Genezing?

Genezing?

Voor wij beginnen met onze Bijbelstudie waarin wij ons afvragen of lichamelijke genezing óók voor de Gemeente van de Here ten deel valt gaan wij als eerste naar de Jacobus-brief. Wij beginnen met Jacobus 1:1 en daar lezen wij:

“Jakobus, een dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus, groet de twaalf stammen in de verstrooiing.”
Jacobus 1:1

Hier lezen wij dat de brief expliciet is geschreven aan de twaalf stammen in de verstrooiing, aan de Joden, de Israëlieten dus die Christus Jezus als Verlosser hebben aangenomen. De Christenen uit de heidenen hebben hier part noch deel aan maar mogen ook deze brief, zoals alles aan de Israëlieten geschreven als lering en onderwijzing voor alle christenen zien. Als wij de begrippen Israël, Messias gelovige Joden, Gemeente, oude bedeling der wet en de nieuwe bedeling der genade door elkaar hutselen krijgen wij problemen en drijven wij mensen tot diepe wanhoop. Ik kreeg 4 december tijdens de voorbereiding van deze studie het volgende bericht binnen:

Excuses voor het late antwoord, maar ik heb heel veel reacties gehad. Ik heb niets over Zijlstra. Ik heb er wel aan gedacht maar ik mis het materiaal om Zijlstra te bestuderen. Misschien heeft hij een site, bestaan er banden? Enkele dagen geleden sprak ik een broeder Huug van Oeveren die vertelde dat hij met een groep mensen naar een dienst van Zijlstra was geweest. In het gezelschap was een doodzieke man. Zijlstra heeft die avond met hem gebeden en publiekelijk verklaard dat de man was genezen. De volgende dag hoorde br. Van Oeveren dat de man was overleden. Daarop heeft hij de telefoon gepakt en Zijlstra opgebeld. ’Je hebt gisteren meneer die en die genezen verklaart en vandaag is hij overleden. Wat heb je daarop te zeggen’. Zijlstra zei: ’Hij had ook eerder moeten komen’.  Dit wijst er op dat hij een word-of-faith leraar is. Ze geloven dat Jezus onze ziekten heeft gedragen dus hoeven wij ze niet meer te dragen. Al wat we moeten doen is in geloof onze genezing claimen. En dan geloofswoorden spreken. Belijden dat je genezen bent, ook al merk je er nog niets van. Maar nogmaals, ik kan het nog niet goed documenteren. Als u materiaal over Zijlstra heeft dan zou ik daar graag kennis van nemen.

Als wij dit lezen moet ik denken aan Mattheus 17:14-21(Lezen);

“En toen zij bij de schare gekomen waren, kwam iemand tot Hem, knielde voor Hem neder, en zeide: Here, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en hij is er slecht aan toe; want dikwijls valt hij in het vuur en dikwijls in het water. En ik heb hem naar uw discipelen gebracht en zij hebben hem niet kunnen genezen. Jezus antwoordde en zeide: O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Breng hem Mij hier. En Jezus bestrafte hem en de boze geest ging van hem uit, en de knaap was genezen van dat ogenblik af.” Toen kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden, toen zij met Hem alleen waren: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven? Hij zeide tot hen: Vanwege uw kleingeloof. Want voorwaar, Ik zeg u, indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad, zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u vanhier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn. Maar dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten”.

Als wij dan denken aan de overleden man in het berichtje dat ik u voor las, wát zou de Here dan zeggen als Jan Zijlstra Hem had gevraagd waarom hij de zieke man niet kon genezen en hij stierf? Zou de Here dan zeggen: “Je hebt gelijk Jan, hij was te laat”? Of zou de Here zeggen: O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen?

De man kwam niet te laat bij Zijlstra, nee ……………. Zijlstra zit zelf gloeiend fout! De Here heeft hem niet gezonden ter genezing, Zijlstra heeft geen kennis van de Bijbel en treed op in hoogmoedigheid tot onmetelijke schade van zieke, invalide en geestelijk gehandicapten!

Wij gaan nu Jacobus 5:7-19 lezen:
“Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij. Broeders, zucht niet tegen elkander, opdat gij niet onder het oordeel valt; zie, de Rechter staat voor de deur. Broeders, neemt tot een voorbeeld van gelatenheid en geduld de profeten, die in de naam des Heren hebben gesproken. Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben: gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming.

Jacobus zegt hier dat gelovigen niet mogen klagen en steunen maar de opgedragen taak in alle rust zullen moeten uitvoeren. Hij neemt als voorbeeld de profeten die geslagen en vermoord zijn maar toch als herauten van de Here hun werk hebben gedaan. Hier mankeert het bij het huidige christendom nogal aan.

Maar vooral, mijn broeders, zweert niet, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch welke andere eed ook. Laat ja bij u ja zijn en neen neen, opdat gij niet onder het oordeel valt.

Op grond van dit Schriftgedeelte zijn er veel gelovigen die weigeren een eed af te leggen maar indien het gevraagd wordt de “belofte” afleggen. De belofte heeft het voordeel dat er niet in Gods’ naam gesproken hoeft te worden, van een gelovige mag verwacht worden dat deze de waarheid spreekt, b.v. bij een rechtszaak.

Heeft iemand onder u leed te dragen? Laat hij bidden. Is iemand blij te moede? Laat hij lofzingen.

In onze taal, “Laat hij God prijzen en loven vanwege Zijn genade en goedheid”

Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten.

Onder bepaalde groepen christenen is men gewoon elkaar met olie te zalven in de hoop of verwachting dat dit, na gebed, tot genezing zal leiden. Men vergeet dat dit een typisch Joodse gewoonte was/is voor mensen die ziek waren, óf in ere hersteld waren. Het is opvallend dat er gezegd wordt: En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. Wij mogen er gevoeglijk van uit gaan dat Jacobus in dit Schriftgedeelte voornamelijk doelt op ziekte als gevolg van zonde. Dit zien wij dan ook verder uitgewerkt in het volgende:

Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt. Elia was slechts een mens zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op het land, drie jaar en zes maanden lang; En hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten.

Het gebed van Elia wordt door Jacobus genoemd als voorbeeld, Israël zondigde en moest leven met grote droogte en uiteindelijk gaf de Here op het gebed van Elia regen, gaf de Here herstel. Zo moeten wij deze zalving met olie ook bekijken, het betreft een ziekte als gevolg van zonde en herstel na belijden en gebed van de oudsten. Wij lezen in de Jacobus-brief:

“Mijn broeders, indien bij u iemand van de waarheid afdwaalt, en een ander brengt hem tot inkeer.”

Dit Schriftgedeelte heeft alles te maken met afval, zonde en daardoor ziekte en als deze zonden worden beleden én nagelaten zal de Here de zondaar oprichten.

Lezen: Jesaja 53:1-12
(Let speciaal op vers 5, daar zien wij dat het om zonde en ongerechtigheid gaat!)

In deze studie over “gebedsgenezing in onze dagen” zullen namen en uitspraken van mensen genoemd worden, hier is niet aan te ontkomen omdat in onze dagen man en paard genoemd móeten worden. Zo zijn er meer berichten en gegevens te vertellen maar voorlopig ga ik liever bespreken wat de Bijbel over dit soort “genezingen” zegt. De kerntekst van, Schriftuurlijke, gezondheid voor Israël is Exodus 15:26. Daarin zien wij dat wanneer Israël gehoorzaam is, de wet nauwkeurig volgt er geen ziekte zal zijn in hun levens:

“Terwijl hij zeide: Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en doet wat recht is in Zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de Here, ben uw Heelmeester.”  Exodus 15:26

Is de genezing van ons lichaam inbegrepen in het verzoenend lijden en sterven van de Here Jezus aan het kruis van Golgotha? In deze studie gaat het niet over de vraag óf God de macht heeft om door middel van een wonder een mens te genezen. Dat God dit kan, moet onomstotelijk voor ons vaststaan. Ook moet het voor ons een vast feit zijn, dat als God door middel van een wonder een mens wil genezen, Hij dit ook zal doen. Het gaat in deze studie om een andere vraag. Het gaat om de vraag, of wij als christenen allemaal aanspraak kunnen maken op een gezond lichaam. Het gaat om de vraag, of een christen niet ziek hoeft te zijn, en als hij onverhoopt toch ziek mocht worden, hij kan pleiten op het offer van de Here Jezus aan het kruis en op grond daarvan ook lichamelijke genezing ontvangt. Het gaat om de vraag, of de Here Jezus zowel aan het kruis voor onze zonden gestorven is, als ook of wij als christenen een gezond lichaam zouden hebben.

En zoals ieder die gelooft mag weten, dat zijn zonde van hem afgenomen is en hij vergeving van zonden ontvangen heeft, mag zo ook ieder die gelooft, weten, dat hij genezing van het lichaam ontvangt en zal hij die ook krijgen? Om de vraag kort samen te vatten: Stierf de Here Jezus aan het kruis, opdat wij lichamelijke genezing zouden ontvangen?

Kondigt Jesaja in hoofdstuk 53 aan, dat de lijdende Messias niet alleen voor de zonden, maar ook voor de ziekten gestorven is, zodat wij naast de bevrijding van de macht van de zonde ook de bevrijding van de ziekten zullen ervaren? Heeft de Gemeente van de Here Jezus hier de toezegging, dat de Heer al onze ziekten geneest? In deze studie gaat het niet over andere teksten, zoals Exodus 15:22-26 Het gaat verder alleen over Jesaja 53 en de vraag of de genezing van het lichaam inbegrepen is in de verzoening door het kruis zoals in Exodus:

“Terwijl hij zeide: Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en doet wat recht is in Zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de Here, ben uw Heelmeester.”  Exodus 15:26

Op gezette tijden wordt er door bepaalde christenen en christelijke predikers geleerd, dat een christen niet ziek hoeft te zijn, omdat de Here Jezus aan het kruis niet alleen voor onze zonden, maar ook voor onze ziekten gestorven is. De tekst waar het hier om gaat is:

“Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.”   Jesaja 53:4-5

Een tekst, die hierbij niet overgeslagen mag worden, is de volgende:

“Maar het behaagde de HERE hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des HEREN zal door zijn hand voortgang hebben.”   Jesaja 53:10

Bij deze teksten gaat het om de vraag, wat met “ziek” bedoeld wordt. Als er lichamelijke ziekten bedoeld worden, waarvan wij genezing ontvangen hebben, dan moet de Here Jezus volgens de laatste tekst ook lichamelijk ziek geweest zijn. Aan welke ziekte leed Hij dan? Of wordt er niet bedoeld, dat Hij lichamelijk ziek was? Wij moeten steeds kijken naar de bedoeling van wat er staat! Als wij bepaalde teksten citeren, moeten wij ons niet alleen afvragen wat er letterlijk staat in onze Nederlandse vertaling. Maar moeten wij ons ook afvragen, of deze woorden in overeenkomst zijn met de Hebreeuwse of Griekse grondtekst en of ook bedoeld wordt, met wat je zo letterlijk in de Nederlandse vertaling zou lezen.

Een paar voorbeelden:
“Reeds zijt gij verzadigd, reeds zijt gij rijk geworden, zonder ons hebt gij u koning gemaakt. Ja, was het maar zo, dat gij koning geworden waart; dan waren ook wij met u koning geworden.”  1 Corinthe 4:8

“Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.”  2 Corinthe 8:9

“Hoort, mijn geliefde broeders! Heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben?”  Jacobus 2:5

In deze teksten wordt ons voorgehouden, dat wij als gelovigen rijk zijn. Er wordt zelfs gezegd, dat wij koningen zijn. Betekent dit nu echt, dat wij financieel rijk kunnen worden, omdat wij gelovigen zijn? Natuurlijk, de Here Jezus is voor ons arm geworden, opdat wij rijk zouden worden. Natuurlijk, de Here Jezus is voor ons gestorven. Maar betekent dit nu, dat wij op grond van het kruis er financieel beter van kunnen worden? Wij gebruiken het woord rijk, maar bedoelen wij het ook zo? Wordt er bedoeld, dat wij tot de adelstand van deze wereld verheven zijn? Natuurlijk niet, deze teksten doelen op het feit dat wij rijk zijn in Christus en niet zoals b.v. Fred Price ons wijs wil maken. De welvaartspredikers voeren o.a. ter verdediging van hun theologie aan, dat God Abraham materieel enorm zegende vanwege zijn geloof. Als christenen zijn wij kinderen van Abraham door datzelfde geloof. Hij is de vader van alle gelovigen (Romeinen 4.) Fred Price, een bekend televisie-evangelist in Amerika zegt dit als volgt: Christus heeft ons verlost van de vloek van de Wet, opdat de zegen van Abraham op ons kon komen….. Op welke manier zegende God Abraham? Met vee, goud, mannelijke bedienden, vrouwelijke bedienden, kamelen en ezels. Abraham wordt materieel gezegend.

Het is de profeet Jesaja die ons in hoofdstuk 53 vertelt over de relatie bij de Here Jezus tussen ziekte en genezing. Welke ziekte heeft Jesaja hier op het oog? Wie een goede studie maakt van de profetie van Jesaja, ontdekt, dat Jesaja heel veel spreekt over ziekte en genezing. Maar, wie het goed bestudeert, ontdekt ook, dat Jesaja niet spreekt over gewone ziekten, maar dat hij het heeft over zonden, die hij als ziekten beschrijft.

Voordat wij de teksten over zonde als ziekte bestuderen, kijken wij eerst naar een ander voorbeeld, waar Jesaja spreekt over schapen en geiten, terwijl ieder weldenkend mens kan weten, dat hij geen echte schapen en geiten kan bedoelen:

“Want mijn zwaard is in de hemel dronken geworden; zie, het daalt neer op Edom en ten gerichte op het volk dat door mijn banvloek werd getroffen. De Here heeft een zwaard vol bloed, het druipt van vet, van het bloed der lammeren en bokken, van het niervet der rammen; want de Here richt een offer aan te Bosra en een geweldige slachting in het land van Edom.”  Jesaja 34:5-6

De teksten over ziekte bij Jesaja
Wij geven enkele voorbeelden van teksten waarin Jesaja spreekt over ziekte en genezing. In deze teksten zien wij, dat als Jesaja over ziekten spreekt, hij in deze teksten spreekt over de zonde als ziekte.

De mensen zijn ziek van de zonde.
“Waar wilt gij nog meer geslagen worden, dat gij voortgaat met af te wijken? Het gehele hoofd is ziek, het gehele hart vol krankheid; van de voetzool af tot de schedel is er niets gaaf; wonden, striemen en verse kwetsuren, die niet uitgedrukt zijn noch verbonden noch met olie verzacht.”   Jesaja 1:5-6

Hier maakt Jesaja duidelijk, dat de mensen in hun gedachten ziek zijn. Hiermee bedoelt hij niet, dat ze psychisch ziek zijn, maar dat ze verkeerd denken. Hun harten en gedachten zijn van de Here God afgeweken en dat is hun ziekte. Jesaja beschrijft hun zonde dus als een ziekte.

Die ziekte is zo ernstig, dat hij vertelt, dat zij van top tot teen ziek zijn. Hun zonde is zo duidelijk, dat hij hem als een open wond beschrijft, een abces. Dit is de eerste tekst waarin Jesaja over ziekte schrijft en het blijkt meteen, dat de tekst niets met een normale ziekte te maken heeft. Het is een geestelijke ziekte, waarvoor aan het kruis verzoening is gedaan.

“Daarom zijn mijn heupen één en al siddering, weeën grijpen mij aan als de weeën ener barende; ik krimp ineen bij het horen; ik ben verschrikt bij het zien. Mijn hart bonst, schrik overvalt mij; dit maakt de schemering, die mij lief is, voor mij tot een verschrikking.”   Jesaja 21:3-4

In deze tekst spreekt Jesaja over zichzelf. Hij is ziek geworden van het luisteren. Het moet duidelijk zijn, dat Jesaja niet spreekt over een echte, lichamelijke ziekte. Ook bedoelt Jesaja niet te zeggen, dat hij een zwangere vrouw met weeën geworden is, die op het punt van het baren van een kind staat. Jesaja zegt hier, dat hij moe en ziek is van het luisteren naar de godslasteringen van Belsazar. Jesaja is diep onder de indruk van wat hij als komend oordeel over de koning van Babylon gezien heeft. Het is duidelijk, dat Jesaja hier niet spreekt over een gewone, lichamelijke ziekte.

“Te dien dage zullen de doven Schriftwoorden horen, en van donkerheid en duisternis verlost, zullen de ogen der blinden zien.”   Jesaja 29:18-19

Terwijl de rabbijnen geloven in, en uitkijken naar, de grote zegeningen van het komende Messiaanse Rijk, waarin ook de lichamelijke gezondheid betrokken al zijn, wijzen zij erop, dat het in deze tekst niet gaat om een lichamelijke doofheid en een genezing van zo’n doofheid. Het lijkt op het eerste gezicht misschien alsof deze tekst vertelt, dat letterlijk doven gaan horen en letterlijk blinden gaan zien. Jesaja vertelt hier echter, dat zij die doof waren voor het Woord van God, weer naar dat Woord zullen gaan luisteren en dat zij die blind waren voor Gods, Hem en Zijn, tegenwoordigheid weer gaan zien. In de duisternis van het leven, de moeiten en de zorgen, gaan Gods kinderen weer de heerlijke aanwezigheid van God ervaren. Hij maakt duidelijk, dat het hier gaat over de geestesgesteldheid van de mens: nederigheid. Deze nederigheid zal ervoor zorgen, dat zij weer vreugde krijgen in hun leven.

In Jesaja 33:23-24 wordt ook over deze zaak gesproken:
“Uw touwen hangen slap; zij houden de mast niet in zijn voetstuk, zij spannen het zeil niet. Dan wordt de overvloedig geroofde buit verdeeld, zelfs lammen vergaderen de roof. En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek; het volk dat daar woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben.”  Jesaja 33:23-24

In vers 23 gaat het in beeldspraak over de Assyriërs, die zo dicht bij Jeruzalem hun ondergang tegemoet gaan, dat lammen en blinden hen kunnen plunderen. De tekst spreekt echter niet over genezing van deze lammen en blinden. Vers 24 vervolgt, dat zelfs ook de zieken de stad zullen verlaten om de Assyriërs te plunderen. Er zal echter een tijd komen, dat de zieken van Jeruzalem genezing ontvangen zullen hebben, omdat hun zonden verzoend zullen worden. Er staat niet, dat hun ziekten verzoend zullen worden. Er staat niet, dat de Messias voor hun ziekten zal sterven. Er staat, dat hun zonden verzoend zullen worden.

Daarover gaat het ook in Jesaja 53.

“Dan zullen de ogen der blinden geopend en de oren der doven ontsloten worden; dan zal de lamme springen als een hert en de tong van de stomme zal jubelen; want in de woestijn zullen wateren ontspringen en beken in de steppe.”
Jesaja 35:5-6

Deze tekst spreekt over de zegeningen die God zal geven als het Messiaanse vrederijk zal zijn aangebroken. Hier wordt aangekondigd, dat blinden weer zullen kunnen zien en dat doven weer zullen kunnen horen. Maar het blijkt duidelijk, dat deze zegeningen pas zullen komen als de Messias (weer) op aarde zal zijn en Zijn invloed het gehele leven van de mensen zal veranderen. Deze belofte is hiermee niet aan de Gemeente van de Here Jezus gegeven, maar is alleen aan het volk Israël gegeven met het oog op het komende Messiaanse vrederijk. In zekere zin ging deze profetie ook al in vervulling toen de Here Jezus 2000 jaar geleden op aarde was. Zijn aanwezigheid schonk genezing van allerlei ziekten aan het volk Israël:

“En Ik zal de blinden leiden op een weg die zij niet kenden; op paden die zij niet kenden, zal Ik hen doen treden; Ik zal de duisternis voor hen uit tot licht maken en de oneffen plaatsen tot een vlakte. Dit zijn de dingen die Ik doen zal en die Ik niet zal nalaten. Zij zullen terugdeinzen en diep beschaamd worden, die op gesneden beelden vertrouwen; die tot gegoten beelden zeggen: Gij zijt onze goden. Gij doven, hoort, en gij blinden, slaat uw ogen op om te zien. Wie is er blind dan mijn knecht en doof als de bode die Ik zend? Wie is er blind als de volmaakte en blind als de knecht des HEREN? Gij hebt wel veel gezien, maar gij hieldt het niet in gedachtenis; gij hebt de oren wel open gehad, maar gij hebt niet gehoord. De HERE had er behagen in ter wille van zijn gerechtigheid een grote, heerlijke onderwijzing te geven. Maar dit is een volk, beroofd en uitgeplunderd; men heeft hen allen in kerkerholen geboeid, in gevangenissen zijn zij weggeborgen; zij werden ten roof en er was geen redder; tot plundering en er was niemand die zeide: Geef terug. Wie onder u neemt dit ter ore, schenkt er aandacht aan en luistert in het vervolg? Wie heeft Jakob tot plundering overgegeven en Israël aan berovers? Is het niet de HERE, tegen wie wij gezondigd hebben, op wiens wegen zij niet hebben willen gaan, en naar wiens wet zij niet geluisterd hebben?”  Jesaja 42:16-24

Verklaring Jesaja 42:16-24:

Hier gaat het niet over een volk van letterlijk blinde mensen. Het gaat over een volk van geestelijk blinde mensen. Zij zagen hun eigen zonden niet meer en hoorden Gods boodschappers niet meer. God zal Zijn volk, dat bestaat uit geestelijk blinde mensen, de ogen openen. Dan zullen zij de geestelijke betekenis zien van de lessen die God hen geleerd heeft en waarvoor zij eerst blind waren.

Toch zullen zij eerst nog doof blijven voor Gods spreken, zelfs als God hun de oren geopend heeft. Vervolgens wordt de vraag gesteld, wie er net zo blind is als Gods dienstknecht. Wij weten, dat met deze Knecht niet alleen het volk Israël bedoeld wordt, maar ook de Messias. Toch is er niemand, die op grond van deze tekst zal zeggen, dat de Here Jezus ooit blind was!:

“Doet het volk uitgaan, dat blind is, al heeft het ook ogen, en dat doof is, al heeft het ook oren.”   Jesaja 43:8

Hier gaat het over het gehele volk dat blind en doof was. Er is toch niemand die meent, dat er ooit een tijd was of komen zal, waarin het gehele volk zal bestaan uit mensen die zowel doof als blind zijn. Hier wordt gesproken over een geestelijke doof - en blindheid: de zonden van het volk:

“De wachters zijn blind, zij allen hebben geen kennis, zij zijn allen stomme honden, die niet kunnen blaffen; dromend liggen zij neer, zij hebben de sluimering lief.”   Jesaja 56:10

In dit vers zegt Jesaja, dat alle wachters blind zijn en dat zij honden zijn, die niet kunnen blaffen. Wie denkt nu, dat er echt honden als wachters op de muren stonden, die niet eens konden blaffen? Wie meent nu, dat er echt blinde mensen de stadsmuren bewaakten? Dat zal toch niemand denken? Het gaat hier weer om een vergelijking en niet om letterlijke blindheid. Jesaja vergelijkt de leiders van het volk met een stel blinde wachters op de stadsmuur en met luie honden, die niet eens blaffen. Zo is het volk overgeleverd aan mensen, die over hen zouden moeten waken, maar het niet echt doen. Ook hier blijkt de blindheid niet te verwijzen naar lichamelijke blindheid:

“Zijn wegen heb Ik gezien, doch Ik zal het genezen, het leiden, en het weer vertroosting schenken, namelijk aan de treurenden ervan. Ik schep de vrucht der lippen: vrede, vrede voor hem die verre, en voor hem die nabij is, zegt de HERE; en Ik zal hem genezen.”  Jesaja 57:18-19

Als God genezing gaat schenken, schenkt Hij geen genezing voor de lichamen van Zijn ontrouwe knechten.

Hij schenkt genezing voor hun ziel.
Die genezing houdt in, dat Hij hen voortaan leiden zal op het pad des levens. Ook, dat Hij hen Zijn bijzondere troost zal geven. De genezing van de geestelijke zonden zal iets moois in hun leven brengen: geen lichamelijke gezondheid, maar diepe vrede!:

“Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad en uw wond zich spoedig sluiten uw heil zal voor u uit gaan, de heerlijkheid des HEREN zal uw achterhoede zijn. Als gij dan roept, zal de HERE antwoorden; als gij om hulp roept, zal Hij zeggen: Hier ben Ik. Wanneer gij uit uw midden het juk wegdoet, het wijzen met de vinger en het spreken van boosheid nalaat, wanneer gij de hongerige schenkt wat gij zelf begeert en de verdrukten verzadigt, dan zal in de duisternis uw licht opgaan en uw donkerheid zal zijn als de middag. En de HERE zal u voortdurend leiden, u in dorre streken verzadigen en uw gebeente krachtig maken; dan zult gij zijn als een besproeide hof en als een bron, waarvan het water niet teleurstelt.”
Jesaja 58:8-11

Het moet u duidelijk zijn, dat zoals er niet een letterlijk juk op de schouders van de mensen ligt, zij ook niet letterlijk ziek zijn. God wil, dat de mensen hun hart aan Hem geven, zodat Hij in hun levens kan binnenkomen. Dan zal God hen weer leiden en zal Hij hen sterke beenderen geven. Natuurlijk wil dit niet zeggen, dat je zwakke botten krijgt als je ontrouw bent aan God en dat je sterke botten krijgt, als je trouw bent aan God. Dit is een manier van spreken, die wil zeggen, dat God met je zal zijn en je zal beschermen en leiden. Het wil zeggen, dat zoals sterke beenderen ervoor zorgen dat je kunt staan, God ervoor zal zorgen, dat je staande kunt blijven, ondanks moeiten en zorgen. Lezen: Jesaja 59:3 & 10 waar staat, dat de handen van het volk gevuld zijn met en vuil zijn van het bloed en de vingers van de zonden. (Ook dit is beeldspraak.)

“Want uw handen zijn met bloed bezoedeld en uw vingers met ongerechtigheid; uw lippen spreken leugen, uw tong prevelt onrecht.”  Jesaja 59:3

“Wij tasten als blinden langs de wand, als wie geen ogen hebben, tasten wij; wij struikelen op de middag als in de schemering, wij zijn in de kracht van ons leven aan doden gelijk.”  Jesaja 59:10

Dit vers vertelt op een beschrijvende manier, hoe het volk eraan toe was in de tijd van de ballingschap. Ze dreigden te struikelen. Niet letterlijk, maar figuurlijk. Terwijl er al die jaren gewoon licht van zon en maan was, leek het geestelijk, alsof het al die tijd donker om hen heen was. Het was alsof hun ogen gesloten waren, waardoor zij God niet konden ontdekken. Zoals een lijk ligt in een donker graf, zo was hun leven in de ballingschap. Ze waren als blinden, die niet kunnen zien, ook al waren zij niet echt blind.

“Als gij het ziet, zal uw hart zich verblijden, en uw gebeente zal gedijen als het jonge groen; de hand des HEREN zal zich aan zijn knechten doen kennen en Hij zal toornen op zijn vijanden.”  Jesaja 66:14

De laatste tekst die iets zegt over een lichamelijk gebrek als beeld van de geestelijke situatie waarin de mensen verkeren. Hun hart zal zich verblijden als de dag aanbreekt, waarop hun beenderen zullen groeien als gras. Ook hier moet het duidelijk zijn, dat Jesaja niet spreekt over lichamelijke gebreken of ziekten, maar dat hij nog steeds deze woorden gebruikt om geestelijke waarheden uiteen te zetten.

Zo komen wij bij de bijzondere teksten uit Jesaja 53

“Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte.”  Jesaja 53:4

In Jesaja 53:4 spreekt Jesaja over de Messias, die de ziekten van Zijn volk gedragen heeft. Zoals wij bij de andere teksten van Jesaja zagen, dat het niet ging om de zonden van de mensen uit Nederland, Amerika, Engeland of Duitsland, maar dat Jesaja sprak over de zonden van zijn eigen volk, zo zullen wij nu ons moeten realiseren, dat Jesaja hier zegt, dat de Messias de zonden van Zijn eigen volk gedragen heeft. De Messias heeft onze ziekten gedragen en onze pijn geleden, zegt Jesaja.

De ziekten waarmee het volk Israël te maken had, dat is de “zonde – ziekte”. Die ziekte heeft de Messias in hun plaats gedragen. Hier wordt niet geschreven over de relatie van de Messias met betrekking tot de Gemeente, maar met betrekking tot het Joodse volk. De Messias nam hun zonden op Zich en droeg die, zoals je een ziekte draagt. Hij leed de pijn van hun tekortkomingen en hun verlorenheid. Dat het niet over lichamelijke ziekten gaat, maar over de zonde, maakt het volgende vers duidelijk:

“Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.”  Jesaja 53:5

Hij leed, opdat zij, de Joden, vrede zouden ontvangen. Hier wordt het beeld uit de tempel gebruikt. Zoals de zondaar bij het altaar zijn zonden en tekortkomingen overdroeg op zijn plaatsvervanger: het offerdier (Vaak een Lam), zo heeft het volk zijn tekortkomingen overgedragen op de Messias, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt:

“De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.”  Johannes 1:29

Hij droeg hun zonden, zodat het nu heet, dat Hij hun zondeziekte op Zich genomen had. Hij is verwond, er is Hem een wond toegebracht, waardoor zij nu genezing ontvangen hebben. Wordt hier een letterlijke wond bedoeld? Wordt hier gedacht aan één van de wonden in Zijn handen en voeten of wordt hier gedacht aan de wond in Zijn zijde? Aan geen van deze wonden wordt gedacht. De spijkergaten in Jezus’ handen en voeten hebben geen geestelijk heil gebracht, evenmin als de wond door de speer in Zijn zijde. Ook hier gaat het om beeldspraak. Het wil zeggen, dat de mensen door hun zonden verwond waren, maar dat de Messias de wond van hun zonden op Zich genomen heeft en nu in hun plaats de straf ervoor gedragen heeft.

In onze vertaling wordt over wonden (in het meervoud) gesproken, waardoor wij geneigd zijn om aan de letterlijke wonden van de Here Jezus aan het kruis te denken. In het Hebreeuws gaat het echter niet over wonden, maar over een enkele wond, die het beeld is, van de ene grote en afschuwelijke wond, van top tot teen, de gapende wond van de zondaar.

“Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen.”  Jesaja 53:6

Daarom staat er in Jesaja 53:6 dat God al onze zonden op Hem neergelegd heeft. Wonderlijk om over na te denken: Niemand heeft zijn eigen zonden op de Messias neergelegd. Niemand heeft Hem tot zondebok gemaakt. God deed dit. God kwam ons te hulp in de redding van de verloren mens. Wij waren niet in staat om zelf onze zonden op het Lam Gods neer te leggen. Daarom deed God dit voor ons en in onze plaats. Zo vertelt Jesaja 53:10, dat God de Messias “ziek” gemaakt heeft. Als het echt over gewone lichamelijke ziekten gaat, mag de vraag toch gesteld worden, welke ziekte de Messias had. Aan welke ziekte leed Hij dan?

Het moet opnieuw duidelijk zijn, dat Hij niet leed aan een lichamelijke ziekte, maar dat hier sprake is van ziekte als beeld van de zonde. God heeft hem “zonde-ziek” gemaakt. Zoals een mens ziek kan zijn van de een of andere kwaal, zo was de Messias als het ware ziek van al onze zonden. Zoals een zieke lijdt door zijn kwaal, zo heeft de Messias geleden als gevolg van onze zonden. Door dit lijden bracht Hij verzoening voor onze zonden en verzoende Hij de mens met God. Goddank, dat Jesaja ons in deze verzen niet vertelt, dat de Here Jezus gekomen zou zijn om onze lichamelijke ziekten en kwalen op Zich te nemen. Natuurlijk, wij zouden het allemaal fijn vinden, als wij een leven lang zonder lichamelijke kwalen zouden mogen leven. Natuurlijk bidden wij God om genezing als wij ziek zijn. Wij wenden ons niet alleen tot onze artsen, maar wij roepen ook de hulp van onze hemelse Vader in.

En wij zijn overtuigd, dat als God wil, dat wij op een bovennatuurlijke wijze zouden genezen, zelfs zonder enige hulp van een arts of medicijnen, dit voor God geen enkel probleem zou opleveren. Maar dat is de vraag ook niet. De vraag is, of de Here Jezus aan het kruis gestorven is, opdat christenen zouden mogen weten, dat de Here Jezus ook voor hun lichamelijke kwalen gestorven is. En die vraag moeten wij ontkennend beantwoorden.

De Bijbel leert wel, dat de Here Jezus voor onze zonden, die als ziekten beschreven worden, maar geen ziekten zijn, maar zonden zijn, dat de Here Jezus voor onze zonden gestorven is. De Bijbel leert, dat de Here Jezus de straf voor onze zonden gedragen heeft aan het kruis. De Here God heeft onze zonden op Zijn Zoon gelegd, toen Hij hing aan het kruis van Golgotha. De Bijbel zegt beslist niet, dat God onze ziekten op Zijn Zoon gelegd heeft, toen Hij hing aan Golgotha’s kruis. Toch doet Jesaja 53:4 dit voor velen denken.

De vervulling van Jesaja 53:3-7
Toch wordt deze tekst op een gegeven ogenblik in het Nieuwe Testament toegepast op letterlijke ziekten. Dat hoeft ons niet te verbazen, want zoiets zien wij vaker in de Bijbel. Men noemt dit wel een “voorvervulling”.

Een voorbeeld:
“Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen;uw jongelingen zullen gezichten zien. Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten.Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen.De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt.En het zal geschieden, dat ieder die de naam des Heren aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de Here gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de Here zal roepen.”  Joël 2:28-32

De profeet Joel kondigt in Joël 2:28-32 aan, dat als de Messias als Koning op aarde zal regeren en het volk Israël Hem aanvaard zal hebben, God Zijn Heilige Geest over alle Israëlieten zal uitstorten. Hoewel Handelingen 2 ons niet de bekering van gans Israël vertelt en de Here Jezus ook geen Koning over Israël werd en de Heilige Geest ook niet over geheel Israël uitgestort werd, paste Petrus de woorden van Joel toch toe op de situatie van dat moment! Terwijl Joël 2:28-32 pas bij Jezus’ wederkomst in vervulling zullen gaan, werden ze door Petrus toegepast op de gebeurtenissen van die dag. Zoiets zien wij ook bij Jesaja 53 en de genezing van ziekten. In Jesaja 53:4 gaat het over “onze ziekten”.

“Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte.”   Jesaja 53:4

Wie zijn die “ons” en die “wij”? Bij Jesaja zijn dat niet de leden van de Gemeente van Jezus Christus, maar zijn het de Israëlieten, zoals wij hiervoor zagen.

Wanneer is dit vers in vervulling gegaan? Niet bij het kruis! Mattheus 8:16-17 zegt, dat deze woorden al tijdens de omwandeling van de Here Jezus in vervulling gegaan zijn, namelijk toen Hij daar de zieken van Israël genas.

Genezing in het genadetijdperk.
Vele christenen weten niet hoe ze met ziekte en gebrek aan moeten in hun leven. In de gemeente waar ze samenkomen wordt vaak gezegd dat een christen niet ziek kan zijn, dat de Here op grond van het gebed zieken geneest. Daarbij laten vele gelovigen zich met olie zalven, dit zou ook een ’middel’ zijn tegen vele kwalen volgens bepaalde leringen.  Men schijnt maar weinig kennis te hebben in die kringen van de gebruiken in het oude-Israël en schijnbaar heeft men niet ergens gelezen dat olie en wijn geneesmiddelen waren in die tijd.
Zoals we in het verloop van deze studie zullen zien is lichamelijke welvaart voorbehouden aan het volk van God, Israël. Dát Christenen zich in alle bochten wringen en claimen dat lichamelijke genezing óók voor hen is komt voort uit onkunde en oppervlakkigheid. De Gemeente en het volk Israël zijn twee verschillende grootheden, de één heeft aardse beloften en de andere hemelse.

Toen de Gemeente een paar honderd jaar bestond is de politiek, Keizer Constantijn de Grote van Rome, met haar aan de haal gegaan en heeft Israël a.h.w. “uitgebannen”. De Gemeente kreeg aardse macht en verzandde spoedig in een mengvorm van Israël, Gemeente en aards aanzien, geld en macht. Het werd de Roomse Kerk die een getrouwe kopie werd van de Mithras-religie van Constantijn. De “kerkleer” mat zich de plaats van Israël aan en claimde alle beloften voor Israël, de straffen en oordelen mocht Israël houden en “Rome” vervolgde Israël daarom naar hartelust.

Kerntekst:
“Toen het nu avond werd, bracht men vele bezetenen tot Hem; en Hij dreef de geesten uit met zijn woord en die ernstig ongesteld waren genas Hij allen,Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken werd door de profeet Jesaja, toen hij zeide: Hij heeft onze zwakheden op Zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen.”  Mattheus 8:16-17

Hier blijkt, dat deze woorden aan Israël in vervulling gegaan zijn. De Heer wendde Zich immers nooit tot de heidenen, maar steeds alleen tot Zijn eigen volk, zoals Hij gezegd had, dat Hij alleen voor de verloren schapen van het huis Israëls gekomen was. De profetie van Jesaja 53:4 is dus al vóór het kruis in vervulling gegaan zijn. Deze woorden zijn dus niet van toepassing op het kruis, want toen waren zij al in vervulling gegaan! Deze woorden zijn niet in vervulling gegaan bij de Gemeente van Joden en heidenen, die haar fundament heeft in het Kruis van de Here Jezus. Deze woorden zijn in vervulling gegaan in de tijd, dat de Here Jezus Zijn wonderen exclusief voor Israël verrichtte. Hij had gezegd, dat Hij alleen voor de verloren schapen van het huis Israëls gekomen was en niet voor de heidenen. Hij heeft één keer - bij wijze van uitzondering - een heiden genezing geschonken: het kind van de Kananese vrouw.  Maar ook zei Hij tegen haar, dat Hij niet voor de heidenen gekomen was.

Toen Hij Zijn discipelen op pad zond om te prediken en te genezen, zei Hij, dat ze niet naar heidenen mochten gaan, maar alleen naar de mensen van het huis van Israël. (Zie: Mattheus 10.) Als Mattheus nu zegt, dat de woorden van Jesaja 53 in vervulling gegaan zijn, zijn ze exclusief aan Israël in vervulling gegaan en mag dit niet zo maar toegepast worden op de Gemeente.  Het is een zegen van de aanwezige Messias alleen voor Zijn eigen volk. Zo had Jesaja het aangekondigd en zo paste de Here het toe. In Jesaja 53:5 gaat het over “genezing”.

“Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.”   Jesaja 53:5

Welke genezing is dit? Is dit de genezing van het lichaam of de genezing van de zonden? Is dit vers opnieuw alleen voor Israël, of is dit vers juist van betekenis voor de gelovigen van de Gemeente? Nu komt de apostel Petrus en maakt duidelijk, dat dit vers aan de Gemeente van Jezus Christus in vervulling gegaan is. Wat hier staat is in de verzoening inbegrepen. Dít is een vrucht van het kruis. Maar... dit is niet de genezing van het lichaam, maar de genezing van de zonden. Petrus schrijft:
“...die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.”   1 Petrus 2:24

Petrus schrijft heel duidelijk, dat het nu gaat over de zonden, die - zoals zo vaak gebeurt in de Bijbel - beschreven worden als een ziekte. Als God in de Bijbel ons een heerlijk leven zonder zorgen en zonder ziekten beloofd had, als de Here Jezus aan het kruis gestorven was om ons ook financieel rijk te maken, zodat niemand ooit werkeloos zou zijn en niemand van de gelovigen ooit geldgebrek zou hebben, dan zouden wij daarover met vreugde spreken en het met beide handen aangrijpen. Wij zouden God loven en prijzen voor Zijn goedheid en Zijn liefde. En... wij zouden waarschijnlijk vergeten, dat het hier slechts om de minder belangrijke materiële zaken gaat. Geen mens heeft wat aan een vette bankrekening, als hij de eeuwigheid in moet gaan. Geen mens heeft wat aan de grootste auto of privé-vliegtuig als hij de reis naar de hemel moet maken. Nee, dan heb je andere rijkdommen nodig: geestelijke rijkdommen.

Dan moeten je zonden weggenomen zijn. Dan moet je verzoend zijn met God. Dan moet je weten, dat je een kind van God bent. Dan moet je het eigendom zijn van de Here Jezus. Wat ben ik God dan toch dankbaar, dat we misschien niet allemaal zo’n vette bankrekening hebben en dat we niet allemaal zo’n gezond lichaam hebben. Maar dat wij wel allemaal mogen weten, Gods eigendom te zijn, omdat de Here Jezus niet voor onze ziekten, maar wel voor onze zonden gestorven is, zodat wij niet langer verloren zouden zijn, maar voor eeuwig behouden zouden mogen worden. Zo heeft de Heer ons het grootste geschenk gegeven, dat wij ooit zouden kunnen krijgen.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.