Ik ben de Ware wijnstok
De Wijnstok en de ranken
In deze studie wil ik een tekst belichten waar aan soms vreemde theorieën zijn gehangen, oppervlakkig gezien kan tijdens het lezen er van de conclusie worden getrokken dat een wedergeboren christen uiteindelijk tóch de behoudenis zou kunnen verliezen.
Ondanks theologische hoogstandjes kunnen wij op de grond van de bijbel stellen dat iemand die ooit tot geloof, tot wedergeboorte gekomen is, niet verloren kan gaan: Ogenschijnlijk zou een christen verloren kúnnen gaan omdat er geen, of niet voldoende, goede werken zijn verricht tijdens het leven.
In de Rooms Katholieke theologie wordt sterk de nadruk op de z.g. “goede werken” gelegd, wordt zelfs als een onderdeel van de weg tot behoudenis gezien. Maar de Here laat duidelijk zien dat het niet om de werken gaat zoals bepaalde theologieën ons willen leren, maar gaat het om de relatie, de verhouding met de Heer Jezus, alleen door Hem worden wij behouden! Niemand kan daar iets vanaf doen, wij kunnen eenvoudig weg niet verloren gaan áls wij Hem hebben aangenomen volgens Johannes 10:27-29:
“Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij, En Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders.” Johannes 10:27-29
In o.a. Johannes 13, 14 en 15 lezen wij van de laatste dagen van het aardse leven van de Here Jezus Christus. In deze hoofdstukken troost, vermaand en waarschuwt Hij de discipelen en wijst hen de weg naar de Vader. In Johannes 15 zien wij dat Hij zich vergelijkt met de wijnstok en Zijn volgelingen met de ranken die vrucht moeten dragen. Dit is een mooie, symbolische, vergelijking want de Here wil er mee zeggen dat Zijn aardse taak voortgezet moet worden door hen die in hem geloven. Hier komen we straks op terug.
Laten wij eerst Johannes 15:1-2 eens op slaan:
‘Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Landman. Elke rank in Mij die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt , snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage.” Johannes 15:1-2
De Heer noemt zichzelf de wijnstok, de wortelstok, waarop de ranken die vrucht moeten dragen geënt zijn. Méér dan 95% van de wijngaarden in de wereld zijn geënt op een sterke en resistente wortelstok omdat een rank van een goede en bruikbare wijndruif op zich te zwak is schimmels en ongedierte te kunnen verdragen. Druivenkwekers gebruiken het liefst een sterke en resistente wortelstok en maken daar inkepingen in. In deze inkepingen worden jonge ranken van een wijndruif gestoken, omwonden met een draad en afgedekt. Na verloop van tijd hecht de rank zich aan de sterke wortelstok en kan ze de levenssappen opnemen die deze sterke wortelstok uit de grond opneemt. Hier door kan de wijnrank onbekommerd goede vruchten opbrengen, ze wordt gevoed door de sterke wortels van de wortelstok die alle gevaren kan doorstaan. Zo moet een christen, nadat deze tot levend geloof gekomen is zich óók wortelen, hechten, aan de Here Jezus Christus.
Na verloop van enige tijd is een wijnrank vastgegroeid in de wortelstok en kan deze druiven produceren, zo moet het ook met ons als gelovigen gaan. Op zo’n situatie doelt Paulus ook als hij zegt in 1 Korinthe 3:1-2:
“En ik, broeders, kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, maar slechts als tot vleselijke, nog onmondigen in Christus. Melk heb ik u gegeven, geen vast voedsel, want dat kondt gij nog niet verdragen. Ja, dat kunt gij ook nu nog niet.”
1 Korinthe 3:1-2
Met andere woorden, ze waren nog niet geworteld in de Here Jezus Christus, ze hadden wat de tijd betreft leraren kunnen zijn maar waren nog aan de flessenvoeding! U begrijpt natuurlijk wel dat een wijnrank die geen vruchten opbrengt zo snel mogelijk wordt verwijderd, het zou jammer zijn dat een nutteloze rank wél profiteert maar geen druiven oplevert. Zó zijn wedergeboren christenen, symbolisch gezien, ook geënt op de Here Jezus Christus en mogen ze de goede en gezonde levenssappen opnemen. De Here Jezus stelt de Vader, de Here God, voor als landman, als druivenkweker, die de ranken snoeit en eventueel verwijderd als ze nutteloos zijn en geen vruchten opbrengen. Wat betekend het nu dat wij moeten blijven in de Wijnstok, en wat wil het zeggen dat ranken weggenomen kunnen worden zoals wij lezen in Johannes 15:2 en 6?
Kán een gelovige dan toch verloren gaan en in het eeuwige vuur geworpen worden?
Wat bedoeld de Here hier eigenlijk mee, kan een wedergeboren mens dan tóch verloren gaan? De betekenis van de woorden “neemt Hij weg” is precies zo bedoeld zoals het op ons over komt, ’wegdoen’, “afknippen” en “weggooien”. Zo’n rank heeft geen nut, die draagt geen vrucht terwijl hij wél gebruik maakt van de sappen, van het levensvocht dat vanuit de wortels opstijgt naar de ranken. Een rank die geen vrucht draagt kan er prachtig uit zien. Vol blad zijn en als het ware pronken, maar de taak, druiven produceren wordt niet volbracht. De rank gedraagt als het ware als een profiteur die wél mooi weer speelt maar geen vrucht draagt. Hier moeten wij aan denken als wij de gelijkenis van de Heer vertalen naar de alledaagse praktijk. Het lijkt allemaal prachtig maar tóch haakt er iets, ergens klopt iets niet. Wél deel uit maken van de boom en geen vruchten produceren kan gewoon niet, er moet iets anders aan de hand zijn.
Het gaat hier om “naam-gelovigen”, in deze genade-tijd, “naam christenen”, genoemd die geen werkelijke verbinding met de Wijnstok hebben. Mensen die niet daadwerkelijk leven met de Here Jezus in het dagelijkse leven, geen relatie met Hem hebben. Het zijn mensen zoals Judas, die wél onder de twaalf discipelen geteld werd maar, naar later bleek, geen diepe relatie met de Here Jezus Christus had. Het verband met Johannes 15: 6 en Mattheus 3:10 maakt dit ook duidelijk, evenals andere passages:
“Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.”
Mattheus 3:10
Of:
“Hij antwoordde hun en zeide: Elke plant, die mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden.” Mattheus 15:13
Wat wij gelezen hebben in deze teksten kán alleen slaan op “naambelijders”. Hier zijn wij bij de kern van het probleem! “Naambelijders” zijn mensen die wél in de warmte van de Here willen leven maar zich niet aan hem hebben overgegeven. Denk hierbij eens aan mensen die door geboorte en traditie naar een kerk of gemeente gaan, soms zelfs hun hele lange leven, en toch geen bewuste keuze voor de Heer hebben gemaakt. Door de week leven ze als “zijnde in de wereld” met alle geneugten van dien en zondags naar de kerk. Lidmaatschap van een kerk of gemeente wil in dit opzicht totaal niets zeggen, er moet een keuze gemaakt worden, mét of zonder de Here Jezus. Wij lazen in Mattheus 3:10;
“Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.”
Hier spreekt de Here dus over “naam-christenen” , ten diepste ongelovige meelopers die buiten geworpen worden. Het grote verschil met 1 Korinthe 3: 10-15 is dat het daar over wedergeboren mensen gaat en het om hun werken gaat die in het vuur verbranden, terwijl de gelovige zélf behouden wordt:
“Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt. Maar ieder zie wel toe, hoe hij daarop bouwt. Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen. Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro, Ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen, Maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen.” 1 Korinthe 3:10-15
Laten wij eens zien wat, of wie, in de Bijbel eigenlijk de wijnstok is. In eerste instantie was dat Israël volgens Jesaja 5:1-3;
“Ik wil van mijn geliefde zingen, het lied van mijn beminde over zijn wijngaard. Mijn geliefde had een wijngaard op een vruchtbare heuvel; Hij spitte hem om, zuiverde hem van stenen, beplantte hem met edele wijnstokken, bouwde daarin een toren en hieuw ook een perskuip daarin uit. En hij verwachtte, dat de wijngaard goede druiven zou voortbrengen, maar hij bracht wilde druiven voort. Nu dan, inwoners van Jeruzalem en mannen van Juda, spreekt toch recht tussen Mij en mijn wijngaard.” Jesaja 5:1-3
En verder in Jesaja 5:7;
“Welnu, de wijngaard van de Here der heerscharen is het huis Israëls, en de mannen van Juda zijn de planten waarin Hij vreugde heeft; Hij verwachtte goed bestuur, maar zie, het was bloedbestuur; rechtsbetrachting, maar zie, het was rechtsverkrachting.” Jesaja 5:7
De Here God heeft het volk Israël is daarom tijdelijk terzijdegesteld en vervangen door het ware Israël, de Mensenzoon, de Here Jezus volgens Psalm 80
“Gij hebt een wijnstok uit Egypte uitgegraven, Gij hebt volken verdreven en hem geplant. Gij hebt [de] [grond] voor hem toebereid, zodat hij wortelen schoot en het land vulde. Bergen waren met zijn schaduw bedekt, en ceders Gods met zijn twijgen; Hij breidde zijn takken uit tot aan de zee, zijn scheuten tot aan de Rivier. Waarom hebt Gij zijn muren doorbroken, zodat ieder die langs de weg voorbijgaat, ervan plukt, Het everzwijn uit het woud hem afvreet, en wat op het veld zich roert, hem afweidt? O God der heerscharen, keer toch weder, aanschouw uit de hemel en zie, en sla acht op deze wijnstok, De stek die uw rechterhand heeft geplant, op de zoon die Gij U hebt grootgebracht.”
Psalm 80:9-16
Wij zien in Psalm 80 een verwijzing naar Jesaja 5, de afval van Israël en de redding door de Zoon, de Here Jezus Christus, wij lazen: De stek die uw rechterhand heeft geplant, op de zoon die Gij U hebt grootgebracht. Daarom mogen wij ook zeggen dat de Here Jezus Christus de ware Wijnstok is en Zijn volgelingen de ranken zijn. Het gaat in Johannes 15 om de verbinding met de Here hier op aarde en dat kán een uiterlijke relatie zijn zoals een naambelijder die heeft. Ogenschijnlijk lijkt alles goed maar de schijn bedriegt op de zelfde wijze als het ook bij Judas één en al schijn was. Het einde daarvan is het eeuwige vuur.
De Heer spreekt hier relatief vaak over in de Evangeliën. De Heer wordt dus op aarde gezien als Wijnstok, verbonden met alle ranken die Hem toebehoren, allen die Zijn Naam belijden. Maar de Heer maakt in Johannes 15:2 een scherp onderscheid tussen “naam-christen” en ware gelovigen.
Iedere “naam-christen” is een rank die “géén vrucht draagt”, net zo min als Juda vrucht heeft gedragen volgens Jesaja 5. Iedere ware gelovige is principieel gezien een rank die ‘wél vrucht draagt’, want het leven uit Christus zal zich altijd in de een of andere vorm uiten. Iemand die niet wedergeboren is, kán dus helemaal geen vrucht dragen. Iemand die gereinigd is door het Woord van de Here, die leven uit Hem ontvangen heeft, draagt wél vrucht:
“Gij zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb; blijft in Mij, gelijk Ik in u.” Johannes 15:3
Johannes spreekt vaak over principiële contrasten, ook in zijn eerste Brief. Zo lezen wij onder andere in 1 Johannes 1:5b -10;
“God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet; Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet”.
Deze zwart-wit contrasten moeten wij niet verwarren met praktische groei in het geloofsleven. Na deze zwart-wit stellingen komen de pastorale punten in de 1e Johannes-brief aan de orde voor wat ons geloofsleven betreft. Want de Landman reinigt en snoeit alle vruchtdragende ranken, dus werkelijke christenen, “opdat zij méér vrucht dragen” volgens Johannes 15:2. Dit snoeien is soms een moeilijke en pijnlijke zaak, Paulus schrijft daar ook over in Hebreeën 12:6-9, daar noemt hij het een tuchtiging:
“Want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt. Als tuchtiging hebt gij dit te dragen: God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet getuchtigd wordt? Blijft gij echter vrij van de tuchtiging, welke allen ondergaan hebben, dan zijt gij bastaards, en geen zonen.” Hebreeën 12:6-9
In het verband van deze overdenking zouden wij ook kunnen zeggen: “Dan ben je niet geënt op de Wortelstok, op de Here Jezus”. In Johannes 15:4-5 vinden wij het punt van onze eigen verantwoordelijkheid om in de Wijnstok te blijven. Dit wil zeggen dat wij in praktische gemeenschap met de Heer behoren te leven, de levensgemeenschap met de Vader en de Zoon daadwerkelijk te beleven. Dit leidt tot een volkomen blijdschap volgens 1 Johannes 1:3-4;
“Hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap volkomen zij.” 1 Johannes 1:3-4
Wijn, de vrucht van de wijnstok, is een beeld, een type, van deze blijdschap. Iemand die werkelijk een Christen is kan niet verloren gaan, maar als het gaat om onze eigen verantwoordelijkheid wordt altijd de uiterste consequentie voorgesteld. Zo ook hier, hoewel het in Johannes 15:6 uiteindelijk alleen om mensen gaat die géén leven uit God hebben, vormen deze wel in uiterlijk, schijnbaar, onderdeel van de christenheid. Het zijn mensen “die niet daadwerkelijk in de Here Jezus Christus zijn”, natuurlijke mensen, die dus ook niet in Hem kunnen blijven. Maar wél mensen die zoals de onvruchtbare wijnrank, die de Vader niet in de wortelstok had geënt, meelopers, onbekeerde mensen. Die dus wel steun, en aandacht van de gemeente van de Here genieten.
De overeenkomst met Israël is belangrijk, omdat dat volk óók uit naambelijders en ware gelovigen bestond. En het moet gezegd worden; juist onder de geestelijke stand werden vele naambelijders, naamgelovigen gevonden:
“Terwijl al het volk het hoorde, zeide Hij tot de discipelen: Wacht u voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het wandelen in lange gewaden en houden van begroetingen op de markten, erezetels in de synagogen en eerste plaatsen bij de maaltijden; Die de huizen der weduwen opeten en voor de schijn lange gebeden uitspreken; dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen”.
Lucas 20:45-47
De Here zegt ons hier zien dat schijngeloof, naamgelovigen, inderdaad veel voor kwamen in Israël, maar óók in het huidige christendom! Wanneer wij over afval spreken zien we dat er geen afval onder de ware christenen is, maar wel een afval van náám-christenen en náám-belijders. Dit zijn de ranken die geen vrucht dragen, die dat principieel gezien, ook helemaal niet kunnen. Dit wordt door de Here niet verder uitgewerkt, maar wel zien wij, zoals het beschreven is in Johannes 15:6 hoe het uiteindelijk op afloopt met deze levenloze ranken:
“Wie in Mij niet blijft, is buiten geworpen als de rank en is verdord, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur en zij worden verbrand.” Johannes 15:6
De vruchtdragende ranken zijn de ware gelovigen die gereinigd zijn door het Bloed van de Here , waardoor zij opnieuw geboren zijn (Johannes 15:3). Wat de positie betreft zijn zij “helemaal rein gewassen” Ze zijn gereinigd en dragen vrucht, maar ze hebben wel behoefte aan het dagelijkse reinigende werk van de Landman om nog “méér vrucht” te kunnen dragen:
“en elke (rank) die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage.”Johannes 15:2b
Alles wat van het vlees is, van de oude mens nog aanwezig is, moet worden weggesnoeid. Denk aan de tuchtiging uit Hebreeën 12:6-9 dat wij zo straks hebben gelezen.
Wat is vrucht dragen?
Vrucht dragen is het leven van Christus openbaren, het leven van de ware Wijnstok. Dit is hetzelfde als de negenvoudige vrucht van de Heilige Geest in Galaten 5: 22;
“Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.”
Want de Heilige Geest verheerlijkt de Here Jezus Christus. Er komt steeds meer ’vrucht’, ’méér vrucht’, en zelfs ’véél vrucht’, áls wij ons willen laten snoeien door de hemelse Landman. De Here God, de Hemelse Landman, snoeit ons christenen allemaal op Zijn tijd. Zodra Hij het nodig acht grijpt Hij in wanneer wij fouten maken, hoogmoedig zijn óf ons zelf hoger achten dan ons toe komt. Zelfs grote Gods-mannen zoals Paulus werden be - gesnoeid om te voorkomen dat ze onbruikbaar voor de hen opgelegde taak:
“Daarom is mij, opdat ik mij niet te zeer zou verheffen, een doorn in het vlees gegeven, een engel des satans, om mij met vuisten te slaan, opdat ik mij niet te zeer zou verheffen. Driemaal heb ik de Here hierover gebeden, dat hij van mij zou aflaten. En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid. Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome.”
2 Korinthe 12:7-9
Als een grote Gods-man als de apostel Paulus zelfs gesnoeid moest worden, waar staan wij zelf dan? Het moet ons niet verwonderen dat de Here óók met ons bezig is. Dat Hij ons óók verder wil laten groeien tot dat wij als volwassen christenen de taak kunnen uitvoeren waarvoor de Here God ons heeft geroepen. Welke taak of taken dat zullen zijn weten we niet, dát zal de tijd ons leren.
Maar onze grootste taak moeten we elke dag vanaf het moment van onze bekering volbrengen: Leven tot eer en glorie van de Here Jezus, een getuige van Hem te zijn.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.