appél op onze herinnering, we moeten ons herinneren wat hij meermalen gezegd heeft. (2Thes. 2:5) Voor ons vandaag betekent dat, dat we Gods Woord aangaande deze dingen moeten onderzoeken, de Bijbel is de leidraad. Juist daar signaleer ik een groot manco, de Schrift wordt niet meer geopend, niet meer onderzocht, veel te weinig bestudeerd, terwijl juist daarin alle heerlijke dingen staan die we mogen verwachten. De Schrift leert ons Hem te zien, ’die is en die was en die komt’ (Openbaring 1:8)

Maranatha, een schitterende hoop!
In Rom. 8:18-23 wordt geschreven over de ’hoop van Gods kinderen’. Wie dit gedeelte op zich in laat werken komt tot besef van de heerlijke toekomst die er zijn zal voor allen die de Here Jezus hartelijk liefhebben. Die hoop mogen we steeds ook aan elkaar doorgeven. De tijden in deze wereld zijn dikwijls vol moeite en verdriet, zorg en strijd. Juist voor Gods kinderen wordt de druk alleen maar groter. De stem van godslastering, die ons steeds tot in de ziel krenkt, wordt almaar luider en steeds minder vaak weersproken. Voor veel geloofsgenoten is de druk van het bestaan vanwege een vijandige overheid of vanwege een vijandig totalitair regime steeds moeilijker. Net als de broeders en zusters uit de eerste eeuw mogen ook zij zich vastklampen aan die schitterende hoop, die uitgedrukt wordt in het woord ’Maranatha’. Als die zekerheid er niet wezen zou, namelijk dat de Heer komen zal en alle dingen onder Zijn rechtvaardig en liefdevol bestuur brengen zou, dan zou er alleen wanhoop wezen. Maar zo is het niet, onze Heer zal zeker komen.

Maranatha, een inspiratie tot heiliging!
In 1 Joh. 3:3 lezen we de woorden: ’En een ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich gelijk Hij rein is’ Wat is die hoop waarvan hier sprake is? Dat is dat we Hem zullen zien, Jezus de Verlosser en voleinder van ons geloof. Het besef, dat Hij komt, dat Hij spoedig komen zal, doet ons waakzaam leven, stimuleert ons tot een leven in heiliging en afscheiding van de zonde en de vuilheid. Juist in onze tijd zien we een opmars van vreselijke vuilheid. Het za1 zijn, zo spreekt de Bijbel en wij zien het, als in de dagen van Sodom en Gomorra. Steden die vanwege hun zogenaamde ruime opvattingen juist ook inzake van seksualiteit door God geoordeeld en verwoest werden. Juist in onze dagen zien we een stortvloed aan smerige dingen. Nu ik deze dingen schrijf houdt de actualiteit in ons land zich bezig met kinderarbeid, we horen dan ook van kinderprostitutie. Ik hoef het u allemaal niet te noemen. Wie weet, dat de Heer spoedig komt en dat Hij een vreselijke afkeer heeft van die zogenaamde ruime opvattingen en dat het Hem een gruwel is, zal zich daar afzijdig van houden, zal zich onttrekken aan de vuilheid die zo algemeen en indringend is.

Maranatha, een samenbindend element voor allen die geloven!
Er is veel verdeeldheid onder gelovigen, we moeten ons ervoor schamen, de Heer zal ons ervoor ter verantwoording roepen ook. Maar wanneer we beseffen in de spannende tijd te leven, dat Hij spoedig Zijn gemeente tot zich verzamelen zal, dan zullen we ons ook meer bewust zijn, dat die verdeeldheid niet kan en mag. Het is de apostel Paulus, die juist ook op dit aspect wijst. In Fil. 4:2 lezen we zijn vermaning aan Euódia en Syntyche, zij moeten eensgezind zijn. Vlak voor deze vermaning aan het slot van hoofdstuk drie; schreef Paulus over ons als burgers van een rijk in de hemelen] waaruit wij ook de Here Jezus Verlosser verwachten. En in hoofdstuk 4:5, direct na zijn vermaning zegt Paulus: De Here is nabij!’ De Hebreeën-schrijver laat zich ook al leiden door de verwachting dat de Heer komen zal en met het oog op diens komst schrijft hij in Hebr. 10:25 wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen zoals sommigen dat gewoon zijn maar elkander aansporen, en dat des te meer naarmate gij de dag ziet naderen.

Maranatha, een troostrijk woord.
Een bewogen moment zien we wanneer de Heer Zijn discipelen voorbereidt op de dingen die gaan komen. Zijn kruisdood en alles wat gebeuren zal, zal een diepe indruk op hen maken. De Heer legt hen uit, dat Hij naar Zijn Vader zal gaan om daar voor hen plaats te bereiden, want in het huis van Zij Vader zijn vele woningen. En wanneer de Heer dit voorbereidende werk tot gereedheid heeft gebracht, zal Hij weerkomen om hen tot Zich te nemen. Biedt deze verwachting niet veel troost? Hoe vaak hebben we geworsteld met het sterven van dierbaren, een vader, een moeder, een broer, een zus, een kind misschien? Is er een troostvollere gedachte, dan de hoop op de komst van de Heer en onze vereniging met Hem en allen die ons in geloof zijn voorgegaan? Wanneer we zo deze dingen overdenken, dan vragen we ons misschien verbijsterd af, hoe heeft het zover kunnen komen dat de Maranatha-gedachte zo terzijde geschoven is in de kerk en verengd is tot een arm zinnetje, dat spreekt dat de Heer komen zal om te oordelen. De Maranatha-gedachte moet terug naar het centrum van de bijbelse verkondiging. Want het gaat om Hem, die het centrum van die verkondiging is, Jezus!

Jezus, op Hem hopen we, naar Hem zien we uit.
Maranatha, amen Here Jezus, kom!

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.