Het Chiliasme in het licht der historie

Het Chiliasme in het licht der historie
door Ds., Harry Bultema (1884-1962)

Wij hebben ons ten taak gesteld om een beknopt geschiedkundig overzicht te geven van de levende verwachting van de toekomst van onze Here Jezus Christus. En wij maken ons niet aan overdrijving schuldig, wanneer wij zeggen dat deze geschiedenis bijna geheel samenvalt met die van het Chiliasme, de leer van het duizendjarig rijk, (het Millennium) in één of andere vorm. Doel van dit overzicht is voornamelijk drieërlei.

Ten eerste willen we wijzen op de kracht van de toekomst van onze van de Here Jezus Christus. 2Petr. 1:16. Ieder die met de vermaningen van het Nieuwe Testament bekend is, kan weten dat deze in de meeste gevallen de wederkomst van Christus als dwangredenen hebben. Er is dan ook geen ander leerstuk aan te wijzen, waarvan zulk een ongeëvenaarde invloed uitgaat op hoofd en hart, geloof en leven.

Ten tweede wensen we een lans te breken voor het vaak slecht begrepen  en smadelijk belasterde Chiliasme. Waarvan heeft men het al niet beschuldigd! Zo worden Chiliasten, om maar iets te noemen, gedurig weer beschuldigd dat ze nog een heilstaat op aarde verwachten éér Christus wederkomt. Maar deze beschuldiging verraadt onkunde aangaande het historisch Chiliasme. Het verwijt van dweperij is mede overbekend. Het is waar dat de historie van het Chiliasme wijst op vele op hol geslagen hoofden. Maar wat bewijst dit tegen het Chiliasme als zodanig? Immers niets. Het is er mee als met de leer der verkiezing. Wat is er niet vanaf de dagen van Paulus ter rechter en ter linker zijde tegen deze troostrijke waarheid gezondigd! Maar al het misbruik dat er tegen gemaakt is, bewijst niets tegen, maar wel veel voor haar. Waar helder licht is, vallen donkere schaduwen. Het is hoogst onbillijk het Chiliasme een knauw te geven, terwille van de dweperij welke met het valse Chiliasme gepaard ging, of om het misbruik dat zinnelijke mensen ervan gemaakt hebben. In de derde plaats hopen wij dit kort overzicht, waarbij aan een volledige kenschetsing of wetenschappelijk-historische uiteenzetting zelfs niet te denken valt, terzelfdertijd, althans ten dele, de dienst te laten vervullen van een bibliografie; wij zullen straks enkele geraadpleegde bronnen aanduiden. Wij slaan eerst een vluchtige blik op de oude, daarna op de middeleeuwse, om ten laatste kort stil te staan bij de moderne geschiedenis van de Chiliastische verwachting van ‘s Heren toekomst. De eerste drie eeuwen Het is thans zo goed als uitgemaakt, dat de kerk van de eerste drie eeuwen Chiliastisch is geweest. Deze stelling lokt haast geen tegenspraak meer uit, maar wordt door alle nieuwe geschiedschrijvers bevestigd. Tot staving hiervan volgen hier enkele aanhalingen van niet-Chiliasten.

Hoekstra
De moderne Dr. S. Hoekstra schrijft in zijn christelijke Geloofsleer: “Bijna volstrekt algemeen was in de oudste tijd bij de christenen de verwachting van de wederkomst van de verheerlijkte Christus. Zij hing samen met het geloof dat Christus wederkomen zou om een aards Messiasrijk op te richten.”

Gieseler
Gieseler schrijft in zijn Kerkgeschiedenis, deel 1, pag. 166:  “In alle geschriften van deze tijd (van de twee eerste eeuwen) treedt het Chiliasme zo duidelijk op de voorgrond, dat men het wel voor het algemeen geloof van dit tijdvak moet houden.”

In de bekende Dogma-geschiedenis van Hagenbach wordt dit aangehaald.

Semisch
Semisch laat zich aldus uit: “In de eerste eeuwen met welke wij ons hier bezig houden, vormde het Chiliasme een grondbestanddeel, zoal niet van het algemeen kerkelijk geloof, dan toch der schoolse orthodoxie.” Dit is overgenomen in het Patristisch-Biografisch Woordenboek van Torenenbergen-Klein, waaraan we vele bijzonderheden ontleend hebben.

Harnack
Harnack schrijft in “Millennium” als volgt “Inderdaad, de komst van Christus tot oprichting van het duizendjarig rijk werd in de vroege eeuwen met het Evangelie zelfverbonden.” In gelijke zin laten mannen als Gibbon, Hase, Robertson, Shedd, Bush, Schaff, Mosheim, Knapp, Crippen, Barnes, Burton, Tailor, Muncher, Newton, Whitby, Kitto, Maitland, Chass. Hodge, Milner, Chillingworth, Alford, Gresswell, Trench, Hooikaas, Seeberg, Zahn, Loofs, Sheldon, Fisher, en anderen zich hierover uit.

En niet alleen wordt toegestemd dat het Chiliasme tot de leer der jonge kerk behoorde, maar men is het er tevens over eens dat het de meest gezegende invloed had op de wandel der gelovigen. Domela Nieuwenhuis zei in zijn “Van Christus tot Anarchist”: “Het geloof aan de wederkomst van Jezus heeft ontegenzeglijk aan de oudste christenen zulk een grote dosis geloofsvertrouwen en moed gegeven, dat zij in staat waren tot een weergaloze zelfopoffering, zelfs het leven gering achtten, en soms er naar verlangden dat offer te kunnen en te mogen brengen.” In dezelfde zin laten Shedd, Gibbon, Bush en vele schrijvers van ver uiteenlopende gevoelens zich uit. Thans noemen wij enkele “Apostolische vaders” en “kerkvaders”, die een Chiliastische verwachting van Christus’ toekomst gehad hebben.

Barnabas
Barnabas, die veelal voor de bekende medearbeider van Paulus wordt gehouden, heeft een algemene zendbrief nagelaten, die blijkt geschreven te zijn na het jaar 70, omdat hij de verwoesting van Jeruzalem onderstelt. Dit is van grote betekenis, want had Barnabas verkeerde toekomst-beschouwingen gegeven, dan zou zijn gedachte een kleine twintig jaar later niet gesteund, maar veeleer tegengesproken zijn door Johannes in Op. 20. Het geschrift van Barnabas werd zo hoog geacht, dat men het lange tijd in de vergaderingen der christenen voorlas. De Codex Sinaiticus heeft het als een deel der heilige Schriftuur aangenomen. Barnabas schrijft: “Let op, mijn kinderkens, waarom het Woord zegt: Hij voleindigde in zes dagen. Dit betekent d at God de Here alle dingen voleindigen zal in de tijd van zes duizend jaren, want bij Hem is een dag als duizend jaren en duizend jaren als een dag, gelijk Hij getuigt. Daarom, mijn kinderkens, in zes dagen, dat is in zes duizend jaren, zullen alle dingen voleindigd worden. En Hij rustte op de zevende dag. Dit betekent, wanneer de Zoon komen zal en de wetteloze verdoen, en de goddelozen en de zon, maan en sterren bewegen, dan zal Hij heerlijk rusten op de zevende dag.” Deze dag is volgens Barnabas de ware Sabbat van duizend jaren, wanneer Christus zal regeren.

Clemens Romanus
Clemens Romanus wordt door velen beschouwd als dezelfde, die in Fil. 4 genoemd wordt als degene wiens naam geschreven was in het boek des levens. Ook zijn werken waren in hoog aanzien; men schatte ze zelfs lange tijd onfeilbaar. Door Hamilton, Seiss, Haldeman, Silver en anderen wordt hij beschouwd als Chiliast.

Hermas
Hermas was hoogstwaarschijnlijk dezelfde als die in Rom. 16 door de apostel Paulus wordt gegroet. Hermas schreef een beroemd werk naar aanleiding van een visioen, waarin de Christus in herdersgewaad aan hem verscheen.

Zoals van alle profetieën is ook van dit boek de grondtoon: bekeert u! en de drangreden: de Here komt ! - aldus Van Koetsveld. In het eerste gezicht verklaart Hermas, dat de aarde vernieuwd zal worden en de rechtvaardigen in de toekomende eeuw erop zullen wonen. Algemeen beschouwt men hem als Chiliast.

Papias
Papias was een leerling van de apostel Johannes. Eusebius spreekt in zijn kerkgeschiedenis van hem, alsof hij een kleinzielig zwakhoofd was, doch op een andere plaats noemt hij hem welsprekend en machtig in de Schriften. Hij had alle gelegenheid, om de beschouwing van de apostel Johannes ten opzichte van de laatste dingen te kennen. Eusebius zegt van hem dat hij leerde dat “er een zeker duizendjarig rijk zal zijn, na de opstanding der doden, als Christus lichamelijk op aarde regeren zal.” Eusebius was een sterk anti-Chiliast en verklaart de beschouwing van Papias reeds uit een onjuiste verklaring van de Openbaring. Papias had volgens hem geen oog voor het mystieke en figuurlijke van de Openbaring.

Polycarpus
Polycarpus was door Johannes tot bisschop van Smyrna geordend. Hij was een der jongste leerlingen van Johannes. Zelf werd hij de leraar van Ireneus. Deze noemt hem wegens zijn vroomheid de godzalige, die van zijn vertrouwelijke omgang met Johannes gewaagde met een van vreugde stralend gelaat. Hij stierf de marteldood. Ireneus verhaalt van hem dat hij op gezag van Johannes leerde, dat de aarde gedurende het duizendjarig rijk zeer vruchtbaar zal zijn. Zo stemmen dan twee discipelen van Johannes hierin samen: Polycarpus en Papias.

Justinus de Martelaar (ca. 105-165)
Justinus de Martelaar was tien jaar oud toen Johannes stierf. Hij was een man van wijsgerige vorming. Op vriendelijk aanraden van een bejaarde christen begon hij de profetische Schriften te bestuderen. Het gevolg hiervan was dat hij er weldra de enig betrouwbare en bruikbare wijsbegeerte in erkende. In zijn beroemde “Samenspraak met Trypho de Jood”, die ten doel had de Joden te overtuigen dat Jezus de ware Messias is, ontvouwt hij naar zijn uitdrukkelijke verklaring de leer van alle christenen. Hij gelooft, op grond der profeten, in een herbouwd, versierd, vergroot en bewoond Jeruzalem, alsmede in een duizendjarige Christusregering.

Ignatius (tot ca. 107)
Van deze apostolische vader kan niet met zekerheid gezegd worden dat hij Chiliast was. Toch is dit zeer waarschijnlijk wel het geval. Hij lette op de tekenen der tijden en leefde in de verwachting van de toekomst des Heren, bestreed de antichrist uit zijn dagen en zag op de vergelding des loons. Zonder te willen beweren dat dit alleen bij Chiliasten kan voorkomen, is het niettemin een feit dat men genoemde zaken zelden elders aantreft.

Ireneus (ca. 140-202)
lreneus had uit de mond van Polycarpus gehoord wat Johannes tot hem gesproken had. Als Ireneus spreekt over de vergelding der gelovigen in de opstanding der rechtvaardigen, laat hij zich aldus uit: “Genoemde zegen heeft ongetwijfeld betrekking op de tijden van het Koninkrijk wanneer de rechtvaardigen van tussen de doden zullen verrijzen om te heersen; wanneer de ganse schepping, vernieuwd en verheerlijkt, een overvloedige vrucht zal voortbrengen.” Over de duur van het rijk laat hij zich aldus horen: “In hetzelfde getal dagen, waarin de wereld geschapen is, zal zij voleindigd worden; maar aldus dat elke dag duizend jaar zal zijn. God voleindigde op de zesde dag alles wat Hij gemaakt had en rustte op de zevende dag van al zijn werken. Dit is een geschiedenis van het verleden, maar tevens een profetie van de toekomst, want de dag des Heren is als een dag van duizend jaren.” Ireneus was de hoofdtolk der practische-Bijbelse school in Antiochië.

Hier hebben we dan een ongebroken traditie. Johannes was de geliefde apostel des Heren. De meesten die hier genoemd zijn hadden hem persoonlijk gekend en gehoord over de toekomende dingen. En zij die gelijk Ireneus de apostelen zelf niet gehoord hebben, spreken toch met gezag over het duizendjarig rijk, omdat zij de discipelen van Johannes hebben gekend.

Tertullianus
Tertullianus leefde tot na het jaar 220. Hij was een der merkwaardigste mannen van de jonge kerk. De standvastigheid der martelaren was de aanleidende oorzaak geweest, dat hij het christendom omhelsde. Hij schreef een Chiliastisch werk over “De hoop der gelovigen”, dat echter niet meer bestaat. In zijn boek tegen Marcion schrijft hij: “Wij belijden dat ons een Koninkrijk is beloofd voor de volmaakte staat in de hemel en in een andere toestand; aangezien dit zijn zal na de opstanding, gedurende duizend jaren, in het herbouwde Jeruzalem. Nadat deze duizend jaren voorbij zijn, gedurende welke tijd de opstanding der heiligen voltooid wordt, die al naar hun verdiensten vroeger of later opstaan, zal het oordeel en de verbranding aller dingen plaats hebben.”

Cyprianus (ca. 200-258)
Cyprianus was de befaamde bisschop van Carthago. Hij wijdde zich met grote ijver aan het onderzoek der Heilige Schrift en verklaarde haar eenvoudig en, natuurlijk, ook Op. 20:1-6. Hij geloofde gelijk bijna al zijn tijdgenoten dat het zevende duizendtal jaren voor deze wereld, in overeenstemming met de zevende rustdag na de schepping, het grote sabbatsjaar der wereld zal zijn.

Tertullianus en Cyprianus waren de hoofdvertegenwoordigers van de Noordafrikaanse school in Carthago. De richting dezer school wordt veelal aangeduid als “praktisch kerkelijk”. Zij verwierp de filosofische bespiegelingen en hield zich aan het positieve christendom.

Hippolytus (tot ca. 235)
Hippolytus wordt geroemd als een van de vruchtbaarste en veelzijdigste schrijvers der westerse kerk. Niet de wijsbegeerte, maar de Schrift was hem het voorwerp van onderzoek. Voeg daarbij dat hij leerling was van de sterke Chiliast Ireneus en dan zoudt ge ook moeilijk anders van hem kunnen verwachten. In zijn geschrift over de Antichrist toont hij zichzelf een overtuigd voorstander.

Clemens Alexandrinus (ca. 150-215)
Clemens Alexandrinus kan met recht de vader van de Alexandrijnse school worden genoemd. De vertegenwoordigers dezer school waren reeds duizelig van de wijsgerige bespiegelingen hunner dagen. Deze Clemens staat bekend als een vurig tegenstander van het Chiliasme en dit behoeft ons niet te verwonderen, want het is juist deze man die met zijn beroemde leerling Origenes de kerkelijke uitlegkunde voor vele eeuwen bedorven heeft. De Joods-Griekse leer van de Logos was het middelpunt van zijn godsdienstig-filosofische beschouwingen.

Prof. Berkhof schrijft van hem in zijn Hermeneutiek:
“Clemens van Alexandrië was naar het schijnt de eerste die in de gehele Bijbel, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, een parabolische zin vond en het beginsel uitsprak: Heel de Schrift moet allegorisch (d.i. zinnebeeldig, vergeestelijkt) worden verklaard.” Toch geloofde, als we Dr. Zeiss geloven mogen, ook Clemens aan een wereldsabbat op de zevende duizendjarige dag der wereld.

Nepos (ca. 250)
Deze man wordt veelal beschouwd als een schrikkelijk ketter. Wat had hij dan toch gedaan? Niets kwaads.

Zijn felle tegenstander Dionysus moest zijns ondanks erkennen, dat hij achting had voor zijn vroomheid, zijn Schriftkennis en zijn verdiensten voor het kerkgezang. Maar deze bisschop van Egypte verklaarde de Schrift en ook de profetieën woordelijk en onbevangen en daarom werd hij een Chiliastische ketter. Hij schreef een werk tegen de Bijbelbedervers der Alexandrijnse school, onder de titel: “De wederlegging der Allegoristen.” Dit werk is streng Chiliastisch, doch volgens velen niet overdreven. Een Bijbels Chiliast weet altijd onderscheid te maken tussen een zedelijk en een zinnelijk rijk. Dit werk van Nepos maakte grote opgang onder de christelijke leraars in Egypte. Zelfs in de zesde eeuw waren er nog die zich naar hem noemden.

Dionysius van Alexandrië (ca. 200-265)
Tegen dit werk nu kwam Dionysius van Alexandrië op. Hij was een leerling van Origenes en geheel van diens geest doordrongen. Op kerkelijk gebied vertegenwoordigde hij een lakse richting en in de leer was er bij hem “een onbestemde ruimte en buigzame rekbaarheid van begrippen.” Veelbetekenend zijn ook de argumenten die door hem tegen het Chiliasme van Nepos aangevoerd werden. Ze komen hierop neer:

1. Johannes heeft de Openbaring nooit geschreven” maar de een of andere ketter.

2. Dit boek Openbaring kan nimmer verstaan worden.

3. De Heilige Schrift moet niet letterlijk, doch zinnebeeldig worden opgevat.

Lactantius (ca. 250-320)
Lactantius was een zeer vruchtbaar schrijver, heel geleerd en een vurig tegenstander van de heidense wijsbegeerte. Hij wordt dikwijls genoemd de christelijke Cicero. Hij schrijft: “Gelijk de Here zulke grote dingen in zes dagen gemaakt heeft, zo moeten zijn godsdienst en waarheid gedurende deze 6000 jaren werken, terwijl de boosheid hier verkeert en heerst. En daar de Here rustte op de zevende dag en die heiligde, alzo zal alle boosheid na de 6000 jaren verbannen worden en de gerechtigheid gedurende duizend jaren heersen; er moet vrede en rust komen van al de moeite, die de wereld zolang heeft verduurd. De Koning en Overwinnaar zal Zelf heersen op aarde met hen (zijn heiligen) en Hij zal de heilige stad bouwen en dit Koninkrijk der gerechtigheid zal duizend jaren bestaan. De aarde zal al haar vrucht voortbrengen zonder de moeitevolle arbeid der mensen. De wilde dieren zullen hun woestheid afleggen en tam worden. De slang zal geen gif meer hebben, geen roofdier zal meer verslinden.”

Commodianus (ca. 400)
Commodianus was een dichter en historicus. Als heiden geboren en getogen werd hij door het lezen van de Bijbel voor het christendom gewonnen. In de beide grote werken die hij schreef doet hij zich kennen als iemand die geloofde in de eerste opstanding en in de duizendjarige heerlijkheid op aarde. Met scherpe kleuren schildert hij het einde dezer bedeling.

Melito van Sardes (2e eeuw)
Melito van Sardes wordt genoemd als een man die steeds in de Heilige Geest gewandeld heeft en als een ijverig, wijs en door God verlicht bisschop der gemeente in Klein Azië, die een brief van de verheerlijkte Heiland ontving. Hij was een man van veelzijdige bekwaamheid, doch zijn vele geschriften zijn ons niet bewaard gebleven.

Volgens de berichten doet hij zich in zijn geschriften over de Openbaring en over de profetieën kennen als voorstander van de realistische Schriftverklaring - dus als tegenstander van het vergeestelijken der Schrift, zoals de Gnostieken en de Alexandrijnse school dit voorstonden.

Methodius (tot ca. 311 )
Methodius staat bekend als een felle tegenstander van de alles vergeestelijkende theologie van Origenes. Hij was een bewust voorstander van de woordelijke opvatting der Schrift en bijgevolg kan het wel niet anders of hij moet als Chiliast bekend staan. Hij stierf in 311 gedurende de vervolging onder keizer Maximus de marteldood.

Victorinus Petavionensis (tot ca. 362)
Viclorinus Petavionensis schreef behalve vele andere verklaringen ook een uitlegging van de Openbaring. Volgens het getuigenis van Hieronymus was hij een aanhanger van de leer van het duizendjarig rijk. Ook Victorinus verwierf de martelaarskroon.

Sulpicius Severus (ca. 363-420)
Sulpicius Severus is waarschijnlijk eerst na 420 gestorven. Hij wordt geroemd als een schitterend redenaar, fijn stylist en zeer rechtzinnig schrijver over kerkelijke zaken. Hij had oog voor de tekenen der tijden, was tegenstander van de allegoriserende richting en handhaafde de algemene zienswijze, dat na zesduizend jaren de wereldsabbat zal aanbreken.

Conclusies
Uit deze blinkende rij van getrouwe getuigen zijn onzes inziens de vier volgende zaken voldoende duidelijk:

1.Het Chiliasme werd in de eerste drie eeuwen na Christus door de geleerdste en Godzaligste mannen aan alle plaatsen onderwezen. Door Papias in Frygië, Justinus in Palestina, Clemens Romanus in Rome, Ireneus in Galicia, Nepos in Egypte, Cyprianus en Tertullianus in Carthago, Hippolytus en Lactantius in Rome, Victorinus in Petavium, enz. Het was de leer der ganse kerk.

2. Men leerde het Chiliasme niet op grond van enig wijsgerig beginsel, maar krachtens de Heilige Schrift zelf; alsmede op grond der mondelinge overlevering, die men uit de mond der apostelen persoonlijk had opgevangen. Barnabas, Clemens Romanus en Hermas Pastor waren de leerlingen van Paulus; en Papias, Polycarpus en Ignatius van Johannes. Men kon het dus zeker weten.

3. Het Chiliasme had blijkbaar een voortreffelijke invloed op hart en leven. “De apos-tolische vaders geven bijna niets anders dan een schier onafgebroken reeks van vermaningen voor het leven van de christen,” zo schreef Dr. F. J. Grosheide. Velen van de hier genoemden zijn getrouw geweest tot in de dood. Ja, zulk een heiligende invloed ging er uit van de verwachting des Heren en van hetgeen met Zijn komst verbonden geacht werd, dat vele ongelovige geschiedschrijvers alleen uit die verwachting hun ascese of deugdoefening verklaren. Zie b.v. Hooikaas: “De ascese der eerste christenen’

4. Door niet een rechtzinnig kerkvader werd deze leer tegengesproken. Caius van Rome is volgens Mosheim de eerste geweest die er de strijd tegen aanbond. Doch hij erkende dat deze leer in het boek Openbaring gevonden werd en deswege verwierp hij dit boek als een “samenstelling van monstrueuze fabelen”. Hij meende dat het een grof-zinnelijk en vleselijk millennium leerde. De schrijver der Openbaring was volgens hem niet de apostel Johannes, maar de ketter Cerinthus, die om zijn dwalingen ingang te verschaffen, deze op de achtbare naam van Johannes gezet heeft.

Dionysius was niet gezond in de leer en kon eveneens niet met goed gevolg de strijd tegen het Chiliasme voeren, dan tot de dure prijs van verwerping van het laatste Bijbelboek. Clemens van Alexandrië ging bij de verklaring der Schrift van geheel verkeerde beginselen uit en was daarbij zeer wijsgerig-speculatief.

Eusebius was een halve Ariaan en heeft om vele redenen als kerkleraar volstrekt geen goede naam.

De Alexandrijnse school
De Alexandrijnse school vormde het geduchtste bolwerk van de bestrijders van het Chiliasme. Het is van de grootste betekenis te weten, dat uit deze hoek de eigenlijke tegenstand losbrak en dat voornamelijk aan deze school het verval dezer leer is te wijten. Wat was de meest kenmerkende trek dezer school? Wijsgerige en vaak bandeloze bespiegeling, schriftverdraaiing en veel filosofische trots. Origenes was de geleerdste vertegenwoordiger van deze school en haar voornaamste tolk. Hij was vurig gekant tegen het practisch-Bijbels Chiliasme en beschouwde de Openbaring als een verzameling van wilde dromerijen, waaruit niemand wijs kan worden. Hij staat daar met al zijn geleerdheid alle eeuwen door als de grootmeester in het vergeestelijken. In de leer was hij radicaal Universalist (“alverzoener”). Hij koesterde zelfs nog alle hoop voor het zalig worden van de duivel. Hij loochent als Hymeneus en Philetus de lichamelijke opstanding. Dat deze aartsketter en schriftverdraaier zich sterk tegen de leer van het duizendjarig rijk verzette, behoeft ons niet te verwonderen.

De school van Alexandrië had een grote roep van geleerdheid. Het natuurlijk mensenhart was altoos zeer geneigd om een knieval te doen voor de godin der rede en der wetenschap. De kwade beginselen, door Origenes en zijn school voorgestaan, werkten door, zodat de kerkvergadering van Laodicea in het jaar 360 reeds zover ging, dat ze het laatste Bijbelboek, uit weerzin tegen deze leer, buiten de cánon sloot en er dientengevolge voortaan een algemeen vooroordeel tegen dit boek bestond, dat zelfs in de dagen der Kerkhervorming nog niet was verdwenen en ook thans nog springlevend is. Ds. H. Hoekstra (wiens bestrijding van het Chiliasme onze goedkeuring volstrekt niet kan wegdragen, omdat hij het niet begrijpt en onder vertoon van strenge bewijsvoering er toch niet een werkelijk bewijs tegen aanvoert) beschuldigt Origenes ervan de Oosterse kerken mede door zijn Grieks-wijsgerige alles vergeestelijkende richting verwoest te hebben. Verder zegt hij: “De bestrijding van het Chiliasme door die richting kan niet onze goedkeuring wegdragen: zij stelden hun bespiegelingen boven Gods Woord en verwrongen dit naar hun hoogdravende denkbeelden, daarbij de wederopstanding des vlezes en de toekomstige verheerlijking van de ook door God geschapen stoffelijke wereld loochenende; want in de stoffelijke wereld, in de materie, zat volgens hen de zonde, waarvan de geest des mensen zich moet vrijmaken. Natuurlijk waren ze dan ook erg tegen het Chiliasme.

Maar zij wierpen, gelijk het spreekwoord zegt, met het badwater ook het kind weg. Zij waren van het soort van Hymeneus en Filetus, die van de waarheid waren afgeweken, zeggende dat de opstanding reeds geschied was.” 2Tit,,. 218 Het veld winnen van de verderfelijke beginselen dezer school was de eerste en voornaamste oorzaak van het uitslijten van het Chiliasme.

Constantijn de Grote
Een tweede oorzaak van zijn verval moet gezocht worden in de bekering van Constantijn de Grote en de daarmee in verband staande verheffing der kerk tot staatskerk. Deze vorst schijnt een mengelmoes van heiden en christen te zijn geweest. Velen menen dat hij tot het christendom overging, opdat dit wederkerig hem rijke diensten rnocht bewijzen. Hij was stellig een zeer wrede beul van een mens.

Hij vermoordde zijn eigen zoon Crispus en zijn tweede vrouw Fausta. Eerst een week voor zijn dood werd hij gedoopt. In 323 beklom hij de troon der Caesars. En nu werd hij beschouwd als de Pontifex Maximus, de hogepriester, der gemeente van Christus.

De kerk wenste zichzelf daarmee heimelijk geluk, want de druk der vervolging nam nu een einde. Zij begon zich nu rijk en machtig te gevoelen en ging haar afkomst en toekomst vergeten. Zij ging zich nu op aarde thuis gevoelen. En wie hier een blijvende stad meent gevonden te hebben, zoekt de toekomende niet meer. Waar de kerk haar burgerschap hier op aarde waan de, verwachtte ze niet langer haar Here uit de hemel. Wel bleef zij in woorden de belijdenis van Zijn wederkomst handhaven, doch dit had geen gezegende invloed meer op het leven. Dat was de tijd waarvan men meermalen hoort zeggen “Toen de kerken waren van goud, waren de christenen van hout.” Van smadelijk vervolgde werd de kerk de koningin der aarde en het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen. Die sterke benen bleken dan ook spoedig te ontbreken.

Ketters
In de derde plaats waren het de ketters die het Chiliasme in verdenking brachten. Niet alleen de Joden, maar ook de Joodsgezinde secten als de Ebionieten en de Nazareërs waren voorstanders van een grofzinnelijk Chiliasme. De zeer gevaarlijke ketter Cerinthus verwachtte een millennium, gelijkende op dat wat thans de Mormonen leren. Hij werd door menigeen als de vader van het gnosticisme beschouwd en maakte van het millennium ook een luilekkerland. Evenzo de Montanisten, Donatisten en Anabaptisten (Wederdopers) dier dagen. En niet alleen de secten, maar ook uitnemende mannen als Papias, Ireneus, Nepos, Commodianus en Lactantius hebben zich soms te onbezonnen uitgelaten, zodat dit tegenspraak uitlokte en de spotters een stok in de hand gaf. Dit bewijst echter niets tegen het Bijbels Chiliasme zelf. In zekere zin kan van het gehele christendom gezegd worden dat zijn grootste vijanden de slordige christenen zelf zijn. Dat is altijd de listige methode des duivels geweest. Als hij het goede zaad in zijn groei niet belemmeren kan, dan zaait hij er vals zaad, dat veel op het goede zaad gelijkt, tussen.

Hieronymus en Augustinus
Tenslotte moet als een laatste oorzaak van het op de achtergrond treden van de leer aangaande het duizendjarig rijk gedacht worden aan de arbeid der twee grote kerkvaders Hieronymus en Augustinus, voornamelijk de laatste. Hieronymus leefde tot aan het jaar 420. Hij wordt beschouwd als de Roomse kerkvader bij uitnemendheid. Hij had meer wetenschap dan karakteradel. Voor een tijdlang was hij de secretaris van Paul Damasus. Deze Damasus vaardigde een verbod uit tegen de werken van Papias, Nepos, Victorinus en Sulpicius Severus, die allen over het Vrederijk geschreven hadden. Dit had mede tengevolge dat het concilie van Rome ten jare 373 het Chiliasme als ketters veroordeelde en formeel en officieel verwierp. Rome heeft altoos het Chiliasme gehaat. Dit behoeft ons niet te verwonderen, want Rome wil zelf het koninkrijk van Christus zijn.

Augustinus is echter de man geweest die meer dan iemand anders het kerkelijk lot van het Chiliasme heeft beslist. Hij leefde in een veelbewogen tijd. De jammerlijke gevolgen van de Staatskerk begonnen overal merkbaar te worden. De leraars werden wereldgroten en een Bijbels leven begon meer en meer zeldzaam te worden. In deze benarde tijden verwachtte Augustinus zelf aanvankelijk een duizendjarig vrederijk. Maar toen hij het Romeinse keizerrijk, dat eeuwig was genoemd, zag vallen onder de forse slagen der Noorse barbaren, terwijl daarentegen de kerk niet alleen staande bleef, maar bij de dag meer invloed verkreeg op de volken der aarde, toen werd de hoogkerkelijke idee in hem geboren.

Nu liet hij de verwachting van het toekomstig koninkrijk varen, terwijl hij bevangen werd door de waan dat het duizendjarig rijk reeds gekomen was met de eerste komst van Christus en thans in de kerk tot openbaring kwam. Zijn hoofdwerk “De Stad Gods” is in werkelijkheid niets anders dan een uitwerking en verheerlijking van de hoogkerkelijke gedachte, daar de kerk het een en het al is.

Naar deze gedachte wordt de kerk overal in de Schrift gevonden. Zij is naar deze idee terzelfdertijd Zion, Juda, Efraïm, Jeruzalem, Jakob, de Bruid van Christus, het Koninkrijk van Christus, en wat niet al meer. Volgens “De Stad Gods” is de duivel nu al gebonden en verjaagd uit de harten der gelovigen. De heiligen regeren en overwinnen reeds met Christus over de zonde en de duivel. De antichrist, het beest, is niets anders dan de boze wereld. het beeld van het beest is de huichelarij. Ja, zelfs liet hij zich als reactie op het zinnelijk drijven van sommige Chiliasten en de Donatisten in beginsel vervoeren tot het standpunt van Hymeneus en Philetus, die zeiden dat de opstanding al geschied was.

Zodra men deze beschouwingen is toegedaan, legt men de pelgrimsmantel af en de pelgrimsstaf terzijde, want dan is men reeds thuis. Hier verliest men het doel der kerk uit het oog. Men meent dat het haar roeping is om de maatschappij, zo niet de ganse wereld, te bekeren, te reformeren en te repareren. Bij deze beschouwing beperkt men zijn blik tot het verleden en het heden, en verliest men het toekomstig werk van Christus uit het oog. De satan moet wel bijzonder met dit stelsel zijn ingenomen. Het rekent immers nauwelijks met hem en wat kan hij meer verlangen? Dat zijn dan nu de spijkers met koppen, volgens Ds. H. Hoekstra door Augustinus tegen het Chiliasme geslagen. Wij kunnen niet nalaten op te merken dat dit zeer weinig steekhoudende spijkers met uiterst dunne koppen zijn. Enerzijds strelen zij het vlees des zondaars. Rome beriep zich gaarne op Augustinus. Iedere pastoor praat Augustinus na. Maar anderzijds is het diep beschamend voor de tegenstanders van het Chiliasme, dat men geen deugdelijker en schriftuurlijker bewijzen weet aan te voeren. Wij aarzelen geen ogenblik om Augustinus en allen die met hem op deze punten gelijk denken, op grond van Gods heilig Woord te beschouwen als pseudo-Chiliasten .

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.