Genesis 41 (2)
De dromenuitlegger
deel 2
Genesis 41
G. B. D. VAN SCHAIK
Jozef is in zijn vernedering en in zijn verhoging een beeld van de Heere Jezus. Natuurlijk is in beide gevallen de werkelijkheid verdergaand dan het type. De Heere Jezus overtreft de illustratie verre, zoals gewoonlijk. En het geschiedde, ten einde van twee volle jaren .... Jozef werd op Gods tijd uit de gevangenis gehaald. Achteraf is Jozef daar waarschijnlijk blij over geweest. Als de schenker direkt aan hem gedacht had, was er van dit alles waarschijnlijk niets terecht gekomen.
Vernederd
De Heere Jezus werd niet alleen vernederd, zoals wij dat bij Jozef zien, maar Hij vernederde ook Zichzelf (Fil. 2:8). Die gezindheid wordt ons voorgesteld, niet om het afstandelijk te bezien, maar om in ons datzelfde te bewerken. Om ons over te geven aan God. Petrus zegt: Vernedert u dus onder de krachtige hand van God, opdat Hij u verhoogt op Zijn tijd, terwijl u al uw bezorgdheid op Hem werpt, want Hij zorgt voor u (1 Petr. 5:6,7). Het tweede deel van die tekst kennen wij veel beter dan het eerste deel. Maar het hoort wel bij elkaar! Vernedering verdragen willen wij in bepaald opzicht nog wel een tijdje, maar de Heere Jezus gaf Zich over. Wij moeten leren zelf de laagste plaats in te nemen, onszelf te vernederen.
Verhoogd
De verhoging vindt plaats op Gods tijd. Die moeten wij afwachten. Dat is de les, die wij bij Jozef leren. Twee volle jaren heeft het geduurd. De bedoeling van die woorden is, om aan te geven hoe lang het duurde. Daarna vond God het tijd om Jozef te verhogen. Farao’s droom wordt gebruikt om een keerpunt in zijn leven te brengen. Dan is de vernedering voorbij en komt de verhoging. Dat zien wij volmaakt bij de Heere Jezus. Hij werd vernederd tot de dood op het kruis. Hij kon Zich niet dieper vernederen. Daarom heeft God Hem uitermate verhoogd. De verhoging komt van God. Jozef werd tot Zafnath-Paäneach, verhoogd door Farao. Wanneer wij dat leren, dan zullen wij ook het andere overlaten aan God. Want het gezicht zal nog tot een bestemde tijd zijn, dan zal Hij het op het einde voortbrengen, en niet liegen; zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewis komen, Hij zal niet achterblijven (Hab. 2:3).
Zij konden niet uitleggen
Bij Daniël zien wij dat er, net als hier, ook over het niet kunnen uitleggen gesproken wordt. Daar is ook sprake van dromen en de tovenaars en sterrenkijkers tonen hun onvermogen, laten het afweten, weten geen antwoord in Daniël 4. In Daniël 2 hebben zij nog een excuus, omdat Nebukadnezar hun de droom niet wilde of niet kon vertellen. Dat gebeurt wel in Daniël 4, maar dan weten zij het evenmin. Het is overigens aanbevelenswaard om te vergelijken wat Daniël en Nebukadnezar over hetzelfde onderwerp dromen. Nebukadnezar zag een beeld, groot zoals hijzelf groot dacht te zijn. En God heeft in dat staten-beeld de toekomst duidelijk gemaakt. Daniël kreeg een droom over dezelfde rijken die in overeenstemming was met zijn gezindheid. Hij zag de rijken in vier dieren zonder verstand, maar ook de mensenzoon, de Heere Jezus, aan Wie de heerschappij zou zijn. Waar houden wij ons mee bezig?
Over de toekomst
De ongeruste Farao krijgt geen antwoord van de wijzen van Egypte. Het gaat in zijn dromen over de tijd die nog moet komen. Iedereen houdt zich er mee bezig wat de toekomst zal brengen, ook al kun je het diep wegdrukken. Farao kreeg aanwijzingen over de komende vette en magere jaren. In Prediker 12 staat een waarschuwing, speciaal voor jongeren, maar die toch voor ons allen geldt, met betrekking tot de komende magere, kwade jaren. En gedenk aan uw Schepper in de dagen van uw jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van welke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in deze (vers 1). Het verlangen, meer van de toekomst te weten, wordt niet beantwoord door de geleerden van deze tijd. Daarvoor moet je bij God zijn en bij Hem alleen. Goden wonen niet bij mensen, zeggen de geleerden. Maar het Woord van God heeft onder ons gewoond! Onze toekomst is in de Heere Jezus, is met Hem verbonden. Maar ook voor dit leven moeten wij bij Hem zijn. Wij moeten meer bij Hem bepaald worden. Hij is straks het stralende middelpunt, in de toekomst, maar voor ons is Hij het nu al. Hem loven, van Hem genieten, dat is onze toekomst.
Onze toekomst
Mensen kunnen een horoscoop laten trekken, naar waarzeggers en astrologen gaan, wijsgeren raadplegen, maar zij krijgen geen antwoord. Zij weten niet eens of zij morgen nog hier zijn. Wijsgeren haken af, er is geen antwoord in deze wereld te vinden. Er is alle mogelijke handreiking en hulp, maar niet voor wat er na dit leven gebeuren zal. Wat is de toekomst voor de gelovige? Er zijn er twee mogelijkheden, òf wij worden ontbonden, om met Christus te zijn, òf de Heere Jezus komt, en dan zullen wij overkleed worden. Maar voor iemand die de Heere Jezus niet kent, hebben de raadgevers van deze wereld helemaal geen antwoord. Het is net als bij de verloren zoon in Lukas 15. Eén van de burgers van het land zond hem om de zwijnen te hoeden. Maar van dat werk en die aanwijzing werd hij niet beter. Is er onder de lezers nog iemand in het ongewisse? De waarzeggers laten het afweten. De Heere God moet je zoeken, Hij geeft antwoord. Geloof in de Heere Jezus en je zult behouden worden. Hij is de Bron van blijdschap. Je met Hem vullen maakt alles geheel anders.
Zonder vrees
Dat geldt ook voor de toekomst van deze wereld. Er is een Club van Rome, maar God zegt: Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze eeuw? Heeft God niet de wijsheid van de wereld tot dwaasheid gemaakt? (1 Kor. 1:20). Wij kennen Gods gedachten, ook aangaande deze wereld. Wij kunnen leven zonder vrees, in tegenstelling tot de mensen die vrezen voor de atoombom, voor oorlog en dergelijke. God heeft ons in Zijn plannen ingeleid.
Welstand
Wij lezen ook dat Jozef tegen Farao kon zeggen: God zal Farao’s welstand aanzeggen (vers 16). Jozef kon dat direkt zeggen, nog voor de droom te hebben gehoord. Jozef gebruikt het woord welstand. Hij is hier heel reëel. Er worden geen beleefdheidsfrases gebruikt, de koning krijgt in alle oprechtheid antwoord. Jozef verblijdt zich dat hij naast een kwade boodschap ook een goede boodschap kan brengen. Dat kunnen wij ook! Een goede boodschap brengen in verbinding met de Heere Jezus. Onze toekomst is verbonden met de Zijne. Hij is verheerlijkt en wij zullen dat met Hem zijn. Dat geeft rust in een wereld die vol onrust is. Dat gaat ons denken te boven. Mogen wij dat uitstralen, opdat anderen jaloers worden.
Wij mogen een goede boodschap brengen in verbinding met de Heere Jezus. Onze toekomst is verbonden met de Zijne. Hij is verheerlijkt en wij zullen dat met Hem zijn. Dat geeft rust in een wereld die vol onrust is. Dat gaat ons denken te boven. Mogen wij dat uitstralen, opdat anderen jaloers worden.
Vers 37 en 38 zijn geweldig leerrijk. In vers 15b had Farao van Jozef gezegd: Maar ik heb van u horen zeggen, als gij een droom hoort, dat gij hem uitlegt. Daarin school voor Jozef een gevaar in de lucht gestoken te worden. Om voor zichzelf een naam te maken. Maar net als bij Daniël valt hij niet in die strik. God zal Farao’s welstand aanzeggen. In vers 25: Hetgeen God doende is, heeft Hij Farao te kennen gegeven. In vers 38 vinden wij dan dat Farao zegt: Zouden wij wel een man vinden als deze, in wie Gods Geest is? Farao erkent datgene wat hij ziet, wat openbaar is in Jozef. En zo krijgt God de eer. Dat is een belangrijke les voor ons. De Heere Jezus nam een plaats van ootmoed in. Hij sprak de woorden van Hem, Die Hem gezonden had. Hij deed Diens werken. Daarin werd God verheerlijkt. Bij ons is er een klein duiveltje in ons hart, het ik. Dat is niet zoals de Heere Jezus. Wij kloppen onszelf graag op de schouder en soms anderen. Maar alles wat wij doen hebben wij ontvangen (1 Kor. 4:7). Alles komt van de Heere. Wij moeten het ik onder het kruis houden. Alle eer is voor Hem, Die ons voor Zijn werk wil gebruiken, wat dat ook zijn mag: spreken, of verzorgen of traktaten verspreiden. Er is geen broeder die in Zijn dienst daar geen moeilijkheden mee heeft. Het is een les voor ons allen.
Kleren
Opvallend in het leven van Jozef zijn zijn kleren. Daarover wordt viermaal gesproken. Viertallen vinden wij vaak bij de aartsvaders. Bij Abraham is dat vier maal een altaar, Izaäk wordt vier maal bij een bron gevonden, in het leven van Jakob is vier maal sprake van een opgerichte steen. Bij Jozef zijn het dus de kleren. Dat is heel merkwaardig. De veelvervige rok staat in kontrast met het slavenkleed in het huis van Potifar, dat achtergelaten werd in de handen van diens vrouw. In vers 14 wordt Jozef uit de kerker gehaald en zijn gevangeniskleren worden verwisseld, om in de tegenwoordigheid van de Farao te kunnen verschijnen. En in vers 42 van dit hoofdstuk wordt Jozef door Farao bekleed met linnen kleren, de kleding van zijn eigen koninklijke heerlijkheid. Wij hebben ons al bezig gehouden met Jozef als een type van de Heere Jezus. Het veelvervig gewaad spreekt ons dan van het welbehagen van de Vader, dat op de Heere Jezus rustte, van eeuwigheid af. Hij had ook een slavenkleed op aarde. Hij was de dienstknecht en toonde zo Zijn reinheid en zondeloosheid. Zo kwam al Zijn volmaaktheid tot uitdrukking. Hij heeft de gevangenis verlaten. Bij de Heere Jezus gebeurde dat snel. God heeft Hem terstond verheerlijkt (Joh. 13:32). Hij Die uit de dood tevoorschijn kwam kreeg de kleren van de opstanding. Zoals ook eenmaal de wereld het kleed van Zijn koninklijke heerlijkheid zal aanschouwen. Wij weten nu in welke bedeling wij leven. Gen. 41:37 tot en met Genesis 45, tot de bekendmaking aan Zijn broeders, is de bedeling van de opstanding, tot op de dag van Zijn wederkomst. In die tijd leven wij nu. Hij is nog onbekend aan Zijn broeders, dat is aan het volk Israël. Hoewel Hij verheerlijkt is, is dat nog onbekend bij de Joden, net als bij Jozef. De enige, die hem echt heeft liefgehad is Asnath, een beeld van de Gemeente in deze tijd. In dat kader zullen wij er later nog op terugkomen.
Overvloed of honger
Bij de schenker en de bakker is sprake van persoonlijk heil of oordeel, dat vanaf het kruis de mens toeklinkt, een reuk ten leven of ten dode. In de dromen van Farao gaat het om het heil van de wereld. Daar is het Farao, die gezien wordt als een beeld van God Zelf. Heel anders dan in Exodus, waar Farao een beeld is van de satan. In Genesis 41 vinden wij een zegen over Egypte, over de wereld, als gevolg van het kruis. De volmaakte Mens op de troon, met een geweldige zegen voor heel Egypte. Wij kennen al tweeduizend jaar overvloed, die door het kruis zijn aangebroken. Merkwaardig is het dat bij de scheiding van de geesten, die wij gezien hebben, de morele ondergang is begonnen. De jaren van hongersnood, van grote uitdroging zijn aangevangen. De sappen worden uit het christendom weggezogen. Dat gaat door, ook na de opname van de Gemeente. De broeders van Jozef komen even hongerig als de rest van de wereld tot de ware Jozef. Daarom gaat het hier typologisch.
Een verstandig en wijs man
Zouden wij iemand kunnen vinden als deze? Wie is Hem gelijk? Hier is het een uitroep van Farao. Jozef had in vers 33 gezegd, om te zien naar een verstandig en wijs man. Daar is naar omgezien. In Spreuken 8 wordt over de Heere Jezus gesproken als de Wijsheid. Zou er één zo wijs zijn als Hij? Niemand. Er is niemand zoals Hij. De uitroep van Farao staat in verband met zijn dromen, hoewel hij de uitlegging van de droom toeschreef aan God. Overgebracht op de Heere Jezus is dat kostbaar voor ons. Hij is de wijsheid van boven. Misschien is Zijn wijsheid verachtelijk en dwaas in de ogen van mensen, maar Hij heeft Zich vertoond als de wijsheid van God. Zo is de Heere Jezus ook in ons leven, persoonlijk en voor de wereld. Het is iets bijzonders om aan Hem te denken. Is dat ook onze uitroep? Zo zou het moeten zijn; die aktuele betekenis is er nog steeds. Dat wat wij aan Hem te danken hebben, en ook de gevolgen van Zijn werk in de schepping, is nog niet zichtbaar. Het is de uitroep uit ons hart. Voor ons is Hij bekleed met heerlijkheid en verhoogd. Maar in het beeld van de kleren wacht Hij op Zijn publiekelijke verhoging op aarde. Wij kennen iets van Zijn veelvoudige schoonheid, zoals de Vader die ziet, ook al hebben mensen dat verkleurd en vertroebeld. Wij herkennen Zijn knechtsgestalte en Zijn opstanding en Zijn hemelvaart.
Ring
Wij zien hier dat Jozef een zegelring krijgt en een gouden keten. In de Schrift komen wij drie keer tegen dat iemand een ring krijgt; hier bij Jozef, bij Mordechai en bij de verloren zoon. In Mordechai zien wij ook een beeld van de Heere Jezus, Die verhoogd wordt na Zijn verwerping. Hij wordt de tweede in het land. Met tekenen van koninklijke waardigheid, zoals de ring. Hij kon bevelen geven en bekrachtigen. Wij zijn in dezelfde positie, wat wij in het beeld van de verloren zoon herkennen. Ook wij zullen regeren, maar wat is het geweldig om de Heere Jezus te zien. Hem komt de eer toe. Is er iemand aan Hem gelijk? Hij, Die alles volbracht heeft, Hij, Die verhoogd is, gekroond met heerlijkheid en eer, Hij, Die gezet is over alles. Farao heeft Jozef die plaats gegeven; geven wij Hem die plaats in ons leven, in de bijeenkomsten? In ons kleine kamertje bij ons gebed? Eens zal Hij openlijk regeren, in het Duizendjarige Rijk. Wij mogen Hem nu al erkennen. Heere Jezus, U bent alles, ook voor mij.
Zouden wij wel een man vinden als deze, in wie Gods Geest is? In Jes. 11:2 wordt van de Heere Jezus geprofeteerd: En op Hem zal de Geest des Heeren rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des Heeren. Zeven namen van de Heilige Geest, Die op de Heere Jezus rustte.
Veeteelt en landbouw
Er worden maatregelen genomen in verband met de hongersnood die zal komen op twee gebieden: de veeteelt en de landbouw (koeien en aren). Dat vinden wij ook in Gen. 4:2. Daar wordt gezegd: En Habel werd een schaapherder, en Kaïn werd een landbouwer, hoewel de geboortevolgorde anders was. Na de volle jaren van zegen, die in West-Europa zeker gekend zijn, komt de geestelijke hongersnood nu op deze twee terreinen. Allereerst is de veeteelt nodig: de Heere Jezus, het Lam van God, als zoenoffer voor onze zonden en ook als geestelijke voeding, nu voor ons gegeven. Maar ook het brood uit de hemel neergedaald, hebben wij nodig voor ons geestelijk leven. In deze geschiedenis wordt ons dus het offer van de Heere Jezus en het manna voorgesteld. Wat de Heere wil bewerken is, dat wij ons wapenen tegen deze armoede. Dat wij ons van geestelijke voorraad voorzien.
Plaats en gezag
In wat Farao zegt zien wij twee dingen. De troon van Jozef, met alleen Farao boven hem, en het gezag van Jozef: Op uw bevel zal al mijn volk de hand kussen. Dit gezag mogen wij nu al in de Heere Jezus erkennen. Het zal straks door iedereen moeten worden erkend. Wanneer Jozef door het land gevoerd wordt, moeten ook Potifar en zijn vrouw en de gevangenbewaarder zijn heerschappij erkennen. Heel de voeding van Egypte en van het huis van de koning was van Jozef afhankelijk; hij voedde allen. De Heere Jezus, het brood des levens geeft voedsel en is het voedsel Zelf. Dat is niet iets mystieks. In de Schrift zien wij wie Christus is. Daardoor worden wij ook innerlijk gezond. Men is wat men eet. Geestelijk is dat zeker waar. Het gaat om de Heere Jezus. Als wij van Hem eten, zullen wij ook naar buiten uitstralen met Wie wij ons voeden. Al is dat ook met tekortkomingen, toch zal het zichtbaar zijn.
De naam in het Egyptisch
Jozef krijgt een mooie naam. Dat is ook belangrijk in verband met de Heere Jezus. In het Egyptisch betekent het: Redder van de wereld, van de eeuw, van het leven. De Egyptenaren zien in Jozef de grote redder. Hij die het oordeel aankondigde heeft in zijn wijsheid een weg gewezen uit deze dreigende ondergang. Spijs in overvloed, de schenker van koren.
De naam in het Hebreeuws
In het Hebreeuws, zo gezien door Israël, betekent de nieuwe naam: Openbaarmaker van verborgenheden. Niet alle Egyptenaren wisten wat hij had verteld aan de schenker, de bakker en aan Farao. Het volk van God heeft de Heere Jezus niet alleen erkend als Redder van de wereld, maar ook als de Openbaarmaker van Gods verborgenheden. Dat gaat heel diep. Hij heeft de rijkdom van Zijn wijsheid bekend gemaakt, de heerlijkheid van Zijn genade, de verborgenheid van Zijn wil. In de Heere Jezus kennen wij niet alleen de Redder, maar ook het brood des levens. Dat is geweldig. Is dat voor iedereen die dit leest zo? Door Hem hebben wij het leven ontvangen, door Hem zijn wij verlost van de dood.
Geheimen van God
Maar Hij is groter, Hij is ook Degene die de verborgenheden openbaar maakt, de geheimen van God. In het Nieuwe Testament staan de Brieven van Paulus er vol van. Dat wordt niet ontvouwd aan de wereld. Het is de bedekte wijsheid van God (1 Kor. 2:7), die geopenbaard is aan ons, die Hem kennen. De hoogste en heerlijkste wijsheid in Gods raad is Christus en de Gemeente.
Asnath
Wij lezen voor het eerst van het gezin van Jozef in vers 45. Zijn vrouw is Asnath, een beeld van de Gemeente. In het Oude Testament vinden wij een hele rij van deze beelden: Eva, Rebekka, Lea, Asnath en ook Zippora. Het gaat om de tijd van Zijn verwerping, in de vreemdelingschap, wanneer Hij Zich nog niet aan Zijn broeders getoond heeft. Zo is dat ook hier. Maar er is toch nog een verschil. Dat de Heere op aarde verworpen is zien wij bij Zippora. Maar hier is Hij ook de verheerlijkte aan Gods rechterhand. Wij zijn met de Verworpene verbonden, dat is belangrijk met het oog op ons discipelschap, op aarde (Zippora). En wij zijn verbonden met de Verheerlijkte Christus, Die alle wijsheid heeft, ook al is dat nog onbekend. Hij is verheerlijkt aan de rechterhand van God (gezien in Farao), en Hij is in de hemel eengemaakt met Zijn bruid (gezien in Asnath).
De twee zonen van Jozef en Mozes
Zowel Jozef als Mozes hadden twee zonen. In de namen van de zonen van Jozef ligt een boodschap. God heeft mij doen vergeten al mijn moeite en: God heeft mij doen toenemen in het land van mijn verdrukking. Daaraan dacht Jozef, hij was het niet vergeten! Door de Gemeente is Israël voor een tijd terzijde gezet. Bij Jozef was het ook voor een tijd. Straks sluit hij zijn broeders in zijn armen. Ook de Heere Jezus is in deze bedeling verbonden met Zijn hemelse bruid. Dat was het eeuwige voornemen van God, om Hem Zijn moeite te doen vergeten. Jozef was alles vergeten, hij was vruchtbaar gemaakt in het land van zijn ellende. Zo was ook de akker een vreemd land voor de Zaaier. Hij had een wijngaard gehad die Hem geen vrucht bracht. Nu wordt Hem vrucht gegeven. De Heere zocht vrucht op de akker, en Hij vond de Gemeente. Bij de zonen van Mozes (Exodus 2) zien wij de andere kant. In hem zien wij de verworpene. Nu gaat het niet om de heerlijkheid, hoewel het dezelfde bedeling betreft. Gersom betekent: Ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land. Dat heeft ons ook wat te zeggen. De Heere Jezus voelt Zich nog een vreemdeling in deze wereld. Wij delen die positie. Voor ons geldt hetzelfde.
Tot en met hoofdstuk 41:45 is aan de orde wat er met Jozef gedaan is. Vanaf vers 46 gaat het om de dingen die Jozef doet. Wat met Jozef gedaan is kunnen wij vergelijken met Efeze 1. Jozef kwam uit de gevangenis. God heeft Christus uit de doden opgewekt (vers 20). Jozef kwam op de troon en regeerde over heel Egypte, over alles, behalve over Farao’s troon. Hij regeerde over het huis, het paleis, van Farao. Christus is aan Gods rechterhand in de hemelse gewesten (Ef. 1:20b). Hij is gezet boven alle overheid, gezag, kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze, maar ook in de toekomstige eeuw (Ef. 1:21). Jozef regeerde ook toen zijn broers gekomen waren. De Heere Jezus regeert ook in het Duizendjarige Rijk, als alles in orde is gekomen. Asnath wordt aan Jozef gegeven. En van Christus staat: God heeft Hem als hoofd over alles gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is, de volheid van Hem die alles in allen vervult (Ef 1:22b,23). Deze verzen over wat er met Jozef gebeurt, mag je echt leggen naast datgene wat in Efeze 1 gezegd wordt met betrekking tot de Heere Jezus.
Zes dromen
Het is mooi te zien hoe in Genesis 41 de zes dromen uit het leven van Jozef aan de orde komen. De dromen van Farao’s dienaren worden in vers 13 aangehaald; dan vinden wij uiteraard de dromen van Farao zelf. Maar in principe zijn ook de eerste dromen van Jozef uitgekomen, de dromen waarin de verhoogde plaats van Jozef getoond werd, ook al zijn op dit moment zijn vader en zijn broeders nog niet gekomen. God heeft Zijn geheimen openbaar gemaakt.
Alles onder de voeten van de Heere Jezus
De verhoging van Jozef in dit hoofdstuk is typologisch nog niet de verhoging van de Heere Jezus in het Duizendjarige Rijk; dat vinden wij pas wanneer de gehele familie van Jozef gekomen is. Wat wij nu zien is in beeld de verhoging van de Heere Jezus op grond van Zijn vernedering en Zijn werk, naar de raadsbesluiten van God. Voor de gelovige is dat nu zichtbaar. Dat zien wij niet alleen in Efeze 1, maar in bijna alle Brieven van het Nieuwe Testament. Alle dingen zijn aan de Heere Jezus onderworpen. Gij doet Hem heersen over de werken van Uw handen; Gij hebt alles onder Zijn voeten gezet (Ps. 8:7).
Psalm 8 aangehaald
In 1 Kor. 15:27 staat de aanhaling uit Ps. 8:7. Daar is sprake van het toekomstige Vrederijk. En daar wordt alleen God uitgezonderd van de regering van de Heere Jezus, want God heeft Hem alle dingen onderworpen. In type zien wij dat hier in Farao. Ps. 8:7 wordt ook in Hebr. 2:7 aangehaald. Het gaat daar om de tegenwoordige tijd. De Heere Jezus is met heerlijkheid en eer gekroond en God heeft Hem gesteld over de werken van Zijn handen; alles heeft Hij aan Zijn voeten onderworpen. Maar dat zien wij nu nog niet. Wat de gelovige wel ziet is de verheerlijkte Heere aan de rechterhand van God. De wereld ziet dat niet, de Joden zien het niet. Maar wij hebben verlichte ogen van het hart. Wij zien Jezus ... met heerlijkheid en eer gekroond (Hebr. 2:9).
De tweede wagen
Farao had veel wagens. Daarvan was er maar één bekend als de (eerste) wagen van Farao. Maar uit vers 43 blijkt dat er ook maar één tweede wagen was, en dat was de wagen waarop Jozef rondgeleid werd. Het betekent dat beide wagens bijzonder waren. Voor mij, voor ons, is de Heere Jezus de berijder van die tweede wagen, onder de majesteit en hoogheid van God. In de wereld wordt dat niet gezien; het gaat er echter om of ik Hem zo zie. Jozef wordt in de tweede wagen gereden, terwijl er voor hem uitgeroepen wordt: Knielt! Eerbied! Er was in Egypte, op Farao na, geen ander die zoveel eer van land en volk ontving. Dat mogen wij in ons hart Christus toebrengen. Wij hebben de neiging onszelf te verheffen, maar Gods Geest beweegt ons om te luisteren naar wat gezegd wordt: Knielt!
Gezag van Christus
In vers 44 zien wij hoe de autoriteit van Jozef verbonden wordt aan het gezag van Farao zelf: Ik ben Farao, doch zonder u zal niemand zijn hand of zijn voet opheffen in gans Egypteland. God wijst op de handen en voeten van Zijn onderdanen. Wat wij doen of waar wij heengaan moet door Hem bepaald worden. In het leven van ieder zijn wel bijzondere daden en wegen geweest, waarbij wij Hem wel moesten vragen wat we moesten doen, maar dat is niet voldoende. Wij moeten in al onze handelingen, en overal waar wij gaan aan de Heere Jezus denken.
Naar de Heere Jezus gaan
De geestelijke hongersnood is begonnen. De jaren van overvloed zijn voorbij, ook voor de wereld. Kunnen wij leven zonder overvloed? Zonder Jozef gaat het niet. God wijst ons op Zijn geliefde Zoon. Gaat tot Jozef, doet wat hij u zegt (vers 55b). Hoe de situatie bij ons ook zijn mag, waarin wij ook verstrikt mogen zijn geraakt, laten wij luisteren naar deze roepstem, naar de Heere Jezus gaan en weer gaan doen wat Hij zegt. Bij ons levensvoedsel moeten wij maar bij één Persoon zijn, bij de ware Jozef, bij de Heere Jezus. Maar ook in verbinding met onze dienst. In Johannes 2, bij de bruiloft in Kana, zegt Maria tegen de dienstkenchten zegt: Wat Hij u ook zegt, doet dat. Laten wij steeds weer zeggen: Heere, zegt U het maar. Geef mij de bereidheid van het hart om zonder tegenstribbelen met vreugde te doen wat U zegt, geef mij toegewijdheid aan U.
(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, juli ’90
Met toestemming overgenomen voor electronische distributie door Bijbelstudie-BBS
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.