Langs de Berg Sinai
Waarom moest het volk Israël langs de berg Sinai gaan?
Dan moet u tegen de farao zeggen: Zo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël. Daarom zeg Ik tegen u: Laat Mijn zoon gaan, zodat hij Mij kan dienen. (Exodus 4:22-23)
Het is interessant te zien dat God het Volk Israël, toen zij uit Egypte gingen, niet direct naar Kanaän heeft geleid maar dat Hij éérst samenkwam met hen bij de berg Sinai, in de woestijn.
Als je de kaart er bij neemt, zie je dat dit nogal een omweg was… De conclusie moet dan ook zijn dat het gebeuren op de berg Sinaï van groot belang was.
Betwist eigendom
De Farao van Egypte is een type van de satan, de tegenstander, die macht wil uitoefenen over het volk van God en hen gevangen wil houden in de slavernij (een beeld van de zonde) en het eigendom van het volk opeist. Daarom dat de Here zo nadrukkelijk zegt dat Israel “Mijn zoon” is.
God heeft Zijn volk teruggewonnen om bij hen te wonen; niet alleen in het Beloofde Land, maar Hij zal ook met hen meereizen in de tabernakel (tent) op hun reis. Daarom heeft God Zijn volk gered, om weer bij hen te wonen. En dat kon maar op één plaats, in Zijn land: Israël, dat Hij had beloofd aan Abraham als een eeuwig bezit. (Genesis 12:7)
Om de band met Israël te herstellen en hen “geschikt te maken” als bewoners van Zijn land sluit God daarom een verbond met het volk, net als dat Hij een verbond had gesloten met Adam.
Toen klom Mozes omhoog, naar God. De HEERE riep tot hem vanaf de berg: Zo moet u tegen het huis van Jakob zeggen en de Israëlieten verkondigen: U hebt zelf gezien wat Ik met de Egyptenaren gedaan heb en hoe Ik u op arendsvleugels gedragen en u bij Mij gebracht heb. Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij. U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken. (Exodus 19:3-6).
Op de berg Sinaï geeft God Israël haar missie en identiteit door ze van Zijn wet te voorzien.
Ze zijn geroepen om priesters te zijn, wat betekent dat God door hen Zijn zegen aan de wereld zou brengen. Ze worden geïdentificeerd als een heilige natie, wat betekent dat ze anders moeten zijn dan alle andere volken, ze zijn ‘apart gezet’.
Voorwaardelijk verbond
Israël bevindt zich nu in dezelfde positie als Adam zich ooit bevond: door gehoorzaamheid zullen ze gezegend worden; zijn ze ongehoorzaam zullen ze strafwaardig worden. Aan priesters, een heilig volk, worden immers hoge eisen gesteld?
Het zal Gods wet zijn die Israël tot een volk maakt dat zich onderscheidt van alle volkeren op aarde, omdat hun levensstijl uniek zal zijn. Als heilige priester moet Israël de wereld zegenen door zich te onderscheiden van de wereld.
Toen sprak God al deze woorden: Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft. U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. (Exodus 20:1-3).
God is de Koning die de farao – de vijand van Zijn volk – heeft verslagen. Hij heeft Zijn volk verlost, gered uit Egypte en daarmee Zijn liefde voor Zijn Volk bevestigd.
God leert Zijn volk dat er, net als bij Adam, voorwaarden zijn voor een relatie. De relatie is gevestigd door genade (gunst, zoals het ontvangen van een geschenk dat je niet verdient), maar dat kan niet zonder gehoorzaamheid; dat gaat met elkaar gepaard. God herstelt Zijn Koninkrijk – Hij zal Zijn volk regeren en zegenen in een liefdevolle relatie.
Gedurende de eerste 350 jaar in het land Kanaän gaan de Israëlieten door een cyclus van rebellie, onderdrukking, hulpgeroep en bevrijding. Wanneer ze tegen God in opstand komen, maakt Hij hen tot slaven van vijanden. Wanneer zij terugkeren tot Hem en om hulp roepen, redt Hij hen door middel van rechters (“richters”).
“In die dagen was er geen koning in Israël: eenieder deed wat juist was in zijn ogen.” (Richt. 21:25)
Slavernij
Het beeld dat we zien is dat opstand en ongehoorzaamheid aan God altijd leidt tot slavernij, overheersing door de tegenstander.
God wil vrijheid geven. Een vrijheid die, opmerkelijk genoeg, ook ‘slavernij’ (slaaf van Christus) wordt genoemd door Paulus. Maar wel een dienen, ‘slavernij’, uit liefde en vrije keuze.
Als mensheid zijn we onderworpen aan de Hemelse Gewesten en móeten we ‘iemand’ dienen; we kunnen God dienen – en rijke zegen ontvangen daardoor – óf dienen, of we dat nu beseffen of niet, de tegenstander: de satan.
Wanneer we naar het beloofde land, naar de vrijheid, willen reizen moeten we daarom ook éérst een berg ‘naderen’ – waar we het verbond met God sluiten en geheiligd worden: bekering, wedergeboorte en deel worden van het Nieuwe Verbond. Eígendom worden van iemand anders: Christus Jezus!
“Laat u als levende stenen opbouwen tot een geestelijke tempel, tot een heilig priesterschap dat geestelijke offers opdraagt, die welgevallig zijn aan God door Jezus Christus… Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk dat zijn bijzonder eigendom werd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderlijk licht.” (1 Petrus 2:5-9)
De Berg Sion
We naderen niet de Berg Sinai, waar we een voorwaardelijk verbond krijgen, maar de berg Sion, waar een ónvoorwaardelijk genade-verbond (Johannes 10:27-30), een níeuw verbond in Christus, met de gelovige wordt gesloten.
Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenkeling, dat van betere dingen spreekt dan dat van Abel. Let er dan op dat u Hem Die spreekt, niet verwerpt. Want als zij niet zijn ontkomen die hem verwierpen die op aarde aanwijzingen van God deed horen, veelmeer zullen wij niet ontkomen, als wij ons afkeren van Hem Die vanuit de hemelen spreekt. (zie Hebr. 12:18-25)
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.

