Geloof
Thema: Geloof
1. Inleiding
De aanleiding voor deze bijbelstudie is divers, maar is met name gelegen in het volgende:
- Veel christenen zoeken tekenen, wonderen, bevestiging van hun geloof, zijn op zoek naar de essentie van hun geloof, enz – eigenlijk: zij zoeken bewijzen voor het bestaan van God, bewijzen buiten hun (persoonlijke) geloof.;
- Het wonder van bekering dat we de laatste maand van dichtbij mochten zien en horen. Mij zijn in elk geval drie personen bekend die de afgelopen maand [april 2002] tot geloof zijn gekomen.
We zoeken tekenen en wonderen, maar hét grootste wonder zien we niet: het geloof wat wij zelf hebben ontvangen en, wat de laatste tijd dus weer aktueel is geworden: anderen rondom ons. De Bijbelstudie deze keer gaat daarom over dit grootste wonder: geloof, verschillende vormen hier van en hoe we ons geloof kunnen versterken.
2. Wat is geloof?
Hebr. 11:1-6, “Het Boek”
Wat is geloof? Het is de absolute zekerheid dat onze hoop ook werkelijkheid word en het is het bewijs van dingen die wij niet kunnen zien. Vroeger hebben vele mensen vanuit dit geloof geleefd. Zij zijn ook door hun geloof bekend geworden. Door het geloof weten we dat het heelal door een woord van God gemaakt is: dat het zichtbare uit het onzichtbare is voortgekomen. [vervolgens noemt Paulus enkele voorbeelden van mensen die door hun geloof bekend werden, en sluit af in vers 6 met] Maar als iemand niet geloofd, kan God niet tevreden over hem zijn. Wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en beloont wie Hem zoeken. [na vers 6 volgen weer enkele voorbeelden van geloof, en de vruchten/resultaten daarvan].
2.1 Het alledaagse geloof
Veel mensen zeggen niet te kunnen “geloven”. In dit geval bedoelen zij over het algemeen: geloven in Christus Jezus. Zij beweren dat zij alleen bewijsbare zaken kunnen aanvaarden als waarheid. Wanneer iemand dit echter beweert, dan vergeet hij of zij dat iedereen, elke dag weer op “onbewezen feiten” vertrouwt. Als we als mensen alléén nog op bewezen feiten zouden vertrouwen, dan viel de gehele samenleving stil – niemand zou nog iets kunnen doen. In werkelijkheid vertrouwt de mens elke dag op zijn geloof bij heel wat dagelijks routinewerk. Geloof is een standaard procedure in het menselijk leven.
Het geloven als christen verschilt in mentaal opzicht niet van dit “alledaags geloven”. De ongelovige kan door gewoon geloof, dat is: de bereidheid om iets aan te nemen zonder dat daarvoor “bewijzen” zijn, het evangelie accepteren en gered worden. De gelovige kan geloof aanwenden om zijn Bijbelse kennis te verdiepen en deze principes toe passen in zijn dagelijkse omgang met de Heer. Geloof is een standaardprocedure in het menselijk leven. Of je jezelf nu ziet als een gelovige (christen) of een rationeel/empirisch denkend mens!
Voorbeelden van ‘alledaags geloof’:
- De historicus: iemand die het verleden bestudeert en er over schrijft wordt voortdurend geconfronteerd met het onderwerp geloof.
- In de eerste plaats moet hij beslissen of hij zijn bronnen betrouwbaar genoeg acht om ze te geloven, want enkel door betrouwbare bronnen heeft de historicus een kans om op een accurate manier de gebeurtenissen of de sociale toestand te reconstrueren.
- Vervolgens moet de historicus zijn gedachten schriftelijk formuleren op een zodanige manier dat hij zijn lezers niet enkel informeert maar hen ook aanmoedigt om aan te nemen, te geloven, in de voorstelling van zaken die hij naar voor brengt. Iemand die de geschiedenis zorgvuldig bestudeerd zal enkel vertrouwen hebben in historici die gekend staan om hun hoge standaard van betrouwbaarheid.
Met andere woorden: iemand die met de geschiedenis bezig is, kan niet anders dan vertrouwen, geloven, op wat anderen vastgelegd hebben – zogeheten ooggetuigen.
Zou hij zich bijvoorbeeld alléén verlaten op de empirische methode (zie verder) dan moest hij zich volledig baseren op de waarneembare feiten. In dat geval is geen samenhangend verhaal te maken.
- Het Kind en de hete kachel..:
Wanneer een kind zijn vader of moeder niet op zijn of haar woord geloof wanneer die zegt dat de kachel heet is, dan zal het zich lelijk kunnen bezeren. Zo gaat het in heel veel zaken in de opvoeding: de ouders beweren iets, poneren een stelling, en het kind geloofd dit. Zónder hiervoor vaak ook maar enig bewijs voor te hebben. - De student…:
ook wanneer je in het leerproces zit, neem je vaak dingen klakkeloos aan (=geloof!) van degene die je onderwijst. Het is ondoenlijk alles wat men je tracht te leren na pluizen of dit wel écht zo is. Een klein voorbeeld: in de wiskunde wordt als feit onderwezen dat de som van de hoeken van een driehoek 180 graden is. Níemand haalt het in zijn hoofd dit na te gaan meten, immers: “het is zo”? Feitelijk is dit gewoon de leraar op zijn woord geloven, alledaags geloof dus. - Geloof in relaties:
Nog een voorbeeld wat veel mensen hier kennen: als je partner zegt “ik houd van je”, vraag je dan als reactie om bewijs? Als ik mijn vrouw –en zij mij- niet op haar woord had geloofd, dan waren we toch nóóit getrouwd? Immers: hoe had zij dit moeten of kunnen bewijzen?
Er zijn nog veel meer, en misschien nog wel betere, voorbeelden te bedenken van alledaags geloof. Maar ik denk dat het punt duidelijk is. Zoals gesteld: iedereen maakt gebruik van ‘geloof’ in zijn dagelijks leven – óók de mens die beweerd níet te geloven!
2.2 Christelijk geloof
In Hebreeën 11:1-6 lazen we dat Paulus het geloof als volgt definieerde:
“Het is de absolute zekerheid dat onze hoop ook werkelijkheid word en het is het bewijs van dingen die wij niet kunnen zien.” Zoals we in de voorbeelden van ‘alledaags geloof’ konden zien is geloof geaccepteerd als vorm van bewijs. Vandaar dat Paulus kan zeggen dat het geloof het bewijs is van dingen die wij niet kunnen zien. Omdat God echter onze menselijke tekortkomingen kent, was Hij in veel gevallen bereid niet alleen geloof van ons te vragen maar er ook nog eens keiharde, fysisch aantoonbare, bewijzen tegenover te zetten.
Romeinen 4:3, 4:20-22“Abraham geloofde God” (vers 3).
Hij vertrouwde God op Zijn woord. Hij vroeg geen bewijs. Hij –als een leerling die geloofd wat zijn leraar zegt- accepteerde dat wat God tot hem sprak de waarheid was, en vertrouwde daarop. Het resultaat er van kennen we. Als we op de landkaart kijken zien wij Israël. Eén van de beloften van God aan Abraham. Als we om ons heen kijken zien we de Gemeente. Een andere belofte van God aan Abraham [zie o.a. Gen. 17:5, Rom. 4:16].
Met andere woorden: twee enorme, keiharde, bewijzen van (a) het feit dat Abraham terecht in God geloofde –zonder het te hebben gezien- en (b) dat God doet wat Hij beloofd!
Handelingen 27:22-25“want dit vertrouwen heb ik op God” [vers 25]. Helaas wat zwak vertaald in de NBG, want in bijvoorbeeld “het Boek” –en ook in de Staten Vertaling- vinden we dit zo vertaald: “Houd dus moet mannen, want ik geloof in God” (Het Boek).
Dat geloof wat Paulus hier noemt was niet zomaar een loze kreet om de bemanning vertrouwen te geven in een goede afloop! Integendeel: Paulus wist dat hij naar Rome moest om voor de keizer te staan. God had hem beloofd dat, ter wille van hem, zij behouden zouden aankomen. En zo leden ze schipbreuk op de kust van Malta [Handelingen 28:1] waarbij niemand omkwam – zoals God beloofd had. Paulus spreekt hier eenvoudigweg “ik geloof”. Betekent dat dat hij een wazig idee aanhing? Dat hij “maar hoopte dat het goed kwam allemaal”? Nee: hij wist het zeker.
In de voorbeelden die we zagen, Abraham en Paulus, zien we voorbeelden van zaligmakend geloof, of “christelijk geloof”: het vertrouwen op de boodschap die God geeft. Abraham werd hierdoor behouden. Paulus werd hierdoor behouden. En dat niet alleen voor dít leven!
Geloof is:
- Volledig vertrouwen in iets dat we niet logisch of experimenteel kunnen vaststellen;
- Aanvaarden van een bepaald criterium als basis voor de realiteit: de Bijbel als Woord van God.
Door de Bijbel te aanvaarden heeft de gelovige een basis voor zijn gehele leven, immers: de Bijbel bevat honderden onderwerpen die het menselijk leven raken. Zowel in het hier-en-nu als in het leven ná de dood c.q. de beloften die ons hieromtrent zijn gedaan.
3. Wat doet het geloof?
Lukas 7:48-50 “Uw geloof heeft u behouden” [vers 50].
Wat betekent dit? Zie eerder in vers 48: “Uw zonden zijn u vergeven”. En wij [mogen] weten dat als onze zonden zijn vergeven, wij vrij toegang hebben tot God (Efeze 3:12)! Waren het immers niet de zonden die scheiding maakte tussen mens en God?
3.1 Het oordeel
Galaten 3:13-14 [SV] Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt. Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof.
De zonden van de gelovige zijn reeds geoordeeld. Door de “wet” was ieder mens in principe veroordeeld. Niemand kon de wet van God vervullen – dit omdat wij als mens simpelweg niet in staat zijn om zondeloos, zonder fouten, te leven. Daarom is de Heere Jezus gekomen om voor ons de (be)middelaar te worden tussen God en de mens. Om de relatie te herstellen die in Genesis ernstig verstoord raakte en waardoor de mens sterfelijk werd: Genesis 3:13-19. De kruisdood van Christus is dus onze redding, daardoor zijn niet wij maar is hij voor ons geoordeeld. Overigens is deze kruisdood van Christus tévens de vervulling van de belofte in Genesis 3:15 en de eerdergenoemde belofte aan Abraham – de wording van de Gemeente.
De levenswandel van de gelovigen wordt nú geoordeeld. Dit gebeurt altijd, overal en middels ‘kastijding’ (“straf”). God laat niet met zich sollen! Wij zijn dan wel verlost van onze zonden, dat betekent niet dat we er vervolgens maar op lós kunnen leven! I Petrus 4:15-19, I Corinthe 11:31-32.
De werken van de gelovigen worden stráks geoordeeld. Dit gebeurt wanneer wij naar de Heere toegaan, in de lucht [1 Thess. 4:16, 17]. Ons werk wordt beoordeeld, en wij krijgen hiervoor ofwel een beloning: I Corinthe 3:13-15. Paulus wist –eveneens door zijn geloof- dat voor hém de beloning wachtte: II Timotheüs 4:8.
Dóór ons geloof zijn onze zonden geoordeeld. Wel moeten we nu letten op onze levenswandel; God zal ons moeten tuchtigen als wij niet doen wat Hij van ons vraagt. En doen wij wat Hij van ons vraagt, draagt ons leven “vruchten” om het zo maar te zeggen, dan zullen wij daarvoor door God beloond worden. Met andere woorden: we hebben van God, op het moment dat wij tot geloof zijn gekomen, een nieuwe start gekregen.
3.2 Behouden – voor eeuwig
I Johannes 5:1“Een ieder die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren”.
Gelóóf is de basis voor het “uit God geboren” worden, de wedergeboorte [Johannes 3:3], waardoor de zonden vergeven zijn. De vrouw uit Lukas 7 had dit geloof. Dáárom kon Jezus ook zeggen: “uw zonden zijn u vergeven”.
Dóór dit geloof krijgen wij ééuwig leven: Johannes 3:16, 3:36. “wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven”. [Johannes 6:47, Efeze 2:8]
Geloof en de Gelovige
Wanneer je geen Christen bent, kan het voorgaande je allemaal wat ongeloofwaardig voorkomen. “Wie gelooft dat nou allemaal”? Maar, we hebben vastgesteld dat iederéén dingen klakkeloos aanneemt die nooit bewezen kunnen worden, nooit!
Het Christelijk geloof is niet op los zand gebaseerd. Het is gebaseerd op Gods Woord. Maar ook op historische feiten terug te voeren. Zo zal geen serieuze wetenschapper het in zijn hoofd halen te ontkennen dat Koning David of Salomo ooit heeft bestaan. Of, om maar eens een “onbekende” koning te noemen: Omri [I Koningen 16:23]. Immers, daarvan zijn tastbare bewijzen teruggevonden, zoals van heel veel andere, in de Bijbel genoemde, zaken en personen. En hoe zit het dan met Jezus? Ook het bestaan van Jezus wordt door serieuze wetenschappers niet ontkend! We hebben er zelfs onze jaartelling op gebaseerd!
In Handelingen 25 zien we dat Festus gouverneur wordt in de plaats van Felix. Wanneer Paulus zichzelf voor Koning Agrippa en Festus verdedigt, zegt Festus in Handelingen 26:24 dat hij wartaal spreekt. Paulus’ reactie is opmerkelijk: Handelingen 26:25-26. “Want de Koning weet van deze dingen”. Ook later zien wij in de geschiedschrijving, bijvoorbeeld rond het jaar honderd, dat Flavius Josephus over Christus schrijft. Let wel: Flavius was géén Christen! Het bestaan van Jezus Christus en zijn dood en opstanding is feitelijk onomstreden. Immers; elke historicus die zich serieus met zijn vak bezighoudt moet zich baseren op ooggetuigen. Van Christus’ leven, dood én opstanding (!) zijn talloze getuigen geweest! De verslaglegging hiervan is terug te vinden in de Bijbel, maar dus ook in buitenbijbelse bronnen.
Empirisme en Rationalisme
Methoden om het Bijbelse geloof af te doen als onwaar zijn het empirisme en rationalisme. Vooral sinds de zogenaamde ‘verlichting’ zijn deze methodes populair. Men zegt van iemand dat hij gelooft wanneer hij iets aanneemt zonder dat hij hiervoor een fysisch [tastbaar of zichtbaar] bewijs heeft of zonder dat hij een logische verklaring heeft voor de waarheid die er achter schuilt. Geloof onderscheidt zich daarom van twee andere methodes van leren: empirisme en rationalisme. Empirisme is een woord dat wijst op het gebruik van wetenschappelijke methodes om iets te leren of om iets te bewijzen. De wetenschappelijke methode vertrouwt op onze vijf zintuigen om iets te bewijzen of te veronderstellen. Elk experiment leidt tot het verifiëren of verwerpen van een bepaald idee of van een zienswijze.
De term rationalisme wordt gebruikt om een methode te omschrijven waar men iets met logische methodes tracht te bewijzen. Het bewijs berust dan op logisch denken. In het rationalisme is het de logica die beslist iets te aanvaarden of te verwerpen.
Zowel rationalisme als empirisme zijn waardevol om iets te leren; maar geen van beide is hetzelfde als geloven. Ze zijn beiden ook niet voldoende. Zoals eerder aangetoond, kan bijvoorbeeld de historicus niet op basis van empirisme en rationalisme een sluitende geschiedschrijving maken. Dit geld ook voor de moderne wetenschap. In de wetenschap is er regelmatig sprake van zogenaamde “axioma’s”, een moeilijk woord voor aannames. En, … een aanname is niets anders dan iets geloven of aanvaarden zonder [sluitend] bewijs hiervoor!
Een prachtig voorbeeld hiervan is wel de zogeheten evolutie theorie. Deze theorie (het heet niet voor niets een theorie) vertoond zeer veel lacunes. Er zijn veel aannames voor nodig en de theorie ontbeert harde bewijzen. Ik wijs in dit verband bijvoorbeeld op de vele “ontbrekende schakels” in deze theorie. Tóch wordt deze theorie door veel wetenschappers als waarheid verkondigd. Veel mensen die het Christelijke geloof afwijzen, aanvaarden wél deze theorie (of moeten we hier –gezien het vorenstaande- ook spreken van een geloof?).
Het empirisch en rationeel denken heeft daarom weinig vaste grond. Immers; ook binnen deze stromingen is er sprake van veel aannames of, met andere woorden, geloof. We kunnen daarom rustig stellen dat er minstens evenveel – en in mijn overtuiging zelfs meer - bewijs is voor de Christelijke als voor de ’wetenschappelijke’ benadering van het leven in al haar facetten.
De Bijbel leert, zoals we al zagen, dat geloven dus geen kwestie is van kunnen, immers: ieder mens gelooft zekere zaken, maar een kwestie van willen. Geloof is een methode van waarnemen of van leren waarbij bepaalde criteria worden geaccepteerd als basis van de realiteit. Het is noodzakelijk om geloof op die manier te gebruiken –ook in het dagelijkse leven- want wanneer we voor alles een rationeel of experimenteel bewijs zouden eisen, zouden we niets meer kunnen doen. Dit geld dus óók voor de zogenaamde “ongelovige”!
Hoe krijg je een sterk geloof
Het hebben of krijgen van een sterk geloof is geen overbodige luxe. Recentelijk zagen we hoe in heel Nederland de politiek op zijn kop werd gezet door één persoon en miljoenen mensen totaal ontredderd raakten toen deze éne persoon –waarop zij al hun hoop hadden gevestigd- werd vermoord. Onze hoop, als christen, is niet op een mens. Onze hoop is op Christus. Maar die hoop moet je wel vast kunnen houden.
Veel gelovigen zijn door kleine dingen totaal uit het veld geslagen. Zij kunnen door de geringste tegenslag het geloof verliezen, hun vertrouwen in God kwijt raken. Dit wordt veroorzaakt doordat zij een zwak geloof hebben.
Een voorbeeld van een zwak geloof is het geloof dat gestoeld is op “ervaringen” of op “gevoel”. Zodra de “ervaring” (tekenen, wonderen, tongen spreken, enz) of het “gevoel” er [tijdelijk] niet meer is, is God niet meer “tastbaar” aanwezig en voelt men zich door God verlaten. Paulus zei dat we zéker mochten zijn van de dingen die we niet konden zien. Daar valt ook onder: niet voelen of ervaren. Maar, hoe krijg je zo’n geloof?
De belangrijkste bronnen voor een sterk geloof zijn:
- christelijk onderricht
Kolossenzen 2:6, 7: “opgebouwd wordend”, “zoals u geleerd is”. Het sterkste en stabielste geloof is het resultaat van ‘christelijk onderricht’. Dat is: het proces waarbij de gelovige gegrond en opgebouwd wordt in zijn geestelijk leven door onderwijs te ontvangen middels o.a. bijbelstudie, prediking, etc. maar uiteraard ook door zelfstudie. Romeinen 10:17: “het geloof uit het horen door het woord van Christus”. Met andere woorden het is belangrijk om voortdurend om te gaan met het Woord van God, de Bijbel. - Werking van de Heilige Geest
Galaten 5:22-25. Door ons open te stellen voor het Woord en de werking van de Heilige Geest zullen wij vrucht dragen en zal onze levenswandel in overeenstemming met Gods Woord zijn. Eén van de vruchten van de Geest is geloof. We moeten God’s geest toestaan in ons te werken en zo zal ons geloof groeien/sterker worden. - Dagelijkse oefening van het geloof
Zie ondermeer Hebreeën 4:1-3, Jakobus 1:3. “de beproefdheid van uw geloof volharding (=kunnen volhouden in geloof) uitwerkt”. De zekerheid van ons geloof moeten we dagelijks [kunnen] toepassen. Als we dit niet doen, er niet uit- of naar leven, dan houden we het niet vol om te [blijven] geloven, dan glijden we op den duur af, verliezen ons geloof. Als we dit geloof oefenen, of “beoefenen”, dan krijgt dit ook zijn uitwerking! Efeze 3:17-20.
“geworteld en gegrond” – daarin sterk (op)groeien, zoals een boom vast staat op zijn wortels;
“breedte, lengte, diepte, hoogte” – een begrip krijgen van het voor de mens ondoorgrondelijke werk van Christus. Immers: welk normaal mens begrijpt dit? Alléén wanneer je het wilt geloven zul je het kunnen begrijpen;
“de kennis te boven gaat” – dat wil zeggen: alle normale menselijke kennis. We kunnen daar boven uit stijgen als we geloof als basis willen nemen.
Met andere woorden: door geloof kunnen we boven alle menselijke kennis uitstijgen en een begrip krijgen van het werk van Christus en door de dagelijkse oefening er van kunnen we volharden in ditzelfde geloof wanneer het moeilijk voor ons wordt. - Omgang met de Heere Jezus
Ten eerste is er de dagelijkse persoonlijke omgang met de Heere Jezus: het gebed. Maar ook als christenen met elkaar de omgang met de Heere Jezus zoeken door gezamenlijke broodbreking, schriftstudie, gebed!
Hebreeën 12:2, Handelingen 1:14, 2:41-42, 5:12. Dit “voleindigt” ons geloof, het maakt het compleet.
Bewijs voor God
We hebben nu uitgebreid gesproken over geloof en het geloven in (het bestaan van) God zonder dat wij daarvoor veel tastbare bewijzen op tafel hebben gelegd. Dit was ook niet nodig omdat wij nu een andere methode hebben gevolgd: aantonen dat iedereen geloof heeft!
Er zijn echter, zoals eerder genoemd, veel mensen die zeggen niet te kunnen geloven in God als er voor Zijn bestaan geen bewijzen zijn. Hoewel het naar mijn mening dus zo is dat er geen sprake is van kunnen geloven maar dat het hen aan de wil ontbreekt om te geloven, zou ik tot slot enkele “bewijzen” willen geven vanuit verschillende invalshoeken om ook deze mensen tegemoet te komen:
De filosofische methode
De filosofische methode is er op gericht het bestaan van God met argumenten te bewijzen.
- Het bewijs vanuit het ‘zijn’, oftewel de ontologische methode. De gedachte is dat zoveel mensen een besef hebben van iets dat volkomen is dat er wel een God moet zijn omdat God de enige is die volkomen is. In het Christendom wordt in dit verband ook wel gesproken over het bij iedereen aanwezige “godsbesef”.
- Het bewijs vanuit het bestaan: het kosmologische argument. Een heelal kan niet vanzelf zijn ontstaan, maar moet wel een oorzaak buiten zichzelf hebben. Die oorzaak wordt door de mens dan God genoemd, God als de Schepper wordt hiermee bewezen geacht;
- Het bewijs vanuit het doel. Het teleologische argument. Achter ieder ontwerp moet wel een ontwerper staan, een architect, en de ingewikkeldheid achter alles wat wij zien wijst dan ook op God als de ‘grote Architect’ van alles;
- Het bewijs vanuit de mens, het antropologische argument. De mens is een denkend wezen dat morele waarden kent, de aard en het bestaan van de mens zijn onverklaarbaar zonder een God van wie de mens een afbeelding is.
De laatste drie argumenten worden ontkend door de evolutionisten, voor de eerste hebben zij geen verklaring. De filosofische methode gaat echter uit van de menselijke redenering.
Paulus sluit aan op deze redenering in onder andere Romeinen 1:20-21. “Met het verstand doorzien”. Oftewel: volgens Paulus kan elk logisch denkend mens zien dat God rondom ons aanwezig is in de schepping.
De historische methode
De historische methode baseert zich voornamelijk op de volgende zaken:
- archeologische vondsten die de Bijbelse verhalen onderstrepen als waar of op zijn minst aannemelijk. Er zijn zéér veel van dergelijke vondsten. De redenering is: als deze Bijbel met zoveel tastbare bewijzen gestaafd kan worden, dan is hetgeen niet te bewijzen is maar óók in datzelfde boek is beschreven zéér aannemelijk. Een bekend boek wat zich grotendeels op deze methode baseert is “De Bijbel heeft toch gelijk” van Werner Keller;
- bronnen onderzoek. Een methode die alom geaccepteerd is in de geschiedschrijving: leg verschillende [oog]getuigenverslagen naast elkaar, kijk–en–vergelijk. Op die manier kun je er niet omheen dat wat in de Bijbel beschreven wordt, voor zover het de historische feiten betreft, bevestigd wordt door andere geschiedschrijving. Een heel klein voorbeeldje illustreert dit: toen de Spanjaarden in Zuid Amerika in contact kwamen met de indianen daar (Azteken, Inca’s) bleek dat deze –tot hun verbazing- een verhaal kenden dat handelde over ene “Noë” die met zijn schip vol dieren een enorme vloed trotseerde en als enig mens met zijn familie overbleef... Deze Noë bleek dus niemand anders te zijn dan Noach! Oftewel: aan de andere kant van de wereld werd was bij totaal “onverdachte bron” de Bijbelse verslaglegging over Noach bekend.
De Bijbel is voor een groot gedeelte een [getrouwe] verslaglegging van het handelen van God met de mensheid en de geschiedenis van een volk: Israël. Het is ook niet één boek; het zijn er 66. Met verschillende schrijvers, die ooggetuige zijn geweest of verschillende ooggetuigen hebben gehoord of zélf onderwerp van handeling zijn.
Een prachtig voorbeeld van zo’n stuk geschiedschrijving vinden we in Lukas 1:1-4 en Handelingen 1:1-3. Lukas schreef deze boeken, die oorspronkelijk dus bedoeld waren als verslaglegging van een historisch onderzoek dat hij uitvoerde voor ene Teofilus. Waarschijnlijk is zijn verslaglegging bedoeld als verdediging voor het Christelijke geloof, tegenover de Romeinen. Lukas was een hoogontwikkelde, Griekse, arts (Kolossenzen 4:14) en –later- een medearbeider van Paulus. Volgens de kenners schreef hij met een zeer verfijnd taalgebruik en is zijn verslaglegging de meest gedetailleerde die er is.
Het “Evangelie van Marcus” is eveneens een historische verslaglegging, al heeft het een andere invalshoek. De kerkvader Papias laat weten, in 130 na Christus, dat Marcus als “Petrus tolk … precies heeft opgeschreven alles wat hij zich herinnerde van wat Christus heeft gedaan of gezegd”. De reden dat Marcus het schreef in plaats van Petrus zelf is waarschijnlijk gelegen in het feit dat Marcus het Grieks beter beheerste dan Petrus, die Aramees sprak. Marcus heeft als jonge man overigens de Heere Jezus zelf ontmoet maar behoorde niet tot de kring van de discipelen.
Met andere woorden: de Bijbel zelf is een verzamelband van boeken waar vaak via de geaccepteerde methoden accuraat verslag is gedaan van gebeurtenissen.
De Bijbelse methode
In ons menselijk verlangen naar ‘bewijzen’ komt de Bijbel, of eigenlijk God zélf, ons tegemoet door te voldoen aan onze methoden van bewijsvoering voor zaken. De Bijbel gaat echter helemaal niet uit van menselijk redeneren.
Het belangrijkste Bijbelse argument is dan ook niet dat God bestaat -en de eventuele menselijk geaccepteerde bewijzen daarvoor- en dat Hij de oorzaak is van alle dingen. Het belangrijkste argument over God is dat Hij gesproken heeft, er is een boodschap van God aan de mensen:
Handelingen 17:30-31.
God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken.
De openbaring van God, Zijn handelen met de mens, enz., kan door iedereen met het verstand worden doorzien. Maar de veel rijkere en diepere openbaring van God in Zijn Woord, Jezus Christus, kan alleen door het geloof worden aanvaard.Zónder geloof is het onmogelijk God écht te kennen en gaat Zijn openbaring aan ons voorbij [Hebreeën 4:2, Hebreeën 11:6].
Bronnen:
- “Grace Notes”, Village Missions International, vert. Stephan Soeteweij, CWL 058. http://www.ping.be/ontmoeting/
- “Wat gelooft een Christen?” – R.H. Matzken
- Schematische Bijbellessen - Dr. C.I. Scofield
- Kanttekeningen bij de Staten Vertaling
- “De Bijbel gaat open” – Mary Batchelor
Alle rechten © Bijbel Aktueel – 2002. Het is toegestaan deze studie ongewijzigd en zonder winstoogmerk aan anderen door te geven.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.