Mensen gáán niet verloren, ze zijn al verloren!
Hoe zit dat met het oordeel over zonde?
Soms heb je van die kleine discussies op facebook en andere sociale media waarbij je denkt, dat verdient een ‘breder podium’ of ‘dat verdient wat meer verdieping’. Eén van die onderwerpen is “oordelen”. In welk verband? Het feit dat mensen elkaar veroordelen.
Het feit dat christenen erg veroordelend zijn over niet christenen en zeker niet in de laatste plaats over elkaar. Mag dat? Moet dat überhaupt wel? Of,.. moet je alles “in liefde” accepteren? Hoe ver gaat liefde? Wat houdt dat eigenlijk in? In dit artikel beperk ik mij in de eerste plaatst tot het onderwerp ‘zonde van mensen die niet geloven’ en de vraag of je daar iets van mag zeggen en hoe.
1 — Waarom mag je niets, of juist wel iets, van zonde zeggen?
Vooropgesteld, de Bijbel is heel helder. Zonde = zonde. Echter, .. lees je ook maar érgens in de Bijbel dat bijvoorbeeld de Here Jezus, of de Apostelen, de wereld door gingen en luid schreeuwend de zondaars “hel en verdoemenis” aanzegden?
Laten we eens heel kort kijken naar hoe bijvoorbeeld Paulus het Evangelie verkondigde. We kijken niet naar hoe binnen Israël het Evangelie werd verkondigd immers: dat is niet ‘het model’. Israël was Gods’ verbondsvolk, en zij werden daarom op een andere manier benaderd dan de heidenen.
De eerste échte evangelisatie onder de heidenen was in Handelingen 11:20
“Er waren onder hen echter enkele mannen van Cyprus en uit Cyrene die, toen ze in Antiochië gekomen waren, het woord richtten tot de Grieks sprekenden en de Heere Jezus verkondigden <Strongs 2097: euaggelizo>”
Het verkondigen was, strongs2097: “het Goede Nieuws brengende”. Dat is: het Evangelie verkondigen. Het Goede Nieuws dat Christus was gekomen, gestorven én opgestaan en de zonde had overwonnen.
Er staat niet dat zij luid schreeuwend de mensen daar het oordeel aanzegden over hun zonden, er staat dat zij het Evangelie brachten. Het Evangelie is tweeledig, het is één “slecht nieuws”: iedereen gaat verloren (Rom. 3:23, 6:23). Maar anderzijds “goed nieuws”: je kúnt gered worden van die verlorenheid (Rom. 5:8, Ef. 2:8-9)”.
“Maar God bewees ons zijn liefde doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren” – Rom 5:8.
Je mag, je je móet, dus wel degelijk iets van de zonde zeggen als je spreekt over het Evangelie. Maar, de manier waarop maakt het verschil of de toehoorder wil luisteren en de Heilige Geest door jouw woorden heen kan spreken tot de toehoorder.
Hoe Paulus verkondigde
Daarom gaan we nu verder naar de Apostel van de Heidenen, Paulus. Hij is immers het ‘rolmodel’ als we het over Evangelisatie onder de heidenen hebben. Wat deed Paulus, als hij ergens kwam om te prediken van Christus?
Het éérste wat Paulus deed in de heidense steden was: naar de Joden gaan. Dat waren immers zijn broeders ‘naar het vlees’? Die bracht hij altijd, mits aanwezig, éérst het Evangelie. Daarná ging hij naar de heidenen in een stad of streek.
Handelingen 13:44-47
44 En op de volgende sabbat kwam bijna heel de stad samen om het Woord van God te horen. 45 Maar toen de Joden de menigten zagen, werden zij met afgunst vervuld en spraken tegen wat er door Paulus gezegd werd; zij spraken niet alleen tegen, maar lasterden ook. 46 Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was nodig dat het Woord van God eerst tot u gesproken zou worden, maar aangezien u het verwerpt en uzelf het eeuwige leven niet waard oordeelt, zie, wij wenden ons tot de heidenen. 47 Zo immers heeft de Heere ons geboden: Ik heb u tot een licht voor de heidenen gesteld, opdat u tot zaligheid zou zijn tot aan het uiterste van de aarde. 48 Toen nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en prezen het Woord van de Heere, en er geloofden er zovelen als er bestemd waren voor het eeuwige leven.
Handelingen 16:31, 32
31 En zij zeiden: Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden, u en uw huisgenoten. 32 En zij spraken het Woord van de Heere tot hem en tot allen die in zijn huis waren.
Er zijn meer voorbeelden natuurlijk, maar het is duidelijk: Paulus sprak tot de heidenen het Woord van God, letterlijk “woorden Gods” of “de Woorden van God” (Strongs).
We moeten dus het Woord van God brengen. Maar aan wie? Opmerkelijk is dat het mensen waren die God zoeken of willen aanvaarden. Het is dus, Bijbels gezien, volstrekt zinloos met een “haatdragend” bord op de straat te gaan staan schreeuwen. Dat woord, zie ook eerder, mag en moet wel degelijk over zonde gaan maar vooral: hoe een mens verlost kan worden van de zonde.
2 — Jezus zweeg niet over zonde!
Inderaad, Jezus zweeg (ook) niet over zonde. Maar zoals eerder opgemerkt was die situatie anders. Ten eerste moet opgemerkt worden dat Jezus kwam “voor het verloren huis van Isaël”. Mt. 15:24. Dat huis was, ten tweede, in verval geraakt met name door de leiders van het volk die het volk niet in waarheid en recht hadden geleid en onderwezen. Het is die zonde die de Here met name aan de kaak stelt en hij spreekt hen er op aan. Die leiders noemt hij “wit geverfde graven”.
“Blinde leiders, die de mug uitzift maar de kameel doorslikt. [..] Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u bent als de witgepleisterde graven, die vanbuiten wel mooi lijken, maar vanbinnen zijn ze vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid.” — Mt. 23
Dus: Ja! Tegen dat soort leiders ging de Here, als Rabbi (= leraar), wel degelijk tekeer. Maar niet tegen de “zondaars uit het volk”!
3 — Jezus had de zondaar lief!
Inderdaad, Hij had de zondaar lief. Immers, het was die liefde die Hem dreef om te sterven om zodoende de mensen weer tot God te brengen.
Johannes 3:16-18
16 Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. 17 Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden. 18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.
Let op wat hier staat: “wie niet gelooft, is al veroordeeld”. Elk mens is al ‘veroordeeld’, veroordeeld tot een leven zonder God, nú en in de toekomst (na dit leven). De enige manier om uit die ‘veroordeelde’ staat te komen is geloven in [het werk van] Christus Jezus en op grond daarvan weer tot God te kunnen naderen, als mens, en gered te worden.
Dat Christus de zondaar lief had betekent dus niet dat de Here alles maar goed vindt en “met de mantel der liefde” wil bedekken. Zonde mag zonde genoemd worden. Immers, hoe zouden mensen die niet overtuigd zijn of raken van hun eigen zonde anders Hem aannemen? Joh. 16:8 zegt duidelijk dat dat werk van de Heilige Geest is en gedaan moet worden. Het is noodzakelijk dat een mens eerst z’n eigen verlorenheid inziet.
De Here Jezus’ komst wás het oordeel (Joh. 9:39), het oordeel over deze wereld werd over Hem uitgestort. En verder lezen we dat Hij zegt: “En als iemand Mijn woorden hoort en niet gelooft, veroordeel Ik hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen, maar om de wereld zalig te maken“.
Met andere woorden: dat de Here de overspeligen, tollenaars (collaborateurs) en anderen die openlijk, of in het geheim, in zonde leefden niet het oordeel aanzegde over hun zondige leven is daarom volstrekt logisch. Ze wáren al veroordeeld dus veroordeelde Hij hen niet! Want: zij zijn zonder Hem. Wat Hij deed was ze de weg wijzen úit de zondige staat en toestand waar ze zich in bevonden.
Dat is dan ook wat wij als gelovigen mogen doen, mogen proberen te doen: mensen wijzen op Christus Jezus, op de verlossing die Hij heeft aangeboden. Omdat het oordeel al over Christus is ‘uitgestort’ aan het kruis en Hij dat oordeel al gedragen heeft.
Wij hoeven, wij kúnnen, wij mógen mensen niet veroordelen. Iemand die niet gelooft veroordelen vanwege zijn seksuele gaardheid? Vanwege zijn of haar zondige levenswandel? Hoezo, .. wat is daar de zin van? Zij zijn reeds onder het oordeel en wel onder hetzelfde oordeel als u en ik waren toen wij nog niet geloofden! Of zij, in mijn of uw ogen, “in zonde leven” doet totaal niet terzake. Het is helemaal niet relevant. Hun zonde, voorzover u en ik dat mogen of kunnen beoordelen, is niet groter dan uw en mijn zonde was voor wij tot geloof kwamen!
Als de Here Jezus zegt dat Hij niet gekomen is om de wereld te veroordelen maar om de wereld zalig te maken, wie denken wij dan wel dat wij zijn om dat wél te mogen doen?
Mensen gáán niet verloren, ze zijn al verloren!
Ik ben persoonlijk de mening toegedaan dat “de doden maar de doden moeten begraven” (Mt 8:21, 22). Wij hebben een andere opdracht: het Evangelie verkondigen. De mensen “als brandhout uit het vuur rukken” (Zach. 3:2, Amos 4:11). Want, nogmaals: de mensheid, de mens, is reeds verloren.
Het is niet aan ons om daarom hen nog een trap na te geven maar te wijzen op de ‘reddingsboei’ en hen die toe te werpen: Christus Jezus.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.