De opname van de gemeente (2)
De opname van de gemeente (2)
De opname van de gemeente zal plaatsvinden vóór de grote verdrukking, zoals blijkt uit onderstaande teksten:
- Romeinen 5: 8/9 ’God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn’.
- 1 Thessalonicenzen 1:9/10 ’Want zelf verhalen zij van ons, hoe wij bij u ontvangen zijn en hoe gij u van de afgoden tot God bekeerd hebt, om de levende en waarachtige God te dienen, en uit de hemelen zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de doden opgewekt heeft, Jezus, die ons verlost van de komendetoorn’.
- 1 Thessalonicenzen 5:9 ’want God heeft ons niet gesteld tottoorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus’.
Toorn heeft te maken met het oordeel van God. De grote verdrukking is een periode van oordeel, de mensen uit Rome en Thessaloniki (en wij met hen (!)) zullen niet met dit oordeel te maken krijgen.
2 Thessalonicenzen 2: 3 ’Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; wacht slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is’.
In zijn tweede brief aan de Thessalonicensen schrijft Paulus dat ze zich niet moeten laten misleiden. De mensen dachten nl. dat de ’dag des Heren’ (die betrekking heeft op de grote verdrukking) al was aangebroken, maar, zegt Paulus, er zijn een paar zaken die eerst moeten gebeuren. Er zal nl. afval (v/h geloof) komen en de mens der wetteloosheid moet zich openbaren en zal zich in de tempel zetten. Hij zegt: ’ik heb u dat al meermalen gezegd, dit vindt pas plaats als hij, die op het ogenblik weerhoudt verwijderd is’ en zover is het nog niet! Dan is natuurlijk de vraag wie er bedoeld wordt met ’hij die weerhoudt’. Met deze ’weerhouder’ wordt de Heilige Geest bedoeld, die werkt door de individuele gelovigen en door de gemeente. Eerst ná de opname van de gemeente zal de mens der wetteloosheid zich openbaren, want dan is de ’weerhouder’, die in de gemeente woont, met de gemeente meegegaan. Daarna werkt de Heilige Geest weer zoals dat in het o.t. het geval was.
Openbaringen 3: 10 ’Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen’. Deze tekst is duidelijk, we zullen bewaard worden vóór de ure der verzoeking, hier wordt weer de periode van de grote verdrukking bedoeld.
Bovenstaande teksten geven direct aan dat wij als n.t. gelovigen de oordelen van de grote verdrukking niet zullen ondergaan. We kunnen echter ook op indirecte wijze aantonen dat de opname van de gemeente vóór de grote verdrukking moet plaatshebben. Hieronder een aantal van dergelijke teksten:
-Zacharia 14:5 ’En de Here, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem’.
-Koll.3: 4 ’Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid’.
-1 Thess. 3:13 ’zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij de komst van onze Here Jezus met al zijn heiligen’.
-1 Thess.4: ’Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem’.
De redenering is heel eenvoudig. Uit deze teksten blijkt, dat we met Christus op aarde zullen komen. Hij komt aan het einde van de grote verdrukking op aarde, dat impliceert dus dat we eerst naar Hem moeten zijn gegaan, anders kunnen we niet met Hem terugkomen.
Hierboven hebben we geconstateerd dat wij als n.t. gelovigen niet door de grote verdrukking zullen gaan, omdat we voor die tijd door de Here Jezus zullen worden thuisgehaald. We willen nu nagaan wat de Bijbel zegt over het moment waarop Hij ons tegemoet komt in de lucht om ons in het Vaderhuis te brengen. Wat het Vaderhuis betreft, dat is de plaats waar de Vader en de Zoon zijn. In het Vaderhuis zijn nu nog geen gelovigen, ook geen gestorven gelovigen. Het Vaderhuis zal pas worden ’bevolkt’ als de Here Jezus Zijn gemeente in het Vaderhuis brengt. Er zijn natuurlijk al veel n.t. gelovigen die tot de gemeente behoren gestorven. De ziel en de geest van deze gelovigen zijn nu in het paradijs. Hun lichaam is op aarde begraven. Dat ze in het paradijs zijn blijkt uit het gesprek aan het kruis tussen de Here Jezus en de ene misdadiger. Tegen hem zegt de Heer: ’heden zult gij met Mij in het paradijs zijn’. Hij zegt niet in het Vaderhuis. Paulus schrijft aan de Fillippensen (1:23) ’heen te gaan en met Christus te zijn is verreweg het beste’. De misdadiger aan het kruis is in het paradijs bij de Here Jezus, dit bevestigt Paulus als hij zegt ’met Christus te zijn’.
Op de dag dat de Here Jezus komt zullen we het geroep van een aartsengel en de klank van een bazuin van God horen (1 Thess. 4:16). Dat is het teken dat de Here Jezus zal nederdalen uit de hemel. Zoals al eerder gezegd kan dit elk moment gebeuren. Dit kunnen we ook concluderen uit het feit dat Paulus schrijft ’wij levenden, die achterblijven tot de komst van de Heer’. Paulus hield er zelf rekening mee dat hij nog zou leven als de Here zou komen. Als Zijn komst toen al nabij was dan zijn we er nu nog veel dichter bij! Dit sluit ook precies aan bij wat er staat in 1 Thess. 1:9/10 ’Want zelf verhalen zij van ons, hoe wij bij u ontvangen zijn en hoe gij u van de afgoden tot God bekeerd hebt, om de levende en waarachtige God te dienen, en uit de hemelen zijn Zoon te verwachten’. Deze mensen leefden dagelijks in de verwachting dat de Here Jezus zou komen om hen te halen.
Als we het geroep van de aartsengel en de klank van de bazuin horen dan zullen in eerste instantie de lichamen van de reeds overleden gelovigen worden opgewekt (’zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan’, 1 Thess. 4:16). Daarna zullen de levenden samen met de opgewekte gelovigen worden weggevoerd, de Here tegemoet in de lucht. Deze gebeurtenis zal ’in een oogwenk’ plaatsvinden. In het engels staat er ’in a twinkling of an eye’, m.a.w. het gebeurt in een fractie van een seconde. De volgorde van de opstanding wordt vermeld in 1 Corinthe 15: 22 ’Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst’. Hier wordt gezegd dat de Here Jezus als Eerste, zo’n 2000 jaar geleden, is opgestaan en uit 1Thess.4 weten we dat daarna de ’in Christus gestorvenen’ samen met de nog levenden de Here tegemoet zullen gaan.
Uit de tekst in 1 Thess. 4 blijkt ook dat de Here Jezus niet op aarde zal komen, want we zullen de Here tegemoet gaan in de lucht. Dáár, in de lucht, zullen we Hem ontmoeten, vervolgens zal Hij ons invoeren in het Vaderhuis, want we zullen mogen zijn waar Hij is en we weten uit Johannes 14:1/3 dat Hij in het Vaderhuis is.
Op het moment dat de graven opengaan en de lichamen van de gestorven gelovigen worden opgewekt en de levende gelovigen met hen zullen worden weggevoerd vindt er een verandering plaats van de lichamen. Hierover geven met name de tekstgedeeltes uit 1 Cor. 15:35 e.v. en 52 e.v. ons meer duidelijkheid. We worden geboren met een natuurlijk lichaam, maar we zullen worden opgewekt met een geestelijk lichaam (1 Cor. 15:44). Het lichaam waar we mee worden geboren is ’aards’ of ’stoffelijk’, het lichaam waar we mee worden opgewekt zal een geestelijk lichaam zijn. In vs. 52 wordt weer gesproken over de bazuin die zal klinken (vgl. 1 Thess.4:16) en ook in deze tekst wordt vermeld dat we veranderd zullen worden. Het vergankelijke moet onvergankelijkheid aan doen en het sterfelijke onsterfelijkheid. Ook in Fillippensen 4: 20 wordt vermeld dat ons lichaam zal veranderen (Fill. 4:20).
Ons opstandingslichaam zal gelijk zijn aan het lichaam van de Here Jezus ná Zijn opstanding. Met dit opstandingslichaam kon Hij door gesloten deuren (Joh. 20:26) gaan. Hij kon eten en drinken (Joh. 21) en Hij kon zomaar ergens verschijnen en ook weer verdwijnen. Het is een lichaam dat geschikt is voor de hemel en de aarde. In 1 Johannes 3:2 wordt geschreven, dat we ’ Hem gelijk zullen zijn’.
Dit te mogen geloven is een geweldige troost voor hen waarvan hun geliefden zijn overleden. Ik ben ervan overtuigd dat we elkaar in de hemel zullen herkennen. Wat een vreugde moet dat zijn. Naast de blijdschap van de vereniging met de reeds gestorven gelovigen is het belangrijkste natuurlijk de ontmoeting met de Here Jezus. We zullen Hem zien ’van aangezicht tot aangezicht’ en Hem op een volmaakte wijze danken en aanbidden omdat Hij voor ons heeft geleden en is gestorven. Omdat Hij als Mens van God verlaten wilde zijn, zodat wij nooit van God verlaten zullen zijn. We kennen de geschiedenis van de verheerlijking op de berg, waar Mozes en Elia verschijnen en ook direct worden herkend door Petrus hoewel hij hen nooit had gezien. Er is dus sprake van herkenning alleen op een andere wijze dan we elkaar nu kennen. Ik denk dat het meer een soort ’innerlijke of geestelijke herkenning’ zal zijn.
De opstanding waar we het nu over hebben is de opstanding ten leven (Johannes 5:29). Deze opstanding wordt ook wel de opstanding van de rechtvaardigen genoemd (Luk. 14:14). De opstanding ten oordeel zal plaatsvinden na het 1000 jarig vrederijk. In Openbaringen 20:5 wordt de opstanding ten leven de eerste opstanding genoemd. De mensen die zullen opstaan ten oordeel krijgen te maken met wat genoemd wordt de ’ tweede dood’, (Op. 20: 6 en 14). De opstanding ten leven is dus een opstanding die in verschillende fasen zal plaatsvinden, Christus is als eerste opgestaan, daarna zal de opname van de gemeente en de opstanding van de o.t. gelovigen plaatsvinden en tot slot zullen ná de grote verdrukking de mensen die tot geloof zijn gekomen in de periode ná de opname van de gemeente, maar vóór de aanvang van het 1000 jarig rijk opstaan om het Vrederijk in te gaan. (Op. 20:4).
Overigens is de opname van de gemeente, evenals de opstanding van de Here Jezus, de o.t. gelovigen en de gelovigen van na de opname van de gemeente, een opstanding uit de doden, dat wil zeggen er zullen doden (ontslapenen) opstaan, maar niet alle doden zullen opstaan. Later zal er een algehele opstanding van de doden zijn, dit is de opstanding ten oordeel (Joh. 5:29). Er is dus géén sprake van een algehele opstanding van de doden op de jongste dag.
Wordt vervolgd.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.