De relatie tussen God en mens.
De relatie tussen God en mens.
deel 1
Zalig is de man, die in verzoeking (beproeving) volhardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan,
zal hij de Kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben.
Jacobus 1:12.
In deze studie gaan we bekijken hoe de relatie tussen ‘God en mens’ is en welke toekomstverwachting een gelovige mag koesteren. Onze relatie met de Here garandeert ons geen rijk, weldadig en rustig leven op aarde. Een wedergeboren mens wordt ook ziek, en sterft als het lichaam op en versleten is en daar bij hebben ze evenzoveel problemen op aarde als de zondaar die niets van Christus wil weten.
Een wedergeboren mens heeft onnoemelijk veel voor op hen die géén relatie met de Here hebben. Wedergeboren Christenen bezitten een rust die alle verstand te boven gaat, wij weten dat ons leven niet eindigt in de schoorsteen van het crematorium. We hebben geen groteske grafschriften nodig om hen die nog leven te laten zien ‘hoe geweldig we wel niet hebben geleefd’.
Voor ons is naast de huidige vrede een heerlijkheid die alles te boven gaat, een andere weg, we gaan naar de Here Jezus toe. Het liefst zouden we met alle gelovigen samen naar de Here toegaan zoals het in 1 Thessalonicenzen 4 en 5 beschreven staat. Wij lezen in 1 Thessalonicenzen 4 en 5, volgens een populaire vertaling, het volgende:
Het lot van de doden (1 Thessalonicenzen 4:13-18.)
13. 0ver het lot van de overledenen willen we u niet in het onzekere laten. Er is geen reden voor ons om te treuren, zoals voor de rest van de mensen. Want die hebben geen hoop. 14 Wij geloven toch dat Jezus gestorven en uit de dood opgestaan is? Dan geloven we ook dat God degenen die als christenen zijn gestorven, samen met Jezus naar zich toe zal halen. 15 We houden ons aan een woord van de Heer als we u zeggen: Wij die nog in leven blijven tot de komst van de Heer, hebben geen voorrang op de gestorvenen. 16 Want wanneer het teken wordt gegeven, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God klinkt, zal de Heer zelf afdalen uit de hemel. Eerst staan dan de gestorven christenen op; 17 Daarna worden wij die nog in leven zijn, samen met de verrezenen weggevoerd op de wol-ken in de lucht om de Heer te ontmoeten. Dan zullen we voor altijd bij de Heer zijn. 18 Troost elkaar dus hiermee
Bereid u voor op de komst van de Heer (1 Thessalonicenzen 5:1-28)
1. Het heeft geen zin u te schrijven over het precieze tijdstip waarop de dag van de Heer zal plaatsvinden. 2. U weet zelf maar al te goed dat die dag komt als een dief in de nacht. 3. Wanneer de mensen zeggen: ’Alles is rustig en veilig,’ juist dan overvalt hun plotseling de ondergang, zoals de weeën een zwangere vrouw, en is er voor hen geen ontkomen meer aan. 4. Maar u loopt niet in het donker, zodat die dag u zou overvallen als een dief. Want u behoort allen tot het licht van de dag. We hebben niets van doen met het duister van de nacht. 6. We moeten dan ook niet slapen zoals de rest van de mensen, maar waken en nuchter blijven. ’Want wie slaapt doet dat ’s nachts, en wie zich bedrinkt evenzo. 8. Maar laten wij, die behoren tot de dag, nuchter zijn. We moeten ons met het geloof en de liefde uitrusten als met een pantser, en met de hoop op redding als met een helm. 9. We zijn door God niet bestemd om veroordeeld, maar om gered te worden, dank zij onze Heer Jezus Christus. 10. Hij is voor ons gestorven om ons in staat te stellen samen met hem te leven, ongeacht of we nog in deze wereld verkeren of al gestorven zijn. 11. Troost en steun elkaar hiermee. Dat doet u trouwens al
Laatste instructies
12. Wij vragen u waardering te hebben voor degenen onder u die zich voor u inzetten en u uit naam van de Heer leiding geven en terechtwijzen. 13. Om het werk dat zij doen moet u hun meer dan gewone liefde toedragen. Leef met elkaar in vrede. 14. Wij dringen er bij u op aan: waarschuw de tragen, moedig de angstvalligen aan, neem het op voor de zwakken, wees met iedereen geduldig. I5. Laat niemand kwaad met kwaad vergelden, maar wees er steeds uit op wat goed is voor ieder van u en voor alle anderen. I6. Wees altijd blij. ’Bid zonder ophouden. 18. Wees onder alle omstandigheden dankbaar; dat wil God van u in Christus Jezus. I9. Doof het vuur van de Geest niet. 20. Minacht profetische woorden niet. 21 .0nderzoek alles op zijn waarde en houd vast wat goed is. 22. Ga elk soort kwaad uit de weg. 23. Wij vragen dat God, die een God van vrede is, u in alle opzichten heiligt, en dat heel uw persoon, naar geest en ziel en lichaam, gaaf bewaard blijft tot de komst van onze Heer Jezus Christus. 24. Hij die u roept, is trouw. Hij houdt zijn woord. 25. Broeders, bid ook voor mij. 26 Groet alle broeders met de vredeskus 27 In ’s Heren naam: laat deze brief voorlezen aan alle broeders 28 Onze Heer Jezus Christus zij u genadig.
(Uit: ‘Groot nieuws voor u’)
Deze toekomst, de wegrukking van de aarde, staat voor een ieder vast die de Here Jezus aangenomen heeft als Verlosser en Zaligmaker. We gaan éérst bekijken waarom er een Verlosser moest komen en hoe we verlost kunnen worden door Hem.
Lezen: Genesis 1:26-31.
Adam gelóófde niet in God, Adam wándelde met God van aangezicht tot aangezicht. Dit is het grote verschil met ons, zijn nakomelingen. Wij zullen in God moeten geloven, als we een relatie met Hem willen hebben. Daar komt verder bij dat Adam ‘naar Gods beeld’ geschapen was*, zonder enig gebrek en in volle harmonie met de Here God. Maar niet alleen Adam was naar het beeld van God geschapen, ook Eva was volmaakt geschapen.
* Naar Gods beeld. |
‘En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen’. Genesis 1:27
Ondanks de overbodige discussies die regelmatig oplaaien zijn Adam én Eva naar Gods beeld, volmaakt, geschapen. We kunnen ons er niet vanaf maken dat ‘Eva er later bij kwam’ en dus dáárom in de fout ging, God maakte de mens naar Zijn gelijkenis, met een vrije wil! De bewering dat ‘de vrouw’ vanwege de zonde van Adam werd geschapen gaat niet op, want op dát moment waren ze nog vrij van zonde, deze (de erfzonde*) kwam pas in Genesis 3. In de ‘voortijd’ werd Lucifer ook geschapen door God, maar op een gegeven moment viel deze aartsengel van God af en werd een tegenstander van God:
* Dé zonde (erfzonde) |
‘Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus en zeg tot hem: zo zegt de Here Here: Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werd, waren zij gereed. Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, wandelend te midden van vlammende stenen. Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werd totdat er onrecht in u werd gevonden’. Ezechiël 28:12-15
We zien hier een beschrijving van de satan vóór zijn val, deze teksten gaan naadloos over naar de koning van Tyrus persoonlijk, die zich door satan liet inspireren en drijven in zijn regeren en daden.
Ná de zondeval van Adam en Eva is de mensheid, gedreven door de zonde, steeds verder van God afgedwaald en als de Here niet persoonlijk had ingegrepen zou er voor de mensheid geen redding meer mogelijk zijn. (Hetgeen ook de bedoeling van satan was!)
We gaan in deze studie, aan de hand van zeven punten, bekijken wat we eerst waren, nu zijn, hoe we verlost zijn, wat we hebben ontvangen, wat we moeten weten, wat we zullen zijn in toekomst en hoe we op dit moment behoren te leven.
1. De Bijbel vertelt de gelovigen, wat ze waren.
‘Het zondige hart van de mens is arglistig’. Jeremia 17:9-13
In vers 13 van Jeremia 17 lezen we dat wie de Here verlaat ‘in de aarde geschreven zal worden’. De Here Jezus deed dit ook toen de Farizeeën een vrouw bij Hem brachten:
Lezen: Johannes 8:2-12
‘En des morgens vroeg was Hij weder aanwezig in de tempel, en al het volk kwam tot Hem en Hij zette Zich neder en leerde hen. En de schriftgeleerden en de Farizeeën brachten een vrouw, op overspel betrapt, en zij stelden haar in het midden en zeiden tot Hem: Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel; En in de wet heeft Mozes ons bevolen zulken te stenigen; Gij dan, wat zegt Gij En dit zeiden zij om Hem in verzoeking te brengen, opdat zij iets hadden om Hem aan te klagen. Maar Jezus bukte neder en schreef met de vinger op de grond. Doch toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en zeide tot hen: Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar. En weer bukte Hij neder en schreef op de grond. Maar toen zij dit hoorden, gingen zij één voor één weg, te beginnen bij de oudsten, en zij lieten Jezus alleen en de vrouw in het midden. En Jezus richtte Zich op en zeide tot haar: Vrouw, waar zijn zij? Heeft niemand u veroordeeld? En zij zeide: Niemand, Here. En Jezus zeide: Ook Ik veroordeel u niet. Ga heen, zondig van nu af niet meer! Wederom dan sprak Jezus tot hen en zeide: Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben’. Johannes 8:2-12
Dat de Farizeeën afdropen was geen wonder, ten eerste kan een vrouw nooit alleen overspel bedrijven en waarom was de man waarmee ze dit pleegde niet aanwezig?
‘En een man, die echtbreuk pleegt met iemands vrouw, echtbreuk pleegt met de vrouw van zijn naaste, zal zeker ter dood gebracht worden; zowel de overspeler als de overspeelster’. Leviticus 20:10
De Schriftgeleerden wisten héél goed van het bestaan van die opdracht van de Here in Leviticus 20. Hun zonde bestond in dit geval uit de verzoeking van de Here Jezus Christus én het feit dat ze alléén de vrouw opbrachten en de man buiten schot lieten. Ze hadden immers de vrouw én de man op overspel betrapt, waarom lieten ze de man dan vrij uit gaan?
Ten tweede wisten de Farizeeën heel goed wáárom de Here Jezus in het stof schreef, ze wis-ten heel goed dat ze voor de schijn erg godsdienstig waren maar in hun leven geen plaats wilden geven aan de levende God, daar valt niets aan te verdienen. De Farizeeën kenden Jeremia 17:9-13 heel goed, hun leven bestond voor het grootste deel uit de bestudering van de Geschriften, ze wisten dat ze dood door de zonde waren voor God. In Psalm 51:7 lezen we dat wij in ongerechtigheid geboren zijn. Het slechte in de mens komt vroeg of laat naar buiten als deze geen relatie met onze Here heeft:
‘Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein’. Marcus 7: 23
Daarbij lezen we in Romeinen 8:7-8 dat de gezindheid van het vlees God niet kan behagen, in principe leeft het vlees in vijandschap met God, zo’n mens is feitelijk dood voor God volgens Efeze 2:1-3:
‘Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, Waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, (Trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns’. Efeze 2:1-3
2. De Bijbel vertelt de gelovigen wat ze zijn.
De gelovige is door Christus Jezus zalig geworden, nabij God gekomen, kind van God geworden, afgewassen van de zonde, geheiligd, gerechtvaardigd en zal gelijk Christus worden. Alles wat verloren is gegaan bij de zondeval is in Christus hersteld.
‘Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God. Efeze 2:8.
‘Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus. Efeze 2:13
Galaten 3:26 ‘Kinderen Gods’
1 Corinthe 6:11 ‘Afgewassen, geheiligd, gerechtvaardigd’
‘Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag des oordeels, want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld’. 1 Johannes 4:17.
‘Want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld’, hier wordt mee bedoeld dat we (nog) wél in deze wereld zijn maar niet ván de wereld zijn, een wedergeboren Christen heeft een taak in de wereld maar kan en mag niet gebonden zijn in, of aan, de wereld. De Here Jezus Christus was bereid de wil van God te doen zonder aan deze wereld gebonden te zijn, Hij had b.v. geen aardse bezittingen. Een Christen is niet meer dan zijn meester, we mogen wel gebruik maken van de mogelijkheden maar zullen tevreden moeten zijn met het-geen wij van Hem ontvangen. Wie naast het geloof in Christus aardse goederen verzamelt, macht of weelde zoekt, komt in de problemen:
‘Niemand kan twee heren dienen, want hij zal of de ene haten en de andere liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en Mammon. Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of drinken, of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding? Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij ze niet verre te boven? Wie van u kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen. En wat zijt gij bezorgd over kleding? Let op de leliën des velds, hoe zij groeien: Zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze. Indien nu God het gras des velds, dat er heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen? Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden. Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad’. Matthéüs 6:24-34
Als we aan Christus gelijk willen zijn, zullen we een bewuste keuze moeten maken, we kunnen niet Hem én de Mammon dienen. In vertrouwen mogen we geloven en accepteren dat we als Christus kunnen en mogen zijn, de voorwaarde is dat we de wereld moeten verzaken, want hóe kunnen we uitzien naar Zijn komst terwijl we ons druk maken om aardse goederen?
3. De Bijbel vertelt de gelovigen hoe ze werden verlost van wat ze waren en gemaakt zijn tot wat ze zijn.
Men hoort regelmatig, meestal van liberale of gewoonte ‘christenen’, dat het bloed van de kansels afdruipt in vele evangelische groepen. Vaak wordt er binnen de liberale kerken gedacht dat door ‘goede daden’ en ‘broederschap’ verlossing verkregen wordt, wat dat dan ook moge inhouden. De Bijbel zegt het anders, er is maar één wijze tot verlossing en behoudenis en dat is bloedstorting, met andere woorden iemand anders moet zijn leven als losprijs geven om de zonden ‘weg te wassen’. De apostel Paulus zegt het in Hebreeën 9:22 zo:
‘En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving’.
Hebreeën 9:22
Hier zien we dat volgens de wét met bloed gereinigd moest worden, en wat zei Jezus Christus van Zichzelf?
‘Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen’. Matthéüs 5:17
Hier zien we dat door de vervulling der wet, op het kruishout van Golgotha, de Here Jezus Christus op Oudtestamentische wijze de verzoening vervulde. In de periode (bedeling) der wet moest elk jaar het lot geworpen worden over twee geitenbokken, één werd in de woestijn, naar de woestijngeest Azazel gezonden, de andere moest sterven als zondoffer. Op de bok voor Azazel werden de handen gelegd en zo werden, symbolisch, de zonden van het volk op de bok gelegd en daar na naar de woestijngeesten gezonden.
‘En van de vergadering der Israëlieten zal hij twee geitenbokken ten zondoffer en een ram ten brandoffer nemen. Dan zal Aäron de stier van zijn eigen zondoffer brengen en verzoening doen voor zich en zijn huis. Hij zal de twee bokken nemen en ze voor het aangezicht des Heren stellen bij de ingang van de tent der samenkomst. En Aäron zal over de beide bokken het lot werpen; een lot voor de Here, en een lot voor Azazel. Dan zal Aäron de bok waarop het lot voor de Here gevallen is, brengen en hem ten zondoffer bereiden. Maar de bok waarop het lot voor Azazel gevallen is, zal men levend voor het aangezicht des Heren stellen, om daarmee verzoening te doen, door hem voor Azazel de woestijn in te zenden’.
Leviticus 16:5-10
Deze twee bokken waren een type van een situatie die eeuwen later plaatsvond. De Here Jezus Christus werd naast Barabbas gezet. De Here werd als zondoffer aan het kruis geofferd en Barabbas ‘mocht’ blijven leven in een zondige wereld waarover satan en de boze geesten macht hebben:
‘Nu was de stadhouder bij elk feest gewoon een gevangene, ter keuze van de schare, los te laten. Zij hadden toen een berucht gevangene, genaamd Barabbas. Daar zij nu toch bijeen waren, zeide Pilatus tot hen: Wie wilt gij, dat ik u zal loslaten, Barabbas of Jezus, die Christus genoemd wordt? Want hij wist, dat zij Hem uit nijd hadden overgeleverd. Terwijl hij nu op de rechterstoel zat, zond zijn vrouw hem de boodschap: Bemoei u toch niet met die rechtvaardige, want ik heb heden in een droom veel om Hem geleden. Maar de overpriesters en de oudsten overreedden de scharen, dat zij om Barabbas zouden vragen, maar Jezus zouden laten ter dood brengen. De stadhouder antwoordde en zeide tot hen: Wie van die twee wilt gij, dat ik u loslaat? Zij zeiden: Barabbas. Pilatus zeide tot hen: Wat moet ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt? Zij zeiden allen: Hij moet gekruisigd worden! Hij zeide: Wat heeft Hij dan toch voor kwaad gedaan? Zij schreeuwden des te meer: Hij moet gekruisigd worden Toen Pilatus zag, dat niets baatte, maar dat er veeleer oproer ontstond, nam hij water, wies zich de handen ten aanschouwen van de schare en zeide: Ik ben onschuldig aan zijn bloed; gij moet zelf maar zien, wat ervan komt’. Matthéüs 27: 15 –24
Barabbas, zoon van Abbas, ging vrij uit, en Jezus, zijn naamgenoot, vergoot zijn bloed voor de mensheid.
Barabbas. (Wat wil zeggen zoon van Abbas.) |
Zin Bloed kome……
Het excuus dat eeuwenlang door de kerken gevoerd was lezen we in de volgende tekst van Matthéüs 27, en wel in vers 25. De Roomse Kerk heeft in haar prille begin de z.g.n. vervangingstheologie ingevoerd, men stelde ‘de kerk’ in de plaats van het uitverkoren volk Israël. Om dit te rechtvaardigen ge(mis) bruikte men Matthéüs 27:25 waar staat:
‘En al het volk antwoordde en zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!’ Matthéüs 27:25
Men stelt, stelde, in die leer dat het de schuld van de Joden zelf is dat ze vervolgt en gedood zijn, ook door de Roomse Kerk, omdat ze dit over zichzelf afgeroepen hebben tijdens de z.g.n. ‘veroordeling’. Maar niets is minder waar, ze riepen dit niet uit grootsheid, onverschilligheid of schijnvroomheid, ze riepen dit omdat een groot deel van het volk áchter Jezus stond en verlossing van Hem verwachtte. ‘Zijn bloed kome over ons’ wil niets anders zeggen dat ze het offer, het ultieme offer, accepteerden en dat ze heel goed wisten dat er zonder bloedstorting géén vergeving ontvangen kan worden. Daarbij waren velen ontsteld en waren verontrust omdat men, de lang verwachtte Messias, om wilde brengen. Het is niet zoals de kerken het ons wijs willen maken, er is maar één uitleg; Barabbas werd naar Azazel gezonden in de (wereld) woestijn waarin hij in kommer en kwel zou omkomen indien hij niet tot wedergeboorte zou komen en Jezus stortte als zoenoffer Zijn bloed tot redding en heil van de mensheid.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.