De Bruidegom Komt
De Bruidegom Komt
studie over de positie van Israël en de Gemeente
”Want zo zegt de HEERE der heerscharen: Naar de heerlijkheid over u, heeft Hij mij gezonden tot die heidenen, die u beroofd hebben; want die u aanraakt, die raakt Zijn oogappel aan.” Zacharia 2:8
Inleiding
Toen ik nog niet zo lang gelovig was, werd mij, tijdens een Bijbelstudie, uitgelegd dat de Gemeente (of zo u wilt: de Kerk) van Christus Zijn Lichaam was. Er wordt echter ook geleerd, in diverse kerken en gemeenten, dat de Gemeente (Kerk) van Christus Zijn Bruid is.... en dat Israël, in het Oude Testament, voorheen deze Bruid was (geweest). Deze -en aanverwante leringen- worden veel gehoord. De Gemeente van Christus als Zijn Bruid is een reeds lang bestaande gedachte. Is dit nu een Bijbelse gedachte? In deze verkenning wil ik ingaan op een aantal Bijbelgedeelten om zo te zoeken naar een antwoord op de vraag: Wie is de Bruid van Christus? Toen deze studie -in conceptvorm- klaar was heb ik nog de brochure ”De bruidegom en de Bruid”, zie literatuuropgave, ter beschikking gekregen. Hoewel in die brochure duidelijke overeenkomsten met deze studie voorkomen hebben beide een andere invalshoek en worden er toch verschillende thema’s besproken. Bedoelde brochure is echter een aanrader voor verdere bestudering van het onderwerp.
N.B.:
Hoewel er meestal over de ”Kerk (van Christus)” wordt gesproken prefereer ik de uitdrukking ”Gemeente (van Christus)”.
De tussen haken staande cijfers, bijv: <1>, verwijzen naar de noten aan het eind van ieder hoofdstukje.
I De positie van de Gemeente
”Uitgesloten van het burgerrecht Israëls, en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld”
Efeze. 2:12
Voor de komst van Christus Jezus naar de aarde en voor zijn verzoenend sterven voor de mens(heid) had alleen Israël, dwz. de Joden, deel aan Gods heilsplan. De heiden, de niet Jood, was hiervan uitgesloten: ”zonder hoop en zonder God”. De enige uitzondering hierop vormden de zg. ’Proselieten’ of ’Jodengenoten’. Dit waren heidenen die tot het Jodendom bekeerd waren, en daarom tot de Joden gerekend (kunnen) worden.
Efeze 2:4-10.
Maar na het offer op Golgotha (de kruisdood van Jezus, waardoor ieder mens -die dit aanvaard- behouden is) gaf God in Zijn grote genade ook de heiden de kans om behouden te worden!
”Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave (=cadeau, gift) van God”
Efeze 2:8
Die gave was Christus Jezus (vers 4-7) en door Hem zijn wij, heidenen, die ver
van God af waren, uitgesloten waren, dicht bij God gekomen: door het bloed van
Christus Jezus, wat verzoening bracht (Efeze 2:13).
Dit was mogelijk door de tijdelijke terzijdestelling van Israël, zo kwam het heil ’tot de heidenen’.
Ik wijs -vooruitlopend- op het woordje ”mede” in deze tekst, het komt drie maal voor:
- mede levend gemaakt met Christus;
- mede opgewekt;
- mede een plaats gegeven in de Hemelse gewesten.
Mede = met Christus uiteraard, maar er is -m.i.- meer aan de hand...
Wat is ”de Gemeente”?
1e. Efeze 1:22-23: de Gemeente is het lichaam van Christus; Hij is het hoofd
van dit lichaam.
2e. Efeze 2:21-22: de Gemeente is een tempel, heilig in de Here, in wie
de christen mede gebouwd wordt tot een woonplaats van Gods Geest.
(zie ook: Romeinen 12:5; Efeze 4:1-16)
Conclusie:
Christus Jezus is het HOOFD van de Gemeente; alle gelovigen (uit alle kerken en richtingen) vormen samen het lichaam, dat is de Gemeente; de gemeente is een heilige tempel.
In de oude tabernakel en later de tempel (van Salomo) woonde God (Ex. 40:34-38) bij het volk Israël (vgl. 2 Kronieken. 5:13-14). In de nieuwe tempel, Zijn Gemeente, woont Hij door Zijn Geest:
”Maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn” (Joh. 14:16-17)
De vervulling van deze belofte vind plaats, vgl. Hand.2:1-4. Opvallend detail: bij de inwijding van de tempel(2 Kronieken 5:12) zijn er 120 priesters aanwezig, die op de trompetten bliezen. Bij de uitstorting van de Geest zijn er 120 discipelen aanwezig (Hand. 1-15, 2:1). De priesters kunnen, wanneer de heerlijkheid van God komt, niet blijven staan om dienst te doen (vallen op hun aangezicht?).
Met deze 120 gelovigen begon Christus Jezus Zijn tempel, Zijn gemeente, te bouwen. Immers, de oude tempel -de verpersoonlijking van de wet- had afgedaan.
Christus had gezegd: ”Het is volbracht” en het voorhangsel scheurde (Luk. 23:45, Joh. 19:30). De WET was VERVULD, volbracht (Gal. 3:25, 4:4-5). Daarom kon God toestaan dat in het jaar 70 na Chr. de (aardse) tempel werd verwoest.
Het moment dat de Heilige Geest uitgestort werd en zij allen in andere talen (Hand. 2:7-8) begonnen te spreken was het begin. De Here deed een groot wonder, de Joden, uit alle landen, hoorden daar in heidense talen spreken over Gods grote daden. Zoals reeds voorzegd in Jes.28:11 ”Daarom zal Hij door belachelijke (Hand.2:13!!) lippen, en door een andere tong (=taal) tot dit volk spreken” De reden hiervoor vinden we in I Kor. 1:22;
”Overmits de Joden een teken begeren” maar: ”In de wet is geschreven: Ik zal door lieden van andere talen, en door andere lippen (=o.a. de gelovigen over de
hele wereld heden ten dage, welke andere talen, bijv. Nederlands, spreken) tot dit volk spreken, en ook alzo zullen zij Mij niet horen, zegt de Here” (I. Kor.14:21). Na de toespraak van Petrus komen er dan ongeveer 3000 mensen tot geloof. Zij ontvangen allen de gave van de Heilige Geest; dwz. zij worden allen vervuld met Gods Geest, ontvangen deze gave (gift) ook. Dat wil overigens niet zeggen dat zij allemaal ook in andere talen spraken. Hiervoor zijn geen schriftuurlijke aanwijzingen. De wonderen en tekenen geschieden door de apostelen.
(Hand. 2:43) De positie van de Gemeente is dus die van het LICHAAM van Christus, waarmee een NIEUW verbond is aangegaan. Over de positie van de Gemeente valt nog veel meer te zeggen. Voorlopig lijkt mij bovenstaande voldoende.
II Doel, Opdracht en Verwachting van de Gemeente
Het doel
Wat is het doel van de Gemeente? De Bijbel zelf geeft het antwoord: ”opdat nu, door de Gemeente, bekend gemaakt zou worden aan de overheden en de machten in de Hemel de veelvuldige wijsheid van God”. (Efeze 3:10)
Gods veelvuldige wijsheid openbaar gemaakt aan de machten in de Hemel, door middel van de Gemeente, het lichaam van Christus. De machten in de hemel wil zeggen: satan en zijn dienaars. Ook deze heeft namelijk toegang tot de hemelse gewesten: Job 1:6; Daniël 10:13, 20; Jes.14:12-14. Hij wordt openbaar door -het getuigen van- de Gemeente ten opzichte van deze machten. Dit was Gods doel, nl.:
”Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onze Heere” Efeze 3:11
Ons getuige zijn is dus niet alleen op deze aarde, maar wij zijn ook getuigen ten opzichte van de machten in de Hemel: laat ons daarvan bewust zijn!
De opdracht
Uit het doel vloeit de opdracht voort: het getuige zijn (Hand. 1:8). Hoe aan deze opdracht te voldoen?
- in volmaaktheid met Hem leven, als getuigenis t.o.v. hemelse machten
(zie boven);
- God dienen en Zijn Zoon verwachten (I Thess.1:9-10, Openb. 3:10); matig,
rechtvaardig, Godvruchtig leven (Tit.2:12).
- getuigen door middel van het breken van het brood (het ’avondmaal’:
Luk. 22:19; I Kor.11:23-26)
De verwachting
Wat is dan de (toekomst)verwachting? (citaat: vers 17)
”Daarna zullen wij die levend achtergebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, de Heere tegemoet, in de lucht; en zo zullen wij altijd met de Heere zijn”. I Thess. 4:14-17
En daar voegt de apostel Paulus aan toe: ”Zo dan, vertroost elkaar met deze woorden”. Dat is dan ook het getuigenis van de Gemeente: het verwachten van Christus. Dat onderscheid haar in alles van de wereld (en de ’naam-christenen’), die lacht om deze verkondiging...
”Die in de Hemel woont, zal lachen; de Heere zal hen bespotten” Psalm. 2:4
”Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, dwaasheid; maar voor ons, die behouden worden is het een kracht Gods” I Kor.1:18
III Het Geheimenis van de gemeente
Hoofdstuk I en II handelden reeds over een deel van het geheimenis van de Gemeente. Wat echter het geheimenis van de Gemeente is volgt uit Efeze 3:6; ”dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie”
De heidenen zijn nu:
1) MEDE-erfgenamen;
2) MEDE-leden;
3) MEDE-genoten van de belofte in Christus Jezus.
Waarom MEDE- erfgenamen, leden en genoten?
Verbond
De belofte was, vgl. Efeze 2:12, aan Israël gedaan. Israël was, en IS, het volk van het verbond. De heiden was hiervan uitgesloten (Rom. 9:4). De belofte(n) waren aan en voor Israël. Ook de belofte met betrekking tot de Messias. Israël, dwz. de Joden, rekende(n) op de komst van de Messias -nog steeds! Zoals eerder genoemd: ze werden terzijde gesteld (Rom. 11:11), het is echter een
TIJDELIJKE terzijdestelling! (Rom.11:26)
Rom. 9:4-29.
”Die Israëlieten zijn, van hen is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving en de dienst van God, en de beloften, van hen zijn de vaderen, en uit hen is wat het vlees betreft de Christus, Die is God boven alles, te prijzen tot in Eeuwigheid. Amen.” Romeinen.9:4
Uit dit gedeelte blijkt dat de belofte is gegaan van Abraham naar Izak en zo
naar het volk Israël. De komst van Christus was de vervulling van de belofte aan Abraham. Als Israël toen, op dat moment, Jezus als de Messias had geaccepteerd was op dat moment Zijn vrederijk gekomen. Echter, de Joden (de leiders van het Joodse volk) lieten -door de Romeinen- hun Messias kruisigen. Veel geleerden stoppen hier! Men zei in vroeger tijden, en zelfs nu nog, dat, door Jezus te kruisigen, Israël niet meer de belofte(n) had, en, verworpen was door God. Dit werd de aanleiding voor vele, vele vervolgingen en onderdrukkingen van het Joodse volk. Ik zal hierna een aantal citaten weergeven, van Augustinus tot Calvijn (uit ’Christenen voor Israël’, juni 1987):
Augustinus (354-430). De meest bekende kerkvader ontwikkelde de volgende theologische stelling, die tot op heden door veel christenen wordt beleden: ”De Joden
zijn door het niet aanvaarden van Christus niet meer het volk van God, dat is overgegaan op de kerk” <1> ”De Joden komt alleen een plaats in de gemeenschap toe, als een buiten de wet staande rechteloze groep”. ”Het Joodse volk moet het Kains-teken op het voorhoofd dragen (!!!!) tot dat het zich bekeert”. ”De joden mogen niet uitgeroeid worden , maar hun lijden is een bewijs van hun ongelijk en van onze waarheid”.
Maarten Luther. Aan het einde van zijn leven schrijft hij zijn beruchte boek (uit frustratie dat de Joden niet tot bekering komen na een ander boek van hem) ”Von den Juden und ihren lugen”. Hierin komen o.a. de volgende citaten voor: ”Als je een jood tegenkomt, mag je we gauw een kruis slaan want de duivel staat in levende wijze voor je. En wat moeten wij christenen met dit vervloekte volk en verworpen ras der Joden doen? 1. Hun synagogen in brand steken; 2. hun huizen moeten worden afgebroken en vernietigd; 3. hun boeken, hun Talmoed, hun wetsrollen moeten worden afgenomen; 4. op straffe des doods moet aan de rabbijnen verboden worden les te geven; 5. ze mogen zich niet vrijelijk bewegen; 6. Ze moeten hard aan het werk gezet worden. Hij eindigt met: ”Geachte vorsten en edelen die joden in uw gebied hebt: als u dit advies niet past, vindt dan iets beters, opdat gij allen zult worden bevrijd van deze ondragelijke last, deze duivels, de Joden. <2> Calvijn maakte de Joden uit voor ’dolle honden’.
”ze voeren strijd tegen God, ze haten de hele wereld <3>, ze zijn vijanden van het heil der heidenen <4> ze zijn aan het eeuwige verderf gewijd”. (preek over I Thess. 2:14-16)
Uit deze ideeën, deze grote dwaling begonnen in de derde eeuw (op deze eeuw kom ik nog terug!) , vloeide de theorie de ”Kerk=Israël” voort en het ”Kerkelijk
antisemitisme” met als grootste uitspattingen: kruistochten, waarbij vele joden in Europa werden afgeslacht; vervolging van de Joden in de Middeleeuwen, onder andere Spanje; de genocide op de Joden in W.O. II.
Belofte
Wat zegt Gods woord echter?
”Ik zeg dan: heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israëliet, uit het zaad van Abraham van de stam Benjamin. God heeft Zijn volk niet verstoten dat Hij tevoren gekend heeft”. (Rom. 11:1-2) Is elke Israëliet dan behouden? Ik durf hier zelf weinig over te zeggen. De Bijbel zegt echter het volgende: ”Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven” (Joh. 3:36, vgl. ook Joh. 12:44-50). Waar het om gaat is dat Israël ook nu nog dezelfde belofte(n), gedaan aan Abraham heeft. Deze beloften (bijv. de belofte mbt. het land!) zijn niet op de gemeente, of: de kerk, ”overgegaan”. Hier is geen enkele schriftuurlijke aanwijzing voor, integendeel! Er zijn diverse beloften aan Israël in (voor)vervulling gegaan. Dit zijn echter ’AARDSE’ beloften: met betrekking tot een groot volk, het land etc. Voor de Gemeente geldt een andere, nieuwe, belofte. De belofte dat wij MEDE- erfgenaam, -genoten en -leden van de belofte in Christus Jezus zijn!
Mede-erfgenamen
Waarom toch steeds dat woordje ”MEDE”? Zoals reeds geconstateerd: de beloften waren aan Abraham, Izak en Jakob (=Israël) gedaan. De grote belofte aan hen was: de komst van de Messias! Toen Christus Jezus, de Messias, gekomen was en daarna gestorven en opgewekt, gingen de discipelen er ook van uit dat de heidenen nog steeds geen deel zouden hebben in Gods heilsplan! Vgl. Hand. 10:10-48. Pas waneer de Geest op de heidenen uitgestort wordt en zij, als teken voor de ongelovige- gelovigen, in talen spreken, zegt Petrus: ”Zou iemand het water kunnen weren, om dezen te dopen?”. Ook in hoofdstuk 11 van Handelingen komt dit ’probleem’ nogmaals naar voren: de Christen-Joden hadden grote moeite met de idee dat het evangelie niet alleen maar voor de Joden was, maar nu voor een ieder die geloofde! Dit terwijl zij dit hadden kunnen weten uit de woorden van de Heere: Handelingen 1:8. De gedachte van de (bekeerde) Joden was: de Messias is voor Israël! Wat in eerste instantie ook zo was: ”Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israëls. En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij! Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den honden [voor] te werpen” (Mat. 15:24-26). Paulus zegt nu: de heiden is MEDE, dat wil zeggen: Ook erfgenaam geworden. Dat kon alleen door middel van Christus, dus: IN CHRISTUS is de heiden (mede) erfgenaam geworden. Dat is, m.i., het grote geheimenis waarop Paulus doelt: Eerst was alleen de Jood behouden, op grond van de belofte en de verwachting van de Messias. Nu is de Jood en de Griek (heiden) behouden -wanneer zij Christus aanvaard hebben. Samen vormen zij de Gemeente, het Lichaam van Christus. Zo verkrijgt de heiden ook deel aan het burgerrecht Israëls, dat is: toegang tot de Vader, God. ”En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; want door Hem hebben wij beiden in een Geest de toegang tot de Vader.” (Efeze 2:17-18) Zo is dus Israël en heiden samengevoegd, zijn de TWEE tot EEN gemaakt, in Christus. We zijn niet in plaats van, maar geënt op, Israël: ”Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daar tussen geënt en aan de saprijke wortel van de olijf <5> deel hebt gekregen, beroemt u dan niet tegen de takken! Niet gij
draagt de wortel, maar de wortel u.” (Rom. 11:17-18). Wat wil dat zeggen? Dat wij, als Christenen, UIT Israël zijn, de wortel van ons geloof is voortgebracht en UIT Israël.
<1> sterk staaltje hiervan: het ’evangelisten-echtpaar’ Goeree, die in het blad ”EVAN” verkondigden dat de Holocaust kwam door de verwerping van de Messias. Zij
hebben hiervoor diverse malen terecht moeten staan.
<2> het zal u niet verbazen: in 1941 verschijnt vlak voor de grote moord op de Joden, de Endlosung, het boek ”Handbuch der Judenfrage” van Theodor Fritsch in een oplage van 250.000 exemplaren, bestemd voor alle scholen. Het boekje van Luther ”Von der Juden und ihre lugen” werd daarin opgenomen. Fritsch en de leider van de Evangelische Kerk schrijven hierin o.a. : ”Dr. Martin Luther eiste al na bittere ervaringen met de Joden dat de regeringen doeltreffende maatregelen om hen uit de Duitse landen te verdrijven moeten nemen (..) Ook al is een jood gedoopt, ook dan treedt er geen verandering op in zijn biologisch wezen, dat wil zeggen: hij blijft als lid van het joodse volk zijn racistische natuur behouden”. Julius Streicher, de hoofdredacteur van Hitlers lijfblad ’Der Sturmer’ beriep zich tijdens de Neurenberg processen op Maarten Luther.
<3> is het niet net andersom?
<4> zonder de joden was het heil niet tot ons gekomen! Het heil (Christus) is juist uit de Joden!
<5> olijf[boom]: beeld van Israël.
IV De positie van Israël
Er bestaan twee mogelijkheden: of de Gemeente is de Bruid, of Israël. Het kan niet zo zijn dat BEIDEN dezelfde positie hebben. We constateerden dat de Bijbel ons leert dat de Gemeente het lichaam is van Christus. Ook wordt geleerd dat de
Gemeente de Bruid van Christus is. Voor mij is dit, gevoelsmatig alleen al, een tegenstrijdigheid. Immers: hoe kan het dat, in het ’Oude Testament’, over Israël gesproken wordt als zijnde ”Gods vrouw” en dat Gods Zoon, Jezus (=Zijn, Gods, Lichaam; de Gemeente) nu Jezus lichaam N bruid is? Dit is echter door mijzelf,
menselijk, beredeneerd. Daar bij God niets onmogelijk is, moet de toets de Bijbel zijn. Het lijkt mij dan het beste om daarom maar terug te gaan naar de wortel, waarop wij ge‰nt zijn: ISRAËL en de positie van dit volk.
Hosea 1:2-10.
Hier een voorbeeld van profetisch handelen en profetie met betrekking tot Israël. Israël is, vanwege hun afgoderij, niet meer Gods volk (Gomer=het beeld van Israël). Vergelijk eveneens Hosea 2:1 ”Zij Mijn vrouw niet is”. Maar, wat gebeurt er verder met Israël? Blijft
het verworpen? ”Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren en zoeken den Heere, hun God, en David <1>, hun koning; en zij zullen vrezende komen tot den Heere en tot Zijn Goedheid, in het laatst der dagen” (Hos. 3:5, vgl. ook Jes. 2:2, Micha 4:1 e.v., Hosea 14:5-8 ”Zij zullen wederkeren”).
Slechts een aantal teksten, welke het patroon laten zien uit het Oude Testament. Israël ’hoereert’ met de afgoden; zij worden verstoten, maar: ook weer aangenomen! Zij verwerpen ’David’ (=Christus) maar zullen Hem weer zoeken! Dit wordt, schitterend, verwoord door Paulus: ”Ik zeg dan: heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre!” ”God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij tevoren gekend heeft” (Rom. 10:1,2). Israël zal dus weer, nadat de ”volheid der heidenen is ingegaan” (Rom. 11:25) aangenomen worden en: ”alzo zalgeheel Israël zalig worden”.
Hoe zal dan Israël zalig worden? Een vraag die van belang is lijkt mij. Daarvoor gaan we eerst naar het Bijbels-Joodse huwijk kijken.
Het Joodse huwelijk
Het traditioneel Joodse huwelijks-ritueel, zoals dat ook
nu nog gevierd wordt in orthodox-joodse kring is als
volgt opgebouwd:
1e fase: ONDERTROUW
2e fase: HUWELIJKSSLUITING
a) ophalen van de bruid van het ouderlijk huis;
b) sluiten van de overeenkomst (contract, ja-woord);
c) meenemen naar het echtelijk huis.
Dit huwlijksritueel is een afspiegeling van de het ’huwelijk’ tussen God en Israël, dmv. de wetgeving in de Sinai:
1e fase: ONDERTROUW (Jeremia 2:2)
2e fase: HUWELIJKSSLUITING
a) ophalen van de bruid: verlossing uit Egypte;
b) sluiten van de overeenkomst: wetgeving en acceptatie in de Sinai (Ex. 19:8;
24:3);
c) meenemen naar het ’echtelijk huis’: het land Kanaan.
Opmerking: Het land kanaan (tegenwordig Israël) is NIET het land van het volk Israël, het land behoort God toe !
Israël woonde er, omdat zij het woonrecht hadden verkregen door het ’huwelijk’, evenals een bruid woonrecht verkrijgt dmv. het huwelijk met de bruidegom die een woning bezit. Lev. 25:23: ”want het land is het Mijne, daar gij vreemdelingen en bijwoners bij Mij
zijt.”
Ontrouw (conform de wet).
”Maar gij hebt vertrouwd op uw schoonheid, en hebt gehoereerd vanwege uw naam; ja, hebt uw hoererijen uitgestort aan een ieder, die voorbijging; voor hem was zij” (Ez. 16:15).
De oud-testamentische huwelijkswetgeving staat toe dat een man en een vrouw scheiden (Deut. 24:1-5). Dit niet vanwege het feit dat God echtscheiding goedkeurd, maar: vanwege de hardheid van het volk z’n hart. Een christen is het niet toegestaan te scheiden, overspel-situaties daargelaten (Marc. 10:2-12; Matth. 5:31-32).
De ontrouw van Israël was grond voldoende, ook vanuit nieuw-testamentisch oogpunt bezien, om een ’echtscheiding’ gerechtvaardigd te achten. Deze ontrouw is het einde van het oude huwelijksverbond tussen God en Zijn volk: de Wet. Deze beeindiging wordt geheel
definitief, en zichtbaar, door de dood van de Zoon van God: Christus, en het volbrengen van de Wet hierdoor. De wet heeft afgedaan: Rom. 10:4, zie ook de Galatenbrief).
Een nieuw huwelijk.
Wanneer er sprake is van echtscheiding, naar aanleiding van overspel, kan er geen sprake zijn van hertrouwen: Deut. 24:4 spreekt hierover. Toch is er sprake van een ANDER, een NIEUW huwelijksverbond tussen God en Israël: Jer. 31:31-33; Jer. 50:4,5; Ez. 37:25-27; Jes. 54:4-8.
Jeremia 31:31-34: ”Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE; Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken.
Dit verbond waarover gesproken wordt slaat op Israël als VOLK (Israël en Juda). Het kan absoluut niet op een ’geestelijk Israël’ slaan: hoe zal dat immers kunnen terugkeren naar het land? Israël zal, als VOLK, behouden worden (na de grote verdrukking en 1000-jarig rijk); dit wordt bevestigd in het nieuwe testament, door de apostel van de heidenen, Paulus: Rom. 11:1 - God heeft Israël NIET verstoten, 11:23; 11:25-32. Dit zal zijn beslag vinden:
1e fase: ONDERTROUW: Openbaring 7:3-8;
2e fase: HUWELIJKSSLUITING
a) ophalen (uit de woestijn: Openb. 12:6; 14:1-5; Sefanja 3:11-20);
b) sluiten overeenkomst (Openb. 19:6-8) >> ”onderbreking”: 1000-jarig rijk <<
c) de echtelijke woning (Openb. 21)
In het traditionele, Bijbelse, huwelijk was er sprake van een ’bruiloftsweek’. Gen. 29:27; Richt. 14:12). Een week waarin feest werd gevierd. De onderbreking tussen het sluiten van de overeenkomst en het gaan naar de echtelijke woning, het duizendjarig rijk, is m.i. eveneens een soort van feest (Openb. 19:7,9)!
Het Israël wat hier huwt is echter een ANDER Israël dan voorheen, het is een BEKEERD Israël, zij huwen het Lam, Christus (zie ook: Ez. 37:25-28). Daarom spreekt Christus van Zichzelf in Mark. 1:19 als ”de Bruidegom” en over de discipelen als de ”bruiloftskinderen”. De gelovige is namelijk een kind van God (Rom. 8:16; Gal. 4:7) en zal als zodanig een ”bruiloftskind” zijn: getuige van de ’bruiloft’ tussen God en Zijn vrouw, Israël. Zie ook Mat. 25:1-13: weer het vergelijk van een bruiloft en de oproep waakzaam te zijn (vrs 13) zodat wij klaar zullen zijn wanneer de Heere roept om getuige te zijn van de komende bruiloft en om Hem tegemoet te gaan (vrs. 6, zie I Thes. 4:17!)
Het ”geheel Israël zalig” is een argument voor sommigen om te zeggen dat ”Israël -zonder Christus dus- behouden zal worden”. Dat ’behouden zijn’ gebeurd echter pas NADAT de ’volheid der heidenen is ingegaan <2>’, dat is NA de grote verdrukking (Openb. 19:6-7) welke ten volle zal aanvangen NA de opname van de gelovigen in de Hemel (Openb. 3:10, I Thes. 4:17, I Kor. 15:51-52). Het is zeer oneerlijk van deze Christenen om dit als argument te gebruiken om te zeggen dat Israël ’toch wel behouden wordt’ en dat daarom bijvoorbeeld zending onder Joden niet hoeft. Want, wie gunt hen nu deze (zoveelste) nachtmerrie: de grote verdrukking!?
Het is ook niet Bijbels om te zeggen dat de Joden dan ’behouden’ zijn: er is maar EEN weg tot behoud: Christus. De Joden welke NU tot geloof komen in Christus wordt op z’n minst dus de ellende van de ’grote verdrukking’ bespaard. Wat belangrijker is: wanneer een Jood nu tot geloof komt is hij/zij toegevoegd tot de gemeente, het Lichaam van Christus, en heeft deel aan de Hemelse roeping van de Gemeente (zie de Hebreeën brief, Openb. 5:9,10.) Tevens is het zo dat ’geheel Israël’ slechts een overblijfsel is van het volk: de rest zal omkomen en is dus verloren gegaan (Zach. 13:8,9 - minder dan ‚‚n-derde blijft over!).
Wanneer we verder redeneren zou gesteld kunnen worden dat de BRUILOFT die plaats gaat vinden een zeer bijzondere is: het is de ”bruiloft” tussen Israël en de Gemeente (=Het lichaam van Christus, God)
Zo zullen deze ”twee” dan helemaal ”een” zijn!
Deze kennis zal ons, als gelovige, moeten stimuleren tot evangelisatie onder, hulp aan en liefde tot de Joden. Israël heeft, als natie, een nog lange, en zware, weg te gaan voor zij weer zal worden aangenomen als zijnde Gods vrouw.
Mij lijkt de vraagstelling beantwoord:
De Gemeente het Lichaam? Ja! De gemeente de Bruid?
Welnee! Dit is diefstal van de belofte(n) aan Israël!
Deze diefstal, het proberen in te nemen van Israëls plaats als ’Gods vrouw’ - de plaats welke Israël rechtens toe komt - is een grove zonde geweest van het Christendom! Een zonde welke de kerken (de Christenen) ten opzichte van God EN ten opzichte van Israël dienen te belijden. Het is een zonde die niet zonder gevolgen is gebleven en vele Joden van de Messias Christus heeft afgehouden.
Terzijde: tevens is het zo dat een ieder die in de plaats van Israël wil zijn, hiervoor dan moet voldoen aan hetgeen opgelegd is/was aan Israël: het houden van de WET. Dat zijn niet alleen de 10 geboden, maar ALLE wetten welke aan Israël gegeven zijn! Dit is niet op te
brengen voor de mens. Zie in dit verband de waarschuwende woorden van Paulus: Galaten 5:1-4. Een Christen plaatst zichzelf buiten het nieuwe genadeverbond met Christus (vrs. 4) als hij/zij ’de wet’ wil volgen; bijvoorbeeld door zich te besnijden <3>. ”Laat u niet
weder een slavenjuk opleggen” (Gal. 5:1b, NBG vert.)
De positie van Israël is dus die van een Volk welke NOG STEEDS een toekomstig recht heeft: Zij is en blijft ’Gods vrouw’. Hoewel het hier om een nieuw huwelijk gaat, die tussen Christus en het BEKEERDE Israël. Zach. 12:10; 13:9; Openb. 1:7.
<1> het kan niet anders dan dat hier de Messias, Jezus,
bedoeld wordt.
<2> ’ingegaan’: waarin? De bruiloftszaal, de Hemel!
<3> de kinderdoop, de besprenkeling, is vlgs. de kerken in de plaats van de besnijdenis (art. 34, Nederlandse Geloofsbelijdenis) gekomen! Probeert men hiermee ’de wet te volbrengen’??
V Evangelisatie: het dilemma
”Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere!” (Deut. 6:4).
Deze oproep, deze regel, krijgen de (orthodoxe) Joden ’met de paplepel ingegoten’. Immers: ”gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken als gij in uw huis zit..” (Deut. 6:7). Het is meteen ook het grote struikelblok voor evangelisatie onder de Joden. De Joden zeggen immers dat de Christenen drie goden aanbidden: God, Jezus en de Heilige Geest, terwijl de Bijbel zegt dat er maar EEN God is (zie Deut. 6:4, NBG Vert.). Het is toch ook zo dat Christenen ook DOPEN in de naam van deze drie?
Wat zegt Gods Woord?
De tekst uit Deut. 6:4 vormt de basis van de Joodse geloofsbelijdenis. Christus zelf spreekt hier over in Marc. 12:28-34; sterker, Hij bevestigd ze en voegt er aan toe dat dit het GROOTSTE gebod is (vrs. 31b) tezamen met het gebod de naaste lief te hebben als onszelf. Ook Paulus spreekt: ”Aangezien Hij een enig God is” (Rom. 3:30) en ”God is een” (Gal. 3:20), hiermee geheel in de Joodse traditie verdergaand.
Hiermee bevestigt het Nieuwe Testament het Oude. Er is EEN GOD, de Heere, JaHWeH. Hieraan wordt door het Nieuwe Testament niet getornd, zo lijkt het. Er is echter een Bijbelplaats, die aanleiding geeft tot discussie. Deze plaats heeft tevens geleid tot de leer der ’drie-eenheid’: ”Gaat dan heen, onderwijst al de volken, hen dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb” (Matth. 28:19, zie ’de Niceaanse toevoeging’).
Dit gedeelte heeft aanleiding gegeven tot de ’doopformule’, waarbij gedoopt wordt ’in de naam van Vader, Zoon en Heilige Geest’. Het geeft de gelovige Jood aanleiding om het Christendom af te wijzen als een sekte: we belijden toch DRIE goden??
Wat zeggen echter de andere evangelien?
”predikt het evangelie aan alle kreaturen. Die gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden” (Marc. 16:15,16).
”En in Zijn naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volkeren” (Luk. 24:47).
Johannes spreekt niet over het ’zendingsbevel’, de reden hiervoor zal ik verderop trachten uit te leggen. Wel wordt in Handelingen gesproken: ”Gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde” (Hand. 1:8).
Alleen in Marcus wordt gesproken over dopen in de naam van Vader, Zoon en Heilige Geest. In de andere Bijbelgedeelten wordt gesproken over prediking/dopen in de naam van Jezus en dit wordt nogmaals bevestigd in Handeling: ”Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen”
(Hand. 2:38).
Petrus had hier, conform Marcus 28:19, moeten zeggen dat men gedoopt diende te worden in de naam van de Vader, Zoon en Heilige Geest...?! Een vergissing van Petrus? Van Lucas (de schrijver)? Een tegenstrijdigheid in de Bijbel?? NEE. Geen van alle!
De Niceaanse toevoeging
Aan de Bijbel mag, zoals eveneens is vermeld in Openbaring 22:19, niets worden toegevoegd of afgedaan. De gelovige vertrouwt ook dat dat niet (is) gebeurd. Toch heeft men de moed gehad dit te doen. Wat is namelijk het geval?
<1> ”De formule die in de meeste kerken wordt gebruikt, hetzij met het besprengen [besprenkelen] van babies, als met het onderdompelen van volwassenen, was er de eerste
tweehonderd jaar gewoonweg niet. Het is een formule die door verhitte discussie tot stand is gekomen en met het concilie van Nicea in 325 na Chr. is aanvaard en opgenomen in de Bijbel”
<2> Het gedeelte in Marcus 28:19, waar gesproken wordt over ”Vader, Zoon en Heilige Geest” is TOEGEVOEGD aan de Bijbel! ”Encyclopidie Britannica (11de uitg. Vol.3, pg. 363-364) ”De doopformule werd veranderd van de Naam Jezus Christus naar de woorden Vader, Zoon en Heilige Geest door de Katholieke Kerk in de tweede eeuw”
Er zijn nog veel meer, gezaghebbende, bronnen te citeren. Ik volsta met een kort samenvatten: de toevoeging met betrekking tot ’Vader, Zoon en Geest’ werd gedaan na een langdurige strijd binnen de R.K. Kerk. Men ging er vanuit dat God bestond uit drie personen en paste de Bijbel er op aan (dit vanwege verwarring door de termen: Vader, Zoon, Heilige Geest). Zo ontstond er een geheel nieuwe leer, met betrekking tot de ’drie-eenheid’.
Een ander gedeelte welke deze ’drie-eenheid’ gedachte kan steunen is nog niet besproken: I. Joh. 5:7,8: ”Want drie zijn er, die getuigen in de Hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn een. En drie zijn er die getuigen op de aarde, de Geest, en het water en het bloed; en deze drie zijn tot een” In de Nieuwe vertaling van 1951 staat deze tekst echter ten dele tussen teksthaken, dat wil zeggen: een gedeelte ervan kwam in de oudste handschriften NIET voor. Wat overblijft, wanneer we het gedeelte tussen deze haken -terecht- achterwege laten is dan: ”Want drie zijn er, die getuigen: de Geest en het water en het bloed, en deze drie zijn tot een” !
<3> Als laatste nog een citaat mbt. de drie-eenheid: ”De term drie-eenheid (Trinitas) zou de kerk pas in de 2e eeuw, voor het eerst bij Tertullianus, gaan bezigen, de precieze formulering van het dogma was de prestatie van de 4e eeuw”
<4>.Uit bovenstaande blijkt dat het dogma van de drie-eenheid pas later werd BEDACHT door de theologen, i.c. de R.K. Kerk. Uit het Nieuwe Testament is het niet af te leiden, integendeel! Een menselijke leerstelling, welke is toegevoegd aan de Bijbel! En waarom? Om een dwaling ’de kop in te drukken’? Nee, erger: het heeft een dwaling, of in ieder geval de schijn ervan, gecree‰rd! Reden hiervoor zou onder andere kunnen zijn dat hiermee de ’Moeder-kind religie’, welke de Roomse Kerk in feite vertegenwoordigd en welke regelrecht uit de occulte Babels-religie stamt, eenvoudiger binnen het Christendom kon worden binnengebracht
Terzijde: er is een R.K. kloosterorde, welke zich de ’Orde van de drie-eenheid’ noemt. In Vianden (Luxemburg) staat een kerk plus klooster van hen (Trinitas-kerk).
Wie is Jezus?
Dan komt de vraag, wie is dan Jezus, als Hij geen deel is van de ’drie-eenheid’? Ik schreef reeds terug te willen komen op het Johannes-evangelie. Daar ligt namelijk de sleutel. Johannes schreef niet over het ’zendingsbevel’. Waar wel over?
Het Johannes-evangelie laat ons maar EEN ding uitdrukkelijk zien: CHRISTUS JEZUS IS GOD!! Het grote kenmerk van het Johannes-evangelie is immers het steeds terugkerende ”Ik ben..”. Hier wordt door Johannes steeds de nadruk op gelegd. Dit omdat er in het
Oude Testament maar EEN ”Ik ben: is, namelijk: JaHWeH, God, en Hij zich ook zo bekend maakt. Johannes legt zo, op een bijzondere manier, nadruk op het GOD ZIJN VAN JEZUS. Vergelijk: Ex. 3:14, Joh. 4:26; 6:35, 48, 51; 8:12; 9:5; 10:7, 9, 11; 10:30 ”Ik en de Vader zijn EEN”, oftwel dezelfde persoon; 11:25, 26; 13:13 (Ik ben het); enzovoort. Als laatste wil ik nog citeren de woorden van Thomas: ”Mijn Heere en mijn God!” (Joh. 20:28) en Romeinen 9:5 ”wie Christus is...Welke is God”.
Samengevat
God is ongedeeld, Hij is en blijft EEN. Hij heeft echter meerdere VERSCHIJNINGSVORMEN! God is Geest (Heilige Geest), God is verschenen in Christus, de Zoon, maar ook: in de stilte (I Kon. 19:12,13; Job 4:16), in Vuur (Ex. 3:2; 19:18; 40:38), enzovoort.
We kunnen het ons met een eevoudig voorbeeld misschien beter voorstellen. Als ik naar mijzelf kijk ben ik:
- echtgenoot;
- zoon;
- werknemer;
- collega;
- enzovoort.
Het hangt er vanaf hoe de ander mij ziet, hoe die mij kent en benoemd. Toch blijf ik steeds EEN en DEZELFDE persoon.
We mogen dus geloven in God de Vader: Hij is onze hemelse Vader; Christus als redder, middelaar, Hogepriester; de Heilige Geest als Trooster... Alle zijn echter EEN en DEZELFDE PERSOON. Het zijn ALLE DRIE verschijningsvormen van die ENE, de HEILIGE, IK BEN: JaHWeH.
De gelovige Jood heeft dus gelijk als hij zegt: ”Er is EEN God”. De gelovige Christen heeft gelijk als hij zegt: ”We hebben EEN God, met MEERDERE verschijningsvormen”. Het blijft echter ALTIJD EEN PERSOON! De (dwaal)leer van de drie-eenheid heeft ervoor gezorgd dat er onnodig veel verwarring is geweest en is een onnodig obstakel voor de evangelisatie onder het Joodse volk!
”Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere!”
<1> ”Hoe bent u gedoopt”, P. Kingma - den Haag.
<2> ”Waterdoop”, P. Kingma - den Haag.
<3> ”De gnostisch-occulte vloedgolf”, Drs. S. v. Wersch.
<4> Zie hiervoor de brochure: ”Gaat uit van haar Mijn volk”, door D. Thomas (zie
uitgaven Bijbel:Aktueel!, laatste pagina).
VI Israël, de sleutel!
Wanneer nu de Bijbel - en dat is mijn rotsvaste overtuiging en mijn ervaring - gelezen wordt met de kennis uit de vorige hoofdstukken, namelijk: ISRAËL = DE BRUID en de GEMEENTE = HET LICHAAM, dan gaat opeens alles er anders uitzien. Gelukkig zijn er ook al heel veel anderen hierin mij voorgegaan. Want, wanneer je mag ontdekken dat God nog steeds van Israël houdt, dat het Zijn volk is, Zijn vrouw, en de profetieen -bijvoorbeeld in Daniel, Hosea, Openbaringen etc., met deze opstelling leest zul je ontdekken: Israël is de SLEUTEL tot het verstaan van de Profetie, het verstaan van de toekomst, welke God heeft geopenbaard in de Bijbel.
Het is wonderlijk om te zien hoe het een en ander aaneensluit, het oude EN het nieuwe testament: sommigen willen dit ’puzzelen’ noemen? Ik zou willen stellen: het oude testament verteld het soms anders dan het nieuwe. Het oude testament meer naar de Joden toe, het nieuwe meer naar de Christenen toe.
Wanneer de Bijbel zo gelezen wordt is de Bijbel niet meer een ’stoffig boek’ of een moeilijk te doorgronden werk: het wordt het levende Woord van God. Dan is het niet meer angstig wachten op een oordeelsdag, dan is het niet meer een onzeker ’tasten in het duister’, dan is het een hoopvol verwachten van en uitzien naar de dag dat Jezus komt:
MARANATHA! JEZUS, DE BRUIDEGOM, KOM(T) WEER!
Literatuurlijst
Bijbel:
Staten Vertaling, uitgave NBG, 1977.
Nieuwe vertaling, uitgave NBG, 1951.
Literatuur/geraadpleegd:
- Christenen voor Israël, juni 1987;
- ”Waterdoop”; ”Hoe bent u gedoopt”, P. Kingma,
- De Gemeente van God, F. Ferguson, Uitg. Medema, Apeldoorn;
- De Gnostisch Occulte vloedgolf, drs. S. v. Wersch, Uitg. Kok. Kampen;
- De Bruidegom en de Bruid, A. Klein Haneveld. Uitg. Het Morgenrood, Bodegraven.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.