De laatste uren voor Golgotha.
De laatste uren voor Golgotha.
Het lijden en sterven onze Here Jezus Christus is niet in een paar simpele woorden uit te leg-gen, áls we het al zouden begrijpen, naast de lichamelijke pijn en nood heeft Hij geestelijk onnoemlijk zwaar geleden. In dit schrijven gaan we niet uitputtend op de bijbelteksten in maar willen we globaal bekijken wat er al zo is gebeurd en wat de geschiedschrijvers er over te vertellen hebben. Ook bekijken we, doormiddel van afbeeldingen, hoe de situatie, toen destijds, er uitzag in Jeruzalem.
Op de hiernaast afgedrukte kaart kunnen we zien hoe er met de Here Jezus, die zwaar gemarteld was, gezeuld is door de stad. Dit alleen had Zijn dood kunnen zijn.
De schriftgeleerden hadden een appeltje met Hem te schillen en daar kwam nog bij dat Hij zo’n bekend en geliefd Persoon was bij het volk dat één en ander omzichtig “behandeld” moest worden. Vaak hadden ze met list en bedrog geprobeerd de Here “er in te laten lopen”, maar elke keer “pakte” Hij hen op hun eigen woorden, of vroeg Hij hen, en vertelde later, de juiste uitleg van de Schriften. De Farizeeën, Sadduceeën en Herodianen bereikten niets tegenover zoveel ontwapenend vernuft en zij besloten om tegen hem samen te spannen. De teerling was geworpen, Hij moest en zou sterven.
Het verraad en het naderende einde
Het meest schokkende verraad kwam echter uit de kring der apostelen. Judas Iskariot, door sommigen beschouwd als de handigste zakenman onder de leerlingen en daarom de penningmeester van dit zeer zuinige gezelschap, had heimelijk zijn geloof verloren. Misschien was hij teleurgesteld dat Jezus de macht niet had gegrepen zoals velen uit de enthousiaste menigte die hem enkele dagen eerder hadden begroet. Mattheus zegt dat Judas er op woensdag mee akkoord ging dat hij voor een som geld zijn meester aan diens vijanden zou uitleveren als de tijd rijp was. Dat hij het alleen maar voor het geld deed is niet waarschijnlijk. Het bedrag van 30 zilverlingen dat Mattheus noemt was de gewone prijs voor een slaaf, maar in de Romeinse tijd kon je er net een toga voor kopen. De diepere motieven van Judas zullen wij nooit meer te weten komen, maar zijn afvallig gedrag en het verraad dat hij pleegde stonden niet los van de stemming die er in Jeruzalem heerste. Naarmate het Paasfeest naderde raakte het enthousiasme voor Jezus steeds duidelijker over zijn hoogtepunt heen.
Zelfs toen het gevaar toenam wees Jezus er zijn leerlingen nog op dat de zaken anders lagen dan het leek. Zeker, hij zou gedood worden en verslagen lijken, maar daarop zouden grote vernietigingen volgen. De groep reisde elke dag heen en weer naar de stad en bracht daar de dag door tussen de imposante marmeren zuilen van de tempel. Maar, waarschuwde Jezus, “geen steen zal op de andere gelaten worden, alles zal worden verwoest.” (Mattheus 24)
De toekomst zag er steeds onheilspellender uit. De leerlingen moeten zo onder de indruk zijn geweest door al deze gebeurtenissen dat zij aanvankelijk niet doorhadden wat Jezus allemaal zei. Hij sprak over beproevingen die eraan kwamen, het verraad, zijn reeds aangekondigde dood en tenslotte de voorspelling dat de tempel van Herodes de Grote verwoest zou worden. Dat leek niet erg op de Messiaanse verwachtingen, zoals die al eeuwen in de harten van de mensen leefden. Enkelen van hen waren misschien nog in leven, toen Jeruzalem in 70 n.C. verwoest werd. Na een belegering van vele maanden door 80000 soldaten (Het getal 8 staat voor een veranderde situatie) van keizer Titus werd het trotse middelpunt van het Jodendom* ingenomen en door de veroveraars in brand gestoken. Ook van de tempel bleef nauwelijks iets over.
Getal 8. (Tempel verwoest) Op het moment dat de Here aan het hout stierf, “stierf” óók de bedeling der wet en was de tempel overbodig. 70 jaren na de dood van Christus werd Jeruzalem verwoest. Dit was een drama voor het Jodendom maar een zegen voor de Gemeente, door de verwoesting van de stad werden de volgelingen van Christus verstrooid over de aarde en traden op als evangelisten en getuigen. Dóór de verwoesting van Jeruzalem werd de verbreiding van het evangelie versneld en de genade van de Here over de mensheid uitgestort. |
Denkend aan zijn eigen naderende dood - zo verhaalt Mattheus - waarschuwde Jezus de leerlingen dat ook zij gingen sterven, hoewel zij nog niet wisten wanneer zij zouden worden geroepen. Jezus beschreef de dag dat de Mensenzoon allen voor zich zou verzamelen en, als een herder, de bokken van de geiten zou scheiden. Op dat moment zou hij allen verwelkomen in het koninkrijk Gods, allen die hongerigen hadden gevoed, dorstigen gelaafd, vreemdelingen onthaald, de naakten gekleed en zieken en gevangenen bezocht, want, “al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders (Joden!), hebt gij voor Mij gedaan”. Daartegenover zou hij hen die zulke daden van barmhartigheid hadden nagelaten het eeuwig vuur inzenden, want; “al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan.”
Twee dagen voor Pasen zat Jezus te eten bij Simon de Melaatse in Betanië, toen er een vrouw binnenkwam met een kruik vol kostbare nardusolie, die zij hem over het hoofd goot. Sommigen van de aanwezigen vonden dat zonde, de zalf had meer dan 300 denariën op kunnen brengen die dan aan de armen hadden kunnen worden gegeven. Een dagloner verdiende maar één denarie per dag. Maar Jezus zei: “Het is toch een goed werk dat zij aan Mij heeft gedaan. Armen hebt gij altijd in uw midden en gij kunt hun weldoen, wanneer gij maar wilt; maar Mij hebt gij niet altijd.’” De vrouw had - zo vertelde hij - zijn lichaam gezalfd voordat het begraven zou worden.
Het laatste avondmaal
Op donderdagavond kwam Jezus met de apostelen bijeen in een “bovenzaal”, die door iemand werd verhuurd die niet met name genoemd wordt. Daar gebruikten zij de maaltijd die de geschiedenis is ingegaan als ’Het Laatste Avondmaal’. Mattheus, Marcus en Lukas geven aan dat het om een traditionele Paasmaaltijd ging. Johannes houdt het op de dag voor Pasen, hetgeen veel bijbelgeleerden goed uitkomt, die zeggen dat het proces dat in de nacht en de vroege ochtend zou plaatsvinden nooit tijdens het Paasfeest gehouden kan zijn. Hoe dan ook, Jezus gaf een geheel nieuwe betekenis aan deze maaltijd was zo’n diepe sfeer van verbondenheid met Hem dat Zijn volgelingen de maaltijd, die een type was van het volmaakte offer, later als een blijvend symbool van het verbond met hun Heer herdenken.
Johannes 13:3-15 zegt dat bij de aanvang van de maaltijd Jezus zijn leerlingen een voorbeeld wilde geven door zijn rol van meester in te ruilen voor die van een simpele huisknecht. Hij deed een schort voor, goot een bak vol water en begon hen voeten te wassen. De leerlingen wisten met houding geen raad, maar Jezus maakte hen duidelijk dat Hij met dit gebaar bedoelde: “Maar als Ik, de Heer en leraar al a uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen.”
Het onderdeel van de maaltijd dat in de herdenking van Zijn dood zo centraal zou komen te staan wordt beschreven door Mattheus, Marcus en Lukas. Toen ze zaten te eten pakte Jezus het ongezuurde brood dankte God en brak het in stukken die hij uitdeelde aan de leerlingen. “Dit is mijn Lichaam,” zei Hij. Even later nam hij een beker wijn, dankte God opnieuw en liet de beker rondgaan. Hij sprak: “Dit is mijn Bloed van het Verbond, dat vergoten wordt voor velen.” (Marcus 14:22-24.) Hij verwees naar het fragment in Exodus 24, waar het verbond tussen God en zijn volk wordt gesloten na de verlossing uit Egypte.
Voor de leerlingen kreeg de viering van die verlossing voor altijd een nieuwe inhoud. Dit feest had altijd in het teken van het verleden (de wet) gestaan, maar richtte zich nu op de toekomst (genade). En Jezus vestigde hun aandacht op wat er ging gebeuren, want Hij zei: “Voorwaar ik zeg u: Ik zal niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt tot op de dag waarop Ik het, opnieuw, zal drinken in het Koninkrijk van God.”
Gewoonlijk is Pasen een feestelijke gelegenheid, het hoogtepunt van het jaar. De Talmud spreekt van “smakelijk als een olijf”. Maar deze nacht stond in het teken van sombere gedachten. Jezus sprak over zijn naderende dood en kondigde op een pijnlijk moment aan dat iemand in dat vertrek hem zou verraden. Het zou iemand zijn die met hem in dezelfde schaal zou dopen. Toen Judas een stuk brood pakte - volgens Johannes zelfs uit de hand van Jezus reageerde niemand. De leerlingen waren niet bij machte te doorgronden wat er gebeurde. Jezus gaf zich over aan wat nu eenmaal moest komen en zei tegen Judas: “Wat gij te doen hebt, doe dat spoedig.” Judas vertrok direct.
In de kostbare momenten van vriendschap die volgden toen Judas weg was, sprak Jezus over de liefde die Zijn leerlingen voor elkaar moesten voelen. Tijdens deze maaltijd lagen zij waarschijnlijk op banken, net zoals de Romeinen. Het was de stilte voor de storm. Verzadigd peinsden zij over de woorden van hun meester, onder het licht van olielampen in de koele lentenacht. Zij stelden Jezus vragen en beloofden hem hun trouw. Maar Jezus voorspelde dat uitgerekend de zo toegewijde Simon Petrus, hoezeer hij ook bezwoer voor Jezus te willen sterven, voordat de haan zou kraaien driemaal zou loochenen dat hij hem kende. Het was duidelijk dat de gebeurtenissen elkaar snel gingen opvolgen.
In zijn laatste uren sprak Jezus de apostelen bemoedigend toe. Zij moesten proberen hun bestemming te vinden in het dienen van de mensheid. Zelfs in hun moeilijkste momenten konden zij vertrouwen op het koninkrijk dat God hen ten geschenke zou geven. Zij moesten vertrouwen op zijn wederkomst en zich na zijn dood door de Heilige Geest laten leiden. In een lange monoloog, opgetekend door Johannes, beveelt Jezus zijn leerlingen: “...dat gij elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. Geen groter liefde kan niemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden. Gij zijt mijn vrienden, als gij doet wat Ik u gebied.” Hun pad zou niet gemakkelijk zijn, maar zij zouden een diepe en onverstoorbare vrede vinden. Hij die op het punt stond verraden te worden zei: “Weliswaar leeft gij in de wereld in verdrukking, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.”
Daarna richtte Jezus zijn blik ten hemel en bad hij voor de apostelen, die hij de wereld inzond gelijk zijn Vader hem de wereld in had gezonden:
“Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid”. Hij bad ook voor hen die na de verkondiging van de apostelen in hem zouden gaan geloven: ’...opdat zij allen een mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U; dat ook zij in Ons mogen zijn, opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt.”
De tweestrijd in de hof
Even later gingen de apostelen samen met Jezus de stad uit door het dal van Kidron, naar een tuin op de Olijfberg, genaamd Gethsémane. Misschien was het wel de olijfgaard van een volgeling. Jezus en zijn leerlingen hadden er al vaker rust gezocht. Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes mee en vroeg de anderen te wachten terwijl hij zich afzonderde om te bidden. Overstuur door het gruwelijke lot dat hem wachtte zei Jezus tot de drie mannen dat zij moesten wachten, terwijl hij een eind verderop alleen ging bidden. Op de grond gelegen bad hij: ’Abba, Vader, ...voor U is alles mogelijk; laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik, maar wat Gij wilt.’
Daarna voegde hij zich weer bij zijn volgelingen. Die waren, na alle gebeurtenissen van die week, aan het eind van hun lichamelijke en geestelijke krachten en lagen te slapen. Dus zei hij tot Petrus: “Simon, slaapt ge? Ging het dan uw krachten te boven een uur te waken? Waakt en bidt dat gij niet op de bekoring ingaat. De geest is gewillig, maar het vlees is zwak.” Tweemaal ging hij weg om te bidden en steeds trof hij, als Hij terug kwam, de apostelen slapend aan. Toen zei hij: “Staat op, laten we gaan; mijn verrader is nabij.”
Plotseling was de hof vol licht en rumoer. Gewapend met zwaarden en toortsen kwamen de soldaten en tempelwachters met knotsen en stokken* eraan, Judas voorop (Marcus 14:43). Hij kuste Jezus, de normale manier waarop men een gerespecteerde leermeester begroette. Zo verraadde hij Jezus aan zijn vervolgers, die hem onverwijld arresteerden. Jezus bood geen enkel verzet, maar Petrus trok zijn zwaard en sloeg een van de dienaren van de hogepriester het oor af. Maar Jezus zei: “Laat het hierbij!” en bevestigde het oor weer aan het hoofd van de man.
* Aan de knotsen en stokken van de hogepriesters en hun zonen uit het huis van Boëthus herinnert een spotlied in de Talmud: “Ik ben ziek van het huis van Boëthus: ik ben ziek van hun knotsen! Ik ben ziek van het huis van Annas: ik ben ziek van hun aanbrengerij!” Het lied eindigt: “Want zij zijn hogepriesters, en hun zonen schatbewaarders, en hun schoonzoons beheerders, en hun dienaren slaan het volk met stokken.” Onder de met name genoemde hogepriesters vinden wij één bekende naam, “Annas”, uit de Evangeliën. Hogepriester Joseph Ben Kaiapha was benoemd door de Romeinse procurator Valerius Gratus. Hij bleef ook onder Pontius Pilatus in zijn ambt. (van 18-36 na Christus) De Joodse religie was diep gezonken! De hogepriester, een religieus ambt door God ingesteld, werd door de bezetter benoemd evenals de tollenaars die hun ambt kochten van de Romeinen. Aangezien de procuratiehouders erg corrupt waren kunnen we er gevoeglijk van uit gaan dat Hogepriester Joseph ben Kaiapha (Annas) veel geld heeft betaald voor zijn machtige positie. De Here Jezus sprak vaak minachtend over deze mannen, Hij doorzag hen en wist van hun macht – en geldzucht.
Jezus staat voor Annas en Kajafas
De gebeurtenissen volgden elkaar nu snel op. De stilte van de nacht in de oude stad werd verschillende malen verstoord. Wat er precies gedurende die nacht en de dag erna plaatsvond is uiterst moeilijk te reconstrueren, want de evangeliën geven uiteenlopende versies. Het evangelie van Johannes vertelt dat Jezus eerst naar de deftige buurt bij de berg Sion werd gebracht, naar het huis van Ananas, die vroeger hogepriester was geweest en die de schoonvader was van de toenmalige hogepriester Kajafas. Deze vooraanstaande Jood en sluwe politicus begon Jezus over zijn leerlingen en over zijn leer te ondervragen, alsof het om een geheimzinnige aangelegenheid ging. Jezus wierp tegen dat hij altijd in alle openheid in de tempel en in de synagogen gepredikt had. “Ondervraag de mensen die gehoord hebben wat Ik hun heb verkondigd. Die weten goed wat Ik heb gezegd.” Een officier gaf Jezus een klap vanwege dat brutale antwoord, maar de ondervraging was ten einde. In boeien werd Jezus naar Kajafas gestuurd en vervolgens naar de Romeinse procurator, Pontius Pilatus, om door hem berecht te worden. Johannes vermeldt wel dat zoals Jezus voorspeldt had dat Petrus nog voor de haan kraaide driemaal ontkende iets met hem te maken te hebben.
Het evangelie van Johannes spreekt niet over een proces voor een echte rechtbank, alleen over een ondervraging door Annas, de ex-hogepriester. Mattheus en Marcus leggen andere accenten. Jezus werd na Zijn arrestatie voor Kajafas geleid, de hogepriester, die alle vooraanstaande priesters om zich heen had verzameld. Toen hield het Sanhedrin daar een proces, midden in de nacht. Er kwamen, volgens Marcus, alleen valse getuigen aan het woord en hun verklaringen stemden niet overeen. Mattheus zegt dat er twee zeiden dat Jezus had beweerd dat Hij de Tempel van God kon afbreken en binnen drie dagen weer kon opbouwen. Ondanks deze verklaringen echter draaide het proces eigenlijk maar om één punt, dat de hogepriester, volgens Marcus 14:61-62, aan Jezus voorlegde: “Zijt Gij de Christus, de zoon van de Gezegende?” Jezus antwoordde: “Ja, dat ben ik; en gij zult de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Macht en komende met de wolken des hemels”. Zowel woorden als “Gezegende” als “Macht” werden beschouwd als woorden voor “God”. Daarom werd deze verklaring als godslasterlijk aangemerkt, een openlijke bewering van een mens dat hij God was, en werd Jezus veroordeeld.
Tijdens het proces stond Petrus op de binnenplaats, Juist op het moment van de “bekentenis en veroordeling” van Jezus loochende hij voor de derde maal Jezus gekend te hebben, op dat moment kraaide een haan. Toen barstte hij in snikken uit. De volgende morgen droeg het Sanhedrin, na overleg, Jezus over aan Pilatus. Lukas geeft nog een derde kijk op de feiten. Na Zijn arrestatie werd Jezus naar het huis van de hogepriester gebracht en daar de hele nacht op de binnenplaats vastgehouden. Petrus bevond zich daar ook, bij een vuurtje dat er brandde. Het geeft aan zijn trouweloosheid een extra schrijnende kant. Zelfs met Jezus zo dichtbij kon hij niet de moed opbrengen toe te geven dat hij een leerling was. Twee keer beweerde hij niets van Jezus af te weten. Nog een derde keer sprak hij die woorden uit en “... meteen kraaide een haan”. Toen keerde de Heer zich om en keek Petrus aan; Op dat moment schoot het Petrus te binnen hoe de Heer hem gezegd had: “Voor dat er vandaag een haan kraait, zult ge Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en begon bitter te wenen.” Toen de ochtend aanbrak werd Jezus ten slotte voor het Sanhedrin geleid. Weer ging het vooral om de vraag of hij al dan niet beweerde de Christus en de Zoon Gods te zijn. ’Als Ik het u zeg, zult ge er toch geen geloof aan hechten,’ antwoordde Jezus. Lukas vermeldt geen vonnis, maar zegt dat het hele gezelschap met Jezus naar Pilatus ging.
Tot op de dag van vandaag zijn de geleerden het er niet over eens of het Sanhedrin wel het recht had iemand de doodstraf op te leggen. In ieder geval is zeker dat de uiteindelijke beslis-sing aan de Romeinse procurator was en dat die ten alle tijde kon ingrijpen als hij dat wilde.
Pilatus en Herodes Antipas
Het was algemeen bekend dat de Romeinse procurator, Pontius Pilatus, de Joden en hun geloof haatte. Hij wilde alleen de orde handhaven en er zelf beter van worden. Toen Jezus voor hem verscheen interesseerde het hem niets of Jezus de God van de Joden belasterd had. Een ding wilde hij weten: “Zijt Gij de koning der Joden?” Dat beweerden namelijk veel van de talloze opstandelingen tegen het Romeinse bewind; op dat moment er zaten er verschillenden van hen in de kerkers van Pilatus gevangen. Jezus ontkende niet, maar antwoordde: “Gij zegt het,” waarna hij geen vragen meer beantwoordde.
Alle evangeliën geven aan dat Pilatus Jezus niet wilde laten terechtstellen. Volgens Johannes was er sprake van een dialoog tussen de beide mannen toen Jezus beweerde dat zijn koninkrijk weliswaar niet van deze wereld was, maar dat hij wel degelijk tot het koningschap geroepen was en om van de waarheid te getuigen. De Romein, cynisch geworden door de intriges van de politiek, vroeg: ’Wat is waarheid?’
Het kan ook zijn dat Pilatus heen en weer werd geslingerd tussen zijn minachting voor deze Jood, die zo brutaal was dat hij niet eens op vragen wilde antwoorden, en zijn verachting voor de joodse leiders die hem hadden aangebracht. De manier waarop Pilatus met de Joden omging stond slecht bekend. Philo van Alexandrië zegt dat hij een bewind voerde “vol van corruptie, geweld, misdaden, executies zonder proces en eindeloze hartvochtige wreedheid.”
Pilatus liet Jezus ombrengen alsof hij een vlieg doodsloeg, maar wilde niet de indruk wekken de Joden ter wille te zijn. Hij zou trouwens later door de Romeinse gouverneur van Syrië naar Rome teruggezonden worden om er terecht te staan wegens misbruik van zijn ambt.
Hoe dan ook, de evangeliën zeggen dat Pilatus niet vond dat Jezus iets gedaan had dat de doodstraf rechtvaardigde maar dat hij Hem desondanks liet executeren. Dat het voor Pilatus maar een spelletje was wordt bevestigd door het verhaal in Lukas dat Jezus naar Herodes Antipas werd gestuurd, die vanuit Galilea naar Jeruzalem was gekomen voor de viering van het Paasfeest.
Herodes vond het prachtig Jezus voor zich geleid te krijgen. Hij wilde graag een wonder zien. Misschien wilde hij zich ervan vergewissen dat Jezus toch niet de wederopgestane Johannes de Doper was. Jezus, die ooit vol minachting de heerser had aangeduid als een ’vos’, weigerde te spreken. Buiten zichzelf liet Herodes zijn soldaten de gevangene beschimpen en uit kwaadaardige humor trokken zij hem een ’schitterend gewaad’ aan, misschien een mantel van de koning zelf. De koning liet de beslissing aan Pilatus over. Lukas zegt: “Op diezelfde dag werden Herodes en Pilatus vrienden; tevoren namelijk leefden zij in onderlinge vijandschap.’
Even nog dacht Pilatus de aristocratische priesters dwars te kunnen zitten in hun verlangen zich van Jezus te ontdoen. Hij paste een slimme truc toe, maar die werkte uiteindelijk in zijn eigen nadeel. De Romeinen stonden de Joden toe om met Pasen gebruik te maken van een oud recht waardoor aan een veroordeelde misdadiger amnestie werd verleend. Op dat moment wachtte Barabbas, een moordenaar die actief betrokken was geweest bij een opstand tegen de Romeinen, op de uitvoering van zijn doodvonnis. Pilatus, misschien denkend aan Jezus’ populariteit onder het volk, bood de menigte de keuze: Barabbas vrij of Jezus, “de Koning der Joden”
De menigte zag haar kans schoon een actieve strijder tegen de Romeinen vrij te krijgen en schreeuwde: ’Laat ons Barabbas vrij.’ Pilatus schrok en probeerde nog de in zijn ogen minst gevaarlijke van de twee los te laten. ’Wat moet ik dan met Hem, die gij de koning der Joden noemt?’ Nu schreeuwden ze opnieuw: ’Kruisig hem!’ Daarop vroeg Pilatus hen: “Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?” Maar zij schreeuwden nog harder: “Kruisig Hem!”
De menigte wilde nu perse Barabbas vrij hebben, hoewel dat de dood van Jezus betekende. Pilatus moest zijn plan laten varen. hij voelde dat er rellen in de lucht hingen en liet een bak water brengen. Daar waste hij openlijk zijn handen in: “Ik hen onschuldig aan het bloed van deze rechtschapen man; gij moet het zelf maar verantwoorden.” Toen gaf hij bevel Barabbas vrij te laten en Jezus terecht te stellen.
Geseling en kruisiging
De dood aan het kruis, door Cicero beschreven als “de wreedste en gruwelijkste straf”, werd in Palestina alleen toegepast op misdadigers die geen Romeins staatsburger waren, zoals opstandelingen en slaven, en bij zeer zware vergrijpen. Hij wilde een gruwelijk voorbeeld stellen. De straf was waarschijnlijk afkomstig van de Perzen en in het Midden-Oosten verspreid door Alexander de Grote. De Romeinen hadden er een uiterst langzame en pijnlijke martelgang van gemaakt.
Eerst werd de veroordeelde uitgekleed en aan een paal gebonden, waarna hij met een korte leren zweep (pagrum) 39 slagen kreeg. De riemen van de zweep bevatten stukjes lood en schapenbot die diep in het vlees sneden. Meestal sloegen twee soldaten om de beurt. Het was de bedoeling zoveel bloedverlies en pijn te veroorzaken dat het slachtoffer al bijna dood was. Joséphus zegt dat er joodse opstandelingen waren die al door de zweep aan stukken waren gereten voordat zij gekruisigd werden. Deze marteling verzwakte het slachtoffer zozeer dat hij het aan het kruis niet lang meer uithield. Voor Jezus kwam daar nog bij dat hij die nacht niet geslapen had, emotioneel en lichamelijk was mishandeld, voor diverse rechters was verschenen en bij elkaar zo’n vier kilometer had moeten lopen. Hij werd van de paal losgemaakt en in een rode mantel gehuld, kreeg een doornenkroon op en werd door de soldaten bespuwd.
Op dat moment schijnt Pilatus nog teruggekomen te zijn en gezegd te hebben: ’ziehier de mens’. Hij wilde de menigte met de gevolgen van hun keuze confronteren en hun de verantwoordelijkheid voorde terechtstelling in de schoenen schuiven.
De kruisweg.
(In dit schrijven gaan we uit van één van de meerdere versies die over de methode van kruisigen aan ons zijn overgeleverd, voor andere versies is evenwel ook veel te zeggen)
De gevangene moest zelf het “patibulum” (de horizontale balk) van het kruis naar de plaats van de executie dragen, in Jeruzalem was dat de kale heuvel Golgotha, die net buiten de stadsmuren lag. Daar stond een stevige houten paal die gebruikt kon worden als “stipes”, de verticale balk van het kruis.
Jezus wankelde over de ruwe stenen onder het gewicht van het “patibulum”, die bijna twee meter lang en bijna 60 kg zwaar was. Verzwakt door uitputting en bloedverlies kon hij het gewicht niet meedragen. De soldaten dwongen een Jood genaamd Simon, die uit Noord-Afrika kwam, de balk achter de bloedende Jezus aan te dragen. De afstand was nog ongeveer 500 meter.
Een grote menigte volgde, waaronder veel huilende vrouwen. Op een bepaald moment draai-de Jezus zich naar hen om en zei hij tot hen dat ze beter om zichzelf dan om hem konden huilen, immers: “...als men zo doet met het groene hout, wat zal er dan met het dorre gebeuren?” Als Hij, een onschuldige, al zo wreed werd gemarteld, wat zou dan niet het lot zijn van dit misdadige Jeruzalem?
Toen Jezus op de top van Golgotha was aangekomen werd hij ontkleed en tegen de grond geworpen. Daarna werden zijn armen over het “patibulum” (Horizontale balk) gestrekt. De skeletten van gekruisigden uit die tijd wekken de indruk dat er lange metalen nagels tussen de botten van de pols werden geslagen, wat een immense pijn moeten hebben veroorzaakt. Vier soldaten tilden het patibulum op en bevestigden het op de “stipes” (verticale balk), waardoor een T-kruis werd gevormd. De voeten van Jezus werden waarschijnlijk op een houten steun genageld, of direct op de “stipes”. Boven zijn hoofd werd de “titulus” (d.i. titel of opschrift) bevestigd, een bord waarop de naam van het slachtoffer stond en de misdaad die hij begaan had. In het geval van Jezus stond er een belediging aan het adres van de door Pilatus verachte Joodse onderdanen: “Jezus de Nazareeër, de koning van de Joden.” De priesters hadden daar bezwaar tegen gemaakt en gezegd dat Jezus alleen bewéérd had dat hij koning was, maar Pilatus hield voet bij stuk: “Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven.” Marcus zegt dat de doodsstrijd aan het kruis voor Jezus om 9 uur ’s ochtends begon, toen de dag drie uur oud was.
Jezus aan het kruis.
Enkele aristocraten kwamen kijken om Jezus te bespotten. Soldaten, die zijn kleding hadden ingepikt en daar nu om dobbelden, riepen lomp: “Als Gij de koning der Joden zijt, red dan uzelf.” Voor veel Joden was alle hoop die Jezus opgeroepen had voorgoed vervlogen. De hooggespannen verwachtingen van zo kort geleden leken nu belachelijk. (Intocht in Jeruzalem, Lukas 19:28-38) Zijn geschokte volgelingen waren angstig en bedroefd. Onder hen bevonden zich veel vrouwen die Jezus vanuit Galilea gevolgd waren. Maria, zijn moeder, was er ook bij, maar wat zij deed of zei weten wij niet. Toen Jezus zijn moeder bij het kruis zag staan, samen met de niet met name genoemde ’leerling, die Hij liefhad’, spoorde hij hen aan als moeder en zoon te worden. Aan weerszijden van Jezus hingen twee ’rovers’, eveneens aan het kruis genageld. Misschien opstandelingen, net als Barabbas. Een van hen bespotte Jezus, maar de ander zei in hem te geloven en kreeg de belofte dat hij die dag nog in het paradijs zou zijn.
Over het lijden van Jezus is weinig bekend. Zenuwbeschadigingen en spierkrampen moeten helse pijnen hebben veroorzaakt. Insecten vraten aan de wonden van de gekruisigden. Naarmate zij uitdroogden werd de dorst ondraaglijk. Volgens Johannes slaakte Jezus slechts een kreet: ’Ik heb dorst.’ Men gaf Hem een spons met wijn of azijn. Marcus zegt dat men hem ’met mirre gekruide wijn’ aanbood om de pijn te verzachten, maar hij nam het niet aan de mirre verwees ook naar een van de geschenken, die Hij als zuigeling van de drie Wijzen had gekregen. Men ziet mirre* dan ook als een symbool van zijn onmenselijk lijden. Mirre werd gebruikt vanwege haar geur in parfums, als bestanddeel in het materiaal voor het balsemen van doden én vermengd met wijn als een zeer krachtige pijnstiller. In de oudheid gebruikte men dit mengsel tijdens operaties, als narcosemiddel.
Door de “uithangende” houding op het kruis werd de ademhaling moeilijker. Er werd niet genoeg kooldioxide uitgeademd en zo stikte het slachtoffer geleidelijk. Soms, als een veroordeelde het ongewoon lang uithield, brak men zijn beide benen vlak onder de knieën en bespoedigde zo zijn dood. Omdat hij zichzelf dan niet meer op kon duwen om ademen, daardoor stierf hij al snel na het breken van de benen.
Wat was de eigenlijke doodsoorzaak? * Coronaire insufficiëntie.
Wetenschappelijke onderzoekingen, die de laatste jaren in Keulen werden verricht, hebben geprobeerd daarop een medisch antwoord te geven. Bij een aan beide handen opgehangen mens zakt het bloed zeer snel naar de onderste helft van het lichaam. Reeds na 6 tot 12 minuten daalt de bloeddruk tot op de helft en verdubbelt de polsslag. Het hart krijgt te weinig bloed. Een flauwte is het gevolg. Deze leidt wegens onvoldoende bloedvoorziening van hersenen en hart zeer spoedig tot een orthostatische collaps. De kruisdood is dus het gevolg van een hartaandoening*.
Er zijn gevallen bekend, dat gekruisigden eerst na twee dagen of nog later gestorven zijn. Op de verticale balk werd vaak een klein steuntje aangebracht, ’sedile’ (zetel) ook wel ’cornu’ (hoorn) genoemd. wanneer het slachtoffer daarop even steunt, stijgt het bloed weer naar de bovenste helft van zijn lichaam, en de beginnende flauwte gaat weer over. Als er tenslotte een einde gemaakt moest worden aan de kwelling van de gekruisigde, ging men over tot het “crurifragium’; dan werden hem door stokslagen de benen gebroken. Daarna trad dan, aangezien hij niet meer op het voetensteuntje kon rusten, de dood zeer snel in. Dit bleef Jezus bespaard. “De soldaten dan kwamen en braken de benen van den eerste en van den andere die met Hem gekruisigd waren; maar toen zij bij Jezus gekomen waren, en zagen dat Hij reeds gestorven was, braken zij Zijn benen niet’ (Johannes 19: 32-33).
Sterven en begrafenis
Jezus stierf echter al om drie uur ’s middags, ongewoon snel. “Het is volbracht”; sprak hij en gaf de geest. Vanaf het middaguur was het gehele land in duisternis gehuld geweest en op het moment dat Jezus stierf trilde de aarde en “scheurde het voorhangsel van de tempel van boven tot onder in tweeën”.
Voor de bedroefde volgelingen die Golgotha bijeen waren, was het leven van de meester, dat zo’n prachtige belofte inhield, in schande en verschrikking geëindigd. Geen mens onderkende op dat moment voor zover wij weten - diepere betekenis van de dag die door de Christenen nu als “Goede Vrijdag” wordt gevierd. Wel beseften vele aanwezigen dat het hier ging om een gebeurtenis met verstrekkende gevolgen. Zelfs de “hoofdman over honderd” die hem op het moment van zijn sterven had aangekeken keken zei: “Waarlijk, deze mens was een Zoon va God.”
Jozef van Arimathea, een rijke man die in het geheim een volgeling was geweest, kreeg toestemming van Pilatus om het lichaam van Jezus te begraven. Hij was lid van het Sanhedrin, maar iemand die volgens Lukas 23:51“dan ook niet had ingestemd met hun plannen en handelwijze”. Niet ver van de heuvel Golgotha bezat hij een graf in de rotsen. Hij kreeg hulp van Nicodemus, een Farizeeër die met Jezus vaak over religieuze zaken had gediscussieerd. Enkele van de familieleden en vrouwelijke volgelingen die een wake hielden bij het kruis kunnen zich bij hen gevoegd hebben. Wellicht hebben ze geholpen het lichaam in geurig linnen te wikkelen. Het lijk werd in het graf neergelegd en de ingang werd met een grote steen afgesloten. Bij het begin van de Sabbat liepen de ontmoedigde volgelingen van Jezus somber terug naar de stad. Hun hoop op een nieuw koninkrijk was vervlogen. De verwachting die ze hadden gekoesterd dat Jezus van Nazaret de oude glorie van Israël zou herstellen, was niet in vervulling gegaan.
Wederopstanding en hemelvaart
Niemand had gerekend op de verbijsterende geruchten die de volgende twee dagen de ronde deden. Op zondag gingen Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus en Salomé, drie van de vrouwelijke leerlingen, ’s morgens vroeg naar het graf. Nu de Sabbat voorbij was, wilden zij het lichaam verder zalven. Marcus zegt dat zij overlegden hoe zij de zware steen die voor het graf lag weg moesten krijgen. Toen zagen zij plotseling dat de steen al aan de kant lag. Toen zij het graf binnengingen zat daar een jonge man, gekleed in een wit gewaad. “Schrikt niet”, zei hij, “Gij zoekt Jezus de Nazarener, die gekruisigd is. Hij is verrezen. Hij is niet hier.”
De schrik moet enorm groot geweest zijn want daar lag een lege cocon van linnen waarbij de z.g.n. “zweetdoeken” lagen waarmee het hoofd bedekt geweest was. Het was de gewoonte in Israël dat rijke mensen begraven werden in een witte lijkwade waarin het lichaam lag dat ingesmeerd werd met 35 pond mirre! Zo ontstond uiteindelijk een stevig geheel, een cocon in de vorm van een lichaam. De Bijbel spreekt alleen van opgevouwen zweetdoeken, de cocon van linnen en mirre heeft daar volgens Bijbelgeleerden in haar normale positie gelegen, het opstandingslichaam kon dat geheel verlaten zoals de Here het Zelf wilde.
Eerst hielden de vrouwen hun mond, maar later lekte het nieuws toch uit. Het is ook mogelijk dat Jezus zich meteen al aan Maria Magdalena vertoonde. Toen hij haar tegemoet trad terwijl zij bij het graf zat te huilen, dacht zij eerst dat het een tuinman was. Pas toen hij haar vriendelijk bij haar naam aansprak herkende zij hem en begroette hem als haar meester.
Lukas vertelt dat de apostelen weigerden het verhaal te geloven, toen de vrouwen het goede nieuws kwamen vertellen. Maar gedurende die dag en de daarop volgende dagen vonden er zoveel vreemde verschijnselen en visioenen plaats dat alle volgelingen van Jezus toch tot de vaste overtuiging kwamen dat hij wel degelijk in leven was. Zij voelden zijn aanwezigheid en hoorden zijn woorden. Johannes vertelt ons hoe de discipel Thomas uiting gaf aan zijn twijfels over de wederopstanding en hoe Jezus hem toen vroeg zijn wonden te voelen Jezus zei: “Omdat ge Mij gezien hebt, gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.”
Het ging er nu om het geloof een hechte basis te geven, ervoor te zorgen dat de inspirerende woorden van Jezus een nieuwe beweging op gang zouden brengen. Op zekere dag, zegt Lukas, ging hij zijn volgelingen voor naar de Olijfberg, hij zegende heen “werd ten hemel opgenomen”. De leerlingen bleven met vele vragen achter. Wat had het toch te betekenen dat zij aan de oevers van het Meer van Galilea al zoveel maanden geleden uitverkoren waren? Maar bovenal waren zij vervuld van vreugde en keken zij vol verwachting de toekomst tegemoet. Spoedig zou alles duidelijk worden, op de Pinksterdag wanneer Christus Zijn Geest over hen zou uitstorten.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.