Op één plaats samenkomen (1)

INLEIDING


Oudere gelovigen zullen de gedachten die hierna over dit onderwerp volgen ongetwijfeld kennen, maar het is mijn bedoeling om vooral jonge gelovigen te stimuleren om na te denken over het samenkomen van de kinderen van God rondom de Heer Jezus. Dit samenkomen begon, praktisch gezien, in Handelingen 2, waar we het ontstaan van de Gemeente zien.

De Heer Jezus had het tijdperk van de Gemeente al aangekondigd in het Evangelie van Mattheüs, in hoofdstuk 16:18b en 18:17b. Verder is in de Evangeliën nergens sprake van de Gemeente. Ook in het Oude Testament vinden we de Gemeente niet, want de Heer zegt in Matth. 16:18b: ”lk zal Mijn Gemeente bouwen”, zodat ze er nog niet was in het Oude Testament en in de tijd van de rondwandeling van de Heer.

De Gemeente heeft te maken met het eeuwig raadsbesluit van God, met het werk van de Heer Jezus op het kruis en de komst van de Heilige Geest uit de hemel. In 1 Kor. 12:13 lezen we: ”Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam (het lichaam van Christus, de Gemeente) gedoopt”. Deze doop met de Heilige Geest vond plaats in Handelingen 2, toen de Geest van God neerdaalde uit de hemel. Toen ontstond de Gemeente. Over dit woord ”Gemeente” willen we nu eerst nadenken.

A. DE GEMEENTE

”Op deze rots zal Ik Mijn Gemeente bouwen en de poorten van dehades zullen haar niet overweldigen” (Matth. 16:18b).

”Zeg het dan aan de gemeente en als hij ook naar de gemeente nietwil horen...” (Matth. 18:17b).

De plaatsen in de Bijbel waar een bepaald woord of begrip voor het eerst voorkomt geven in het algemeen al de betekenis (vaak in de kiem) van dat woord of begrip aan. Zo is het ook met het woord ”Gemeente”. Uit bovengenoemde teksten leren we op welke manieren het woord ”Gemeente” in het Nieuwe Testament wordt gebruikt:

1. Alle ware gelovigen vanaf de pinksterdag, in Handelingen 2, tot de opname van de Gemeente.

2. De gelovigen uit een bepaalde plaats die als gemeente samenkomen.

Naast het woord ”Gemeente” vinden we in de Schrift ook parallelwoorden zoals ”lichaam van Christus” of ”huis van God”. In verbinding daarmee kunnen we nog aan een derde betekenis denken: alle ware gelovigen die op een gegeven moment op aarde leven. Dit sluit nauw aan bij punt 2.

Al. DE GEMEENTE NAAR GODS RAADSBESLUIT

De Gemeente, zoals wij die kennen. was er in het Oude Testament niet, want de Heer zegt in de eerste tekst tegen Petrus dat Hij Zijn Gemeente zal bouwen op Zichzelf, de ware Rots, de Zoon van de levende God. Die Gemeente bestaat uit alle gelovigen die vanaf Handelingen 2 door één Geest tot één lichaam zijn gedoopt (1 Kor. 12:13). Ze ontstond toen de Heer naar de hemel was gevaren en de Heilige Gee@t door Hem uit de hemel naar deze aarde werd gezonden (Hand. 2:33; Joh. 16:8). De Heer bouwt de Gemeente, zodat niets of niemand dit bouwen kan verstoren. Zelfs de poorten van het dodenrijk, de plaats waar de zielen van de ongelovigen heengaan, kunnen de Gemeente niet overweldigen. Poorten zijn in de Schrift de plaats van de macht. De grootste macht van het dodenrijk kan de Gemeente niet overweldigen. Allen die tot de Gemeente behoren komen niet in de hades. Er zijn al veel gelovigen van de Gemeente ontslapen, maar zij zijn niet in de hades maar in het paradijs bij de Heer Jezus. Al zijn ze gestorven. ze horen toch bij de Gemeente zoals die ons in Matth. 16:18 wordt voorgesteld. Zie ook Ef. 1: 23, Kol. 1: 18. Dit is de Gemeente naar het raadsbesluit van God.

Op het moment dat de Heer Jezus Zijn bruid (de Gemeente wordt ook als een bruid voorgesteld) komt halen is de Gemeente kompleet. Dan wordt ze opgenomen in heerlijkheid. Nadat de Gemeente is opgenomen zullen er op aarde anderen tot geloof komen die niet bij de Gemeente horen, onder andere 144.000 verzegelden uit alle stammen van Israël en een grote schare die niemand tellen kan (Openb. 7). Ook in het Oude Testament waren veel gelovigen, maar ze horen niet bij de Gemeente.

A2. DE GEMEENTE PLAATSELIJK ZICHTBAAR

Het woord ”gemeente” wordt ook gebruikt om die verlosten aan te duiden die op een gegeven moment op een bepaalde plaats op aarde wonen en daar als gemeente samenkomen. Daarom wordt het woord ”gemeente” ook in het meervoud gebruikt in bijv. Rom. 16:16; 1 Kor. 7:17; 14:33, 34; 16:1, 19; Gal. 1: 2. En dat het ook te maken heeft met het samenkomen blijkt uit 1 Kor. 11:22; 14:12, 19, 23, 34 en 35.

Bijvoorbeeld is 1 Kor. 14:19: ”ln de gemeente wil ik liever vijf woorden spreken met mijn verstand..,” ook te begrijpen als we zeggen: ” In de samenkomst wil ik ... ”. Als Paulus aan de Korinthiërs schrijft, zegt hij: ”Aan de gemeente van God die te Korinthe is” (1 Kor. 1: 2). Hij voegt erbij: Met allen, in elke plaats, die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen”. De gelovigen in Korinthe worden gezien als de belijdende gemeente van God in die plaats. Zij vertegenwoordigen plaatselijk de ene Gemeente van God zoals die op dat moment op aarde is: alle ware gelovigen over de gehele wereld die op dat moment op aarde leven: ”wij, de velen, zijn één brood, één lichaam” (1 Kor. 10: 17).

Zodra een gelovige uit Korinthe stierf hoorde hij niet meer bij de gemeente die in Korinthe is, hoewel hij wel behoort bij de Gemeente naar het raadsbesluit van God. Dit plaatselijk aspekt zien we in de tweede tekst uit Mattheüs. De Heer geeft daar aan de gemeente het hoogste gezag op aarde. Niet omdat de gelovigen onfeilbaar zijn, maar omdat Hij daar aanwezig wil zijn. Daarom staat onder punt 2 ook niet: al de gelovigen van een bepaalde plaats. Het gaat om hen die als gemeente samenkomen, naar de aanwijzingen van de Schrift. De Heer geeft in Mattheüs 18:17 aanwijzingen die ook gelden in een tijd van verval. Al zouden er zelfs maar twee of drie gelovigen in een bepaalde plaats rondom de Heer Jezus (dit is: als gemeente) samenkomen, dan nog geldt Zijn belofte: ”Daar ben Ik in het midden van hen” (Matth. 18:20). Daar wordt rekening gehouden met Zijn gezag. Daarom is voor gelovigen daar het hoogste gezag op aarde te vinden.

In verband met deze tweede betekenis van het woord gemeente staan de aanwijzingen over het samenkomen van de gelovigen. De dingen die daarover in 1 Korinthe gezegd worden gelden dan ook voor allen, in elke plaats, die met de Heer verbonden zijn. De aanwijzingen gelden voor alle tijden. vanaf het ontstaan van de Gemeente tot aan haar opname. Dus ook voor onze tijd, totdat de Heer komt en we allen bij Hem zullen zijn. Dan zullen we deze aanwijzingen niet meer nodig hebben.

B. ENKELE GRONDSLAGEN VOOR HET SAMENKOMEN

1.De Heer Jezus wil persoonlijk aanwezig zijn (Matth. 18:20).

2.De Heer heeft daar het gezag (1 Kor. 5: 4; 10: 21 en 22).

3.De Heilige Geest heeft daar de leiding (1 Kor. 3:16; 12:7, 13).

Bl. DE HEER PERSOONIJK AANWEZIG

”Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ikin het midden van hen” (Matth. 18: 20).

Al zijn er in een plaats maar twee of drie gelovigen die zich vergaderen in de naam van de Heer Jezus, Hij wil in hun midden zijn. Twee is het kleinste aantal dat vergaderd kan zijn. Zijn er in een plaats honderd of duizend gelovigen die zich vergaderen in de naam van de Heer, dan wil Hij ook daar in het midden zijn. Persoonlijk. Wat een geweldig iets, dat de Heer persoonlijk aanwezig wil zijn en niet alleen door de Heilige Geest. Maar de voorwaarde is: vergaderd te zijn tot of in Zijn naam.

Als twee of meer gelovigen bij elkaar zijn om over de Bijbel te spreken, te bidden of te danken, zijn ze daarmee nog niet automatisch vergaderd tot de naam van de Heer Jezus, zodat Hij daar persoonlijk aanwezig is. Vergaderd zijn tot Zijn naam is met de volgende voorwaarden verbonden:

a. Dit vergaderen moet plaatsvinden in de erkenning van de eenheid van het lichaam van Christus, de Gemeente. Willekeurig samenkomen, af en toe, met deze of gene willekeurige groep christenen is niet samenkomen tot Zijn naam. Onafhankelijk samenkomen, zonder overleg en kontakt met gelovigen die rondom de Heer Jezus samenkomen, is de praktische ontkenning van de eenheid van het lichaam van Christus.

Als gelovigen elkaar treffen op een camping en besluiten om avondmaal te vieren zonder overleg met naburige gelovigen die rondom de Heer vergaderen, is dat ongehoorzaamheid en handelen naar eigen inzicht, zonder rekening te houden met de wil van de Heer over het samenkomen.

b. De Heer Jezus heeft daar alles te zeggen en Hij hoort daar alles te regelen. In de praktijk houdt dat in, dat wij willen handelen naar de duidelijke aanwijzingen van het Woord en in afhankelijkheid willen opzien tot de Heer in alle dingen die het samenkomen betreffen. Ook, ja juist, als het gaat om dingen die niet duidelijk in het Woord van God staan, zoals de tijden van samenkomst, de kollekten enz.

Als mensen hun eigen regels over doop, geloofsbelijdenis, formulieren van enigheid enz. tot voorwaarde van deelname of lidmaatschap maken, heeft de Heer daar dan alle gezag? Tot Zijn naam betekent toch dat wij Hem het gezag willen geven dat Hem toekomt? Kunnen gelovigen die hun eigen regels opstellen voor de dienst in de samenkomsten, als de Bijbel duidelijk andere aanwijzingen geeft, rekenen op de persoonlijke aanwezigheid van de Heer in hun midden? Ik dacht van niet. Dat Hij daar door Zijn genade en door de aanwezigheid van de Heilige Geest (die in iedere ware gelovige woont) toch een zegen wil geven is een andere zaak. Overal waar het oog op Hem is gericht zal Hij zegenen naar het licht dat men heeft. Maar zijn menselijke regels goddelijke voorwaarden voor het samenkomen van de gelovigen? Hoe goed en Bijbels bedoeld deze regels ook mogen zijn?

c. De naam van de Heer Jezus wordt daar beleden en erkend. In de Bijbel is een naam belangrijk. De naam van een persoon vertelt iets over die persoon. De naam van de Heer Jezus heeft te maken met alles wat Hij is.

Hij is de eeuwige Zoon van God die waarachtig Mens werd. Zie Joh. 1: 1,2, 18; 3: 16; 17: 5, 24; 1: 14; 4: 6,29.

Hij is de Christus die leed en stierf aan het kruis. Zie Gal. 2:20; Hand. 2:36; Rom. 4:25; 1 Kor. 1: 23; Ef. 5: 2; Fil. 2:8 enz.

Hij is de Mens die opstond uit de dood en nu verheerlijkt zit aan de rechterhand van zijn God en Vader, in Zijn troon. Zie Hand. 2: 24, 31, 32; Rom. 1: 4; 1 Kor. 14: 20; Hebr. 1: 13; Openb. 1 : 5, 18; 3:21.

Hij volbracht dat geweldige verlossingswerk. Dit alles, en nog veel meer, heeft te maken met de naam van de Heer. Als Zijn eeuwig Zoonschap of waarachtige mensheid of de kracht van Zijn verzoeningsbloed wordt geloochend door één of meerderen van een groep gelovigen, dan kán Hij daar niet persoonlijk aanwezig zijn, tenzij dit geestelijke kwaad onbekend was en na bekendwording volkomen veroordeeld wordt en de betreffende personen uit hun midden worden weggedaan of hun zonden grondig veroordelen. Hoe kan Hij, die heilig is, verbonden zijn met kwaad dat Hem in zijn Persoon aantast? Dat kan niet, vandaar dat heiligheid bij ons nodig is. Maar hiermee zijn we al vooruitgelopen op punt B2.

B2. HETGEZAG VAN DE HEER

De Heer Jezus behoort in de gemeente alle gezag te hebben. Als er besluiten worden genomen, moeten die met Hem en in gehoorzaamheid aan het Woord van God worden genomen. Een voorbeeld vinden we in 1 Kor. 5:4, waar staat: .,Als gij en mijn geest vergaderd zijt met de kracht van onze Heer Jezus Christus”. Paulus was in zijn geest bij de gelovigen in Korinthe. Hij was niet lichamelijk bij hen. Maar zij waren vergaderd met de kracht van de Heer Jezus. Dat betekent dat Hij daar persoonlijk aanwezig was, met Zijn kracht. In tegenwoordigheid van de Heer en in het bewustzijn van eigen krachteloosheid moesten ze de boze uit hun midden weg doen. Omdat zulk kwaad, zo’n klein beetje zuurdeeg, doorvreet en alles doorzuurt. Ze mochten dus niet zeggen: Wij hebben geen kracht om dit te doen want wij zijn zo verdeeld (Zie 1 Kor. 1: 11 - 13). Nee, ze moesten opzien naar de Heer in het bewustzijn van Zijn kracht en dan handelen. Anders zouden anderen ook besmet worden met het kwaad dat er in hun midden was. Ja. allen worden door de boze (1 Kor. 5: 1 vv) verontreinigd. Daarom moet het kwaad worden weggedaan door de boze persoon weg te doen. Dit om zelf weer rein te zijn. Zonde die openbaar is geworden moet openlijk geoordeeld worden in het midden van de gelovigen. omdat de Heer Jezus daar onder genoemde voorwaarden aanwezig wil zijn. Zijn heiligheid, Zijn Persoon, kan niet met kwaad verbonden zijn.

Er moet rekening worden gehouden met Zijn wil. Niet door twee of drie broeders uit de gemeente of uit hen die als zodanig samenkomen, maar door allen. God wil zo graag dat we allen geestelijk handelen. De Heer wil daar aanwezig zijn waar Zijn rechten worden gehandhaafd, waar Hij Heer kan zijn. Tuchtbesluiten van een groep broeders die menen geestelijk te zijn kunnen niet verbonden zijn met het gezag van de Heer. Alleen besluiten van de gemeente, of van hen die samenkomen op de grondslag van de eenheid van de gehele gemeente, zijn verbonden met Zijn kracht en gezag. De gemeente plaatselijk gezien bedoel ik.

Komen in een bepaalde plaats veertig broeders en zusters samen volgens de aanwijzingen van de Schrift, in de erkenning van de eenheid van het lichaam van Christus, dan wil de Heer Jezus daar aanwezig zijn en Zijn gezag uitoefenen. Als er in dezelfde plaats nog honderd andere gelovigen, die ook bij het lichaam van Christus horen, samenkomen volgens andere beginselen van eenheid, bijvoorbeeld eenheid van gedachten over de doop als voorwaarde voor lidmaatschap, dan geldt toch dat de veertig gelovigen gezien worden op de plaats waar God de andere honderd eigenlijk ook verwacht: rondom de Heer Jezus. Hij is het Middelpunt van samenkomst. Maar die honderd gelovigen komen niet bij de Heer, hoewel Hij ze uitnodigt. Ze komen bij elkaar omdat ze over de doop of andere leringen hetzelfde denken. Maar dat is geen Schriftuurlijke basis voor het samenkomen.

De Heer wil in het midden van de veertig zijn, hoewel er veel meer gelovigen in die plaats zijn. Deze veertig willen naar Gods gedachten handelen en wensen de eenheid van de gemeente in die plaats te laten zien, door de Heer Jezus de plaats en het gezag te geven dat Hem toekomt. En door Hem alle dingen te laten leiden, in afhankelijk opzien tot Hem.

Als nu tien gelovigen uit deze veertig, die rondom de Heer samenkomen, menen dat ze ook voor de andere dertig tuchtbesluiten kunnen of moeten nemen, gaan ze te ver. Hun tuchtbesluiten zijn geen besluiten in de naam van de Heer en niet verbonden met Zijn gezag. Een besluit in de naam van de Heer heeft met de hele plaatselijke gemeente (in dit geval die veertig) te maken. Zo’n besluit moet erkend worden, ook door de andere gemeenten. Maar een tuchtbesluit van broeders alleen mag niet erkend worden. Een besluit in de naam van de Heer heeft te maken met het vergaderd zijn van de gelovigen tot de naam van de Heer en is verbonden met het gezag van de Heer. Dat is mijns inziens de kracht van Matth. 18:20. De twee of drie daar zijn niet twee of drie geestelijke broeders uit een gemeente, maar is de gehele gemeente in die plaats. Dwz. zij die werkelijk rondom de Heer Jezus samenkomen. Al zijn er maar twee in een plaats die zo samenkomen, dan tonen zij de eenheid van de gehele gemeente in die plaats, al zouden alle andere gelovigen in die plaats nooit komen om de Heer Jezus in hun samenkomen als Middelpunt te kennen en te erkennen. Zijn er in een plaats veertig gelovigen die samenkomen volgens Matth. 18:20, dan vormen deze veertig samen de uitdrukking van de ene gemeente in die plaats. Een besluit in de naam van de Heer heeft dus met de hele gemeente te maken. Zo’n besluit kan een gemeentebesluit genoemd worden, dat door de Heer erkend wordt. De tien broeders kunnen voorbereidend onderzoek doen, maar kunnen niet als de ”geestelijken” tuchtbesluiten nemen voor alle veertig gelovigen, of eigenlijk voor de gehele gemeente in die plaats, waar honderd gelovigen niet samenkomen op de plaats waar de Heer in het midden wil zijn.

Gaat het om het wegdoen van een persoon uit het midden van hen die rondom de Heer vergaderen, dan is het nodig om geestelijk te handelen, in het bewustzijn van eigen zwakheid, maar ook van de heiligheid en tegenwoordigheid van de Heer. Allen mogen tot de Heer opzien om hulp en leiding in zo’n zaak, maar familie of vrienden van de betrokken persoon kunnen een vertroebeld oordeel hebben over de betreffende zaak, zodat het geestelijk is zo mogelijk niet aktief deel te nemen aan de besluitvorming, maar zich bij het besluit neer te leggen.

Het kan zijn dat ook anderen de zaak nog niet duidelijk is. Als zij werkelijk geestelijke motieven hebben, is het dan niet goed om nog geduld te hebben met het nemen van een besluit?

Alle gewetens moeten toch geoefend worden in de tegenwoordigheid van de Heer? Is er werkelijk leed bij de kinderen van God omdat Hij zulke dingen toeliet? Tucht is een hartezaak! Tucht is geen harteloos wegwerken van een persoon met een boze gezindheid. Het raakt toch ons allen? Paulus schrijft: ”En gij zijt opgeblazen, en hebt niet veeleer leed gedragen...” (1 Kor. 5:2). Bij tucht zal een broeder of zuster toch niet proberen om zijn of haar eigen wil op te leggen aan anderen? Vaak met de woorden: ”Dat zie ik niet zo”. Het gaat toch niet om ons inzicht of onze wil, maar om de Heer? En een medegelovige kan soms nog niet zover zijn dat hij de dingen net zo ziet als de anderen. Hij kan dan zeggen: ”Als jullie werkelijk denken dat het zo en zo moet, dan leg ik mij erbij neer”. Het komt aan op geoefende harten in het licht van de Heer. Als het goed is zal dit toch bij allen gevonden worden. Eenstemmigheid is geen voorwaarde voor het nemen van een besluit. Geoefende harten wel. En als het kan is eenstemmigheid mooi. In Hand. 15: 25 schrijven de apostelen en oudsten na veel redetwist: ”Wij hebben, eenstemmig geworden, gedacht dat het goed was...”.

Is eenmaal een besluit genomen in de naam van de Heer, waarbij harten en gewetens in alle rust geoefend zijn in tegenwoordigheid van de Heer, dan is dit besluit verbonden met Zijn gezag en kracht. Dan hebben allen, ook in andere plaatsen, zich aan dit besluit te houden, want er is maar één lichaam van Christus op aarde, met in vele plaatsen gelovigen die samen deze eenheid willen erkennen, beleven en uitdrukken. De eenheid van het lichaam van Christus wordt gezien in hetaanvaarden van besluiten die in de naam van de Heer zijn genomen en die daarom verbonden zijn met Zijn kracht.

Het besluit van de gelovigen in Korinthe om de boze weg te doen werd door Paulus erkend. Paulus was bij de besluitvorming in de geest bij hen. Maar voor de gelovigen in Korinthe was het belangrijkste: vergaderd te zijn met de kracht van onze Heer Jezus Christus.

Uit 1 Kor. 10: 21 en 22 blijkt dat verbinding met kwaad, eenvoudig door eten ontstaan, een geestelijk onmogelijke zaak is, die de Heer tot jaloersheid brengt. Verbinding met kwaad, van welke aard ook, verontreinigt. En dat kan de Heer niet aanvaarden, want Hij alleen wil het gezag hebben over Zijn tafel en de Zijnen. Als het goed is willen we alleen dat doen wat Hij wil, ook gemeenschappelijk.

B3. DE LEIDING VAN DE HEIILIGE GEEST

”Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest van God inu woont?” (1Kor. 3: 16).

”Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven totwat nuttig is” (1 Kor. 12: 7).

”Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt ... en wij allen zijn met één Geest gedrenkt” (1Kor. 12:13).

De Heilige Geest woont in de gelovigen gemeenschappelijk, zoals Hij ook woont in iedere gelovige persoonlijk. Toen de Heilige Geest door de Vader en de Zoon naar deze aarde gezonden werd, werden de gelovigen door Hem tot één geheel samengesmeed: door één Geest tot één lichaam gedoopt. Hij verbindt de gelovigen met elkaar en met Christus.

Maar dan moet Hij ook de gelegenheid hebben om ons persoonlijk en gemeenschappelijk te leiden. Wij moeten als gelovigen letten op Zijn leiding en openbaring. In de samenkomst wil Hij in de harten werken om dat naar voren te brengen wat op dat moment nuttig is. En dat weet Hij alleen.

Menselijk ingrijpen doet tekort aan de grootheid van de Persoon van de Heilige Geest. Hij wil ons leiden. Niemand mag in de samenkomst een woord spreken, bidden of een lied opgeven als Hij dat niet wil. In de praktijk zullen we helaas vaak falen en niet letten op Zijn wil. Maar dat is een andere zaak dan Hem principieel Zijn plaats ontnemen door menselijke voorschriften. Willen wij Hem laten werken zonder eigen regels? Ondanks ons vlees? Of beperken wij Hem, juist vanwege dat vlees, al bij voorbaat in Zijn werking, door het opstellen van een vaste liturgie? Geschreven of ongeschreven? Een vaste liturgie is fout. We lezen dat nergens in het Nieuwe Testament. Bij het aardse volk van God, Israël, had God bepaalde vormen gegeven, maar voor de gemeente niet. Daar moet alles geestelijk toegaan. De Geest moet de leiding hebben, al maken wij in de praktijk veel fouten, die we hebben te belijden. Staan onze samenkomsten onder de invloed van de Geest van God? Dan zal de Heer Jezus in alles verheerlijkt worden.

C. TWEE VOORBEELDEN

1.Eendrachtig samen volharden in leer, gemeenschap, broodbreking

en gebed (Hand. 2:42,46).

2.De eerste dag van de week voor broodbreking en spreken over het

Woord van God (Hand. 20: 7,11).

Cl. EENDRACHTIG VOLHARDEN

”En zij bleven volharden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in de breking van het brood en in de gebeden ... Envoortdurend waren zij dagelijks eendrachtig in de tempel en braken brood in de huizen en aten samen met vreugde en eenvoud vanhart en zij prezen God en hadden gunst bij het hele volk” (Hand. 2:42,46).

We zien hier hoe de gelovigen in de begintijd bijeenkwamen. De Heer Jezus had mensen uitgekozen om met Hem rond te wandelen op aarde. Mensen die ook getuige waren van Zijn opstanding. Nu mochten zij als Zijn apostelen aan anderen vertellen over de gedachten van God. Dat wordt hier de leer der apostelen genoemd.

Ten eerste leren we hier dat de gelovigen in de begintijd volhielden in het luisteren naar de leer van de apostelen. Leer is belangrijk! Hoe zullen we weten hoe we ons in de praktijk van elke dag moeten gedragen als we Gods gedachten niet kennen? We kunnen persoonlijk aan Bijbelonderzoek doen, maar het kan ook gemeenschappelijk. Dat zien we hier. De apostelen zijn er nu niet meer, maar de leer van de Heer blijft. Daarvoor hebben we de Schrift, ook door apostelen geschreven, zodat ook wij kunnen volharden in de leer van de apostelen. Volharden betekent: Steeds weer luisteren naar het Woord van God. Waarom? Omdat we zo snel vergeten en daarom ook zo vaak in de praktijk fout gaan. Wij kunnen thuis het Woord van God lezen en bestuderen, maar mogen dat ook samen doen. En daar gaat het in dit gedeelte om. Ook wij mogen samen luisteren naar de leer van God, die door Zijn instrumenten tot ons komt.

Het tweede wat we van de gelovigen uit de begintijd kunnen leren, is dat ze gemeenschap hadden met elkaar. Samen hadden ze deel aan de zegeningen van God. Samen aten ze liefdemaaltijden. Er was bij hen geen verdeeldheid. Ze waren eendrachtig bij elkaar, terwijl ze één van geest en één van hart God prezen. Wat een aansporing voor ons.

Ten derde volhardden ze in het breken van het brood. Dit betekent dat ze de maaltijd hielden die was tot gedachtenis van de Heer Jezus. Ze deden dat in de begintijd elke dag. Niet in de tempel, waar ze wel heengingen om te bidden, maar in de huizen, los van de Joodse dienst. De menigte gelovigen was te groot om in één zaal bij elkaar te komen om te denken aan de Heer Jezus en Zijn maaltijd te eten. Vandaar dat ze in verschillende huizen bij elkaar kwamen om dit te doen. Toch hoorden ze allen bijeen.

Tenslotte hebben ze het bidden volgehouden. Hier worden niet de gebeden bedoeld van de binnenkamer, maar de gebeden die ze samen opzonden tot God. Wat is het belangrijk om ook samen de knieën te buigen en te bidden.

De dingen die de gelovigen toen hadden, mogen we ook nu nog hebben. Wat dat betreft is het belangrijk om te leren van de begintijd van de Gemeente. Laten we niet God voor de voeten lopen en zeggen dat het zo niet meer kan. We kunnen niet zeggen dat de vier dingen die in vers 42 genoemd worden vier verschillende samenkomsten zijn, want gemeenschap oefenen met elkaar is nodig bij het luisteren naar de leer van de apostelen, bij de profetie (1 Kor. 14:29), bij de breking van het brood en bij de gebeden. Maar we kunnen wel zeggen dat de dingen die hier genoemd worden voor deze gelovigen belangrijk waren. Het is belangrijk om te luisteren naar het Woord van God, door de apostelen geleerd. Het is belangrijk om die kennis naar het hart te laten afdalen en dan als dank te laten opstijgen tot God, vooral bij de inzetting die de Heer Jezus heeft gegeven om het brood te breken en uit de beker te drinken. Om zo met elkaar na te denken over de Heer Jezus en alles wat Gc>d met en door Hem heeft gedaan. En het is belangrijk om te bidden en zo samen afhankelijk te blijven van God.

Volgens vers 46 deden deze gelovigen dit voortdurend en eendrachtig. Ze hadden vreugde in de gemeenschap met elkaar en met God. Ook aten ze hun gemeenschappelijke liefdemaaltijden met vreugde en eenvoud van hart. Een hoogmoedig hart kan geen zegen van God genieten. Als we zien op onszelf, op wie we in onszelf zijn, hebben we dan nog reden om hoogmoedig te zijn? Wat een prachtig iets, die eenvoud van hart bij deze eerste gelovigen na de opstanding van de Heer Jezus.

Is het niet geweldig mooi om te zien hoe deze gelovigen heel eenvoudig rondom de Heer Jezus samenkwamen, de Heilige Geest de leiding gaven en het gezag van de Heer Jezus erkenden? En ze hadden vreugde in hun hart omdat ze de Heer hadden. Er was ook geen onderlinge ruzie. Eensgezind kwamen ze voor God uit. Dat is toch wel heel erg belangrijk voor onze tijd. Want hoe gemakkelijk kunnen we ons afzetten tegen een broeder of zuster aan wie we ons ergeren, terwijl het Gods bedoeling is dat we deze dingen samen beleven, omdat we allen persoonlijk door de Heer Jezus gekocht zijn met Zijn bloed. ledere ware gelovige is een kind van God. Laten we, als we kritiek op elkaar hebben, toch meer voor elkaar bidden. Dat helpt om de medegelovige werkelijk lief te hebben. Maar alles in gehoorzaamheid aan het Woord van God!

C2. DE EERSTE DAG VAN DE WEEK

”En toen wij op de eerste dag van de week vergaderd waren ombrood te breken, sprak Paulus, die de volgende dag wilde vertrekken, hen toe en hij rekte zijn rede tot middernacht”.

”En toen hij naar boven gegaan was en het brood gebroken engegeten, en lang, tot aan de dageraad, met hen gesproken had,vertrok hij” (Hand. 20: 7,11).

Hier wordt iets belangrijks vermeld. Uit vers 7 trekken we de conclusie, dat het bij deze gelovigen de gewoonte was om in eik geval op de eerste dag van de week samen te komen. In de begintijd kwamen de gelovigen elke dag bijeen, hier zien we dat de eerste dag van de week genoemd wordt. Dit is in overeenstemming met wat we in Joh. 20:19 lezen, waar de discipelen op de avond van de eerste dag van de week bijeen waren. Thomas was er niet bij, maar acht dagen later zijn ze weer bijeen met Thomas erbij. Ik vat dit ”acht dagen later” op als spraakgebruik, waarmee wordt aangegeven dat de volgende eerste dag van de week wordt bedoeld. Dit blijkt uit het verband. In ieder geval gaat het in beide plaatsen niet om de sabbat. Toen lag de Heiland in het graf. De eerste dag van de week is de dag van Zijn opstanding. Toen verscheen Hij in het midden van de Zijnen. In Openb. 1: 10 is sprake van de dag van de Heer, dat is de dag die daardoor gekenmerkt wordt dat hij de Heer toebehoort. Dit laat het bijzondere zien van de eerste dag van de week.

Uit het verhaal en ook uit Johannes 20 blijkt, dat de gelovigen ’s-avonds bijeen kwamen. Als we de Joodse tijdrekening zouden aanhouden, zou dit samenkomen hebben plaatsgevonden op onze zaterdagavond, want na zes uur ’s-avonds begon de nieuwe dag, de eerste dag van de week. Het is echter de vraag of we deze Joodse tijdrekening moeten aanhouden, want we zijn hier in Troas en niet in Israël. En Lukas, de bekeerde heiden, schreef de Handelingen.

In feite doet de tijd er ook niet toe, maar gaat het om de dag: de eerste dag van de week. Vandaar ook: ”Toen wij op de eerste dag van de week vergaderd waren” en niet: ”Toen wij op de avond van de eerste dag van de week vergaderd waren”. Eigenlijk staat er: De eerste van de sabbats(week). Dus onze zondag en niet de Joodse sabbat. God rustte op de zevende dag van al Zijn werk.

Moeten wij dan ook niet terug naar Genesis en rusten op zaterdag, de sabbatdag? Nee, want toen de Heer Jezus op aarde was heeft Hij gezegd: ”Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook”. Straks komt de grote sabbat als het vrederijk aanbreekt.

Moeten wij ook op zondagavond samenkomen?

Wij hebben in de Bijbel geen voorschriften dat wij de samenkomst ook ’s avonds moeten houden. Gods Geest geeft vrijheid en weinig voorschriften, want wij zijn niet onder de wet van geboden en inzettingen. Waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. Wel trekken we uit Handelingen 20 de conclusie, dat deze gelovigen in ieder geval de gewoonte hadden om elke zondag, elke eerste dag van de week, samen te komen. Daarom komen ook wij op die dag bij de Heer Jezus. Maar omdat we in het algemeen de hele dag vrij hebben, een voorrecht in ons land, kunnen we de hele dag daarvoor gebruiken. In het Oosten was dat niet altijd zo. In het land Israël hadden de mensen op sabbat, op zaterdag, vrij, zoals dat daar nog steeds het geval is. Ze moesten dan op zondag werken, met het gevolg dat de samenkomst in de avond werd gehouden. In landen waar de zondag geen vrije dag is zullen de gelovigen dan ook voor of na het werk kunnen samenkomen. God geeft ons geen uitdrukkelijk voorschrift wanneer en op welk uur de samenkomst gehouden moet worden.

Hoofddoel

Het hoofddoel van de samenkomst in Troas was het breken van het brood. Daarvoor kwamen ze samen. Dit broodbreken is het houden van de maaltijd die de Heer Jezus heeft ingesteld tijdens de paasmaaltijd in de laatste nacht voor Zijn sterven. Het is een maaltijd tot Zijn gedachtenis, wat wij ook wel het Avondmaal noemen. We lezen hierover in Matth. 26:26 - 28; Mark. 14:22 - 24; Luk. 22:19, 20 en 1 Kor. 11: 23 - 25. Hierover later meer.

In dezelfde bijeenkomst in Troas, waar het hoofddoel de broodbreking was, werd ook het Woord gesproken. Door Paulus. En wel zolang, dat hij zijn rede rekte tot middernacht. Ook heeft Paulus nog een gewone maaltijd gehouden (Vers 11), waarbij hij persoonlijk het brood gebroken heeft en heeft gegeten. Hij at. Van de anderen wordt dit niet gezegd. Bovendien is dit woord voor eten (proeven) een ander woord dan dat wat voor het eten van het avondmaal gebruikt wordt in 1 Kor. 11 : 26, Matth. 26: 26 enz. Wat hier in vers 11 gebeurde is mijns inziens niet die breking van het brood, waarbij aan de Heer Jezus, aan Zijn lichaam en aan Zijn bloed, wordt gedacht. Want dat breken en dat eten van het brood is geen zaak van één broeder, maar van allen. Daarna heeft Paulus opnieuw, tot aan de dageraad, met hen gesproken, omdat hij op reis was naar Jeruzalem en zij hem misschien nooit weer terug zouden zien. Er is dus vrijheid, ook in tijdsduur.

In tijden van verval

Moeten we rekening houden met de tijd van verval waarin we leven? Kunnen we de twee voorbeelden uit de Handelingen in onze tijd nog wel navolgen?

In de begintijd was er al verschil. In Handelingen 2 kwamen de gelovigen elke dag bij elkaar, terwijl in Handelingen 20 de eerste dag van de week genoemd wordt. Als de Heer ons gemeenschappelijk het verlangen geeft om elke dag samen te komen om brood te breken, te bidden enz. mogen we dat zeker doen. En als wij denken het elke zondag te moeten doen is het ook goed. De Heer wil in het midden van de Zijnen zijn als ze rondom Hem samenkomen, of dat nu enkele keren per week is of elke dag. Ook in tijden van verval.

Het boek Ezra geeft ons wat de tijd van verval betreft belangrijke lessen. Enkele dingen wil ik graag noemen. Het was in de tijd van Ezra de dag van de kleine dingen (Zach. 4: 10). Het was niet meer de dag van de grote dingen, de tijd van de geweldige uittocht, de indrukwekkende donder van de Sinaï of de vrede van koning Salomo. Het volk was door hun zonde in ballingschap gekomen en slechts een handjevol Joden keerde uit de ballingschap naar het land van God terug. Velen bleven in Babel. Wat deden de teruggekeerden? Zaten ze te treuren bij de puinhopen van de tempel? Misschien wel. Maar waren de tijden zo slecht dat ze geen dienst voor God meer konden hebben? Of deden ze wat anders?

Het volk verzamelde zich als één man te Jeruzalem. Het altaar van de God van Israël werd herbouwd en de brandoffers werden gebracht gelijk geschreven was in de wet van Mozes, de man van God. Toch een dienst voor God. Zij wilden God dienen bij het altaar, al waren ze niet het gehele volk. Maar ze gingen niet naar eigen inzicht of traditie te werk. Het waren tijden van verval. Daarom gingen ze terug naar het begin. Naar het Woord dat God door Mozes had gegeven. Ze lieten zich leiden door het Woord van God dat voor heel Israël geschreven was, al waren ze maar een overblijfsel. Ze bouwden het altaar van de God van Israël, van de twaalf stammen, en niet het altaar van de God van de teruggekeerden. In feite zeiden ze hiermee dat God Dezelfde blijft, ook in tijden van verval. En dat ze Zijn gedachten moesten naleven alsof heel Israël daar bij het altaar was.

Ook nu blijft God Dezelfde. Ook wij leven in zware tijden. Ook nu heeft God recht op eredienst. Eredienst is niet het luisteren naar een boodschap ván God, maar het brengen van dank, eer en aanbidding áán God. Waar wordt dit nog gemeenschappelijk gevonden? Misschien bij een handjevol teruggekeerden die weer rondom de Heer Jezus willen samenkomen. Dat handjevol erkent de eenheid van de Gemeente, zoals de teruggekeerde Joden heel Israël voor de aandacht hadden. Dat handjevol wil zich niet laten leiden door eigen inzicht of kerkelijke traditie, maar door het Woord van God. Net als de ballingen laten ze zich door het Woord van God onderwijzen over de plaats van het altaar, van de dienst van God.

D. DE ONDERLINGE BIJEENKOMST (Hebr. 10: 25)

Brengen

Broodbreking, eredienst

Bidden

Ontvangen

Profetie (het Woord beluisteren)

Het Woord bespreken

”Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen gewoon zijn” (Hebr. 10: 25).

De Bijbel spreekt hier over de onderlinge bijeenkomst, zonder die onder te verdelen, hoewel 1 Korinthe spreekt over het avondmaal, over één voor één profeteren, over bidden, spreken en zingen, dus over allerlei aspekten van de onderlinge bijeenkomst. De Heer geeft geen starre voorschriften voor het samenkomen, maar laat de gelovigen vrij in de keuze van plaats en tijd. In 1 Kor. 11: 33 wordt geen tijd genoemd, maar wel wordt door Paulus orde voorgesteld: ”Als gij samenkomt om te eten, wacht op elkaar”.

Wat wel belangrijk is: Laten wij de samenkomst, met de door de kinderen van God afgesproken begintijden, niet verzuimen. Laten we er geen gewoonte van maken om weg te blijven, ook niet als wij samen bidden. Maar een wettische gezindheid om te moeten komen is ook niet goed. Broeders en zusters, het gaat om de Heer. Als Hij aanwezig wil zijn in de samenkomst, op de door ons vastgestelde tijd, willen wij dan wegblijven? Of vergeten we dat Hij er is? Zouden we niet bij Hern willen zijn als de omstandigheden dat toelaten? Of maken we belangrijke afspraken met zakenrelaties en vrienden, terwijl we eigenlijk al een afspraak met de Heer hadden om bij Hem te zijn? Hij wacht daar op ons.

De uitdrukking ”onderlinge bijeenkomst” is letterlijk ”het samenkomen van ons”. Elke bijeenkomst waarbij de gelovigen rondom de Heer Jezus samenkomen heeft dit karakter. Als er een gemeenschappelijke bijbelbespreking is afgesproken valt die ook onder de uitdrukking ”onderlinge bijeenkomst”. Elk onderdeel is dan belangrijk. Vaak bepalen wij wel even welk stuk we het belangrijkst vinden. Zijn er daarom vaak zo weinig broeders en zusters als we samenkomen om te bidden of op de gemeenschappelijke bijbeloverdenking? Het gaat toch in alle gevallen om het samenkomen dat het karakter van onderlinge bijeenkomst draagt, waarbij de Heer Jezus Zelf aanwezig wil zijn. Daarom komen we op zondagmorgen (of op een andere tijd) samen om brood te breken. En op zondagmiddag of -avond om naar het Woord van God te luisteren. En we komen door de week samen om te bidden en de Bijbel te bespreken. Of er wordt een gebedsuur afgesproken voor een speciaal doel. Of een bijeenkomst om ons te verootmoedigen.

In het bovengegeven schema zien we het samenkomen onderverdeeld. Maar in Handelingen 20 lezen we dat verschillende onderdelen achter elkaar plaatsvonden. Ook dat kan. Maar het is niet altijd even goed. Er viel toen een jongen uit het raam die in slaap gevallen was. Er was bij deze jongeman na een bepaalde tijd niet meer zoveel aandacht. Gelukkig liet God toen een wonder gebeuren. Hij was in slaap gevallen ondanks het feit dat Paulus, de apostel, sprak, die ze misschien nooit meer terug zouden zien. Vandaar dat het nuttig kan zijn om de bijeenkomsten op verschillende tijden te hebben, vooral omdat wij het voorrecht van de vrije zondag kennen.

Er zijn twee onderdelen van de bijeenkomst waarin we God iets kunnen brengen en twee onderdelen waarin we iets van God kunnen ontvangen.

1.Onze dank en aanbidding mogen we brengen als we bijeen zijn om het brood te breken.

2.Onze noden, behoeften en dank mogen we brengen als we bijeen zijn om te bidden.

3.Wij ontvangen iets van God in de bijeenkomst op zondagmiddag of zondagavond  waarin geprofeteerd wordt. Profetie is geen toekomstvoorspelling, maar zo spreken dat stichting, vermaning en vertroosting het resultaat is.

4.Wij ontvangen een zegen van God op de Bijbelbespreking, vaak op een avond door de week gehouden, al of niet gekombineerd met de bidstond. De Bijbelbespreking wordt vaak vergeten, maar ik geloof dat dit te maken heeft met de leer van de apostelen in Hand. 2:42.

We kunnen het samenkomen ook anders onderverdelen.

Geestelijke gevoelens:

1. de eredienst

2. het brengen van het Woord

Praktijk:

1. de bidstond

2. de Bijbelbespreking.

Uit ”ervaring” weten we dat er bij het brengen van het Woord op zondagmiddag of zondagavond lang niet over alle Bijbelgedeelten gesproken wordt. Heel vaak zijn het bepaalde, beperkte, gedeelten uit het Woord van God die te maken hebben met onze gevoelens. Gedeelten waarin de Heer Jezus het Middelpunt is. Maar zo leren we niet het hele Woord van God kennen in zijn samenhang. De bijeenkomst die te maken heeft met de praktijk, waarin we wel meer van het gehele Woord van God kunnen leren kennen, is de bespreking van de Bijbel. Daar wordt stap voor stap een Bijbelgedeelte behandeld. Ook die gedeelten die op zondagmiddag niet behandeld worden komen zo aan de orde.

Ondanks deze onderverdeling gaat het toch altijd om de onderlinge bijeenkomst, waarin de Heilige Geest de gelegenheid moet hebben om dat te werken wat Hij wil. Ook op zondagmiddag kan Hij het goedvinden dat we door zingen, gebeden en ”vijf woorden met het verstand” tot dank en aanbidding worden gebracht. En hebben we soms niet ervaren hoe Hij op de gemeenschappelijke bespreking van de Bijbel ons tot aanbidding wilde brengen? Hoewel wij de bijeenkomst onderverdelen en God ons daarin vrijlaat om dit te doen, in afhankelijkheid van Hem, is de Geest van God altijd vrij om te leiden zoals Hij wil. We moeten niet vergeten dat ook op zondagmiddag een onderwerp als het Avondmaal zou kunnen worden behandeld, als Hij dat nodig vindt, hoewel ik dat persoonlijk nog niet heb meegemaakt. Geven wij Hem echt de leiding of laten ook wij ons leiden door tradities?

E. BROODBREKING EN EREDIENST

Dit onderwerp kunnen we in drie onderdelen verdelen:

1. De tafel van de Heer (1 Kor. 10: 14-22)

2. Het avondmaal (1 Kor. 11:20-34)

3. Priesterdienst

El. DE TAFEL VAN DE HEER

Daarom, mijn geliefden, ontvlucht de afgodendienst. Ik spreek alstot verstandigen; beoordeelt gij wat ik zeg. De drinkbeker van dedankzegging die wij zegenen, is die niet de gemeenschap vanChristus’ bloed? Het brood dat wij breken, Is dat nlet degemeenschap van Christus’ lichaam? Want wij, de velen, zijn éénbrood, één lichaam; want wij allen nemen deel aan één brood. Zietop Israël naar het vlees. Hebben niet zij die de offers etengemeenschap met het altaar? Wat wil ik hiermee zeggen? Dat eenafgodenoffer iets is, of dat een afgod iets is? Nee, maar dat wat devolkeren offeren, offeren zij aan de boze geesten en niet aan God.Gij kunt niet de drinkbeker van de Heer drinken en de drinkbekervan de boze geesten. Gij kunt niet deelhebben aan de tafel van deHeer en aan de tafel van de boze geesten. Willen wij de Heer totjaloersheid verwekken? Zijn wij sterker dan Hij? (1 Kor. 10:14-22).

Dit gedeelte dat de apostel Paulus schrijft over wat we wel eens de zondagmorgensamenkomst noemen is eigenlijk bedoeld als korrektie. We zullen er daarom geen direkt voorschrift in vinden hoe het avondmaal gehouden moet worden. De gelovigen in Korinthe wisten wel hoe het bij hen ging. Maar er waren gevaren en misstanden. Daarom dit gedeelte. Tussen de regels door krijgen we aanwijzingen over hoe het avondmaal gevierd werd, terwijl het belangrijkste, de geestelijke betekenis, duidelijk voor onze aandacht komt.

Vers 14 en 15

De apostel moet schrijven dat afgodendienst gevaarlijk is: ’Ontvlucht de afgodendienst’. Waarom? Luister maar naar de argumenten die hij naar voren brengt in de volgende verzen.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.