De gemeente van Christus.
De gemeente van Christus.
‘De steen die de bouwlieden versmaad hebben, is tot een hoeksteen geworden; Van de Here is dit geschied, het is wonderlijk in onze ogen’.Psalm 118:22-23
Deze tekst uit de Psalmen verwijst naar onze Here Jezus Christus, de Petra, de rots waarop de Gemeente is gebouwd. ‘Gemeente’ is een groot woord wanneer er twee of drie mensen in Zijn naam bijeenkomen en toch is het een waarheid die staat als een rots, de Rots Christus. Met een ‘hoeksteen’ wordt een speciale steen bedoeld, met een specifiek model, uitgehouwen uit een harde en sterke rots.
Deze stenen worden gebruikt om een boog, of een toog, tegendruk te kunnen geven die een muur of gebouw uitoefent. In oude gebouwen zien we boven in de toegangspoorten de hoeksteen in hun centrale functie, vaak met een afbeelding er in gebeiteld. Zonder zo’n steen was het in oude tijden onmogelijk toegangspoorten te maken in grote bouwwerken, b.v de muren rond Jeruzalem. Ook in hoge kathedralen, paleizen en andere bouwwerken waarin een boog of een toog is verwerkt is zo’n steen noodzakelijk in de top van de prachtige bogen. In tijden van oorlogen en belegeringen werd er pal onder de hoeksteen een groot vuur ontstoken, door de hitte barstte de steen in vele brokken waardoor uiteindelijk de toegangspoort ineenstortte. U begrijpt dat zo’n steen een belangrijke functie heeft en daarom van hoge kwaliteit moet zijn in een zuivere vorm om alle druk te kunnen weerstaan. Zonder een ‘hoeksteen’ geen toegang, of bouw van een groot gebouw. Nu kunnen we ons voorstellen dat Christus zegt dat Hij de deur is, want hoé zou het mogelijk zijn een toegang te maken zónder een alles ondersteunende steen, en dan wordt hier een groot gebouw, de tempel Gods niet met handen gemaakt bedoeld:
Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. Allen, die voor Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord. Johannes 10:7-8.
Wanneer nu de ‘hoeken’ niet in juiste verhouding staan kan de steen wel mooi zijn maar dan kan hij geen dragende taak uitvoeren. De bouwlieden, de bouwvakkers, wisten door jarenlange ervaring dat het heel nauw stak met zo’n steen, dat die steen grote verantwoordelijkheid had, en heeft, in een bouwwerk. Zo ging het ook met onze Here Jezus Christus, Hij werd niet in staat geacht het bouwwerk Gods te dragen. De ‘bouwlieden’ de Farizeeën en schriftgeleerden, keurden de ‘Steen’ af, maar God achtte deze steen, rots, de ‘Enige Weg’ tot de verlossing der mensen.
Lezen: Psalm 127: 1-5;
‘Een bedevaartslied. Van Salomo. Als de Here het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan.
Mensenwerk blijft vruchteloos als het om geestelijke zaken gaat. We kunnen de mooiste plannen opstellen en ogenschijnlijk succes hebben maar welke échte resultaten zien we? Een prachtige organisatie, mooie gebouwen en veel bezoek tijdens de samenkomsten? Wie zegt dat het geestelijk allemaal in orde is en wie zegt ons niet dat het allemaal stro en hooi is dat in het vuur van de verdrukking verbrand?
Laten we eens zien wat 1 Corinthe 3:12-15 zegt:
‘Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro, Ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen, Maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen. 1 Corinthe 3:12-15.
Als we naar de mens een prachtige Gemeente stichten, als alles voor het oog prachtig is maar we geen directe band met Christus hebben loopt het scheef, wordt het door de Here als ‘stro en hooi’ gezien. We verbeelden ons maar al te vaak dat de Here afhankelijk is van ons werken en zwoegen en lopen we Hem te vaak voor de voeten. Als Hij wil dat er mensen in Zijn Naam samenkomen zal Hij het wel bewerken, en als de mensen dan getrouw zijn zal Hij Zijn zegen geven want anders zwoegt de mens voor niets zoals we lezen in Psalm 127: 1a en 2b:
‘Als de Here de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter. Het is voor u tevergeefs, dat gij vroeg opstaat, laat opblijft, brood der smarten eet’.
In vers 2b lezen we dat de Here de mensen geeft wat ze nodig hebben ‘in de slaap’, dit wil niet zeggen dat we dan maar met onze slofjes bij het vuur moeten blijven zitten maar hier wordt gezegd dat we in alle rust moeten afwachten en aanvaarden wat Hij schenken wil.
‘Hij geeft het immers zijn beminden in de slaap. Zie, zonen zijn een erfdeel des Heren, een beloning is de vrucht van de schoot. Als pijlen in de hand van een held, zo zijn de zonen der jeug’.
Omdat Israël, zoals we in het vervolg van de studie zullen zien, een aardse bediening heeft wordt er gesproken over het mooiste wat een Jood kon ontvangen, namelijk zonen. Maar in geestelijke zin mogen we ook zeggen dat die ‘pijlkoker’ uit vers 5, weerbaarheid is tegen de listen en de lagen van de vijand, de duivel.
‘Welzalig de man die zijn pijlkoker met deze heeft gevuld. Zij worden niet beschaamd, als zij spreken met de vijanden in de poort’.
Zo worden de wedergeboren christenen ook niet beschaamd wanneer ze kennis van het Woord hebben, ze kunnen dan elke dwaling weerstaan met het zwaard des Heren, het Woord van God:
‘Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zo diep, dat het vaneen scheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten; En geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen. Hebreeën 4:12-13.
In Hebreeën 4:12-13 zien we dus dat het de Here is die kan beoordelen met welke intentie we bezig zijn. Hij alleen kan beoordelen of we samenkomen tot Zijn eer, of de onze. Hij kan beoordelen waarom we evangeliseren, tot heil voor de zondaar en tot eer van Hem of om onze kerk of groep te laten groeien, tot eer voor ons zelf. Persoonlijk denk ik dat vele grote evangelisatiecampagnes, samenkomsten, preken en Bijbelstudies als hooi, stro en hout moet worden beschouwd en het vuur der beproeving niet kunnen doorstaan. We zijn, wij allemaal, te vaak en te veel uit op eigen eer, onze Gemeente, ons aantal, ons gebouw onze methode staan te veel en vaak hoog in het vaandel.
De Gemeente van Christus, uitgedrukt in de plaatselijke vergadering.Mensen die mij wat langer en beter kennen weten dat ik al jaren met het onderwerp van deze studie worstel en er niet aan wilde beginnen in een studiegroep. Één van de redenen was (is) dat ik al enkele malen een teleurstelling mee heb gemaakt, zowel in het groot als in een, hele, kleine setting. Daarom steiger ik als het ware wel eens tegen dit onderwerp omdat de gevolgen voor mij persoonlijk bezwaarlijk kunnen worden. We zullen met elkaar heel goed moeten beseffen dat de Here ons soms op wegen brengt die we liever niet gaan, Hij Zélf ging een uiterst zware weg, de Weg tot onze behoudenis:
‘Toen ging Jezus met hen naar een plaats, genaamd Getsemane, en Hij zeide tot de discipelen: Zet u hier neder, terwijl Ik heenga om daar te bidden. En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeus mede en Hij begon bedroefd en beangst te worden. Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt met Mij. En Hij ging een weinig verder en Hij wierp Zich met het aangezicht ter aarde en bad, zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan; doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. En Hij kwam bij zijn discipelen en vond hen slapende, en Hij zeide tot Petrus: Waart gijlieden zo weinig bij machte een uur met Mij te waken? Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. Wederom, ten tweeden male, ging Hij heen en bad, zeggende: Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede!Matthéüs 26: 36-42
Toch kon ik niet langer onderuit terwijl onze wegen bij lange na niet het niveau van onze Here kunnen halen. In de eerste plaats begin ik met de studie omdat ik de laatste tijd menige discussie heb gehad met deze en gene en om daar nu een einde aan te maken ben ik maar eens in de boeken gedoken om duidelijk inzicht te krijgen, en door te geven wat het verschil nu is tussen het organisme, de Gemeente, en de organisatie de Kerkvorm.
En in de tweede plaats hebben we met elkaar ook over dit onderwerp onderwijzing nodig, ik net zo goed u als u allen, want door de voorbereiding kreeg ik ook ruimer zicht op deze materie. Ik heb materiaal gebruikt van broeders die jaren geleden het tijdelijke met het eeuwige verwisseld hebben maar dat neemt niet weg dat wij juist hun gedachten het beste kunnen volgen, van de moderne theologen krijgen we in dit opzicht toch geen steun
De Gemeente van Christus leeft in moeilijke en ondoorzichtige tijden. Zélfs in de plaatselijke Gemeente waar we samenkomen ontstaan verschillende onderlinge groepen die niets meer met broeder en zuster liefde te maken hebben. Men is, meestal, blij en trots dat er mensen tot de plaatselijke groep worden toegevoegd maar zodra het nieuwtje er af is en de nieuwelingen zich meer richten op de Bijbel dan de oude garde is Leiden in last.
Verder komt er bij dat we allemaal alleen komen te staan in onze familie en kennissenkring, de wedergeboren christenen hebben elkaar steeds harder nodig. Daarom zullen we steeds meer acht op elkaar moeten slaan, elkaar helpen en het aller belangrijkste, elkaar verdragen, óók al denkt de ene soms iets anders dan de andere. Zolang we de Bijbel als enige norm en leidraad nemen kunnen, en moeten, we elkaar als broeders en zuster beschouwen en dan mag er best enig verschil van inzicht zijn. Over andere zaken heb ik soms een iets ander inzicht dan Br. De Boer maar dát wil niet zeggen dat hij, Rudy of ik een ander geloof hebben of elkanders broeders niet meer zouden zijn. Persoonlijk merken we het allemaal, de tijden gaan snel, het glijdt ons bijna door de vingers en daarom wil ik doormiddel van de Bijbelstudie wijzen op de noodzaak van de onderlinge saamhorigheid.
We gaan vanavond een begin maken met een studie over de Gemeente van Christus, waarschijnlijk zullen we er drie avonden voor nodig hebben. Het kan zijn dat we soms onze wenkbrauwen fronsen maar geloof mij dat alles wat we bespreken terug te voeren is op de Bijbel. Het is de bedoeling is dat we allemaal weerbaar worden tegen de druk der tijden en hen die zeggen tot de Gemeente te behoren maar misschien wel min of meer automatisch binnen zijn gekomen. De studie die we met elkaar gaan houden ligt in de lijn van Hanna Stranders en ook enigszins in de richting van de z.g.n. ‘Vergadering der Gelovigen’. Dit doe ik niet omdat ik de Bijbelstudiegroep in die richting wil sturen maar omdat dit eenvoudig de Bijbelse richting is.
Inleiding:
Ondanks dat we zondag aan zondag horen dat de bezoekers in de kerkdiensten begroet worden met te term ‘Gemeente van Jezus Christus’, weten velen van ons niet wat nu eigenlijk de Gemeente is, wie daartoe behoren en wat haar bevoegdheden zijn. Gemakshalve gaan we er van uit dat het kerkgenootschap, dat samenkomt, de Gemeente van Christus is maar dat is een grove vergissing. In de praktijk overlapt de Gemeente van Christus de kerken (wel) voor een deel, maar dat is het gevolg van het feit dat wedergeboren christenen deze samenkomsten bezoeken en niet omdat er een bepaalde organisatie bijeen komt. De Gemeente van Christus is een organisme dat plaatselijk in verschillende samenstelling samenkomt, zo zal in de ene plaats een gehuurde ruimte nodig zijn en is een huiskamer in een andere plaats voldoende.
Sinds het jaar 313, bij de z.g.n. bekering van Keizer Constantijn de Grote werd een deel van de Gemeente opgeslokt door een staatsrechtelijke organisatie en kreeg de christenheid wereldse macht met alle gevolgen van dien. Bij de Reformatie in 1520 ging men niet terug naar de Gemeente uit ‘Handelingen der apostelen’ maar werd er voortgeborduurd op de roomse-staatsrechtelijke-kerk.
Edelen, hertogen en koningen zagen in de protestantse kerk een middel om hun macht te vergroten t.o.v. van de machtige roomse kerk en daarom werd opnieuw het stelsel van ‘leken en ingewijden’ ingesteld. Doormiddel van de staatskerk, die de kerk spoedig werd, kon men naast het politieke vlak op het geestelijke vlak de mensheid onder controle houden. Predikanten van de Nederlands Hervormde Kerk b.v. hadden alle rechten en voorrechten van een ambtenaar en in Duitsland en Zweden wordt tot op de dag van heden via de belastingdienst geld voor de kerk binnen gehaald. Dit betekent dat iemand die op grond van zijn geweten naar een ’Plaatselijke Vergadering’ gaat toch mee betaalt aan de staatskerk. Ook ongelovigen betalen mee aan het onderhoud van de kerken en hun organisaties. Uit begrijpt dat niets meer met de Gemeente van Christus te maken heeft.
Niet alleen de kerken hebben zich naast de ‘Weg’ begeven, óók de z.g.n. ‘vrije groepen’ die denken een organisatie in stand te moeten houden doormiddel van door mensen aangestelde predikanten, marketingprogramma’s, visualisatie, celgroepen en andere kunstgrepen. Deze zaken zijn totaal uit den boze, ze gaan aan de belofte van Christus Jezus voorbij en maken Hem daardoor klein en belachelijk want Hij heeft gezegd:
‘Wederom, voorwaar Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren, het hun zal ten deel vallen van mijn Vader, die in de hemelen is. Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden.’
Matthéüs 18:19-20
We mensen denken doormiddel van ons eigen zwoegen de plaatselijke groep groter te moeten maken maar wat lezen we in Handelingen? :
‘En zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.’ Handelingen 2:47
Als de Here het nodig acht zullen, we in de ogen van de mensheid een klein en armzalig, groepje blijven, maar wel een groepje met grote kracht en verantwoordelijkheid. (Zie verderop in deze studie) We kunnen wroeten en doen wat we willen maar als de Here niet toevoegt zullen we jammerlijk falen:
‘Als de Here het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan; als de Here de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.’ Psalm 127:1
Naast de Bijbelse ongehoorzaamheid komen er tal van praktische zaken boven drijven, als een plaatselijke groep de ene aktie na de andere voert komen er min of meer automatisch ‘religieuze’ mensen binnen die geen persoonlijke bekering hebben meegemaakt en hun ’oude natuur’ laten gelden in de gemeente. De praktijk wijst uit dat dit soort mensen mede de oorzaak er van is dat de plaatselijke groepen geestelijk arm blijven en veel problemen ondervinden vanwege ruzie, roddel en achterklap. Op het moment dat wij mensen iets gaan organiseren, trekt het organisme, de Gemeente waarin de Heilige Geest is, zich terug.
Volkenkundige verhouding.
Voor we naar het begrip ‘Gemeente’ gaan, bezien we eerst hoe de volkenkundige indeling in de wereld is.
1e Als we de Bijbel met aandacht onderzoeken, zullen we ontdekken, dat meer dan de helft van dit Woord zich bezighoudt met één volk, de Israëlieten. Het Joodse volk, hier worden de nakomelingen van de twee stammen en een deel van de Levieten mee bedoeld, blijkt een vooraanstaande plaats in te nemen in het grote en wonderbare heilsplan van God. Afgezonderd van de heidense volkenwereld, staan zij in een speciale verbonds-verhouding tot God. God die hen vele bijzondere beloften gegeven heeft, die nooit aan enig ander volk gegeven zijn. Het Oude Testament vermeldt alleen hun geschiedenis, zowel in de historische als in de profetische boeken. Andere volken worden slechts dan genoemd, als ze iets met het volk Israël te maken hebben gehad.
2e Als we de Bijbel verder onderzoeken zullen we nog een ander ‘volk’ ontdekken, dat eveneens vaak genoemd wordt, de Gemeente. Het woord ‘Gemeente’ is de vertaling van het Griekse woord ‘ecclesia’, dat betekent: ‘vergadering van er uit geroepenen’. De Gemeente is een apart volk, uit de wereld geroepen, dat in uitzonderlijke, speciale, verhouding tot God staat en dienovereenkomstig ook uitzonderlijke beloften van Hem ontvangen heeft.
3e Tenslotte vinden wij in de Bijbel nog een derde groep van mensen, die betrekkelijk weinig genoemd wordt, en in elk opzicht verschilt, zowel van Israël als van de Gemeente, namelijk de heidenen.
Drie verschillende klassen.
God kent dus drie verschillende klassen van mensen op aarde, die slechts één ding gezamenlijk hebben; zij stammen allen af van Adam, die hun gemeenschappelijke stamhoofd is. God heeft immers:
‘Hij heeft uit één enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald’ Handelingen 17:26
Vanaf de schepping van Adam tot aan de roeping van Abram was deze eenheid van het menselijke ras in alle opzichten absoluut en volkomen. Geen deel van het menselijk geslacht wordt door God bevoorrecht of met onderscheiding behandeld. Deze periode gaat vanaf Genesis 1:1 tot Genesis 11:9. Dit deel van de schrift is dus op gelijke wijze van toepassing op de twee grote klassen waarin de mensheid verdeeld is, Israël en de Heidenen (Er was nog geen onderscheid gemaakt, de nakomelingen van Jacob moesten nog apart gezet worden)
Vanaf Genesis 11:10 tot Maleachi 4:6 houdt de Bijbel zich voornamelijk bezig met het volk Israël. Dit betreft dus bijna het hele Oude Testament. De Gemeente is in het Oude Testament een ‘verborgenheid’
‘En in het licht te stellen [wat] de bediening van het geheimenis [inhoudt], dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, Opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden’. Efeze 3:9-10
De Gemeente wordt zelfs nooit genoemd, de heidenen worden genoemd als ze iets met Israël te maken hebben. Ook de vier Evangeliën spreken voornamelijk over Israël (Joden). Maar wél wordt daar de Gemeente als op handen zijnde gebeurtenis aangekondigd in verband met een wereldwijde prediking van het Evangelie aan Israël en de heidenen in Matthéüs 16:18 lezen we:
‘En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze Petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen’. Matthéüs 16:18
‘Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen’.
Romeinen 15:8
Vanaf het boek Handelingen tot en met de brief van Judas heeft de Schrift het uitsluitend over de Gemeente. In dat deel van Gods Woord wordt ons getoond, hoe Israël als volk tijdelijk is terzijde gezet, en hoe de Here uit de Joden en de heidenen Zijn Gemeente vergadert. In het laatste Bijbelboek, Openbaring, zien wij, hoe alle drie klassen van mensen op het toneel verschijnen en de Here Zijn voorgenomen plannen met elk van hen verwezenlijkt. Als vergelijking van de positie van de Joden, de Heidenen en de Gemeente zijn de volgende schriftplaatsen belangrijk:
De Jood | De Heiden | De Gemeente |
Romeinen 9:4-5 | Efeze 2:11-12 | Efeze 1:22-23 |
Johannes 4:22 | Efeze 4:17-18 | Efeze 5:24-33 |
Romeinen 3:1-2 | Marcus 7:27-28 * | 1 Petrus 2:9 |
‘En zij vroeg Hem de boze geest uit haar dochter te drijven. En Hij zeide tot haar: Laat eerst de kinderen verzadigd worden want het is niet goed het brood der kinderen te nemen en het de honden voor te werpen. Doch zij antwoordde en zeide tot Hem: Zeker, Here, de honden eten immers ook onder de tafel van de kruimels der kinderen.’Marcus 7:27-28.
Deze vrouw uit de heidenen kende haar plaats, ze besefte goed dat de Here in de eerste plaats voor Israël gekomen was, zo moeten wij uit de heidenen t.o.v. Israël staan. De Gemeente heeft de plaats van Israël niet ingenomen maar mag als een fruitboom groeien op de ‘stam’ Israël, waarop ze geënt is:
‘Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, Beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt; niet gij draagt de wortel, maar de wortel u. Gij zult dan zeggen: er zijn takken weggebroken, opdat ik als loot geënt zou worden. Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees!’ Romeinen 11:17-201.
Israël (de Joden) [We zullen goed voor ogen moeten houden dat het huidige Israël voor het grootste deel bestaat uit het ‘tweestammenrijk’ en een deel van de Levieten. Alle beloften, de God aan Israël als volk gegeven heeft, houden verband met de aarde. Als zij getrouw en gehoorzaam zullen zijn, zal God hen zegenen met aardse voorspoed, rijkdom en macht; als ze ontrouw en ongehoorzaam zullen zijn, zal God hen verstrooien, zoals het ook plaats vond:
‘verstrooien onder alle volken, van het ene einde der aarde tot aan het andere einde der aarde’ Deuteronomium 28:64
Zelfs de belofte van de komst van de Messias is bedoeld tot zegen van alle geslachten op aarde:
‘Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden’. Genesis 12:3
2. De Gemeente.
Verder toont de Schrift ons aan, dat zowel Israël, als de Gemeente niet altijd bestaan hebben. Beide hebben een historisch, en een duidelijk vermeld begin. Het begin van Israël vinden we in de roeping van Abram uit Ur de Chaldeeën:
‘De Here nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. Genesis 12:1-3.
Als we zoeken naar de geboorte – of het begin van de Gemeente, dan is het in ieder geval duidelijk, dat ze niet bestaan kan hebben vóór of tijdens het aardse leven van Christus; want Jezus spreekt over Zijn Gemeente als iets toekomstigs, wanneer Hij verklaart:
‘Op deze Petra (rots) zal ik Mijn Gemeente bouwen’ Matthéüs 16:18
Petrus, Petra, paus.
Het Vaticaan baseert haar ’rechten’ op de uitspraak van Jezus Christus waarin Hij zegt: ’Op deze ’Petra’ zal ik mijn Gemeente bouwen. Men gaat er van uit dat de Here met Petra, Petrus bedoeld. In de eerste plaats is Petrus waarschijnlijk nooit in Rome geweest om de z.g.n. ’kerk’ te stichten en in de tweede plaats betekent ’Petra’ ROTS en Petrus ’ROTSSTEEN’! Petrus was dus een steen die a.h.w. deel uitmaakte van de rots Christus. Het woord Petra, rots, slaat op voorgaande teksten in Matthéüs 16. De Rots, Christus, zal eenmaal Zijn vijanden verpletteren, dit kan een kiezelsteen, Petrus, nooit doen. Daniël 2:34-35 spreekt van ’een steen’ die zonder toedoen van mensen het beeld, van de wereldrijken, verpulveren zal in de eindtijd.
In Matthéüs 16:18 lezen we niet: ‘Ik héb gebouwd’ maar: ‘Ik zál bouwen’. Dit is in strijd met de verwachtingen van de kerken, en voorop de roomse kerk, die leren dat Adam, de aartsvaders en alle Oudtestamentische heiligen tot de Gemeente behoren. Deze gedachte is geheel in hun leer verweven, denk maar eens aan het z.g.n. ‘verbond met Abraham’ dat de kerken claimen. De kerken achten zich een voortzetting van de lijn die uit het Oude Testament voortkomt en waardoor de Joden eeuwenlang zo verschrikkelijk hebben geleden. De apostel Paulus verklaart in Efeze 3:5-10 met nadruk, dat de Gemeente in de Oudtestamentische profetieën niet voor komt, omdat ze een ‘verborgenheid’ was, d.w.z ‘verborgen in God’ en in Zijn raad.
‘Dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden aan de kinderen der mensen, zoals het nu door de Geest geopenbaard is aan de heiligen, zijn apostelen en profeten: Dit geheimenis, dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie, Waarvan ik een dienaar geworden ben naar de genadegave Gods, die mij geschonken is naar de werking zijner kracht. Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkkondigen. En in het licht te stellen wat de bediening van het geheimenis inhoudt, dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen. Opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden’. Efeze 3:5-10
Volgens de Bijbel begint de Gemeente op de Pinksterdag in Handelingen 2 *, en eindigt ze haar loopbaan bij de opname in 1 Thessalonicenzen 4. Binnen bepaalde kringen is er een grote discussie gaande over het tijdstip waarop nu werkelijk de Gemeente ‘geboren’ is, laten wij er maar vanuit gaan dat de Gemeente ontstond op het moment dat de heilige Geest werd uitgestort. Op dát moment ontvingen de (pas) bekeerden de Geest van Christus en werden door Hem geleid.
Tegenstellingen:
Als we gaan vergelijken wat er in de Bijbel gezegd wordt over Israël en de Gemeente, zullen we zien, dat de oorsprong, roeping, belofte, eredienst, levensregels en toekomstverwachting volkomen van elkaar verschillen. Wie de Bijbel neemt, zoals de Here het heeft laten opschrijven, kan niet anders dan tot de conclusie komen dat de Gemeente en Israël twee verschillende grootheden zijn. De georganiseerde kerken hebben de Bijbel moeten vergeestelijken, verdraaien en ‘uitleggen naar de kerkleer’ om de ‘verbondsleer’ min of meer te kunnen verantwoorden naar haar oorspronkelijke politieke doelstellingen. Zonder een theologische opleiding kom je er niet uit. Vandaar dat men binnen de kerken ook een stelsel heeft van ‘ingewijden en leken’, wie er wél voor heeft doorgeleerd en wie niet. Binnen het kerksysteem wordt niet gevraagd of iemand tot bekering is gekomen, daar is belangrijk of iemand binnen het z.g.n. ‘verbond’ is geboren en eventueel later de z.g.n. ‘belijdenis’ doet, een belijdenis die niets meer of minder is dan een definitieve opname in het kerksysteem.
Vergelijk: 1.Roeping.
Israël aards gezegend – de Gemeente hemels en principieel geen plaats en bezit op aarde
Israël | Gemeente |
Genesis 12:1-2 | Hebreeën 3:1 Filippenzen 3:20 |
Deuteronomium 8:7-9 | Matthéüs 8:20 1 Petrus 1:4 1 Corinthe 4:11 |
Genesis 24:34-35 | Marcus 10:23 Jacobus 2:5 |
Deuteronomium 28:7 | Johannes 16:2 |
Deuteronomium 28:13 | Matthéüs 18:4 |
2. Levensregel.
Israël gerechtvaardigde wraak – de Gemeente genade, vergevingsgezind maar wél zuiver.
Israël | Gemeente |
Deuteronomium 7:1-2 (‘7 is’ een heilige volheid) | Matthéüs 5:44 1 Corinthe 4:12-13 |
Exodus 21:24-25 | Matthéüs 5:39 |
Deuteronomium 21:18-21 | Lucas 15:21-23 |
3. Eredienst.
Israël | Gemeente |
Leviticus 17:8-9 | Matthéüs 18:20 |
Lucas 1:10 | Hebreeën 10:19-28; ‘in een notendop verschil tussen Israël en de Gemeente’ |
Numeri 3:10 ‘alleen de priester doet dienst’ | 1 Petrus 2:5 ‘gemeenteleden maken deel uit van het priesterschap’ |
In de profetieën over de toekomst van Israël en de Gemeente zien we het onderscheid en de tegenstelling nog duidelijker. De Gemeente zal in haar geheel van de aarde worden opgenomen naar de hemel, terwijl het volk van Israël een grote heerlijkheid en macht op aarde wacht. Wel moeten we bedenken dat de Gemeente van Christus uit bekeerde Joden en bekeerde heidenen bestaat, in Christus is wat dát betreft geen onderscheid tussen een Jood of een Griek (d.i. een heiden) In principe valt op het moment van de bekering het verschil tussen een Jood en een heiden weg! Wat de toekomst van de (onbekeerde) Israëlieten (w.o. de Joden) en de Gemeente betreft is de bestudering van de volgende Schriftplaatsen belangrijk:
Israël | Gemeente |
Lucas 1:31-33 ‘zal in het 1000j rijk plaatsvinden’ | Johannes 14:2-3 ‘naar het Vaderhuis’ |
Handelingen 15:14-16 ‘éérst de Gemeente, dán Israël’ | 1 Thessalonicenzen 4:17‘Gemeente weggenomen’ |
Romeinen 11:1 en 24-26 ‘niet verstoten’ | Filippenzen 3:20-21 ‘verheerlijking’ |
Jesaja 11:11-12 | 1 Johannes 3:2 |
Jeremia 16: 14-15 Jeremia 23:5-6 Jeremia 32:37-38 Zefanja 3:14-15 | Openbaring 19:7-9 |
In de speciale verhouding van Israël en van de Gemeente tot God blijkt opnieuw de tegenstelling:
Israël WAS:
1.Geroepen om een getuige te zijn van de eenheid van God temidden van de algemene
afgodendienst. Vergelijk Deuteronomium 6:4-25 met Jesaja 43:10-12
2.Voorbestemd om de volkeren de zegen van het dienen van de enige Waarachtige God te tonen. Deuteronomium 33:26-29; 1 Kronieken 17:20-21; Psalm 144:15
3. Uitverkoren schrijvers voort te brengen en daarbij de bewaarder te zijn van het geïnspireerde Woord van God.Romeinen 3:1-2; Deuteronomium 4:5-8
4. Geroepen om de bewaarder te zijn van de Messiaanse belofte. Genesis 3:15; Genesis 12:3; Genesis 28: 10-14; Genesis 49:10; 2 Samuël 7:16; Jesaja 55:3-4; Matthéüs 1:1.
De Gemeente IS:
Later komen we uitvoeriger op dit onderwerp terug, vooral omdat er een ernstige verwarring bestaat over Gemeente, kerk en de ’Plaatselijke Vergadering’ welke voor het gemak óók ‘gemeente’ wordt genoemd. Dit is een grove vergissing want wélke groep is dan de Gemeente van Christus, of komt deze versplintert en verdeelt bijeen op de zondag?
1. Het Lichaam, waarvan Christus het hoofd is.Efeze 1:20-23; Efeze 5:30; 1 Corinthe 12:12-13.
2. Een woonplaats en tempel van God.1 Petrus 2:5; Efeze 2:19-22.
3. Een aanschouwelijke les in genade. Efeze 2:7.
4. Een lichaam en mede-erfgenamen en mederegeerders Christus. Romeinen 8:16-17; Openbaring 20:6.
5. Een illustratie van de wijsheid Gods.Efeze 3:10.
6. Een nieuw priesterdom, waarvan Christus de Hogepriester is.1 Petrus 2:5; Openbaring 1:6.
De roepingen:
1e. Het volk Israël heeft, zoals we in het voorgaande, in de genoemde teksten zagen, een aardse roeping met aardse zegeningen, en met een aardse toekomst verwachting. Daarom is het hoogst verwonderlijk dat kerken zich in de plaats van Israël willen manoeuvreren en zich een ‘mengvorm’ aanmeten tussen wet en genade, aardse – en hemelse beloften. De oorzaak van deze ‘mengvorm’ moet gezocht worden in ‘inlegkunde’, bewust foutieve vertalingen, politiek gewin en een zucht naar macht.
2e. De Gemeente daarentegen is een hemels volk, met een hemelse roeping, met hemelse zegeningen gezegend en met een hemelse toekomstverwachting. Het volk van Israël leefde onder een verbond van werken, terwijl de Gemeente leeft onder onvoorwaardelijke genade. Wij kunnen gerust zeggen, dat de Judaïstische leer, die door de kerken werd geclaimd, meer gedaan heeft om de ontwikkeling van de Gemeente te verhinderen, haar roeping te verdraaien, haar geestelijk leven schade te berokkenen, dan alle andere oorzaken tezamen. In plaats te blijven wandelen op de haar voorgestelde weg van afscheiding, vervolging, smaadheid, haat en verzetloosheid, gebruikten de christenen de Joodse Geschriften om het betreurenswaardige feit te rechtvaardigen, dat zij zich bezig houdt met de beschaving van de wereld, verwerving van aardse rijkdom, het gebruik van een indrukwekkend ritueel, de bouw van imposante kerkgebouwen en kathedralen, de aanroeping van Gods zegen over de strijd tussen militaire machten, de verdeling van gelijke broederschap in z.g.n. ‘geestelijken’ en ‘leken’.
Geestelijken.
Onder de z.g.n. geestelijken wordt verstaan dat deze mensen ‘theologie’ hebben gestudeerd en daarna ‘ingezegend’ worden als ‘dominee’, ‘bisschop’, ‘pastoor’ of ‘priester’. Deze functies kent de Schrift niet, het zijn kerkelijke instellingen welke door de jaren heen ingesteld zijn om macht te krijgen, en te houden, over de z.g.n. ‘leken’.
Leken.
Met leken worden de ‘leden’ van de kerken bedoeld die tot ‘de schare die de wet niet kent behoren’, hier bedoeld men dat dit niet zijn ingewijde mensen zijn, of ingestelde mensen door een kerk. Uit deze groep, de ‘leken’, kiest men de z.g.n ‘ouderlingen’ en ‘diakenen’. Voor het gemak wordt vergeten dat een ouderling of oudste alleen maar benoemd kan worden door een apostel en aangezien dezen sinds bijna 2000 jaren zijn uitgestorven kan op grond van de Bijbel gezegd worden dat deze taak buitenbijbels is!
De Gemeente.
In deze studie gaan we nu verder met de Gemeente zoals deze moet samengesteld zijn. We moeten duidelijk voor ogen houden dat er maar één Gemeente is, het lichaam van Christus. Verder kennen we kerkorganisaties die zich ‘Gemeente van Christus’ noemen, gezien de mengvorm van ‘wet en genade’ die ze in de kerkleer hebben opgenomen is het onmogelijk dat zo’n kerk, in haar geheel, de Gemeente van Christus zou kunnen zijn. Anderzijds is het natuurlijk heel goed mogelijk dat leden van deze kerken persoonlijk door bekering en wedergeboorte deel uitmaken van het Lichaam van Christus! Hetzelfde zien we ook in de vrije groepen, ook daar zegt men ‘de Gemeente’ te zijn maar ook geldt hier dat er wél ‘leden’ van deze groepen tot de Gemeente behoren, maar dat zo’n groep in het geheel nooit tot de Gemeente kán behoren, dán zou ze geen ‘gemeente’ zijn maar een ’Plaatselijke Vergadering’ ván het lichaam van Christus zijn.
De term ’Plaatselijke Vergadering’ zal ik verder in deze studie gebruiken omdat we tot het inzicht zullen moeten komen dat er mensen onder vele noemers op zondag samenkomen terwijl het de Gemeente niet is. Alleen individuen kunnen deel uitmaken van de Gemeente die Christus heeft ingesteld, Christus is niet gedeeld in de vele vormen van de Gereformeerde signatuur, Presbitaans, Rooms-katholiek, Nederlands Hervormd, Unie-Baptist, Vrije-Baptist of Pinkstergemeente:
‘Ik bedoel dit, dat ieder uwer zijn leus heeft: Ik ben van Paulus! En ik van Apollos! En ik van Kefas! En ik van Christus! Is Christus gedeeld? Is Paulus dan voor u gekruisigd, of zijt gij in de naam van Paulus gedoopt? Ik ben dankbaar, dat ik niemand uwer gedoopt heb dan Crispus en Gajus.1 Corinthe 1:12-14
Er is maar één Gemeente, wereldwijd, wél is het mogelijk dat mensen bijeen komen in groepen, een ’Plaatselijke Vergadering’, waar de ene niet mag heersen over een ander. De belofte van de tegenwoordigheid van de Heer is verbonden aan de samenkomst van twee of drie in Zijn Naam:
‘Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden’.
Matthéüs 18:20
Zijn Naam geeft gezag aan de beslissingen van de ’Plaatselijke Vergadering’, speciaal wie wel of niet mag aanzitten aan de tafel van de Heer, het z.g.n. ‘avondmaal’.
‘Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood. Ziet, hoe het gaat bij het Israël naar het vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het altaar?’ 1 Corinthe 10:16-18
Volgens Matthéüs 16 vroeg de Heer Jezus in de stilte van de woeste streken van Cesarea-Filippe aan Zijn Discipelen: ‘Wie zeggen de mensen dat ik, de Zoon des mensen, ben?’ En zij antwoorden: ‘Sommigen Johannes de Doper en anderen Elia, en weer anderen Jeremia of één van de profeten.’
Op geen enkele wijze toont dit antwoord dat Hij als Messias door Israël erkend was. De uitroep ‘Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven’, die de uitroep van heel Israël had behoren te zijn, werd nergens gehoord. Sommigen hadden wel eervolle gedachten over Hem, maar niemand begreep werkelijk wie, of wat, Hij was. Alleen uit de mond van zeer weinigen ontving Hij de erkenning die Petrus hier uitsprak: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’. God was in Christus, en Hij was gekomen om nieuw leven te brengen in het toneel van de dood, om de werken van de duivel te vernietigen, en om de zonde weg te doen. Als zodanig moet de zondaar Hem ontvangen. Elke andere erkenning van Jezus is onvoldoende en waardeloos. De één mag Hem als leraar, de ander als Profeet en weer een ander als Wonderdoener bewonderen, maar voor de eeuwigheid heeft dit geen waarde. Het geloof ziet de onzichtbare dingen en het eeuwig Zoonschap en de Godheid van Christus behoren daartoe. Het plaatselijke Getuigenis van Christus, de ’Plaatselijke Vergadering’ (gemeente) Dan zijn we nu toe aan de vraag hoe een plaatselijke vergadering er uit zal moeten zien in een aantal punten gaan we na wat de vorm (zou moeten) moet zijn.
1e. Zoals we zagen is het lichaam van Christus niet gedeeld en maakt een plaatselijke ’Plaatselijke Vergadering’ deel uit van de ene en ware Gemeente.
2e Deze ’Plaatselijke Vergadering’ is een organisme dat ‘leven in zichzelf’ heeft omdat Christus in hun midden is op het moment dat ze samenkomt.
3e. We lezen in Handelingen 2:42;‘En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.’ We kunnen hier uit opmaken dat men in élke samenkomst ‘het brood brak’ (‘avondmaal’ vierde) tot nagedachtenis aan het offer van Christus! Ook dat men werd onderwezen én dat men een vorm van gebed en voorbede had, dit alles in een innige gemeenschap met elkaar.
4e. In een plaatselijke gemeenschap zullen de gaven van de Heilige Geest beter tot hun recht komen, elke broeder is bevoegd het Woord te verkondigen, aan de tafel te dienen of voorbede te doen. In die zelfde samenkomst, of later in de week, kan er Bijbels onderwijs gegeven worden door een broeder die daartoe de gaven ontvangen heeft, hij kan de, of één van de, leraren zijn die de groep mogen onderwijzen. Ook zal de Here in Zijn wijsheid en goedheid iemand de gaven geven om als ‘herder’ op te treden, om de broeders en zusters geestelijk te ondersteunen in moeilijke tijden. Het zal en mag nooit zo zijn dat alle taken in één persoon gevonden zullen worden zoals het in kerkelijke organisaties meestal voor komt. De ’Plaatselijke Vergadering’ zal volkomen los moeten staan van de organisatievorm die haar ondersteunt in materiele zaken.
5e. Omdat wij als mensen een organisatiestructuur nodig hebben om de zaken op orde te houden kan er een groepje mensen aangesteld worden die de zakelijke kant beheren. Dit kan door één of twee broeders worden gedaan die daar, meestal beroepsmatig, kennis van zaken voor hebben. Waar een aantal mensen samenkomen is nu eenmaal geld en goed nodig. Maar het mag niet zo zijn dat de ‘zakelijke broeders’ invloed hebben op de prediking en het samenkomen, dit zijn verschillende andere grootheden. Broeders die zich wél geroepen voelen om te dienen en naar hun gevoel geen bediening hebben in het onderwijs of de zielzorg kunnen zich hierin ten volle ontplooien. Ook hierin kunnen we in gehoorzaamheid de Here dienen, zo’n taak heeft dezelfde waarde als het dienen in de samenkomst.
6e. Verder valt er te denken aan het maken van bandopnamen van de Bijbelstudie, het regelen van de koffie en de thee ná de studie of het klaarzetten van de ruimte waarin de ’Plaatselijke Vergadering’ samenkomt, óók mogen we de herbergzaamheid niet vergeten, elk lid van de Gemeente van Christus is in staat mensen te ontvangen en eventueel te helpen.
7e. Als de samenkomsten op deze wijze worden ‘ingevuld’ zal niemand zich ‘meerdere’ van de ander kunnen en mogen voelen, de ‘herder’ bemoeit’ zich met zijn zaakjes, de ‘leraar’ weet dat hij de gave niet heeft om problemen op te kunnen lossen zoals de geduldiger ‘herder’, de technicus neemt de studieavonden op en de ‘boekhouders’ weten dat ze wél kennis van getallen hebben maar dat anderen beter toegerust zijn door de Heilige geest voor hún taak. Op deze wijze is een ieder anders, maar en elk ‘zit’ op de juiste plaats in het Lichaam van Christus, het is niet de boodschapper die het Woord mag brengen maar het Woord dat heilzaam is. Zo gaat het ook met al de andere werkzaamheden in de ’Plaatselijke Vergadering’, niet de mens is belangrijk en onvervangbaar maar de heilige Geest die in deze mensen op dát moment werkt. We moeten goed bedenken dat de Here andere broeders neemt tot Zijn dienst als wij het af laten weten.
Conclusie:
‘Op dat ogenblik kwamen de discipelen bij Jezus en vroegen: Wie is wel de grootste in het Koninkrijk der hemelen? En Hij riep een kind tot Zich, plaatste dat in hun midden. En zeide: Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan. Wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind, die is de grootste in het Koninkrijk der hemelen.’Matthéüs 18:1-4
De Heer Jezus zet hier een kind in het midden van de, om de eer en voorrang strijdende, discipelen. In de Gemeente van Christus zouden de nederigste broeders geestelijk het hoogste staan. Hij geeft dan enkele instructies betreffende het karakter van de Gemeente op aarde. Het is treffend dat in dit evangelie, dat de Heer Jezus presenteert als de beloofde Messias, voor het eerst de Gemeente wordt genoemd. Hij was door Israël verworpen en de Gemeente zou (tijdelijk*) de plaats van Israël als Gods getuige op aarde innemen.
Deze plaats, de Gemeente, als ‘getuigenis van God’ zal de Gemeente tijdens het genadetijdperk, waarin we momenteel leven, tijdelijk innemen. Vanaf het moment dat de Here de Gemeente van de aarde heeft weggenomen zal de Here verder gaan met Zijn uitverkoren volk, ze zal zelfs in het duizendjarige rijk ‘aan het hoofd der volken gaan’ want de vrede zal vanuit Jeruzalem komen. Ondanks dat de Here zich ogenschijnlijk niet meer met dat volk bemoeit zal Hij niet toelaten dat het volkomen wordt uitgeroeid zoals zo vele dictators, en óók de kerk (!) het graag zouden zien. De Gemeente is geënt op Israël, leeft als het ware op de wortelstam Israël, maar zal nooit haar plaats kunnen innemen.
In Matthéüs 16 had de Here gesproken over de universele Gemeente, over het geestelijk Godsgebouw op aarde, maar hier in hoofdstuk 18 spreekt Hij over de plaatselijke Gemeente, de ’Plaatselijke Vergadering’, die als zodanig erkend wordt, ook al zou deze zijn samengesteld uit twee of drie gelovigen, die in de leer en wandel zich met de Heilige naam van de Here vereenzelvigen. Ondanks dat de Here leed onder de verwerping door Israël, zag Hij de tijd nabij komen, waarin Hij Zijn Vader aan zijn broeders zou openbaren en waarin de verlosten op aarde in Zijn naam vergaderd zouden zijn. Vol vreugde hield Hij zich met onze huidige bedeling bezig, eerst over de genade betreffende kleine kinderen, en de noodzaak dat deze zelfde nederigheid en afhankelijkheid zich onder de broeders zou openbaren:
‘Indien uw broeder zondigt, ga heen, bestraf hem onder vier ogen. Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. Indien hij niet luistert, neem dan nog een of twee met u mede, opdat op de verklaring van twee getuigen of van drie elke zaak vaststa. Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar. Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel. Wederom, voorwaar Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren, het hun zal ten deel vallen van mijn Vader, die in de hemelen is. Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden’. Matthéüs 18:15-20
Het gaat hier vooral om een geval waar de ene broeder tegen de andere zou zondigen. Aan de ’Plaatselijke Vergadering’ beloofde de Here Zijn tegenwoordigheid, maar óók het gezag om namens Hem te handelen en de besluiten van deze vergadering in de hemel geratificeerd, bevestigd en vastgesteld te zijn. Hieruit zien we het grote belang van deze Schriftplaats voor de Gemeente in alle tijden dat ze op aarde is. Later beschrijft Paulus in zijn brieven hoe deze beginselen uitgewerkt zijn en toegepast moeten worden. Het is duidelijk, dat de gedachte van de Here in Matthéüs 18 uitgaat naar een Christelijke Vergadering en niet naar Joodse synagoge. Als het over de ‘plaatselijke Gemeente’ gaat wordt in het Nieuwe Testament steeds de uitdrukking ‘Vergadering’ gebruikt:
‘Want stel, er kwam in uw vergadering een man binnen met een gouden ring aan zijn vinger en in prachtige kleding, en er kwam ook een arme binnen in schamele kleding’.Jacobus 2:2
De Here dacht óók niet aan de algemene universele Gemeente over de gehele aarde want in Matthéüs 18:17 zegt Hij: ‘Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de Gemeente,’ dan bedoelde Hij zeker niet het geheel van alle gelovigen op aarde. De Heer had een plaatselijke vergadering op het oog, die eigenlijk alle gelovigen van één lokaliteit, zij het stad of dorp, behoorde (behoort) te verenigen. De twee broeders, waarvan de één tegenover de ander gezondigd had, waren beide deel van dezelfde ’Plaatselijke Vergadering’ en dit gaf gewicht aan de stap van degene die zijn broeder zocht te winnen. De ‘één of twee personen’ die hij in tweede instantie zou mee moeten nemen, worden dan getuigen voor de vergadering, ze maakten (maken) zeker deel uit van dezelfde vergadering. Zo is het ook met de ‘twee van U’ die eenparig iets begeren van de Vader in Matthéüs 19:19: ‘Wederom, voorwaar Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren, het hun zal ten deel vallen van mijn Vader, die in de hemelen is. Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden’.
De waarde, die de Here hecht aan zo’n ’Plaatselijke Vergadering’ wordt ook duidelijk door het feit dat indien degene, die tegen een ander gezondigd had, weigerde tot de vergadering te behoren, alles geëindigd was (is)! Er bestaat boven de ’Plaatselijke Vergadering’ waar Christus als Hoofd, Zelf tegenwoordig is, geen hogere instantie, en daarom behoefde men geen vierde poging te ondernemen, zodra de zondaar het standpunt van de vergadering veracht. De ’Plaatselijke Vergadering’ is in de ogen van Christus het meest verheven lichaam op aarde, aan deze vergadering heeft Hij Zijn gezag toevertrouwd. Daarom hoefde de gekrenkte broeder niets meer doen nadat de vergadering hem gehoord had en kon hij de broeder links laten liggen. In dit geval steekt er, menselijk gezien, een addertje onder het gras, want hij mág niet alleen de zondigende broeder links laten liggen, hij moet hem links laten liggen, het is een opdracht van de Here, hoe moeilijk dit ook is en hoe zeer het kan doen! De Here geeft de opdracht:
‘Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.’
Het gaat nog verder, de Here geeft ook macht aan de ’Plaatselijke Vergadering’, Hij zegt zelfs: ‘Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel’ Hetgeen de Here hier zegt heeft voor veel verwarring gezorgd, vooral bij hen die een kerksysteem hebben ingesteld. De Roomsekerk b.v. zegt dat ze mensen kan excommuniceren, van de kerk kan afsnijden én de eeuwige zaligheid kan ontnemen. Het komt het zelfs voor dat in z.g.n. ‘vrije-groepen’ mensen ‘in de hemel worden ontbonden’, terwijl deze groepen zich in een kerkstructuur hebben georganiseerd.
Hier wordt niet bedoeld dat wij zeggenschap zouden hebben dat iemand wél of niet behouden is, wanneer we in de hemel iets ‘ontbinden’ wil dit zeggen dat het voor de Here rechtsgeldig is dat iemand niet meer met ons mag samenkomen in verband met zonde, koppigheid en onverzoenlijkheid. Het gaat zelfs zo ver dat Paulus ‘mensen aan de satan over geeft opdat hun geestl wordt behouden’:
‘Wanneer wij vergaderd zijn, gij en mijn geest met de kracht van onze Here Jezus. Leveren wij in de naam van de Here Jezus die man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in de dag des Heren’ 1 Corinthe 5:4-5
Deze tekst uit de Corinthebrief zegt dus dat zo’n persoon lichamelijk ziek en zwak kan worden, zelfs sterven maar dat daardoor de ziel behouden kan worden en niet verder kan zondigen. Men kan tegenwerpen, dat het mensen vaak aan wijsheid ontbreekt, maar de Here zegt dat we om wijsheid aan Hem mogen vragen:‘Wederom, voorwaar Ik zeg u, dat, als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren, het hun zal ten deel vallen van mijn Vader, die in de hemelen is’. Dit is de basis van de bidstond in de ’Plaatselijke Vergadering’, daarna krijgen we de basis van alle beheer op aarde: ‘Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden’. Het komt voor dat men vraagt hoe deze eenvoudige voorschriften grondslag kunnen zijn voor het beheer van de Gemeente van Christus op aarde. Maar is goddelijk gezag niet altijd het grote geheim voor orde en tucht? In de tijd van de apostelen bestonden twee soorten gezag, de ene die in Matthéüs 16 werd genoemd, en onder andere die van Paulus, als apostel, persoonlijk:
‘Hierom schrijf ik dit uit de verte, om bij mijn komst niet streng te moeten optreden naar de bevoegdheid, die de Here mij heeft gegeven om op te bouwen en niet om af te breken. Overigens, broeders, weest blijde, laat u terecht brengen, laat u vermanen, weest eensgezind, houdt vrede, en de God der liefde en des vredes zal met u zijn.’
2 Corinthe 13:10-11
Sinds het heengaan van de apostelen bestaat er géén persoonlijk gezag meer in de Gemeente! Het gezag is gegeven aan de ’Plaatselijke Vergadering’, die zich aan de waarheid onderwerpt en in afzondering van het kwaad wandelt, dit zal zo blijven tot dat de Here Zijn Gemeente tot Zich neemt. Dáárom neemt Paulus geen besluit over de zondigende broeder in ‘Corinthe’, maar spoort de ’Plaatselijke Vergadering’ aan, een besluit over hem te nemen en hem uit te sluiten van ‘de tafel des heren’. Dáárom is de ‘tafel des heren’ (het z.g.n. avondmaal) zo belangrijk, de ‘tafels’ die in andere ‘Plaatselijke Vergaderingen’ ook worden aangericht drukken het ene Lichaam van Christus uit, dit is de gemeenschap met Christus:
‘Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood.’1 Corinthe 10: 17
Op grond van de Bijbel kunnen we zeggen dat er géén verschillende plaatselijke vergaderingen kunnen bestaan, het is in het licht van de Bijbel onmogelijk dat er alleen al in Nederland meer dan 150 denominaties (kerkvormen) zijn, die zélfs in verschillende samenstellingen plaatselijk voor komen! Het is onmogelijk dat elke groep apart de Gemeente van Christus zou kunnen zijn! Verder blijkt uit tal van genoemde Bijbelteksten dat een georganiseerde kerk, welke een synode, unie, of ‘moederkerk’ zegt te zijn, geen enkele zeggenschap heeft over de individuele Christen. Daarom is het z.g.n. ‘Mea Culpa’ dat de paus zondag 12 maart 2000 heeft uitgesproken geestelijk gezien van ‘nul en generlei waarde’. Politiek gezien zal het z’n waarde wel hebben, vooral als we denken aan de komende wereldkerk onder leiding van de valse profeet. (Zie: Openbaring 13) De ’Plaatselijke Vergadering’ is alleen verantwoording schuldig aan de Here Jezus Christus, alleen de ’Plaatselijke Vergadering’ kan tucht uitvoeren en alleen de ’Plaatselijke Vergadering’ is door de Here ingesteld.
‘Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen.’ Efeze 3: 21
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.