Getuigenis.

Getuigenis.

In “Middernachtsroep” No 4, april 2003 was het hier navolgende interview te lezen, ik geef dit aan u door omdat één uitspraak mij trof. De heer Azad vertelt in dit interview dat élke moslim naar de hel gaat en dat wanneer het allah belieft hij hem of haar er uit haalt! Toen ik dit las werd het mij duidelijk waarom jonge moslims zich beschikbaar stellen als zelfmoord terrorist, hen wordt beloofd dat ze rechtstreeks naar het paradijs gaan en daar zeven maagden als beloning krijgen. Dit is de drijfveer, niet (eerst) naar de hel maar direct naar het paradijs!
Bijbel:aktueel

Interview met een voormalige muezzin
Door: Norbert Lieth

Azad (Naam door de redactie gewijzigd) stamt uit Turkije en is Koerd. Hij was moslim en voormalige muezzin. Sinds zijn bekering verkondigt hij het evangelie en bedrijft hij zending ook in Turkije.

Middernachtsroep:
U was voor uw bekering tot Jezus Christus moslim en muezzin. Wat is de taak van een mu­ezzin?

Azad: Muezzin (Arabisch) is de ge­bedsroeper en voorbidder, die vijfmaal dagelijks vanaf de minaret van de mos­kee de gebedstijd aankondigt. Hij voltrekt ook huwelijken en alles, wat de taak van een islamitische religie inhoudt. Hij is zogezegd de voorganger en zielzorger van zijn gemeente.

Waarom respectievelijk, waardoor hebt u Je­zus gevonden?

Door het lezen van het Nieuwe Tes­tament, dat ik vroeger gehaat heb; ik was ervan overtuigd, dat boze chris­tenen het vervalst hadden. Toen ik in Duitsland vanwege een roofoverval in de gevangenis kwam, bad ik daar tot God, dat Hij mij de weg wil wijzen. Toen kreeg ik het Nieuwe Testament in handen, las daarin en erkende, dat ik een zondaar ben en Jezus Christus voor mijn zonden gestorven is. Op 9 november 1987 mocht ik mijn knie­ën voor Jezus buigen en Hem als mijn Here en Heiland aannemen. Allah was voor mij daarvoor al tot een gruwelijke god geworden, en wel om de volgende redenen:

1e. Toen ik nog moslim was, begon ik op de leeftijd van zeven jaar plichtmatig, mij elke dag vijf keer voor Al­lah neer te buigen, wat wekelijks 35 keer betekent. Maar eens moest ik met grote teleurstelling vaststellen, dat ik daardoor geen heilszekerheid kreeg en dat de hel op mij wachtte. Zo wordt het in de koran geleerd:

 “Bij uw here is het definitief besloten, dat er niemand onder de mensen en de demonen is, die niet in de hel komt en daarna, slechts wanneer Allah wil, hij hem daar uithaalt”.

Ik was teleur­gesteld door de islam.

2e. Verder vond ik het gruwelijk, dat deze Allah, de zogenaamde schepper, mij als zijn schepsel de bevelen gaf, dat ik mensen moet doden, die anders denken of anders geloven. In (de Koran) Soera 9:29 staat het oorlogsbevel tegen joden en christenen. En op de een of andere manier kwam ik mijzelf huma­ner voor dan Allah. Daar kon ik niet langer in meedoen en zo gaf ik mijn taak als islamitische voorbidder op en ging op zoek naar de levende God. De enige weg voor een moslim, in de is­lam heilszekerheid te krijgen, is die, naar de gruwelijke bevelen te luiste­ren en mensen voor Allah te doden.

Waarin ziet u vandaag uw taak in de dienst voor het Koninkrijk van God?

Mijn aardse volk is zeer veronacht­zaamd bij de verkondiging van het evangelie. Daarom bestaat mijn eer­ste taak daarin, mijn landgenoten en mijn volk ‑ dat door de islam geknecht is ‑ van de liefde van God te vertel­len. Dat doe ik, zelfs onder vele moorddreigingen, want de liefde van God, die door de Heilige Geest in onze harten uitgestort is, is sterker en dringt mij. Verder zie ik het als mijn taak, de mensen en vooral de christe­nen in Europa te informeren, wat de islam is.

Dan zie ik het als grote taak, naar gevangenissen te gaan, dus daar­in, waarin de Here Jezus ook mij ge­vonden heeft, daar als vrijwilliger te werken en mensen met het evangelie te bereiken. Maar een van mijn groot­ste taken bestaat er in, de Bijbel in het Koerdisch te vertalen. Daar werk­te ik heel lang aan. Maar God zij dank is dit werk spoedig afgesloten.

Hoe lang werkt u al aan deze Bij­belvertaling in de Koerdische taal en wanneer zal deze uitkomen?

Sinds 14 jaar werk ik daar met een vriend aan, die door Gods genade ook de Here Jezus als zijn persoonlijke Here en Heiland mocht leren kennen, eveneens door het lezen van de hele Bijbel. Voordat hij zich bekeerde, heeft hij daar 12 jaar lang in gelezen. God heeft van ons een team gemaakt. Hij is een bekende schrijver. Zo de Here wil, zullen wij in het jaar 2004 de hele Bijbel in handen hebben. Ons afsluitende werk bestaat er in, de voet­noten te schrijven, waarmee ik dage­lijks meerdere uren bezig ben.

Wordt u in uw zendingswerk ver­hinderd of zelfs bedreigd?

Ja, heel vaak. De laatste keer twee dagen geleden. Ik evangeliseerde in Detmold. Daar kwamen landgenoten naar mij toe en zeiden: “Wij knallen je neer!” Tegen de Duitse broeders en zusters in het geloof zeiden zij: “U bent heel lief, Jezus woont in jullie harten”. Maar in mijn taal zeiden zij tegen mij: “Je bent een leugenaar. Je hebt onze religie en onze profeten beledigd. ‑ Wij knallen je neer!”

Tot op de dag van vandaag heb ik veel schriftelijke dreigementen ont­vangen. Ik ben daarom dikwijls bij de criminele politie geweest. Maar zij kan mij ook niet helpen; zij kan pas ingrijpen, wanneer ik dood ben.

Hoe beoordeelt u het onderscheid tussen de Bijbel en de koran?

De Bijbel is heel duidelijk het Woord van God. Door de Bijbel laat God mijn hart zien, het heilsplan voor zijn aardse volk Israël en het heilsplan voor de naties. In de Bijbel wordt mij duidelijk getoond, wie ik ben: een zon­daar. Maar zij laat mij ook de Heiland van zondaren zien, en ik krijg door de Bijbel heilszekerheid. Dat is het grote onderscheid tussen de Bijbel en de koran. In de eerste Johannesbrief staat bijvoorbeeld: “Dit heb ik u ge­schreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt” (1 Johannes 5:13). Maar de koran zegt in Soera 66:8: “Bekeert u met een oprecht hart tot Allah, misschien zal hij uw misdaden toedekken”. In de Bijbel wederom staat: “Indien wij onze zonden belij­den, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” (1 Johannes 1:9).

Hoe is de situatie van de christe­nen in Turkije?

Sinds de stichting van de Turkse re­publiek heeft men op papier Gods­dienstvrijheid, maar in de praktijk ziet het er anders uit. Ik ben voor twee weken uit Turkije teruggekeerd: Bij elke stap was de burgerpolitie achter mij. Toen ik weg was, vroegen ze een inheemse broeder van mij: “Wat zocht hij hier? Wat heeft hij u verteld?” De christenen leven onder een vreselij­ke druk, ook wanneer het er naar bui­ten toe zo vriendelijk uitziet en er blijkbaar godsdienstvrijheid bestaat.

U zei mij, dat u van Koerdische af­stamming bent. Hoe beoordeelt u de huidige situatie van de Koerden in Tur­kije?

In de wereld is er nauwelijks een volk, dat het zo vergaat als het Koer­dische (ca. 40 miljoen mensen), dat niet in zijn eigen taal spreken mag. Wanneer Koerden in Turkije iets in het Koerdisch publiceren, worden zij daar hard voor bestraft (intussen schijnt onder druk van de EU, tenmin­ste op papier, een verandering tot stand gekomen te zijn, redactie). Hoe moet men dat beoordelen? Dat is te­gen de mensenrechten, tegen Gods ge­boden, tegen alles, ja het is onmense­lijk. Maar desondanks heb ik de Tur­ken lief, omdat de liefde van God door de Heilige Geest in mijn hart uitge­stort is (Romeinen 5:5). Ik heb ze vroeger gehaat. Maar sinds ik chris­ten ben, bid ik elke dag voor Turkije.

Is het juist, dat ‑ zoals men zegt ‑ de Koerden van de Meden afstammen?

Nee, zeker niet. Ik ben ervan overtuigd, dat de Koerden tot de twee en een halve stam van Israël beho­ren (Ruben, Gad en de halve stam van Manasse), die aan de Oostkant van de Jordaan gebleven zijn. Deze zijn ook als eerste onder alle stammen van Is­raël in gevangenschap weggevoerd werden. Ik reken mijzelf tot het volk Israël. Ik ben en blijf naar het vlees een kind van Abraham.

Hoe gaat men in de Turkse politiek en de media met Israël om?

Eigenlijk heel goed. Turkije en Is­raël zijn op regeringsniveau bevriend. Zij werken bijvoorbeeld militair sa­men. Maar onder de bevolking bestaat er een grote haat tegen Israël.

Wat was uw stelling als actiefmos­lim met betrekking tot Israël, en hoe is uw positie vandaag als christen tot het jodendom?

Destijds heb ik Israëli’s en Joden ge­haat, zonder dat ik een enkele jood had leren ken­nen. Dat kwam natuurlijk uit het vergif, dat de islam mij ingegeven heeft. Maar in de Bijbel staat: “Wan­neer dan de Zoon u vrijge­maakt heeft, zult gij wer­kelijk vrij zijn” (Johannes 8:36). Toen ik tot geloof kwam en door Gods Woord vast­stelde, dat Israël Zijn aard­se volk is, heb ik mijn ver­keerde gedachten bele­den. En vandaag gaat er geen dag voor­bij, waarop ik niet voor Israël bidt en Jeruzalem en het Joodse volk in Jezus Naam zegen. Toen ik nog in de Islam gevangen was, geen hoop en geen heilszeker­heid had, hoewel ik religieus was en de last van de zonde mij neerdrukte, wenste ik dikwijls, een zelfmoorde­naar in Israël te zijn. Ik werd door sa­tan gedreven, een eind aan mijn le­ven te maken en enige mensen uit het volk, dat God liefheeft, mee de dood in te sleu­ren. Ook toen ik in de gevangenis was, hielden deze gedachten mij nog bezig. Maar de Here heeft mij be­waard. Hem zij de lof en dank!

Hoe beoor­deelt u de evan­gelisatie onder de buitenlanders in Duitsland? Wordt daar genoeg voorge­daan? Wat zou men anders kunnen doen en waar moet men waarde aan hechten?

Er wordt in deze zaak niet genoeg gedaan. Ik ben sinds mijn bekering zelf als evangelist onder de buitenlan­ders in Duitsland actief. Velen van hen zijn op zoek. Het ligt aan ons christe­nen, de buitenlanders lief te hebben en hen werkelijk de Here Jezus voor te leven. Vriendelijkheid is zeer be­langrijk, ook de moed, ze uit te nodi­gen. Er zijn zeer veel open moslims in Europa. Het is belangrijk, er acht op te geven, dat men niet “vanuit de hoogte” men hen spreekt. Men moet proberen, geen muren op te bouwen, naar bruggen naar hun harten te slaan. En het punt, waar men bijzon­der acht op moet geven, is die, dat men hun niet meteen aan het begin zeggen moet, dat Jezus God is. Veel­eer is het belangrijk, hun eerst de zon­deval te verklaren en ze dan tot beke­ring te leiden. Dan zal hij herkennen, wie Jezus is. En al het andere komt dan vanzelf.

Waarop moet men bijzonder acht even, wanneer men een moslim voor Jezus winnen wil?

Dikwijls hebben moslims mij gezegd: “De christenen preken tegen ons”. Anders gezegd wil dat zeggen: wanneer wij het evangelie prediken, denken zij, dat wij heel automatisch tegen hen zijn. Maar zij erkennen, dat Christenen iets hebben, wat zij niet bezitten, namelijk heilszekerheid. Ik ben er volledig van overtuigd, dat Je­zus Christus gekomen is, “om het verlorene te zoeken en te redden”.

Wanneer wij met deze blijmakende, geweldi­ge hoop naar de moslims gaan, zien wij dat. Wanneer zij mij desondanks vervloeken, zegen ik hen. Ik bid voor hen, ween voor hen en ween met hen. Zij zien dat en zeggen: “Dat kunnen wij niet!“ Wanneer wij met zo’n bran­dend hart tot hen gaan, door de liefde van Christus gedreven, dan zullen zij erkennen, dat wij iets hebben, wat hen ontbreekt.

Wat denkt u ‑ vanuit de profetische uitspraken van de Bijbel gezien ‑ over onze tijd? Bent u van mening, dat wij in de eindtijd (de tijd vóór de opna­me en de wederkomst van Jezus) le­ven?

Ja. Sinds 1948 heeft God Zijn volk weer verzameld, geheel naar Zijn Woord. Dat is voor mij het eerste te­ken, dat de Here Jezus spoedig wederkomt. Een ander teken daarvoor zijn de actuele gebeurtenissen en dan de liefdeloosheid onder de christenen.

In Zijn redevoering over de eindtijd heeft de Here gezegd: “En omdat de wets­verachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen” (Mattheus 24:12). Wanneer iemand niet ziet, dat al­les werkelijk gebeurt, dan is hij blind. De liefde onder ons christenen is toch zeer belangrijk, maar helaas zie ik veelvuldig deze liefdeloosheid onder ware christenen. Wanneer mijn fundament niet het woord van God zou zijn, dan zou ik al lang weggelopen zijn. Maar ook dat is profetisch, want de Here Jezus zegt immers ook: “Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aar­de?” (Lucas 18:8). Ik ben ervan overtuigd, dat wij in deze dagen leven.

Wij danken u hartelijk voor dit ge­sprek en wensen u Gods rijke zegen.

Ik dank u ook en roep u toe: “Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus. Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tij­de overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here” (1 Corinthe 15:57‑58).

En: “Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert hij sterk­te. Jongelingen worden moede en mat, zelfs jonge mannen struikelen, maar wie de Here verwachten, putten nieu­we kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar wor­den niet mat” (Jesaja 40:29‑31).

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.