Engelen deel 1
Engelen.
Deel 1
Door: C. Fred Dickason Jr.
Lid van de faculteit van het Moody Bijbel Instituut.
In deze studie, welke in het geheel heb overgenomen, lezen we over de oorsprong, de taak en de bevoegdheden van de engelen. Ook wordt er besproken hoe en op welke wijze vele engelen in de val van satan zijn meegesleept. In de tegenwoordige tijd zijn de ”engelen” zowel in het christendom als in de New Age een rage, in Amerika bestaan er zelfs engelenwinkels waar men allerlei figuren, tekeningen en beeldjes verkoopt van de ”New Age Engelen”. Vanwege de vele uitwassen, óók binnen het evangelisch christendom, op dit gebied is het verstandig om in alle rust en nuchterheid de Bijbel op dit onderwerp na te slaan. ”Werkgroep ”Bijbel:Aktueel”
Vanwege de vele scanfouten, kan het zijn dat er een verkeerde of onjuiste bijbeltekst of woord staat. Ik heb geprobeerd zoveel mogelijk de fouten er uit te halen.
1. Engelen, feit of fantasie? (Hebreeen1:13.14).
In de tegenwoordige wereld, waar alles om de mens draait, en de mens meer dan ooit als de hoogste levensvorm wordt beschouwd, als het doel waar alle inspaningen op gericht zijn, en als de oorsprong van alle vooruitgang, is het voor velen moeilijk zich voor te stellen dat er in het heelal hier om ons heen, wegen van nog hogere orde kunnen bestaan, onzichtbaar voor het oog maar niettemin werkelijk.
Voor sommige mensen, wier gedachten ontoegankelijk zijn geworden voor dingen die niet met onze zintuigen kunnen worden waargenomen is het noemen alleen al van zulke wezens als engelen lachwekkend. Anderen zijn misschien minder bevooroordeeld, maar vinden het twijfelachtig of er engelen bestaan. Maar diegenen die erkennen, dat de kennis en gevolgtrekkingen van de mens relatief, beperkt en feilbaar zijn, zouden zich toch eigenlijk moeten interesseren voor bewijsmateriaat uit betrouwbare bronnen. Het zou best eens zo kunnen wijn, dat er dingen zijn, die niet binnen het bereik van onse reageerbuisjes en ”hersenbanken” liggen. En dat is nu het geval waar het engelen betreft.
De Bijbel gaat, als het woord voor woord door God ingegeven en gezaghebbende Woord van God de grenzen van menselijke ervaring en het menselijk verstand ver boven. De Bijbel openbaart Gods gedachten. en belangrijke feiten, die de mens nooit zou kunnen weten wanneer hij alleen op zichzelf aangegeven was. (2 Timotheus 3:15-17; I Corinthe 2:9-10, 14). De Bijbel, de onovertroffen bron van kennis op het gebied van het bovennatuurlijke en geestelijke, constateert duidelijk, dat er engelen bestaan, en geeft daar ook vele bewijzen van. In vierendertig van de zesenzestig boeken van de Bijbel worden engelen speciaal genoemd: in zeventien boeken van het Oude en in zeventien hoofdstukken van het Nieuwe Testament. Het woord voor engelen wordt 108 keer in het Oude- en 165 keer in het Nieuwe Testament gebruikt. Het bewijsmateriaal komt van zoveel plaatsen in de Bijbel en is zo omvangrijk, dat het voor hen die de Bijbel als Gods Woord eerbiedigen gewoon overweldigend is.
Maar waarom zouden we het de moeite waard vinden het onderwerp ”engelen” met toewijding te bestuderen. Afgezien van de heel natuurlijke drijfveer van nieuwsgierigheid, moet een kind van God eigenlijk alles weten wat het God behaagd heeft, te openbaren, zodat hij de waarheid ervan in zijn leven kan toepassen. En bovendien openbaart de Bijbel, dat de rol van engelen belangrijk is voor God en mensen. Hun invloed is veelomvattend en is op de gehele aarde en in het heelal merkbaar.
Wilt u er voor bidden, dat wat God ons geopenbaard heeft over Zichzelf en Zijn engelen een zegen voor uw hart zal zijn?
2. Het getuigenis van Jezus over engelen (Mattheus 24:30, 31; 25-31, 41).
Doordat onze Heer Jezus Christus met het gezag van de Vader die Hem gezonden had, sprak en met de wijsheid en rechtschapenheid die Hij als Zoon van God bezat, is het getuigenis dat Hij in Zijn woorden en daden aangaande het bestaan van engelen gaf, voor ons ruimschoots voldoende. Sommige twijfelaars zouden kunnen zeggen dat Jezus Zijn woorden aanpaste bij het volksgeloof uit die tijd, dat er engelen bestonden en macht uitoefenden zowel in de natuurlijke als in de bovennatuurlijke wereld. Maar voor hen die Jezus als leraar van de waarheid hoog achten, en vooral voor hen die Hem als de waarheid kennen, die altijd de waarheid sprak, grenst zo’n gedachte aan godslastering. (Johannes 8:31, 32, 45, 46; 14:6). Te zeggen dat Jezus over engelen en demonen sprak alleen maar omdat het volk geloofde dat die er waren, terwijl Hijzelf wist dat ze niet bestonden, staat gelijk met Hem te beschuldigen van het bestendigen van dwaling en onwaarheid. God verhoede! Hij die de waarheid van God is, zou niets winnen door een leugen te laten voortbestaan. En de omvang en aard van Zijn getuigenis aangaande engelen geeft bepaald geen steun aan het idee, dat Hij zich aanpaste. hij geloofde in engelen en leerde over engelen.
Als wij aannemen, en de feiten zijn daar een sterke aanwijzing voor, dat demonen of boze geesten (soms duivelen genoemd) slechte, gevallen engelen zijn, dan hebben wij krachtige bewijzen van hun bestaan in de bediening van Jezus. Hij sprak met hen als intelligente wezens, bestrafte en wierp ze uit (Lucas 4:33-36, 41; Mattheus 8:28-33; Marcus 1:32-34). Bij een gelegenheid zei Jezus tegen Zijn discipelen, toen Hij vertrouwelijk met ze sprak, dat ze een demon niet hadden kunnen uitwerpen door gebrek aan geloof en gebed (Mattheus 17:18-21).
Toen Jezus in de woestijn door satan verzocht werd, en daarna door engelen bijgestaan, wie was daar toen bij? Dit heeft Hij Zelf verteld (Mattheus 4:11). Toen Hij Petrus berispte omdat hij zijn zwaard gebruikt had, en zei dat als Hij dat wilde, Hij twaalf legioenen engelen te hulp zou kunnen roepen, paste Hij zich toen aan? Toen onze Heer profeteerde over Zijn tweede komst met macht en in grote heerlijkheid, sprak Hij over de bediening van engelen bij het verzamelen van de uitverkorenen Mattheus 24:31). De heilige engelen zullen Hem begeleiden in Zijn heerlijkheid. en de boze engelen zullen met satan in de poel van vuur geworpen worden (Mattheus 25:31-32. 41). Voor wie echt gelooft, is wat Jezus over een bepaalde zaak zegt, het laauste woord.
3. Het getuigenis van de schrijvers van het Nieuwe Testament.
Ofschoon het getuigenis van Jezus over het bestaan van engelen voldoende bewijs is, willen wij toch als aanvulling van het bewijsmateriaal, in het kort aandacht besteden aan de zienswijze van de schrijvers van het Nieuwe Testament en hun relatieve belangrijkheid, over de werkelijkheid en de rol van engelen.
De schrijvers van alle vier Evangelien vermelden het bestaan en de activiteiten van engelen. Mattheüs en Lucas vertellen over de verbazingwekkende bediening van engelen in verband met de geboorte van Jezus, de voorspelling en de aankondiging ervan (Mattheüs 1:20-23; 2:13; Lucas 1:26-38; 28:15). De eerste drie evangelien zijn vol verwijzingen naar engelen en demonen. En alle vier vemielden zij de verschijning van engelen bij het lege graf van de opgestane Christus. Het boek Handelingen maakt vaak melding van de bediening van engelen. Bijvoorbeeld bij de Hemelvaart van Jezus kondigden twee engelen Zijn tweede komst aan (Handelingen 1:10-11). Toen de apostelen in de gevangenis waren geworpen, opende een engel de deuren en bevrijdde hen (Handelingen 5:19). Een engel stuurde Filippus naar een nieuwe plaats om het evangelie te verkondigen (Handelingen 8:26). Een engel verscheen aan Cornelius, en instrueerde hem om Petrus te laten komen, zodat hij over Jezus kon horen (Handelingen 10:17). Later werd Petrus nogmaals uit de gevangenis bevrijd door een engel Gods (Handelingen 12:5 1 1). En Paulus kreeg, midden in een zware storm op zee, bemoediging van God door een engel (Handelingen 27:23 25).
De brieven zitten vol onderwijzing over engelen. Hienn worden engelen in twee groepen ingedeeld: uitverkoren ( I Tim. 5:21) of gevallen (2 Petr. 2:4). Ze worden als levende wezens vergeleken met de levende Chnstus (Hebr. 1:4.5). Paulus vermeldt dat het kruis van Jezus boze engelen heeft verslagen, en hij waarschuwt tegen het vereren van engelen zoals dat door verkeerde dwepers werd verbreid (Col. 2:15,18). Petrus spreekt er over, dat Jezus de overwinning over engelen heeft uitgeroepen, en daarna boven hen gesteld is in gezag, ook Paulus spreekt daarover (1 Petr. 3:18-22; Ef. 1:21). Paulus, Petrus en Jacobus beschouwen satan als de engel die de tegenstander van de gelovigen is, en die alleen door Christus overwonnen kan worden (Ef. 6:10,12; 1 Petr. 5:8,9; Jac. 4:7). In het boek Openbaring worden engelen voorgesteld als degenen die het Lam Gods vereren (5:11,12), de knechten van God bewaren (7:1-3), en de gramschap van God uitstorten (8:2; 15:1). Het Nieuwe Testament vertelt ons van een uitgestrekt gebied waarop de engelen werkzaam zijn. Hebt u God ooit gedankt voor hun bediening?
4. Waar komen de engelen vandaan? (Col. 1:15-17)
De Bijbel geeft geen antwoord op alle vragen die mensen kunnen stellen, of ze nu oprecht zijn of niet. De Bijbel openbaart alleen wat God heilzaam voor ons vond om te weten en er naar te handelen (Deut. 29:29). Maar wanneer hij spreekt, is het niet bespiegelend maar met gezag. Of het nu geschiedenis of profetie betreft, het natuurlijke of bovennatuurlijke, aardse of hemelse dingen wanneer de Schrift spreekt, is dat met de nauwkeurigheid en het gezag dat door de Goddelijke inspiratie gewaarborgd wordt.
Paulus, gesteund door het gezag van God, verklaart dat Jezus, het beeld van de onzichtbare God, ja, die God Zelf is, degene is, die alles geschapen heeft. De Zoon van God, Die eeuwig bestaat, was de oorzaak van al het geschapene: ”Want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten, de zichtbare en de onzichtbare; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen en Hij is voor alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem” (Col. 1:16,17). Daarom is Jezus, de eniggeboren Zoon van God, de Schepper van alle engelen. Ze zijn uit Jezus voortgekomen, en zijn van Hem afhankelijk wat betreft hun voortbestaan en hun welzijn. Hij is hun Opperheerser. (souverein).
Het hoofddoel waar ze voor geschapen werden, was om God te dienen bij de uitvoering van Zijn wil (Hebr. 1:7). Zij voeren Zijn bevelen snel en gehoorzaam uit. Zij moeten God en Zijn Gezalfde in hun werk verheerlijken, want zij zijn ”voor Hem” geschapen (Col. 1:16).
De Schrift geeft de indruk, dat de engelen allemaal ongeveer tegelijkertijd geschapen zijn. De Griekse werkwoordsvorm van het woord vertaald met,”geschapen” (Col. 1: 16) kan een handeling of het uiteindelijke resultaat van een reeks handelingen, die in het verleden voltooid zijn, aanduiden. Ze waren vroeger ook geen mensen, want ze zijn als engelen geschapen. Iedere engel is een rechtstreekse schepping van God, want zij planten zich niet voort zoals menselijke wezens (Matth. 22:28-3). Misschien worden ze daarom soms ”zonen Gods” genoemd (Job 1:6 ; 2:1). het woord ”zonen” lijkt een rechtstreekse schepping van God om aan te duiden, net zoals gelovigen in Christus worden wedergeboren als ”kinderen Gods” (Joh. 1:12,13 ) Al de engelen waren aanwezig bij de schepping van de aarde, want toen jubelden ”al de zonen Gods” (Job 38:4 7).
Of het nu engelen of mensen zijn, ”zonen Gods” zijn schepselen van Jezus, geschapen om goede werken te doen (Ef. 2:8-10).
5. Hun oorspronkelijke staat en hun voorrechten (Joh 1:6: Hebr. 1:7)
Wat waren de engelen wonderbaarlijke wezens, toch zij door de wil en het woord van God ontstonden! Wat hadden zij een grote voorrechten in hun hemelse thuis!
Alle engelen werden geschapen in een toestand van goedheid en heiligheid, even als God zijn gehele schepping maakte en uitsprak dat het goed was (Cen. 1:31; 2:3). Het is onvoorstelbaar dat de God van de Bijbel iets slechts rechtstreeks zou kunnen scheppen. Ze waren ook omringd door alles wat goed was, en beinvloed door alles wat heilig was. Ze waren geen heilige schepselen in een slechte atmosfeer, maar heilige schepselen in een heilige atmosfeer. Zij mochten zich steeds verheugen in de tegenwoordigheid van God (Matth. 18:10) en waren aan alle kanten door de hemel omgeven. Dat maakte het des te zondiger, dat sommigen van hen in opstand kwamen. En nu zijn er, in termen van goed en kwaad, twee soorten engelen: de uitverkorenen die trouw bleven aan God (l Tim. 5:21), en de slechte, die satan volgden bij zijn opstand tegen God (Matth. 25:41). Maar oorspronkelijk waren ze allemaal goed en heilig.
Sta er eens even bij stil, wat een grote voorrechten alle engelen oorspronkelijk bezaten. Verrukking en vreugde waren hun deel, want zij kenden God door een heilige familieband. Zij waren immers Zijn zonen door een rechtstreekse scheppingsdaad, en Hij was hun Schepper en Vader. En doordat zij HEm kenden, vonden zij het heerlijk Hem te aanbidden - hun verwantschap gaf zoveel vreugde! (Ps. 148:1,2). Op Zijn bevel kwamen zij zich telkens voor Hem stellen (Job 1:6; 2:1). Zij aanschouwden alles wat Hij schiep met blijde verwondering (Job 38:7), en hadden het niet te schatten voorrecht, de God van de ganse schepping te dienen met de snelheid van de wind en de gloed van vuur (Hebr. 1:7). Ongetwijfeld kregen zij ook enig inzicht in Gods bedoelingen en plannen voor alle eeuwen. Wat hadden zij dus grote voorrechten!
Maar zij hebben hun beperkingen. Al hebben zij nog zo’n geweldige macht en grote wijsheid, hun macht kan nooit die van God evenaren, noch kan hun wijsheid met de Zijne vergeleken worden. Zij kunnen ook niet tegelijkertijd op alle plaatsen zijn. Ze zijn tenslotte maar schepselen, en als zodanig staan ze lager dan de Schepper. Als satan, die de hoogste van alle schepselen was, door God geoordeeld is (Ez. 28:12-19) en nogmaals geoordeeld zal worden, dan zullen ook de lagere engelen God verantwoording schuldig zijn.
Alle schepselen, met inbegrip van de mens, zijn gemaakt om God te dienen. Wij zijn bevoonecht, beperkt, en in alle dingen verantwoordelijk tegenover God.
6 Hoe Is hun aard? (Hebr. 1 :14; Matth. 28:1-7)
Engelen zijn personen. Is het moeilijk om U dat voor te stellen? Gewoonlijk denken wij bij personen aan mensen, maar niet alleen mensen hebben persoonlijkheid. God is een Persoon. De Schrift openbaart dat God een wezen is, dat uit drie personen bestaat. God heeft het vermogen om personen te scheppen die anders zijn dan Hij. Deze personen kunnen de aard van mensen of van engelen hebben. Als iets verstand, gevoelens en een wil heeft, dan noemen we dat een persoon. En engelen hebben ze alle drie. Zij hebben verstand, want ze begeren te horen over ons grote heil in Christus (1 Petr. 1:12), zij begrijpen waarom wij ons op een bepaalde manier gedragen, en zij spreken (Matth. 28:5). Engelen hebben gevoelens. Zij gaven blijk van vreugde bij de schepping (Job 38:7), en zij verblijden zichzelf, of zij staan de vreugde die er is over behoud van een berouwvolle zondaar, met begrip gade (Luc. 15:10). Engelen hebben ook een wil. God doet een beroep op hun wil, wanneer Hij hun beveelt, Zijn Zoon te aanbidden (Hebr. 1:6). Engelen voldoen aan alle voorwaarden om als personen te worden beschouwd.
Het lijkt Bijbels te zeggen dat engelen naar het beeld en gelijkenis van God geschapen zijn, net zoals de mensen (Gen. 1:27). Het beeld van God in de mens berust niet op het feit dat de mens een lichaam, ziel en geest heeft - alsof het moet kloppen met God, die uit drie personen bestaat. (Wat moeten we dan aan met het hart en het verstand van de mens, essentieele delen van de mens die veel vaker genoemd worden dan de alombekende drie die we zojuist genoemd hebben? En wat moeten we zeggen dat de mens in de eerste plaats is nadat we geconstateerd hebben dat hij de drie of vijf functies bezit? Het ziet er naar uit dat het beeld van God eerder bestaat uit persoonlijkheid en heiligheid. Want persoonlijkheid brengt het vermogen met zich mee gemeenschap met de Persoon van God te hebben terwijl heiligheid de hoedanigheid is die nodig is om die gemeenschap met vreugde te ervaren. Als zonen Gods geschapen (Job 1:6; 2:1) bezitten engelen het beeld van hun Schepper en Vader. Door sommigen werd dat beeld bedorven door hun val maar ze zijn nog in wezen personen of schoon hun heiligheid verloren is gegaan.
Het beeld van God in de mens werd ook door de zondeval bedorven. De zonde tast allen die opstandig waren aan in hun verstand hun gevoelens en hun wil. De zonde verwoeste de heiligheid en de gemeenschap werd verbroken. Alleen door het geloof in Jezus wordt de mens herschapen naar het beeld van God in rechtvaardigheid en ware heiligheid.
7. Hebben engelen een lichaam? Daniel 10:10-14: Matth 22:23 -30)
Engelen zijn in de eerste plaats geestelijke wezens, ze hebben geen stoffelijk lichaam van vlees en bloed zoals wij (Hebr. 1:14). Toen Jezus zei: ”God is Geest” legde Hij er de nadruk op, dat God niet met een lichaam aan een bepaalde plaats gebonden is maar in wezen geest is. Op aarde kan God overal in waarheid aanbeden worden omdat Hij overal is. Wanneer we zeggen dat God alomtegenwoordig is, betekent dat dat God oneindig is waar het de ruimte betreft Ofschoon engelen ook geest zijn, zijn ze toch niet oneindig. zij hebben duidelijke beperkingen in de ruimte. Daniel 6: 23 vertelt hoe een engel zich snel van de ene plaats naar de andere begeeft. In Daniel 10:10-14 vertelt een engel dat hij van God naar Daniel gekomen is en onderweg werd opgehouden omdat hij tegen een ander geestelijk wezen moest strijden. Als engelen van plaats kunnen veranderen en deze beweging een verloop van tijd met zich meebrengt, betekent het dat zij zich binnen bepaalde grensen bewegen. Het is dus mogelijk dat zij een soort verfijnd stoffelijk lichaam hebben met beperkte bewegingsmogelijkheden. Een geestelijk lichaam is ook niet onmogelijk Er zijn verschillende soorten lichamen en ons opstandingslichaam wordt een ”geestelijk lichaam” genoemd (I Cor. 15:44).
Wat voor lichaam engelen dan ook hebben ze zijn gewoonlijk niet zichtbaar; dat hangt ook van de noodzaak af. Het natuurlijke gezichtsvermogen van de jongeman uit 2 Kon. 6:17 moest door God vergroot worden voordat hij de hen omringende engelen-legioenen zag, die Elisa beschermden. Maar engelen kunnen kennelijk zichtbaar worden, zoals de engel bij het lege graf (Matth. 28 4).
Engelen schijnen zonder geslacht te zijn. Wij zeggen ”schijnen” omdat het voornaamste punt van Matth. 22: 2830 is dat de geestelijke opstandingslichamen die we zullen krijgen, op lichamen van engelen zullen lijken doordat zij zich niet voortplanten. Maar over het algemeen worden zij als mannelijk aangeduid, zoals in Luc. 24:4. Wanneer zij eenmaal geschapen zijn, blijven engelen altijd bestaan, en wat voor lichaam zij ook bezitten, het sterft nooit. Zij leven eeuwig (Luc. 20:36).
Wat zijn engelen wonderbaarlijke schepsels! Zij weerspiegelen de creatieve wijsheid en macht van God. Door hen wordt onze voorstelling van de verscheidenheid van Gods schepselen uitgebreid. Zij geven een heerlijke, geheimzinnige bekoring aan de ongeziene wereld, die wij zullen aanschouwen naar het plan dat God in Zijn genade heeft voor hen die in Jezus geloven.
8 Hoeveel engelen? (Op. 5:11-13; Hebr. 12:22)
Wij zullen ons niet aan de nutteloze bespiegelingen van de middeleeuwse schotastici overgeven, die naar verluidt er over discussieerden, hoeveel engelen er op de punt van een naald konden dansen. Wanneer we naar de geopenbaarde feiten in het Woord van God kijken zijn dat geen gissingen. De Bijbel geeft ons op verscheidene plaatsen inzicht in de grote aantallen engelachtige wezens.
Bij de geboorte van Jezus verscheen er een ”menigte” engelen, die God loofde. Deze menigte was maar een deel van de hemelse legermacht (Luc. 2:13-15). De benaming ”HERE der heerscharen” (Ps. 46:8,12) geeft aan dat God aan het hoofd van legers (heerscharen) staat: dit lijkt te slaan op Zijn engelenlegers. Toen Hij verraden werd, had Jezus God kunnen aanroepen om twaalf legioenen engelen (Matth. 26:53). In de tijd van keizer Augustus bestond een legioen uit ongeveer zesduizend man gesteund door een zelfde aantal hulptroepen. Als de aantallen van engelen en soldaten overeenkomen, dan had Jezus om 72.000 of zelfs 144.000 engelen kunnen roepen. Hij had het hele leger kunnen roepen.
Sommige mensen vinden dat wij redelijkerwijs het totale aantal engelen kunnen vergelijken met het totale aantal mensen in de gehele geschiedenis (zoals men uit Matth. 18:10 zou kunnen opmaken). Misschien zouden we het aantal der engelen ook kunnen vergelijken met het aantal sterren aan de hemel, want er wordt verschillende keren verband gelegd tussen engelen en sterren (Job 38 7; Ps. 148: 1-3; Op. 9:1.2; 12:3.7-9). Als dat zo is zou hun aantal groter zijn dan dat van de sterren die door het menselijk oog gezien kunnen worden - ongeveer 12000 per jaar. Sommige wetenschapsmensen schatten dat het totale aantal sterren in de miljarden loopt. Zo’n groot aantal gaat ons voorstellingsvermogen te buiten. Maar Johannes zag een schitterend schouwspel van engelen in de hemel: ”tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen” (Op. 5:1 1). Als we dit Letterlijk nemen zou dit 202 miljoen zijn en misschien zijn dezen maar een deel van de hemelse legerscharen. Hoe dan ook de menigte was onvoorstelbaar groot. In Hehr. 12:22 lezen we eveneens over ”een ontelbaar gezelschap van engelen” (Eng. vert). En dit aantal is constant want zij planten zich niet voort en sterven niet (Matth. 22:28-30).
9. De Schepper en de geschapenen. (Joh. 1: 1-3; kol. 1:1-15)
Er zijn mensen die door vooroordeel of onbekendheid met de Heilige Schrift veronderstellen dat Jezus de Zoon van God de eerste en hoogste onder Gods engelen is. Wat een tragische dwaling! En wat vernederend voor de Zoon!
Joh. 1:1-3 verklaart krachtig en duidelijk dat Jezus als gelijke van de Vader God is en dat Hij de Schepper van alle dingen is: ”In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God.” Op bondige wijze heeft de apostel Johannes hier vier heel belangrijke feiten over de Zoon van God gesteld:
1. Zijn bestaan voor de Schepping
2. Zijn bestaan in de tegenwoordigheid van God als een aparte persoon
3. Dat Hij werkelijk God is
4. Zijn eeuwige gemeenschap met God.
Sommigen maken misbruik van de Griekse constructie in ”het Woord van God”. Ze zeggen dat omdat er geen bepaald lidwoord voor ”God” staat de vertaling moet luiden: ”het Woord was een God” en dragen dan redenen aan om Jezus onder de engelen in te delen. Maar feitelijk kan er niets meer afwijken van de bedoeling van Johannes of van de waarheid. Dat het bepaalde lidwoord in het Grieks ontbreekt legt de nadruk niet op iets onbepaalds (zoals het Engelse onbepaalde lidwoord - en Nederlandse vertaling - doet) maar op kwaliteit en essentie. Dus Johannes verklaart dat het Woord in de grond van Zijn wezen God was. De godheid van Jezus wordt zowel in het Oude als het Nieuwe Testament duidelijk gesteld (Jes. 9:h; Micha 5:12; Col. 5:9; 1 Tim. 3;16).
Jezus wordt de naam van Gods ”eniggeboren Zoon” gegeven (Joh. 1:14 18; 3:16; I Joh. 4:9) terwijl de engelen ”zonen Gods” genoemd worden (Job 1: 6; 2: 1). Jezus is uniek, eeuwig verwekt door de Vader, zonder begin (Micha 5:1,2; Op. 1:8, 18). Een engel is een der velen van hetzelfde soort. Jezus is het beeld van God omdat Hij precies op God lijkt en Zijn wezen in alle opzichten overeenstemt met dat van God (Col. 1:15; Hebr. 1:3). Engelen zijn naar het beeld van God geschapen, en zijn in zoverre een weerspiegeling van Hem, dat zij als personen met heiligheid geschapen zijn. Jezus wordt genoemd ”de eerstgeborene van de ganse schepping”. Dat betekent dat Jezus er al was voor de gehele schepping, met inbegrip van Zijn geschapen engelen en daar ook oppermachtig over is (Col. 1:15). Engelen en mensen moeten Hem aanbidden, die de volheid der Godheid lichamelijk is (Hebr. 1:6; Col. 2:9).
Er wordt ons gevraagd te belijden dat Jezus Heer is (Rom. 10:9,13), niet om Hem te verwarren met engelen (Hebr. 1:4).
10. ”Uitnemender naam boven hen” (Hebr. 1:16).
Het boek Hebreeen, dat ons bekend maakt met de grote verhevenheid van Jezus, en Zijn voortreffelijkheid boven de gehele Oud-Testamentische wet en de geëerde leiders, begint met een betoog dat Jezus hoger is dan de engelen, waar de Joden een hoge achting voor hadden. Nadat hij Hem heeft voorgesteld als de afstraling Zijner heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen, de Schepper van alle dingen en de grote Verlosser, spreekt de schrijver over de Zoon die ”zoveel machtiger geworden is dan de engelen, als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft” (Hebr. 1:4). De naarn die God Hem gaf, die Zijn hogere positie en waardigheid aangeeft is ”Mijn Zoon” en ”God” (Hebr. 1:5,8). De hogere positie en waardigheid als Zoon van God maakt Hem de juiste persoon om de onovertroffen en volrnaakte persoonlijke openbaring van God te zijn. Wij vertrouwen en aanbidden degene die Zei: ”Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien” (Joh. 14:9). Dit kon Hij zeggen omdat ”in Hem al de volheid der godheid lichamelijk woont” (Col. 2:9).
In Hebr. 1:5-14 volgen er zeven aanhalingen uit het O.T. om aan te tonen, dat Jezus boven de engelen staat. Laten we de eerste drie eens kort bekijken. Daar gaat de vraag aan vooraf: ”Immers tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd . . .?” Het antwoord wordt duidelijk gemaakt; geen engel kan in aanmerking komen voor de waardigheid die aan de Zoon van God wordt toegeschreven. ”Gij zijt Mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt” (vs 5; Ps. 2:7) wijst op Zijn eeuwige waardigheid als de eeuwig verwekte Zoon van God. ”Ik zal Hem tot Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn” (vs. 5, ontleend aan het verbond met David (2 Sam. 7:14) legt er de nadruk op dat Hij Zijn waardigheid behield toen Hij de zoon van David werd. In de NBG vertaling lezen we in vs 6 een verwijzing naar Zijn wederkomst: ”En wanneer Hij wederom de eerstgeborene in de wereld brengt spreekt Hij: En Hem moeten alle engelen Gods huldigen’’. Hier hebben wij Zijn toekomstige waardigheid in het duizendjarige Rijk als de regerende Zopn des mensen. Zowel nu als dan moeten de engelen de Zoon aanbidden. Geen enkele engel, hoog of laag, kan aanspraak maken op een van deze aanduidingen van waardigheid, ontleend aan een hoge positie. Deze behoren alleen toe aan Gods enige Zoon eeuwig verwekt en geboren in het huis van David, bestemd om op David’s troon te regeren.
Naam boven alle namen! oneindig hoger dan het hoogste schepsel! Jezus is alle toewijding en lofprijzing waard!
11. De Zoon van God en de dienaren van God (hebr 1: 7-14)
En deze lijn wordt doorgetrokken het toont aan dat Jezus boven de engelen staat. Zo wordt in Hebr. 1:7: Ps. 104:4 aangehaald over de aard en dienst van engelen. Het woord voor engel, of het nu het Hebreeuwse of het Griekse woord is, betekent in beide gevallen per, gezondene Afhankelijk van het verband kan het woord gebruikt worden voor een menselijke boodschapper (Luc. 7 24: Matth. 11:10, Jac. 2:25) of voor een bovennatuurlijk, geestelijk, hemels wezen, dat God dient en wiens taak het is als Zijn boodschapper Zijn bedoelingen bekend te maken (Luc. 1:11) of ze ten uitvoer te brengen (Matth. 1:20 ; Op 16:1). De laatste betekenis wordt verreweg het meeste gebruikt in de Schrift. Zeer zeker is dit de betekenis in Hebr. 1:7, waar staat dat engelen geestelijke wezens zijn geschapen om God te dienen met de snelheid van de wind en de gloed van vuur.
Daartegenover staat in vers 8 en 9 dat de Zoon eeuwig is (niet geschapen) en waarlijk God is. De aanhaling uit Ps 45:7.8 geeft een beeld van God de Vader, die de Zoon als God aanspreekt. Hij die met ”o God” wordt aangesproken is gezalfd (dit woord is verwant met Christus) door iemand die ”Uw God” heet (vs 8). Ofschoon de woorden gezalfd en metgezellen de aandacht vestigen op de menselijke kant van de Messias, ligt er toch in Hebreeen 1 de nadruk op, dat Hij boven de engelen staat als God mens, omdat Hij de eeuwige Zoon is.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.