Geen slachtoffer, maar dader

In een van de vorige artikelen hebben we stil gestaan bij de noodzaak van vergeving. In dit artikel wil ik ingaan op de positie en houding van degene die de veroorzaker van kleinere of grote problemen is met soms zeer ernstige consequenties voor het slachtoffer.


Het belijden van zonden aan God en aan elkaar is een door en door Bijbels principe. Het oprecht belijden van fouten of bewust gedaan verkeerde daden kan veel ruimte geven in relaties. Vijanden kunnen hierdoor worden verzoend en relaties worden hersteld of verstevigd. Bovenal wordt de relatie met God hersteld door zonden te belijden.


Belijden van zonde(n) moeten we altijd doen aan God en (in zijn algemeenheid*)  binnen de kring van betrokkenen. Zondig ik dus tegen mijn vrouw, dan moet ik dat aan God én aan haar belijden. Zondig ik tegen een groep mensen, dan dien ik het te belijden tegen God én die groep mensen. Belijden betekent overigens, naast oprecht en diep berouw, ook nalaten Spr.28:13 “Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze belijdt en nalaat, die vindt ontferming”. We lezen in deze tekst ook dat het NIET belijden (bedekken) betekent dat we niet voorspoedig zullen zijn. Dit heeft dus consequenties in het leven van de persoon die zijn/haar zonde niet belijdt. (* Te denken valt over onreine of haatdragende gedachten over iemand, zonder dat de betreffende persoon er iets van weet, natuurlijk moet dit wel aan God worden beleden)


Bij de verdere bespreking wil ik uitgaan van drie situaties. In de praktijk zijn er natuurlijk veel meer situaties mogelijk, maar grofweg zijn dit de meest voorkomende situaties.


De eerste situatie. Het kan voorkomen dat we onbewust een ander kwetsen. In een gesprek zeggen we soms dingen die, zonder dat we dat merken, een ander verdriet of pijn doen.


 In deze situaties is het van belang dat de desbetreffende persoon er door de betrokkene op attent wordt gemaakt. Van belang is om het effect van datgene wat is gezegd te vertellen aan de veroorzaker. Het kan bijv. een gevoel van boosheid, verdriet zijn. Het  is belangrijk om bijv. te zeggen: “ik vond het vervelend, of ik werd er verdrietig  of boos van”. Dit komt heel anders over dan wanneer we zeggen: “jij veroorzaakte mijn boosheid”. De veroorzaker wordt zich dan meestal bewust van de gevolgen van zijn/haar handelen en zal zich ook niet direct aangevallen voelen door een beschuldiging. Normaal gesproken zal hij of zij haar of zijn spijt betuigen als het op deze wijze kenbaar wordt gemaakt.


Het kan ook voorkomen dat we in onze boosheid dingen tegen onze partner of kinderen zeggen waar we direct of later spijt van krijgen.  We zijn ons dan bewust van onze fout, maar moeten nog wel de stap richting de ander zetten om onze spijt te betuigen en om vergeving voor onze verkeerde woorden of daden te vragen. Dit is niet altijd makkelijk, maar wel het beste. Het toegeven van fouten zal het de ander normaal gesproken makkelijker maken te vergeven wat er heeft plaatsgevonden of is gezegd. Het bespreken van het probleem en het belijden van fouten geeft ruimte in de relatie. De “veroorzaker” moet beseffen wat de impact van zijn handelen op de ander is én dat hij de oorzaak hiervan is en dat hij het dus ook kan oplossen. De veroorzaker hoort de minste te zijn en zijn spijt te betuigen aan de ander. Doet hij dit niet, dan zondigt hij en is hij niet bruikbaar voor God. Natuurlijk kan het soms tijd nodig hebben voordat iemand de stap zet om zijn fouten te belijden.  


Dan zijn er de situaties waarbij de ander bewust (zeer grote) schade wordt berokkend. Hierbij kunnen we koning David (ja David!!) als voorbeeld nemen. We lezen over de geschiedenis met Batseba en Uria in 2 Sam. 11 en 12. David had het willens en wetens erg bont gemaakt: hij was met de vrouw van Uria naar bed geweest en had bij haar een kind verwekt, hij voerde Uria dronken in de hoop dat hij naar Batseba zou gaan omdat zijn vraag aan Uria om naar huis te gaan geweigerd was door Uria, David liet Uria plaatsen op de gevaarlijkste plek in de strijd waardoor hij stierf. Dit alles deed hij heel bewust. Deze bewuste daden van David hadden ernstige gevolgen: “ Maar de zaak, die David gedaan had, was kwaad in de ogen des Heren”. Zijn relatie met God was ernstig verstoord, zijn geweten was (volkomen terecht!) zwaar belast en zijn zonden drukten zeer zwaar op hem, zoals we kunnen lezen in Psalm 32:3/4 en het gevolg van de zonden van David was dat het kindje stierf (2 Sam. 12:15).


Er zijn vele “Davids” in de wereld, ook onder christenen, die zich op allerlei manieren heel bewust ernstige vergrijpen aan anderen met woorden en/of daden. Het is goed om te lezen dat David, zo lang hij zweeg, zijn zonde niet opbiechtte, wegkwijnde (GNB: bezweek, NBV mijn botten teerden weg), dat was het directe gevolg van zijn zonden. Hij jammerde de hele dag, zo ellendig voelde hij zich. Hij ervoer dat Gods hand heel zwaar op hem drukte en zijn kracht smolt als het ware weg onder de hitte van de zon. Zijn zonde was zeer groot daarom voelde hij zich zo ellendig.


De bewuste veroorzakers van ellende, pijn, traumatische ervaringen etc. zouden zich altijd zo ellendig moeten voelen zodat ze met een oprecht hart hun vreselijke daden bekennen en belijden. Helaas is dit lang niet altijd de praktijk en worden de zondige handelingen niet bekend en dus ook niet beleden. De hand van God kan mij niet zwaar genoeg drukken op deze mensen, dat ze voortdurend last van hun geweten mogen hebben. 


David kon niet leven met zijn foute daden, hij heeft het oprecht beleden aan God “Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid verheelde ik niet; ik zeide: Ik zal de HERE mijn overtredingen belijden, en Gij vergaaft de schuld mijner zonden”. Hoe groot onze zonden ook zijn, we mogen weten dat Gods vergeving altijd groter is, dat zien we ook aan de geschiedenis van David. Hij beleed zijn zonden en God vergaf hem zijn zonde. Hier begint de weg van herstel, daarna moet ook de zonde beleden worden aan het slachtoffer. Dit zal moeilijk zijn, maar wat een slachtoffer heeft ervaren is nog veel erger geweest.  


Als de zonden echter niet worden beleden wil dat niet zeggen dat de “dader” vrijuit gaat, hij/zij zal last hebben van het geweten, hoewel sommigen dit ook dichtgeschroeid lijken te hebben. Daarom is het goed te beseffen, dat God altijd rechtvaardig oordeelt. Ieder mens, dus ook deze mensen, zal zich voor Hem moeten verantwoorden voor zijn daden. Rom. 12:19 “Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here”. In het geval van David stierf zijn kind, dit was een zware straf.


Als de zonde oprecht wordt beleden door de dader kan de relatie herstellen, maar er moet ook serieus rekening mee worden gehouden dat de relatie niet volledig zal herstellen, de veroorzaker zal moeten leven met de gevolgen van zijn daden.


David’s  geweten drukte zwaar op hem, zodat hij zijn grote zonde beleed en hij kreeg vergeving. Misschien zijn er onder de mensen die dit stukje lezen ook “daders” van wie het geweten belast is, maar die hun zonden echter nog nooit hebben beleden.


Wilt u levenslang leven met uw probleem of bent u bereid het toe te geven, te belijden voor God en de ander om zo de weg van herstel op te gaan?

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Stoelinga.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.