Nehemia 06

Een overdenking over Nehemia
Hoofdstuk 6
J. DE BLAAUW

In Nehemia 5 zagen wij dat Nehemia krachtig moest optreden tegen zijn eigen volksgenoten. Door niet waakzaam te zijn tegen de aanvallen van de vijand en door gebrek aan liefde waren er misstanden ontstaan onder het volk van God. Er was een grote tegenstelling ontstaan tussen de armen en de rijken. De armen werden onderdrukt door de rijken. Nehemia stelt de rijken in het openbaar aan de kaak. Hij wijst hen op het voorbeeld dat hij zelf gegeven had. Hij spreekt tot hen in de Naam van de Heere. Gelukkig luisteren zij naar deze vermaning en buigen zij zich onder de macht van het Woord van God en worden de dingen die verkeerd waren weer rechtgezet. Het Woord van de Heere is als een vuur en als een hamer die een steenrots te morzel slaat (Jer. 23:29).

Alle Schrift is door God ingegeven
In 2 Tim. 3:16,17 lezen wij: Alle Schrift is door God ingegeven en nuttig om te leren, te weerleggen, te verbeteren en te onderwijzen in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen is, tot alle goed werk ten volle toegerust. Als ik dus tot alle goed werk ten volle toegerust wil zijn, dan moet ik mij door alle Schrift, door de hele Schrift, laten leren, weerleggen verbeteren en onderwijzen. Tot alle Schrift hoort ook het Oude Testament, ook de Boeken Ezra en Nehemia.

Belangrijke lessen uit Ezra en Nehemia
In het Boek Ezra zien wij, dat onder de leiding van Jozua en Zerubbabel, het huis van de Heere, de God van Israël herbouwd wordt (Ezra 1:3). Het doel was, dat er een plaats zou komen waar men de Heere God kon aanbidden. Later komt de schriftgeleerde Ezra, die er zijn hart op gezet had de wet van de Heere te onderzoeken en haar te volbrengen en om in Israël inzettingen en verordeningen te onderwijzen (Ezra 7:10). Het was dus zijn verlangen, dat het volk van God de waarheid leerde kennen.

In het Boek Nehemia zien wij dat de muur en de poorten van Jeruzalem herbouwd worden onder de leiding van Nehemia. De muur en de poorten spreken van de afzondering. Achtereenvolgens zagen wij drie belangrijke onderwerpen: de aanbidding, het kennen van de waarheid en de afzondering.

Over afzondering
Ook voor ons is het nodig ons af te zonderen, niet alleen van de wereld, maar ook van het verkeerde in de christenheid. Afzonderen is niet alleen negatief: ons van iets of iemand afscheiden. Het is ook positief: ons bij iemand voegen, namelijk bij de Heere Jezus. Zo moeten wij uitgaan buiten de legerplaats tot Hem (Hebr. 13:13). Een muur van afzondering, naar de gedachten van God, is nodig. Het is nodig dat wij ons afzonderen, willen wij een zegen van God ontvangen. Ook voor ons die samenkomen rondom Christus, als het enige ware en blijvende Middelpunt, die samenkomen op de grondslag van het éne lichaam van Christus, is het nodig ons af te zonderen, om uit te gaan buiten de legerplaats en de smaad van Christus dragen, zoals wij zagen in Hebr. 13:13.

Dit gaan buiten de legerplaats herinnert ons aan de tent die Mozes spande buiten de legerplaats, na de zonde van Israël met het gouden kalf (Ex. 33:7). Die tent noemde Mozes tent der samenkomst. Ieder de de Heere zocht, ging uit naar de tent der samenkomst, die buiten de legerplaats was.

Nieuwe aanvallen van de vijand
Ondanks alle aanvallen van de vijand hebben Nehemia en zijn medewerkers stand gehouden. Zij hebben volhard in hun werk en er is een geweldig werk tot stand gekomen. Zij hebben gedaan al wat hun hand naar hun vermogen vond om te doen (Pred. 9:10). Zij hebben hun zaad in de morgen gezaaid en hun hand tegen de avond niet laten rusten (Pred. 11:6). Zij zijn standvastig geweest, onbeweeglijk, altijd overvloedig in het werk van de Heere (1 Kor. 15:58).

Wij lezen in vers 1, dat Sanballat, Tobia, Gesem, de Arabier en de andere vijanden hoorden dat de muur gebouwd was en dat daarin geen scheur was overgelaten. Alleen de deuren in de poorten waren nog niet aangebracht. Tegen zo’n muur van afzondering zal satan altijd zijn aanvallen richten. Dit zien wij duidelijk in het Boek Nehemia. Wij zagen dat Nehemia de openlijke tegenstand van de vijand heeft afgeslagen en de overwinning heeft behaald. Wij zagen allerlei vormen van tegenstand: ontstemming, verachting, woede, spot en een samenzwering.

Standhouden tegen de listen van de duivel
In hoofdstuk 6 zien wij een andere vorm van tegenstand. Als alle middelen niet hebben geholpen, dan past de vijand een andere taktiek toe, namelijk list. Hij probeert Nehemia met list bij de muur weg te lokken en hem dan kwaad te doen (vers 2-4). De vijand maakt hier gebruik van Sanballat en Gesem. Weten wij het nog wat de naam Sanballat betekent? Hoog van waarde, onder een vermomming van haat. Hier laat hij zien wie hij in werkelijkheid is. Hij wordt de Horoniet genoemd. Dat is een bewoner van het huis van de kloven. Dat was zijn streven: kloven of scheuren maken. Hij werkt hier samen met Gesem de Arabier. De Arabieren zijn nakomelingen van Ismaël. Zij zijn bekend als tegenstanders van het volk van God (2 Kron. 21:16; 22:1; 26:7).

Konfereren
Deze twee vijanden, Sanballat en Gesem, komen met een (uiterlijk) heel vriendelijke uitnodiging: Kom en laat ons tezamen vergaderen in de dorpen, in het dal Ono. Dit klinkt heel vriendelijk. Wat klinkt hun voorstel verleidelijk en aannemelijk: Laten wij tezamen vergaderen, konfereren, rondom de tafel gaan zitten en over onze gezamenlijke problemen praten. Dit is vandaag de dag ook in. De wereld konfereert over alle mogelijke problemen en de christenheid doet daar dapper aan mee: Samen moeten wij toch in staat zijn de problemen in de wereld op te lossen! Wij moeten toch een gesprek aangaan met andere godsdiensten en zoeken waarin wij samen één zijn en met hen kunnen samenwerken! Wij moeten proberen door konferenties tot een vergelijk, tot een compromis te komen. Hiermee zijn de belangen van allen gebaat, zonder dat er strijd ontstaat.

De list onderkend
Gelukkig onderkent Nehemia deze list van de vijand. Hun bedoeling was Nehemia weg te krijgen van zijn werk aan de muur. Bovendien wilden zij hem kwaad doen (vers 2). Als zij Nehemia in hun macht zouden krijgen, zou het werk aan de muur vanzelf ophouden. Maar Nehemia doorgrondt hen. Hij denkt alleen aan het grote werk waarmee hij bezig is. Hij antwoordt: Ik ben bezig een groot werk te doen en kan niet komen. Waarom zou het werk stilliggen, doordat ik het verliet en tot u kwam (vers 3)? De vijand geeft zich niet in één keer gewonnen. Tot viermaal toe komt zo’n boodschap tot Nehemia en iedere keer geeft hij hen op dezelfde wijze antwoord (vers4).

De wapenrusting aandoen
Ook voor ons is het nodig de hele wapenrusting van God aan te doen, om te kunnen standhouden tegen de listen van de duivel (Ef. 6:10-18). Wij moeten nuchter zijn en waken (1 Petr. 5:8). Ook voor ons bestaat het gevaar dat wij gehoor geven aan deze listige en steeds weer herhaalde voorstellen van de vijand en niet langer zo bekrompen en apart willen zijn. Daardoor zijn wij niet meer waakzaam bij de muur van afzondering en geven wij de vijand gelegenheid binnen te dringen in ons persoonlijke leven en ook in ons vergaderd zijn rondom Christus. Of wij geven onze plaats van afzondering helemaal prijs en gaan terug tot een christenheid die al helemaal doortrokken is van het zuurdeeg.

Het dal van Ono
Wij gaan dan buiten de muur en bevinden ons in het dal van Ono (vers 2). Dat is volgens Neh. 11:35 het dal van de werkmeesters (of: het handwerkersdal N.B.G.). Ono betekent krachtig. Dichtbij Ono ligt de plaats Lod. Lod betekent twist. Bij het dal Ono mogen wij denken aan een plaats waar industrie, handel en nijverheid wordt gevonden en daardoor uiterlijke welvaart, maar zonder God. Het karakter van Ono is namelijk het wezen van de maatschappij waarin wij leven. Dat is het systeem dat God buitengesloten heeft en Hem vijandig gezind is.

Kaïn en zijn familie
Wij lezen in Genesis 4 van Kaïn dat hij wegging van het aangezicht van de Heere en ging wonen in het land Nod, ten oosten van Eden en de stichter werd van een stad (vers 16, 17). Eendracht maakt macht. Wij komen onder zijn nakomelingen een Tubal-Kaïn tegen, de vader van allen die koper en ijzer bewerken (vers 22). Hierbij mogen wij, net als bij het dal van Ono, denken aan de wereld van de wetenschap, van technische uitvindingen en ontwikkelingen, die meestal in onafhankelijkheid van God gebruikt worden.

Gij verstaat van verre mijn gedachten... (Ps. 130:1-4)
Nehemia is ons tot voorbeeld. Hij deed in gehoorzaamheid wat God hem had opgedragen. Bij hem was geen plaats voor zijn eigenwil, of voor onafhankelijk van God handelen. Hij leefde in gemeenschap met God. Omdat Nehemia in afhankelijkheid van God leefde, is hij bewaard gebleven voor de vriendelijke, maar listige voorstellen van de tegenstander. Daardoor was hij in staat de listen van de vijand te onderkennen en hun gedachten te verstaan. Zie ook vers 12 en 13 tegenover de list van Semaja. Hij lijkt op de Heere Jezus, de ware Nehemia, Die ook de overleggingen en gedachten van de mensen kent (2 Kon. 6:8-12; Matth. 9:4;12:25).

De keuze van Lot
Toen Abram Lot liet kiezen waar hij wilde wonen, koos Lot de vlakte, de laagte van het Jordaandal, dat rijk aan water was (Gen. 13:10-13). Eerst sloeg hij zijn tenten op tot bij Sodom, later woonde hij in Sodom (Gen. 19:1). Toch was Lot een rechtvaardige, maar hij heeft zwaar te lijden gehad door de wandel in losbandigheid van de zedelozen. Hij heeft dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun wetteloze werken (2 Petr. 2:7,8).

Standhouden
Nehemia is bewaard gebleven in de beproeving, hij heeft stand gehouden. Hij ging niet naar het dal van Ono. Hij is voor veel kwelling van zijn ziel bewaard gebleven (Spr. 25:26). Wij lezen van Juda dat het niet in staat was de bewoners van de vlakte te verdrijven, want die hadden ijzeren strijdwagens (Richt. 1:19).

Op de berg of in het dal
Als God een verbond sluit met het volk Israël, doet Hij dat vanaf de berg (Exodus 24). Als God aan Mozes aanwijzingen geeft hoe de tabernakel vervaardigd moet worden, laat Hij hem het voorbeeld daarvan zien op de berg (Ex. 25:40; Hebr. 8:5). Als God aan Mozes het beloofde land wil laten zien, vlak voor zijn sterven, doet Hij dat vanaf de berg Nebo (Deut. 34: 1-4). Als drie discipelen iets mogen zien van het koninkrijk van God en van de heerlijkheid van Christus, gaat de Heere Jezus met hen op een hoge berg (Matth. 16:28; 17:1-8). De Geest van God wil altijd naar boven trekken, maar satan trekt altijd naar beneden.

Een groot werk
Zoals gezegd, Nehemia gaat niet in op het voorstel van de vijand. Hij is standvastig. Hij is op de plaats waar de Heere hem wil hebben. Hij is bezig met een werk dat de Heere welgevallig is, een werk waarvan hij overtuigd is dat de God van de hemel het hem zal doen gelukken (Neh. 2:20). Hij zegt tegen Sanballat en Gesem: Ik doe een groot werk, zodat ik niet zal kunnen afkomen; waarom zou dit werk ophouden, terwijl ik het zou nalaten en tot u afkomen (Neh. 6:3)? Nehemia wijst op de belangrijkheid van het werk waarmee hij bezig is. Omdat hij bezig is met een groot werk heeft hij geen tijd om op de voorstellen van de vijand in te gaan. Zo schrijft ook de apostel Paulus aan zijn trouwe medewerker Timotheüs onder andere :Behartig deze dingen, leef daarin (1 Tim 4:11-14). Als ons hart vervuld is met de dingen van de Heere, dan is daar geen plaats voor andere dingen.

De aanhouder wint niet
Toch probeert de vijand zijn list tot viermaal toe (vers 4). Maar Nehemia leeft in gemeenschap met de Heere, daardoor is hij sterk en is hij in staat standvastig te blijven in deze beproeving. Hij aarzelt niet, hij redeneert niet, maar kort en zakelijk wijst hij telkens weer de voorstellen van de vijand af.

Zo zal de vijand altijd weer tot het uiterste proberen ons zover te krijgen, dat wij onze plaats van afzondering opgeven, door te gaan naar het dal Ono en samen te werken met de tegenstanders van het volk van God. Als wij niet in gemeenschap met de Heere leven, dan zijn wij zwak, dan kunnen wij niets, dan houden wij geen stand in de beproeving. Zonder Hem kunnen wij helemaal niets doen (Joh. 15: 5). Maar wij vermogen alles door Hem die ons kracht geeft (Fil. 4:13).

Een open brief
Maar de vijand is na vier mislukte pogingen nog niet ontmoedigd. Hij houdt vol. Alleen past hij een andere taktiek toe. Hij heeft een listig plan bedacht. Deze keer stuurt Sanballat zijn knecht met een open brief naar Nehemia. Iedereen kon kennis nemen van de inhoud van deze brief. Iedereen moest weten wat voor snode plannen deze Nehemia smeedde. Wat stond er namelijk in de brief? Onder de volken gaat een gerucht en Gasmu (Gesem) bevestigt het, dat gij en de Joden van plan zijt in opstand te komen; daarom zijt gij bezig de muur te herbouwen en gij wilt volgens dat zeggen hun koning worden ... Dergelijke dingen zullen de koning ter ore komen; kom dan nu, laten wij samen beraadslagen (vers 6,7).

Het antwoord van Nehemia
Dit is een ernstige beschuldiging. Er wordt een smet geworpen op het karakter en de bedoelingen van Nehemia. Bovendien wil men hem ook nog verdacht maken bij koning Arthasasta. Verliest Nehemia nu de moed en gaat hij in op het voorstel van de vijand om met hen te onderhandelen? Nee, Nehemia is een man van het geloof, hij wandelt met God. Hij stelt de waarheid tegenover de leugen. Hij antwoordt: Er is van zulke dingen als gij noemt, niets geschied, maar gij verzint ze zelf (vers 8).

Het gebed van Nehemia
Nehemia doorziet de bedoelingen van de vijanden. Zij willen proberen hem en zijn helpers bevreesd te maken. Zij denken: Hun handen zullen dan het werk nalaten, zodat het niet gedaan wordt. Na dit moedige antwoord gegeven te hebben, voelt Nehemia zijn afhankelijkheid van God en zijn eigen zwakheid. Hij is een man van het geloof, maar hij is ook een man van het gebed. Hij wendt zich tot God met de woorden: Nu dan, sterk mijn handen (vers 9)!

De vreze des Heeren
Nehemia handelt niet in de trots van een hart dat zichzelf zoekt. Hij handelt in de vreze des Heeren. De vreze des Heeren is ten leven; want men zal verzadigd zijnde vernachten; met het kwaad zal men niet bezocht worden (Spr. 19:23). In de vreze des Heeren is een sterk vertrouwen en Hij zal Zijn kinderen een toevlucht wezen. De vreze des Heeren is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods (Spr. 14: 26,27).

Valse beschuldigingen
Nehemia werd vals beschuldigd. Hij zou zijn eigen eer zoeken en zijn eigen belangen op het oog hebben. Hetzelfde zal iedere gelovige ervaren, als hij in getrouwheid wil wandelen, in overeenstemming met de gedachten van God. De vader van de leugen (Joh. 8:44) zal zijn aanvallen op hem richten en hem vals beschuldigen. Gelovigen die willen samenkomen rondom de Heere Jezus worden ervan beschuldigd dat zij een sekte zijn en de verdeeldheid onder de christenen nog groter hebben gemaakt en dat zij andere gelovigen buitensluiten. Ook dit zijn ongegronde beschuldigingen.

Verzonnen woorden
De vijand beschuldigde Nehemia van dingen die zij zelf verzonnen hadden (vers 8). Petrus waarschuwt de gelovigen voor valse leraars die zullen binnensluipen in de Gemeente, die verderfelijke sekten heimelijk zullen invoeren en de Meester die hen gekocht heeft, zullen verloochenen en een spoedig verderf over zichzelf brengen. En velen zullen hun losbandigheid navolgen en om hen zal de weg van de waarheid gelasterd worden. En door hebzucht met verzonnen woorden zullen zij koopwaar van u maken (2 Petr. 2:1-3). Petrus spreekt ook over woorden die men zelf verzonnen heeft en over mensen die als koopwaar behandeld worden. Dit is een groot kwaad, om van mensen koopwaar te maken onder een godsdienstig voorwendsel. In verband met de val van het grote Babylon lezen wij ook dat de kooplieden handelden met de lichamen en zielen van mensen (Openb. 18:13).

Ik jaag in de richting van het doel
Nehemia had maar één doel voor ogen. Vastberaden streefde hij dat doel na. Hij liet zich door niets en niemand afleiden. Toen de Heere Jezus de zeventig uitzond, zei Hij onder andere tegen hen, dat zij onderweg niemand moesten groeten (Luk. 10:4). Hun arbeid moest hun volle aandacht hebben, zij moesten geen kostbare tijd verloren laten gaan. Paulus zegt: Eén ding doe ik: terwijl ik vergeet wat achter is en mij uitstrek naar wat vóór is, jaag ik in de richting van het doel ... (Fil. 3:14). En aan de gelovigen in Korinthe schrijft hij dat zij standvastig, onbeweeglijk, altijd overvloedig in het werk van de Heere moeten zijn (1 Kor. 15:58). Simson hield het éne doel niet voor ogen, hij was niet standvastig. Hij liet zich afleiden door zijn hartstocht. Hij was niet bestand tegen de verzoekingen van Delila. Driemaal is hij standvastig gebleven, maar als zij voor de vierde maal komt met haar verzoekingen, vertelt hij haar het geheim van zijn kracht, met het gevolg dat de Heere van hem wijkt en hij zijn kracht verliest (Richt. 16:4-21).

Geen nadelige gevolgen voor Nehemia
Het waren ernstige dingen waarvan Nehemia in de open brief beschuldigd werd. Ook dreigde de vijand dat zij ervoor zouden zorgen dat de koning hiervan zou horen. Toch lezen wij niet dat deze beschuldiging nadelige gevolgen heeft gehad voor Nehemia. De tegenstanders zullen wel begrepen hebben dat het heel moeilijk zou zijn de Perzische koning ervan te overtuigen dat Nehemia tegen hem in opstand wilde komen. De koning was hem immers goedgezind. Hij had hem brieven meegegeven voor de landvoogden, om hem te helpen bij de bouw van de muur en de poorten van Jeruzalem, terwijl de koning hem bovendien een bescherming van legeroversten en ruiters had gegeven. Waarschijnlijk hebben de vijanden van Nehemia het niet aangedurfd hun valse beschuldigingen, die ze nooit zouden kunnen bewijzen, over te brengen aan de koning.

Uitgaan tot de Heere
Nehemia weet waar zijn plaats is. Hij blijft binnen de heilige beschutting van de herbouwde muur van Jeruzalem, ook al zijn daar maar weinigen. Hij sluit zich niet aan bij het leger van Samaria. Ook tot ons komt de oproep tot Hem uit te gaan buiten de legerplaats en Zijn smaad te dragen (Hebr. 13:13). Ook voor de gelovigen die maar kleine kracht hebben is er een heilige beschutting in Filadelfia. Zij zijn uitgegaan uit Sardis (het protestantisme) naar Hem, de Heilige en de Waarachtige (Openbaring 3). Zij zijn misschien zwak en hebben veel gebreken, toch hebben ze Zijn woord bewaard en Zijn naam niet verloochend. Zij blijven standvastig ondanks de aanvallen van satan.

Aanvallen van binnenuit
In de verzen 10-14 zien wij dat de vijand opnieuw zijn aanvallen op Nehemia richt. Achter het werk van Sanballat en Tobia bevindt zich satan, de slang, de grote verleider. In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk kwamen de aanvallen van buitenaf en wordt Nehemia gevraagd: Kom tot ons! In dit gedeelte komen de aanvallen van binnenuit. En wordt tegen Nehemia gezegd: Ga niet meer uit, maar sluit u op. Wij lezen eerst van een zekere Semaja, die bezweken is voor de aanvallen van de verleider. Zijn naam betekent: De Heere verhoort. Hij is de zoon van Delaja, uit de nood gered en een nakomeling van Mehetabeël, wie God weldoet. Het mag in onze familie bekend zijn dat God de Zijnen weldoet, dat Hij uit de nood redt en dat Hij gebeden verhoort, maar als ons oog niet op de Heere is gericht en wij geen onderscheidingsvermogen meer hebben, dan vallen wij, net als Semaja, in de handen van de verleider. Nu probeert deze Semaja ook Nehemia te verleiden.

Ook Paulus waarschuwt de oudsten van Efeze voor aanvallen van binnenuit (Hand. 20: 29-30): Uit uzelf zullen mannen opstaan, die verdraaide dingen spreken ....

Het plan van Semaja
Deze Semaja had zich opgesloten. Hij was dus niet meer bezig met het werk aan de muur, samen met Nehemia. Hij vroeg Nehemia tot hem te komen. Hij deed alsof hij grote zorg had voor het leven van Nehemia en stelde voor samen naar een vertrek in de tempel te gaan en dan de deuren van de tempel te sluiten, om te voorkomen dat de vijanden Nehemia zouden doden (vers 10).

Wij lezen in Luk. 13:31 dat er enige Farizeeën tot de Heere Jezus kwamen en zeiden: Vertrek en ga weg van hier, want Herodes wil U doden. De tegenstanders probeerden Hem bang te maken. Net als Nehemia, maar bij Hem in volmaaktheid, dacht de Heere alleen aan het grote werk dat Hij zou volbrengen in Jeruzalem (vers 33).

Ja, vannacht nog komen zij om u te doden zegt Semaja. Wij lezen ook van de koning van Aram (Syrië) dat hij in de nacht kwam met een sterk leger en Dothan omsingelde om Elisa gevangen te kunnen nemen (2 Kon. 6:14). Als Judas naar buiten gaat om zijn Meester te verraden, lezen wij dat het nacht was (Joh. 13:30).

In de tempel vluchten
Nehemia merkte duidelijk dat God niet door deze Semaja tot hem sprak, maar dat Tobia en Sanballat hem omgekocht hadden (vers 12). Dit blijkt uit het voorstel van Semaja om in de tempel te vluchten. De heidenen gebruikten hun heiligdommen als een schuilplaats, als hun leven gevaar liep. Maar dit had de Waarachtige, de Eeuwige God van de hemel, wat Zijn huis betreft, nooit toegelaten. Zijn huis op aarde was bestemd voor de aanbidding en de dienst van de Heere en niet voor een ander doel. Wij lezen van een Joab dat hij vluchtte naar de tent van de Heere en de horens van het altaar greep. Hij volgde daarbij het voorbeeld van Adonia (1 Kon. 1:50). Hij dacht dat hij daar veilig was. Maar omdat hij schuldig was, baatte het hem niet en werd hij gedood (1 Kon. 2:28-34; Ex. 21:14).

Wij zien dat deze verzoeking in verbinding staat met de tempel, de heilige plaats. Dit maakt de verzoeking heel moeilijk voor Nehemia. Het heiligdom is immers de plaats waar de ziel ongestoorde gemeenschap kan genieten met God. Ook de Heere Jezus werd verzocht in verbinding met de tempel. De duivel voerde Hem naar Jeruzalem en liet Hem op de dakrand van de tempel staan en zei tot Hem... (Luk. 4:9-12).

Geen aanleiding geven tot lasteren
In vers 11 lezen wij het antwoord van Nehemia: Zou een man als ik vluchten? En wie is er, als ik, die in de tempel zou gaan, dat hij levend bleef? Ik zal er niet ingaan. Als Nehemia, door angst gedreven, zou vluchten, dan zou men daaruit kunnen opmaken dat hij schuldig was. Als hij in de tempel zou gaan, zou men hem kunnen beschuldigen dat hij de tempel ontwijd had. Want alleen de priesters mochten de tempel binnengaan. Algemeen wordt aangenomen dat Semaja priester was. Wat Nehemia ook zou doen, het zou de vijanden altijd stof gegeven hebben tot een kwaad gerucht, ten einde een smaad op hem te werpen (vers 13). Wij moeten de vijanden van de Heere geen aanleiding geven tot lasteren (2 Sam. 12:13,14; Rom. 2:24). Wij moeten zelf op onze hoede zijn voor de schijn van het kwaad.

Over valse profeten en een wijs man
Semaja deed alsof hij bezorgd was voor het leven van Nehemia. Hij deed zich voor alsof hij een profeet was, die in de Naam van de Heere een profetie uitsprak (vers 12). De Heere Jezus waarschuwt Zijn discipelen voor de valse profeten die tot hen zullen komen in schapevachten, maar van binnen zijn zij roofzuchtige wolven (Matth. 7:15).

Wij kunnen Nehemia vergelijken met een wijs man die zijn huis op de rots gebouwd heeft. Dan mogen de slagregens komen, die het huis willen ondermijnen, en de waterstromen, die proberen het huis binnen te dringen, en de winden van allerlei leringen mogen tegen dat huis beuken; het huis stort niet in, want het is op de rots gegrondvest (Matth. 7:24,25). Steeds weer zien wij dat Nehemia de verzoeking meteen afwijst, om daarna de ware bedoeling van de vijand (hier onder het mom van een broeder) aan de kaak te stellen. Wat een Goddelijk licht had Nehemia bij dit alles nodig, om alles naar waarheid te onderscheiden. Dit was alleen mogelijk omdat hij in voortdurende gemeenschap met God wandelde.

Meehelpen of tegenwerken
Wij zien in het boek Ezra dat de profeten meehielpen bij het bouwen aan het huis van God (Ezra 5:2). In Nehemia 3 zien wij dat ook de priesters meehielpen bij het bouwen van de muur en de poorten van Jeruzalem (vers 28). Maar hier zien wij Semaja, een priester die de vijand steunt. Zelfs de profetes Noadja deed dit en wij lezen van andere profeten die geprobeerd hebben Nehemia bevreesd te maken (vers 14). Semaja, die een heilige priester moest zijn, was omgekocht door de vijand. Hij diende de mammon. Voor geld probeerde hij Nehemia ten val te brengen. Ook Judas diende de mammon. Voor geld heeft hij zijn Meester verraden. Ook nu zijn er nog mensen in de christenheid die menen dat de godsvrucht een winstbron is. Dit zijn mensen die verdorven zijn in hun denken en die van de waarheid beroofd zijn (1 Tim. 6:5).

Niet strijden, maar het overgeven aan Hem
Wat doet Nehemia met al deze mensen van zijn eigen volk, die nu zijn tegenstanders zijn geworden? Hij stelt ze openlijk aan de kaak en noemt het kwaad dat zij gedaan hebben bij name. Maar hij vermijdt de openlijke strijd met deze mensen. Hij gaat met al deze dingen naar God en legt het in Zijn hand. Openlijke strijd zou hem van zijn grote werk afgehouden hebben.

Zo heeft ook de apostel Paulus Alexander de kopersmid, die hem veel kwaad berokkend heeft, niet openlijk bestreden, maar hij legde alles in de hand van de Heere. Wel waarschuwde hij Timotheüs zich voor hem te wachten (2 Tim. 4:14,15). Michaël, de aartsengel, deed het werk dat God hem had opgedragen, maar hij liet de bestraffing van de duivel over aan God (Judas: 9). Ook de Heere heeft, toen Hij uitgescholden werd, niet teruggescholden, toen Hij leed, niet gedreigd, maar Hij heeft Zich overgegeven aan Hem die rechtvaardig oordeelt (1 Petr. 2: 23).

De muur voltooid
In vers 14 zien wij dat Nehemia zich in het gebed tot God wendde. Hij was zich bewust van zijn eigen zwakheid en van de zwakheid van het volk. Hij wist dat zij de hulp van God meer dan ooit nodig hadden. Het werk was groot en uitgebreid (4:19), maar God was met de werkers. Het werk ging door, ondanks alle aanvallen en listen van de vijand. En in tweeënvijftig dagen was de muur voltooid (vers 15). Toen de vijanden dit hoorden, vreesden al de heidenen die rondom hen waren. Zij moesten erkennen dat dit werk met de hulp van God gedaan was (vers 16). Lees in verband hiermee Ps. 48:3-8. Ook de Egyptische tovenaars, Jannes en Jambres (2 Tim. 3:8), moesten énmaal erkennen: Dit is Gods vinger (Ex. 8:19). De vijand valt als het ware op zijn aangezicht neer en moet erkennen dat God werkelijk onder hen is, als zij zien wat een geweldig werk tot stand gekomen is. Uiteindelijk ontvangt God de eer die Hij waardig is te ontvangen.

Verkeerde verbindingen
In de laatste verzen van dit hoofdstuk lezen wij van droevige dingen. Wij lezen van de edelen van Juda, dat zij zich hebben verbonden met Tobia, de vijand van Nehemia. De edelen hadden een bijzondere plaats en taak onder het volk van Juda, de Godlovers. Wat een slecht voorbeeld geven deze edelen. Zij verbinden zich met Tobia, de medewerker van Sanballat.

Niet alleen onze vijanden, maar ook onze vrienden en familieleden kunnen ons in de weg staan. Familiebanden speelden ook hier een rol. Tobia was de schoonzoon van Sechánja, wiens naam betekent: Bij wie de Heere woont of Die met de Heere vertrouwd is. Wij mogen uit deze naamgeving afleiden dat de ouders van Sechánja godvrezende mensen waren. En nu heeft deze Sechánja zijn dochter afgestaan aan Tobia, de rechterhand van Sanballat. Sechánja was de zoon van Arag (Arah), één van de aanzienlijksten onder het volk (Ezra 2:5; Neh. 7:10). Zo kunnen kinderen van God in geestelijk opzicht gemakkelijk snel bergafwaarts gaan.

Verder lezen wij van een Jóhanan (Die de Heere begunstigt of gunsten verleend heeft), de zoon van Tobia. Hoe kan Tobia zijn zoon zo’n betekenisvolle naam geven? Uiterlijk lijkt hij wel vroom, maar innerlijk is hij verbonden met de werken van de duisternis. Deze Jóhanan neemt tot vrouw een dochter van Mesullam (Hersteld), de zoon van Beréchja (Die de Heere zegent) uit het priesterlijk geslacht. De naam Mesullam herinnert ons eraan, dat God het volk hersteld heeft. De ouders van Mesullam hebben hun geestelijk inzicht geheel of gedeeltelijk verloren, want zij laten hun dochter trouwen met de zoon van Tobia. Dit is geen herstel, maar een afbreuk van het Woord van de Heere!

Wat is het gevaarlijk voor hen die binnen zijn om familiebanden te hebben met hen die buiten zijn. Ook voor ons geldt de waarschuwing dat wij niet met ongelovigen onder één juk moeten gaan (2 Kor. 6:14,15). Ook voor ons geldt het woord van Jakobus: Vriendschap jegens de wereld is vijandschap jegens God (Jak. 4:4).

Een verkeerde briefwisseling
Er vond een regelmatige briefwisseling plaats tussen deze edelen en Tobia. Ook stuurde Tobia brieven aan Nehemia, door bemiddeling van de edelen van Juda, met het doel Nehemia bang te maken (vers 19). Hoe is het mogelijk! Een vriendschappelijke briefwisseling tussen mensen die afgezonderd van het kwaad horen te leven en de werktuigen van de duisternis! Het doel van deze briefwisseling zal ook wel geweest zijn om een soort accoord tussen Nehemia en Tobia tot stand te brengen. Zij wijzen Nehemia op de vele goede dingen die bij Tobia gevonden worden (vers 19). Deze Tobia is een goed mens, er is toch eigenlijk niet zo’n groot verschil tussen hem en ons? Hierdoor laten deze edelen zien dat zij helemaal geen begrip hebben, waarom het hier in werkelijkheid ging. Het ging niet om de goedheid of slechtheid van Tobia. Maar deze Tobia was en bleef een Ammoniet. Van hem stond geschreven in het boek van Mozes, dat geen Ammoniet ooit in de gemeente van God mocht komen (Neh. 13:1; Deut. 23:3-5). Israël was een afgezonderd volk, zij waren afgezonderd voor God. Wij lezen in Amos 3:2 dat God tegen Israël zegt: U alleen heb Ik gekend uit alle geslachten van het aardrijk.

Nehemia houdt stand onder al deze aanvallen van de vijand, hij doorstaat al deze beproevingen. Hij brengt alles bij de Heere (vers 14). Hij bidt: Sterk mijn handen (vers 9). Hij vertrouwt op de beloften van de Heere. Voor hem gelden ook de woorden die de Heere tegen Jeremia heeft gesproken: Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een koperen vaste muur; zij zullen wel tegen u strijden, maar u niet overmogen; want Ik ben met u, om u te behouden en om u uit te rukken, spreekt de Heere. Ja, Ik zal u rukken uit de hand der bozen en Ik zal u verlossen uit de handpalm der tirannen (Jer. 15:20,21).

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, april ’84
Met toestemming overgenomen voor electronische distributie door Bijbelstudie-BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.