Gods’ volk of het gemengde volk.
Gods’ volk of het gemengde volk.
Christenen en Naamchristenen.
Gebruikte vertaling: ’Statenbijbel’ en de NBG.
In deze studie zullen we echt en onecht eens nader bekijken met elkaar. Door alle eeuwen heen hebben Israël en gelovigen in Christus Jezus veel last ondervonden van meelopers, die wél zeggen dat ze ’er bij horen’ maar in de praktijk op eigen voordeel uit zijn. Een duidelijk hedendaags voorbeeld is het immigratie-probleem in het land Israël. Uit Oost- Europa zijn duizenden ’joden’ naar Israël vertrokken, onder de echte Joden bevinden zich ook veel z.g. ’joden’, mensen die claimen van Joodse oorsprong te zijn maar het vaak niet zijn. De kans is heel groot dat het die groepering is die problemen zal veroorzaken als blijkt dat de ’gebraden haantjes ook in Israël je niet in de mond vliegen’, dat je zelf moet werken om het brood te verdienen. Vanaf de tijd van Kaïn en Abel zijn er echte - en naamgelovigen geweest, het lijkt prachtig allemaal maar zodra er ook maar iets gebeurt is het feest over en be-gint het gemopper.
Toen Israël door de woestijn trok zorgde de Here God uitzonderlijk goed voor het volk, Hij beschermde hen op elke mogelijke wijze en zelfs dagelijks zorgde Hij voor hun voedsel. Het werd hen bij wijze van spreken ’voor de deur bezorgd’, het moest alleen opgeraapt worden en toch was ’het samenraapsel’, de profiteurs, de oorzaak van veel ellende. Het probleem met ’meelopers’ is het feit dat ze heel vaak gemakkelijk zwakke gelovigen meekrijgen in hun gemopper, laten we eens naar Numeri 11:4-6 kijken:
’En het gemene volk, dat in het midden van hen was, werd met lust bevangen; daarom zo weenden ook de kinderen Israëls wederom, en zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven? Wij gedenken aan de vissen, die wij in Egypte om niet aten; aan de komkommers, en aan de pompoenen, en aan het look, en aan de ajuinen, en aan het knoflook. Maar nu is onze ziel dor, er is niet met al, behalve dit Man voor onze ogen!’
Numeri 11:4-6. SV
’Het samenraapsel nu, dat zich onder hen bevond, werd met gulzig begeren vervuld; ook de Israëlieten begonnen weer te jammeren en zeiden: Wie geeft ons vlees te eten? Wij denken terug aan de vis, die wij in Egypte aten om niet, aan de komkommers en de meloenen, het look, de uien en het knoflook. Maar nu drogen wij uit, er is in het geheel niets, wij krijgen alleen dit man (Manna) te zien.’
Numeri 11:4-6 NBG
Twee zaken vallen in de tekstvergelijking op, in de eerste plaats noemt de Staten-vertaling de meelopers ’Het gemene volk’, dit is een oud Nederlands woord dat wil zeggen dat het lui van laag allooi zijn. De NBG spreekt over ’Het samenraapsel’, dit zegt ons meer omdat het er op wijst dat dit geen mensen uit één volk zijn maar veelal avonturiers of mensen uit andere door de Egyptenaren overwonnen volken. Deze mensen hebben geen binding met Gods’ volk maar profiteerden van de uittocht, ze hebben zich aangesloten bij de Israëlieten, evenals er tegenwoordig Russen profiteren van de Joodse uittocht uit de Russische staten.
Ten tweede valt het in de teksten op dat ze zeggen dat ze ’om niet’, gratis, vlees en groente kregen, dat dit een verschrikkelijke leugen is weten we uit voorgaande Schriftgedeelten want de Israëlieten werden zwaar onderdrukt in Egypte. Het volk Israël is in haar geschiedenis vaker door ’samenraapsel of gemeen volk’ in problemen gekomen, laten we eens kijken naar de tijd van de herbouw van Jeruzalem na de ballingschap in Babel;
’Te dien dage werd uit het boek van Mozes voorgelezen ten aanhoren van het volk, en men vond daarin geschreven, dat geen Ammoniet of Moabiet ooit in de gemeente Gods mocht komen. Omdat zij de Israëlieten niet met brood en met water waren tegemoet gekomen en tegen hen Bileam gehuurd hadden om hen te vervloeken; maar onze God veranderde de vervloeking in een zegen. Zodra zij dan de wet gehoord hadden, zonderden zij al wie van gemengde afkomst waren, van Israël af.’ Nehemia 13:1-3
In Nehemia 3 en 4 is te lezen dat het juist ’het gemene volk’ op alle mogelijke wijzen het herstel van de muur probeerde te verijdelen, men wilde met list, bedrog en leugen Nehemia in diskrediet brengen om zo Jeruzalem ’voor zich zelf’ te houden.
Dit probleem heeft de Gemeente van Christus door de eeuwen heen ook parten gespeeld, tot op de huidige dag. Want hoe gemakkelijk worden meelopers toegelaten tot de plaatselijke gemeenten, hoe gemakkelijk maken ze deel uit van de leiding met alle gevolgen van dien!
De Bijbel spreekt in deze gevallen van ’valse profeten, bedrieglijke arbeiders en val-se apostelen’:
’Want zulke lieden zijn schijnapostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts. Het is dus niets bijzonders, indien ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken.’
2 Corinthe 11:13-15
’Toch zijn er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en een schielijk verderf over zichzelf brengend. En velen zullen hun losbandigheden navolgen, zodat door hun schuld de weg der waarheid gelasterd zal worden.’ 2 Petrus 2:1-2
Het is onmogelijk om in deze korte Bijbelstudie alle Bijbelgedeelten te noemen, waar onderscheid gemaakt wordt tussen ware gelovigen en formalistische en wettische mensen en hen die zich voordoen als gelovigen. In principe komt het er op neer dat de laatstgenoemden de zaligheid, die ons uit genade als een vrije gift wordt aangeboden, zélf willen verdienen terwijl het de Here Zelf is die dit in ons bewerkt;
’Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven. Want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.’ Filipenzen 2: 12-13
’Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; Niet uit werken, opdat niemand roeme.’ Efeze 2: 8-9
Valse apostelen, bedrieglijke arbeiders.
Zoals het volk Israël in het heden - en het verleden werd geïnfiltreerd door ’meelopers’ die uit eigen belang handelden, zo heeft de gemeente vanaf haar prille begin dit ook ondervonden. Er zijn altijd mensen geweest die gebruik van de Gemeente hebben gemaakt tot meerdere eer en glorie van zichzelf, of om zich te verrijken aan het christelijk geloof. Neem nu eens de 3e Johannesbrief waarin we lezen dat een ’oudste’ zich macht en aanzien aanmat, ja zelfs in opstand kwam tegen een door de Here Jezus persoonlijk ingestelde man;
’Ik heb aan de gemeente een en ander geschreven; maar Diotrefes, die onder hen de eerste tracht te zijn, ontvangt ons niet. Daarom zal ik, als ik kom, herinneren aan zijn werken, die hij doet, daar hij met boze woorden tegen ons zwetst; en hiermede nog niet voldaan, ontvangt hij zelf de broeders niet en weerhoudt ook hen, die het wel willen doen, en hij werpt hen uit de gemeente.’ 3 Johannes 9-10
Wie de eerste wil zijn in de (plaatselijke) Gemeente zal zich ’exclusiviteit’ moeten aanmeten, hij zal macht moeten uitoefenen door iets aan de behoudenis en leer toe te voegen. Als dit lukt staat zo’n persoon, of groep, bóven de ’eenvoudige gelovige’, vaak vallen mensen, die zich iets aanmatigen, terug op de wet die aan Israël was gegeven. De apostel Paulus noemt dit tovenarij, werken van de duisternis zo ook in Galatië:
’O, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is? Dit alleen zou ik van u willen weten: Hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof? Zijt gij zo onverstandig? Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees? Was het dan tevergeefs, dat gij zoveel hebt ondervonden? Ware het slechts tevergeefs! Die u de Geest schenkt en krachten onder u werkt, [doet] [Hij] [dit] ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof?’ Galaten 3:1-5
Ondanks dat Paulus zich boos maakte over de Galaten en een vlammende brief schreef heeft de (latere) Gemeente niets geleerd. Steeds weer opnieuw sloop het wetticisme in de Gemeente en in Rome ging het een paar honderd jaar goed mis. De ’Gemeente’ werd ten dode toe vervolgd maar groeide desondanks onstuimig terwijl het Romeinse Rijk steeds verder in de problemen raakte door onderlinge twisten. De toenmalige keizer, Contsantijn de Grote, ’zag plotseling het licht’ en ’bekeerde zich’. We mogen ons wel afvragen of dit een echte of politieke ’bekering’ was want tot op z’n sterfbed bleef hij op twee gedachten hinken, enerzijds bleef hij de Romeinse afgodendienst trouw en anderzijds werd hij het hoofd van de Kerk! Die kerk was ten dele al teruggevallen op het wetticisme en fundamentalisme uit het Jodendom onder de wet en Constantijn maakte daar handig gebruik van. De (roomse) kerkgeschiedenis leert ons andere dingen dan andere bronnen en daarom wordt er nooit gesproken over de invoering van ’leken en ingewijden’. Zonder verder uit te wijden kunnen we stellen dat dóór het invoeren van een ’menggeloof’ van wet en genade mensen op konden staan als Diotrefes uit de 3e Johannesbrief.
Door toedoen van de leer, dat de ’kerk’ Israël geworden is, zijn de Israëlische Oud-testamentische wetten ingevoerd en de ’besnijdenis werd omgezet’ in de z.g. ’Kinderdoop’. Om die ’doop’ uit te voeren werden/worden mensen ’ingewijd’ als surrogaatpriesters welke alleen de kerkelijke rituelen mochten/mogen ’bedienen’ evenals de Levieten die alleen maar tempeldienst mochten uitoefenen. Het ver-schrikkelijke neveneffect van deze dwaling is de ’veronderstelde wedergeboorte’. Men verondersteld dat een kind wedergeboren wordt wanneer het wordt ’gedoopt’, enkele kerken zeggen dit niet zo expliciet maar bedoelen hetzelfde. In de praktijk doet men op latere leeftijd de z.g. ’belijdenis’ en daarmee is men lid van de kerk geworden. Door het lidmaatschap van een kerk, waarin men van kind af is opgegroeid, komen kerkleden moeilijk tot een persoonlijke bekering en het naamchristendom ligt op de loer. Hiermee wil ik niet zeggen dat men met opzet niet tot een persoonlijk geloof komt, maar dat het systeem van ’een mengsel van wet en genade’ de oorzaak is van de onbekeerlijkheid van vele mensen omdat de noodzaak van een persoonlijk geloof niet wordt gepredikt:
’En er was iemand uit de Farizeeën, wiens naam was Nikodemus, een overste der Joden; Deze kwam des nachts tot Hem en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt als leraar; want niemand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is. Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Nikodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden? Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest. Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren is. Nikodemus antwoordde en zeide tot Hem: Hoe kan dit geschieden? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Gij zijt de leraar van Israël, en deze dingen verstaat gij niet? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wij spreken van wat wij weten en wij getuigen van wat wij gezien hebben, en gij neemt ons getuigenis niet aan. Indien Ik ulieden van het aardse gesproken heb, zonder dat gij gelooft, hoe zult gij geloven, wanneer Ik u van het hemelse spreek?’ Johannes 3: 1-12
De Here Jezus spreekt hier over redding en wedergeboorte terwijl een leraar der wet het niet begrijpt, ook in de dagen van Nikodemus was het wetticisme zo diep ingesleten dat het levende geloof vervangen was door rituelen en extra toegevoegde leringen. In het hierna volgende zullen we met elkaar bekijken welk verschil er is tussen Christenen met een levend geloof en het naam-christendom:
Christenen zijn gered: Naamchristenen zijn verloren:
Luk. 7:50 ’Gered’ Hand. 8:13; 20-21 ’Hart niet recht’
Joh. 6:47 ’Heeft het eeuwige leven’ Matt. 12:43-45 ’Zoekende naar rust en niet vinden’
Joh. 5:24 ’Van de dood tot het leven’ Joh. 6: 63-66 ’Gingen terug’
Matt. 25:10 ’Nooit verloren gaan’ Matt. 23:28; 33 ’Van binnen vol’
’Joh. 10: 27-29 ’Ik ken u niet’ Matt. 25: 11-12 ’Ik ken u niet
De gelovige wordt beloond in de eeuwigheid:
Veel gelovigen weten niet dat in het eeuwige ook beloningen worden uitgedeeld, in het (heel) kort zal ik u laten zien dat dit wel degelijk waar is. Broeder J. Kits, één van de oprichters van de E.O en directeur van ’Het Brandpunt’ in Doorn, zei altijd dat hij niet werkte voor zijn behoudenis maar voor het eeuwige loon. De man wist heel goed dat een ieder die de Here Jezus Christus aanneemt als verlosser uit genade behouden is. Maar hij kende de Bijbel zo goed dat hij óók wist dat alles wat hier op aarde uit liefde voor de Here deed eenmaal beloond zal worden. Een paar teksten wil ik aan u doorgeven:
’Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk.’1 Corinthe 3:8
Hier lezen we dat degene die het evangelie verkondigt loon zal krijgen van de Here, maar we lezen óók dat degene die later onderwijst, begiet, ook loon krijgt, elk naar de beoordeling van de Here. Hier wordt dus niet gezegd dat de prediker hoger zou staan dan degene die later onderwijst en terechtwijst, elk is gelijk maar krijgt toch verschillend loon. Dit verschil zit in de gemoedstoestand waarin het werk is gedaan, doen we het uitsluitend tot eer van de Heer? Dán zal het loon meer zijn dan wanneer we het ’hinkende op twee gedachten doen’, enerzijds tot eer van de Heer en anderzijds voor eigen genoegen. De laatste zal minder loon ontvangen omdat eer van de mensen óók loon is, loon dat vaak maar al te graag wordt bedongen door predikers en wonderdoeners.
In het navolgende wil ik enkele teksten zonder commentaar aan u doorgeven:
’Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen’
1 Corinthe 3:14
’Let op uzelf, dat gij niet verliest wat wij verricht hebben, maar uw loon ten volle ontvangt.’ 2 Joh.: 8
’En de Here zeide: Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester, die de heer over zijn bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven? Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden. Waarlijk, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen.’ Lukas 12:42-44
Zoals we in het bovenstaande lezen bestaan er óók in de eeuwigheid verschillen, de ene zal loon ontvangen, een andere zal er zelfs heel veel ontvangen terwijl een Naamchristen niets zal ontvangen, ja zelfs verloren zal gaan. Evenals er voor de gelovige beloning in gradaties is, bestaat het veroordeeld zijn ook uit verschillende gradaties. Mensen zullen niet alleen verloren gaan en in wroeging de eeuwigheid doorbrengen, ze zullen óók nog eens meer of minder straf ontvangen, naar gelang de daden op aarde.
Zoals gelovigen worden beloond zullen Naamchristenen veroordeeld worden:
’Maar als die slaaf in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft lang uit, en hij zou beginnen de slaven en slavinnen te slaan, en te eten, en te drinken en dronken te zijn. Dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht en op een uur, dat hij niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der trouwelozen doen delen. Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen.’ Lukas 12: 45-47
’Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.’ Mattheüs 7:22-23
De beide tekstgedeelten, Lukas 12: 45-47 en Mattheüs 7: 22-23, zullen we in ver-band met elkaar bekijken. De slaaf uit Lukas 12 verrijkte zich ten koste van de andere slaven en leefde er ’goed van’. In Mattheüs 7: 22-23 vinden we mensen die ’grote wonderen en tekenen’ hebben gedaan, ten diepste zijn het precies hetzelfde soort mensen, eigenlijk dezelfde mensen. Als we eens denken aan al die grote wonderpredikers die vaak op de Tv zijn te zien, ze leven er vrolijk op los, ontvangen eer van de mensen en stellen zich torenhoog boven de ’eenvoudige gelovigen’. Als we denken aan een paar Amerikaanse predikers die miljoenen verdienen, in zonde vallen en huilend zich op de Tv laten zien denken we in eerste instantie aan diep berouw. Maar dit is niet waar! Ze presteren het vaak om enkele jaren later via de achterdeur weer binnen te komen en een stroman op hun oude post te plaatsen en de miljoenen stromen binnen! Hun loon hebben ze reeds en de slagen zullen ze alsnog ontvangen, niet vanwege die bewuste zonde alleen maar wél omdat ze niet echt tot inkeer zijn gekomen en geen berouw hebben! De Here heeft gezegd dat wie Hem niet als Verlosser aangenomen heeft de duivel als vader heeft en laten we wel zijn; iemand die zich christen noemt kán zich toch niet verrijken ten koste van anderen of zo’n grote eer ontvangen? Dergelijke mensen hebben de duivel als vader!
Dat de Here zegt ’Ga weg van mij’ moet ons niet verwonderen, dit soort mensen hebben tot eigen eer dergelijke wonderen gedaan en we mogen ons wel eens afvragen door wiens kracht ze dit hebben gedaan! Als de Here zegt dat ze van hem weg moeten gaan hebben ze dan krachten in Zijn Heilige Naam gedaan of in de naam van iemand anders? Natuurlijk niet in de naam van de Here want dán had Hij gezegd: ’Kom binnen, en ik zal met u maaltijd houden’. Tegenwoordig zien we op de Tv mensen beweren de Here Jezus gezien te hebben, engelen ontmoet te hebben en zelfs zouden er doden opgewekt zijn door hen. Gelooft u het, ik niet meer, die krachten komen niet van onze Here want als ze al van Hem kwamen werd er geen menseneer gezocht in Tv-programma’s. Naar mijn mening zijn deze mensen zonder het te weten de New Age ingegleden en Naamchristen geworden, straks zullen ze voor de poort horen: ’Ga weg van mij, ik ken u niet’. Het zijn mensen die tot de modderpoel en hun eigen braaksel teruggekeerd zijn, het zijn mensen die (opnieuw) geld, eer en aanzien hebben gezocht zoals voor hun (ogenschijnlijke of emotionele) bekering
’Want indien zij, aan de bezoedelingen der wereld ontvloden door de erkentenis van de Here en Heiland Jezus Christus, toch weer erin verstrikt raken en erdoor overmeesterd worden, dan is hun laatste toestand erger dan de eerste. Het zou immers beter voor hen geweest zijn, geen kennis verkregen te hebben van de weg der gerechtigheid, dan met die kennis zich af te keren van het heilige gebod dat hun overgeleverd is. Hun is overkomen, wat een waar spreekwoord zegt: Een hond, die teruggekeerd is naar zijn uitbraaksel, of: een gewassen zeug naar de modderpoel.’ 2 Petrus 2: 20-22
Christenen worden aangemoedigd: Naamchristen worden gewaarschuwd:
Fil. 1:6 ’Dat voleindigen zal’ Hebr. 2:1-3 ’Hoe zullen wij ontvlieden’
1 Petr 1:5 ’Bewaard in de kracht Gods’’ 2 Petr 2:20-22 ’hond en zeug’
Luk. 12:32 ’U het koninkrijk geven’ 2 Petr 2:2 ’Verderfenissen navolgen’
Jac. 5:7-8 ’De komst des Heren nadert’ Judas 4 ’Bewaart tot het oordeel’
Laten we er voor oppassen dat we nooit met een twijfelachtig of moeilijk vers een andere, meer positieve, uitspraak in de Bijbel bestrijden. Gebruik bijvoorbeeld niet Hebreeën 6:6 niet om Johannes 5: 24 tegen te spreken:
’En daarna afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken.’
Hebreeën 6:6
Het komt nog al eens voor dat kerken deze tekst gebruiken als iemand zich van de kerk heeft afgewend door dat hij of zij tot persoonlijk geloof gekomen is. Men gebruikt dan Hebreeën 6:6 om de hieronder afgedrukte tekst te bestrijden als deze wordt aangevoerd door de kerkverlater. In de ogen van de kerken is een mens als baby bekeerd tijdens de besprenkeling (kinderdoop) en kan daarna niet weer tot bekering komen volgens de genoemde tekst uit Hebreeën.
’Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.’ Johannes 5:24
De woorden uit Johannes 5:24 worden door de ’misbank’ van de kerkleer niet ge-zien, deze tekst zou alleen van toepassing zijn voor mensen buiten de kerk en slaat ’natuurlijk’ niet op kerkleden die ’binnen het verbond leven’.
Tot slot:
We zijn samen door een groot aantal teksten ’gelopen’ en laat het ons vooral duide-lijk zijn dat er ogenschijnlijk geen verschil bestaat tussen Christenen en Naam-christenen. Alleen hun wandel kan ons iets duidelijk maken;
1. Als een Christen in zonde valt zal deze de Here zoeken en vergeving vragen én de
zonde nalaten. Daar komt bij dat een christen elke dag verlangend uitziet naar de komst van de Here Jezus Christus en elke dag deze wereld kan en wil verlaten. Een wedergeboren Christen zal geen eigen eer zoeken en uit winstbejag het evangelie verkondigen. De levenswandel van een Christen laat zien wie hij volgt.
1. Een Naamchristen daartegen leeft ogenschijnlijk naar de wil van de Here God
zoekt eigen eer, rijkdom en glorie. Als zo iemand in zonde valt zie je vaak hartverscheurende taferelen maar als het puntje bij het paaltje komt is er niets veranderd. Ook verwachten deze ’gelovigen’ de Here Jezus niet elk moment van de dag en wat hen betreft mag het nog wel een poosje duren. Geen wonder want ze weten heel diep in hun hart dat ze niet recht voor God staan, dat ze op eigen gewin en genot uit zijn. Een Naamchristen wil niets liever dan in goede gezondheid en rijkdom honderd jaar oud worden, van het leven genieten zonde al te veel zorgen en pijn terwijl de Here heeft gezegd dat wie Hem wil volgen als loon van de mensheid spot en hoon ontvangt. Een naamchristen zoekt eer van de mensen en ’vergeet’ wat de Here heeft gezegd.
Grijpskerk, 30 mei 1999.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.