Samen op weg ?
Samen op weg ?
En waar gaan we dan wel heen ?
In dit schrijven willen we het ‘Samen op weg’ streven van de kerken onder de loupe nemen, we beginnen met een uitstapje aan de hand van Mieke Telkamp die ons steeds weer vraagt waar we heen gaan en waarvoor we leven. Aan dit liedje moest ik denken toen me dit onderwerp werd aangedragen want het zijn juist de kerken die wél het startpunt van hun streven kennen maar géén benul hebben van het eindpunt waar ze terecht komen.
Mieke Telkamp, de zoet gevooisde stem.
Er zijn maar weinig Nederlanders die het liedje van Mieke Telkamp niet kennen waarmee ze nog dagelijks is te horen in......crematoria! Het is een sentimenteel liedje dat ons vraagt ‘waarheen de weg leidt die we moeten gaan’. Voor vele mensen is dit lied een laatste strohalm voordat het lichaam van de overledene aan de vuurzee wordt prijsgegeven en als men het lied jaren later weer eens hoort springen de meesten de tranen in de ogen. Meestal geloven mensen die zich laten cremeren niet in de redding en verlossing door Christus Jezus en een leven na de dood, ze hechten aan dit leven en beschouwen een crematie als een afsluiting van hun leven. Toch mogen we op grond van de Bijbel, Gods’Woord, zeggen dat er na dit leven een eeuwigheid is die we mét of zonder de eeuwige vrede met onze Schepper kunnen doorbrengen. Er zijn wijzen waarop we de eeuwigheid door kunnen brengen, de ene is in volmaakteheid in de aanwezigheid van Christus Jezus en de andere is in diepe droefheid en verworpenheid in aanwezigheid van satan, Gods’ tegenstander. De mensen die in volle vrede met Christus zullen zijn in de eeuwigheid kunnen op drie manieren die eeuwigheid in gaan, dit wil zeggen dat er verschillende sitiatie’s zijn. Als eerste zullen gelovigen die reeds gestorven zijn plotseling uit hun graf worden weggenomen en Christus Jezus tegemoet gaan in de lucht. In hun gezelschap zullen dan ook de christenen zijn die op dat geweldige moment nog leven, lees maar eens mee in de Bijbel;
‘Doch, broeders, ik wil niet, dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, [weder] brengen met Hem. Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen, die ontslapen zijn. Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels, en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.’ 1 Thess. 4:13-18
Dit zal, naar we hopen en geloven, op zeer korte termijn plaatsvinden en als Christus dan Zijn gemeente heeft weggenomen zal er een periode van grote nood en verdrukking komen voor hen die niet in Hem geloven. Toch zal er tijdens die moeilijke periode bij sommige mensen een ‘lamje gaan branden’ en zullen deze alsnog tot geloof in Christus komen maar die zullen dit met de dood moeten bekopen omdat de dictator die op dat moment de wereld regeert geen God naast of boven zich acepteert. De mensen die in die periode ‘onthoofd’ worden, sterven dus, zullen na verloop van enige tijd door Christus ‘opgewekt’ worden en samen mét Christus deze aarde 1000 jaren regeren;
‘En ik zag tronen, en zij zaten op dezelve; en het oordeel werd hun gegeven; en [ik] [zag] de zielen dergenen, die onthoofd waren om de getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods, en die het beest, en deszelfs beeld niet aangebeden
hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren.’ Openbaring 20:4
Dan zijn er nog de mensen die in ongeloof gestorven zijn en Christus niet accepteerden, ook deze mensen zullen ‘opgewekt’worden om een beoordeling te ontvangen en dezen voor eeuwig in de ‘poel des vuurs’ geworpen worden volgens Gods’ Woord;
‘En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood. En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs’.
Openbaring 20:12-15
Hoe we het dus ook wenden of keren, op grond van de Bijbel mogen we dus stellen dat met dit aardse leven ‘alles’ niet is afgelopen en dat we dus goed moeten beseffen dat we een keuze in ons leven moeten maken.
Samen op weg?
Uit het bovenstaande mogen we dus opmaken dat er na ons leven op aarde de eeuwigheid volgt en dat naar aanleiding van ons aardse leven de eeuwigheid wordt ‘ingevuld’. De ‘invulling’ van het aardse leven wordt beoordeelt door Christus Jezus en gelukkig niet door ons zelf. Het klinkt misschien vreemd maar als wij onze toekomst zouden ‘invullen’ kwamen oprechte mensen niet aan hun trekken en de egotrippers zouden óók dan de beste plaatsen innemen. In mijn dagelijkse werk kom ik met veel mensen in aanraking die zich zelf eerlijk en oprecht noemen, ondanks twee echtscheidingen en twee ‘ex-vriendschappen’, die ook als huwelijk aangemerkt mogen worden. Het verbreken van de relatie ‘lag altijd aan de andere en nooit is er enig zelf onderzoek toegepast. (Een werkelijk bestaande situatie!) en toch noemt zo iemand zich ‘christelijk’ in persoonlijke gesprekken! Vanuit de Bijbel ken ik er ook zo iemand maar deze had verdriet en schaamte over de situatie;
‘Als dan de Heere verstond, dat de Farizeen gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes; (Hoewel Jezus zelf niet doopte, maar Zijn discipelen), Zo verliet Hij Judea, en ging wederom heen naar Galilea. En Hij moest door Samaria gaan. Hij kwam dan in een stad van Samaria, genaamd Sichar, nabij het stuk land, hetwelk Jakob zijn zoon Jozef gaf. En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reize, zat alzo neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure. Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten.Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken.(Want Zijn discipelen waren heengegaan in de stad, opdat zij zouden spijze kopen.) Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen. Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben. De vrouw zeide tot Hem: Heere! Gij hebt niet om mede te putten, en de put is diep; van waar hebt Gij dan het levend water? Zijt Gij meerder dan onze vader Jakob, die ons den put gegeven heeft, en hijzelf heeft daaruit gedronken, en zijn kinderen en zijn vee Jezus antwoordde, en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten: Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven.De vrouw zeide tot Hem: Heere, geef mij dat water, opdat mij niet dorste, en ik hier niet [moet] komen, om te putten. Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier. De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Gij hebt wel gezegd: Ik heb geen man. Want gij hebt vijf mannen gehad, en dien gij nu hebt, is uw man niet; dat hebt gij met waarheid gezegd. De vrouw zeide tot Hem: Heere, ik zie, dat Gij een profeet zijt. Onze vaders hebben op deze berg aangebeden; en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden. Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden. Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem [alzo] aanbidden. God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten [Hem] aanbidden in geest en waarheid. De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen. Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek. En daarop kwamen Zijn discipelen en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden: Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem. En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet. Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet. Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht? Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge. Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en [dan] komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten. En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. Want hierin is die spreuk waarachtig: Een ander is het, die zaait, en een ander, die maait. Ik heb u uitgezonden, om te maaien, hetgeen gij niet bearbeid hebt; anderen hebben het bearbeid, en gij zijt tot hun arbeid ingegaan. En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der vrouw, Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen. En er geloofden er veel meer om Zijns woords wil; En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben [Hem] gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld’. Johannes 4:1-41.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.