Studies in de Psalmen 42-48 (1)

Studies in de Psalmen
Psalm 42-72
A.G. Clarke

Het tweede boek van de Psalmen

Israëls ondergang en verlossing
Profetisch gezien houdt een groot deel van dit Boek zich bezig met het getrouwe overblijfsel van Israël, dat uit het land verdreven is, tot God roept en zich troost met de toekomst. Er is een bijzondere heenwijzing naar de laatste dagen, als het verdrukte overblijfsel naar de bergen gevlucht is (Matt. 24:16) en tot God roept om verlossing. Verstoken van de zegeningen van het verbond, maar niet beroofd van het geloof, zien ze met verlangen uit naar de komst van de Messias om het volk te bevrijden. Vergelijk hiermee de Tweede Brief van Petrus, waar we een overblijfsel in ballingschap vinden, Joden die om Christus’ wil zijn uitgeworpen en die in verdrukking wachten op de komst van de Heere. Wij moeten steeds in gedachten houden, dat de betrekking tussen God en Israël, als zijn volk, verbonden is met zijn wonen in het heiligdom; vandaar dat het verdreven zijn uit Jeruzalem een verlies van geweldig grote betekenis is. Waar zij als volk de rechten van het verbond verloren hebben, worden de gelovigen er toe gebracht zich geheel te werpen op de barmhartigheid van God.

Het gevolg is, dat in dit tweede Boek de verbondsnaam Jahweh bijna niet gebruikt wordt en vervangen is door Elohim, een naam waardoor God is geopenbaard in de aard van zijn Wezen. Als de verbondsnaam Jahweh gebruikt wordt, is er een bijzondere heenwijzing naar de toekomst van Israël, wanneer de verbondsverhouding hersteld zal zijn. In deze overblijfsel-psalmen treffen we uitingen van geloof aan, die de troost en steun zullen zijn van de getrouwen in de dagen van beproeving, die aan hun bevrijding voorafgaan.

Drie personen treden op de voorgrond:

a. de Koning (Messias), voorgesteld door David, Salomo enzovoort;

b. de beesten met de tien en met de twee horens uit Openbaring 13, respectievelijk voorgesteld door Absalom en Achitofel. Het is opmerkelijk, dat in deze Exodus van de Psalmen, de meeste, zo niet alle beelden ontleend zijn aan het tweede Bijbelboek, zoals die uit het eerste Psalmboek ontleend zijn aan Genesis.

De verlossing wordt voorgesteld in haar tweevoudig karakter:

1. Verlossing door het bloed. De losprijs is betaald: de veroordeelde slaaf wordt vrijgekocht, het leven wordt hem geschonken.

2. Verlossing door kracht. De bevrijding is volkomen: de wrede boeien zijn verbroken en het volk is in vrijheid gesteld.

Het tweede Boek opent dus met het lijden van het treurende overblijfsel en eindigt met de heerlijkheid van de Messiaanse regering. De eerste negen Psalmen vormen een korte inhoud van de geschiedenis van Israël in de laatste dagen.

Overzicht

I Verlossing van het verdreven overblijfsel (Psalm 42-51).

1. (Psalm 42-49) De verlossende kracht. Verlost van het kwaad dat van buiten komt. De spreuken van Korach.

2. (Psalm 50 en 51) Het herstelde volk. Hersteld van het inwendige kwaad.

II Onthullingen over de goddeloze vijand (Psalm 52-60).

1. (Psalm 52-55) De afvalligen en het overblijfsel. Onderwijzingen; in het Hebreeuws, Maschils. De antichrist aangewezen. Onderwijzing over de wetteloze.

2. (Psalm 56-60) De verdrukten en hun toevlucht. Gouden kleinoden; in het Hebreeuws, Michtam. De Almachtige aangeroepen. Bemoediging voor de getrouwen.

III De heerschappij van de op de troon verheven verlosser (Psalm 61-72).

1. (Psalm 61-68) De teruggekeerde Koning.

2. (Psalm 69-72) Het herstelde koninkrijk.

We gaan nu verder met Psalm 42-49. Dit gedeelte bestaat uit acht Psalmen van Korach en kan als volgt verdeeld worden:

a. (Psalm 42-44) De verdrukking.

b. (Psalm 45) De bevrijder. Het bestendigen van zijn heerlijkheid.

c. (Psalm 46-48) De bevrijding.

d. (Psalm 49) De verdervers. Het tijdelijke van hun heerlijkheid.

Opmerking
De Korachieten waren de nakomelingen van Korach (Numeri 16), die met zijn medestanders de rechtvaardige straf ontving voor zijn opstand. Zijn kinderen werden echter gespaard (Num. 26:11). Het goddelijk oordeel ging gepaard met barmhartigheid. Deze nakomelingen werden aangesteld als wachters van de legerplaats van de Levieten en als bewakers van de heilige tent die door David op de berg Sion was opgericht (1Kron. 9:17-19; Neh. 11:19). Zij hadden de leiding bij de zang in de tempeldienst (1Kron. 6:22-27). Heman, één van Davids drie voornaamste muziekleiders, was een Korachiet en zijn zonen werden koorleiders (opperzangmeesters) over veertien van de vierentwintig orden van tempelzangers (1Kron. 25:4-31, zie verder 2Kron. 20:19; 29:14).

De Psalmen die aan deze Korachieten zijn opgedragen, worden gekenmerkt door een diep geestelijke toon. De Goddelijke goedertierenheid waarvan hun geschiedenis getuigt, is de voortdurende aanleiding tot hun lofprijzing. Het feit van hun aanwezigheid in het heiligdom, was een blijvend getuigenis van de genade van God voor Israël.

Psalm 42 en 43 kunnen het beste samen genomen worden, omdat zij een inleiding op dit tweede Boek vormen. Ze zijn bovendien zo nauw verbonden in taal en stijl, dat ze in enkele oude handschriften als één Psalm voorkomen. De afwezigheid van enig opschrift bij Psalm 43 wijst op hetzelfde verband.

Psalm 42 en 43

Zucht van de eenzame ziel

A. Roep tot God. O God. Verlangen naar de Levende (vers 2-5).

1. De dorst van de ziel (vers 2,3). Uitzien.

2. De druk van de vijand (vers 4). Vernedering. Waar is uw God.

3. Herinnering aan het verleden (vers 5).

B. Zelfinkeer. De taal van een gelovig hart (vers 6). Zelfvermaning Refrein.

C. Roep tot God. O mijn God. Verlangen naar Hem die leven geeft (vers 7-11).

1. Bewustzijn van verlatenheid (vers 7). Terneergedrukt.

2. Bewijs van misnoegen (vers 8). Benauwdheid.

3. Bewustheid van barmhartigheid (vers 9). Terugblik.

4. Besluit in de moeilijkheid (vers 10). Bede om licht.

5. Beschimping door de tegenstanders (vers 11). Vernedering. Waar is uw God.

D. Zelfinkeer. De taal van een gelovig hart (vers 12). Zelfbemoediging. Refrein.

Psalm 43

E. Roep tot God. O God. Verlangen naar Hem die licht geeft (vers 1-4).

1. Bede om bevrijding (vers 1). Smeking.

2. Herhaling van de moeilijkheid (vers 2). Bede om licht.

3. Bede om leiding (vers 3). Smeking.

4. Verwachting van dankzegging (vers 4). Vooruitzicht.

F. Zelfinkeer. De taal van een gelovig hart (vers 5). Zelfbemoediging. Refrein.

Oorspronkelijke achtergrond
Geschreven door een balling die in grote nood verkeert. Klaarblijkelijk een Leviet, die gewoon was gezelschappen pelgrims naar Jeruzalem te begeleiden voor de feesten (vers 5). De Psalm schijnt geschreven te zijn ten tijde van het koningschap van David en wel naar aanleiding van Absaloms opstand toen David vluchtte, maar op een tijdstip later dan dat van Psalm 63. Waarschijnlijk behoorde de dichter tot de getrouwen die David volgden en de Jordaan overtrokken (vers 7). Dit is de tweede onderwijzing (leerdicht; Hebreeuws Maschil). Zie de aantekeningen bij Psalm 32 en vergelijk Psalm 73 en Psalm 84, die eveneens woestijn-psalmen zijn. Zij drukken alle verlangen naar God uit, hoewel de omstandigheden verschillen.

Profetische verwachting
De Psalm drukt het diepe verlangen uit van het gelovig overblijfsel in de vreemde, dat uit het land verdreven is, waarvan ze zo kort het bezit genoten hebben. Het opschrift Maschil (onderwijzing) bevestigt de uitlegging, dat deze Psalm behoort tot de tijd van de grote verdrukking. De Jordaan is de rivier van de dood (scheiding), terwijl de Hermon verband houdt met een Hebreeuws grondwoord, dat de betekenis heeft van ban of verbanning.

Persoonlijke toepassing
Iedere verloste zondaar behoort een dienaar van het heiligdom te zijn. Wij zijn van het verderf gered om lofprijzers te worden. Merk op:

a. Eertijds deelnemer aan de eredienst (vers 5);

b. thans verstoken van de eredienst (vers 7);

c. Verwachting van deelneming aan de eredienst (Ps. 43:3,4).

Christus is het antwoord op de roep van het menselijk hart om God. Zonder Hem is God onzichtbaar en onbegrijpelijk. Merk op dat het woord waarom negen keer voorkomt; vier keer aan God gericht, vijf keer aan zichzelf. Hebben wij niet soms dezelfde ervaring van tegenstrijdige gevoelens, zoals we die in deze Psalm zien? Vrees en vertrouwen, twijfel en toewijding, verdriet en blijdschap kunnen elkaar afwisselen. Ook als de mensen zwijgen kan de verleider ons honen met: Waar is uw God? (vers 4,11). De ware gelovige verlangt altijd deel te hebben aan de lofprijzing in de samenkomst (Ps. 43:3; vergelijk Hebr. 10:25). God is niet alleen El Chay de levende God, Hij is ook El Chayya de God van mijn leven (vers 3,9). Eerst de storm en dan de stilte, eerst zuchten, daarna zingen, eerst de duisternis en dan de dageraad (vers 8-10). Blijf op God hopen, want u zult Hem nog loven (vers 5,6,12). Is God de God der blijdschap van mijn verheuging (van mijn jubelende vreugde; Ps. 43:4)? Zij die nu dorst hebben (vers 2), zullen tot verzadiging drinken (vergelijk Matt. 5:6; Openb. 7:16,17). De feiten schijnen menigmaal het geloof tegen te spreken. De donkerste nacht heeft zijn ster, de langste nacht zijn morgen (vergelijk Psalm 40).

Aantekeningen
Vers 2 Smacht: na een periode van langdurige droogte. Waterbeken: beeld van de Geest van God, die deze heilige verlangens wekt en vervult.

Vers 3 De levende God: Hebreeuws El Chay. Komt verder nog voor in Joz. 3:10; Ps. 84:3; Hos. 1:10.

Vers 3b Bij de drie grote feesten.

Vers 4b De spottende opmerkingen waren de bitterste druppels in zijn beker van smart.

Vers 5b De vorm van het werkwoord geeft aan dat hij gewend was bij de hoogtijden pelgrims naar Jeruzalem te leiden.

Vers 6b Wijst erop, dat de Psalmist direkt zijn eigen raad opvolgt; de juiste lezing is waarschijnlijk: Die de hulp van mijn aangezicht en mijn God is. Hulp: letterlijk, verlossingen (meervoud); menigvuldige openbaringen van verlossing.

Vers 8 Gebruis uwer stromen: de ene moeilijkheid volt op de andere, hij voelt zich als het ware bedolven. Al uw baren en uw golven, de snel stromende wateren van de Jordaan geven misschien aanleiding tot dit beeld.

Vers 9 Gebed wijst dikwijls op een vorm van gemeenschap met God. God: Hebreeuws El.

Vers 10 Waarom: uitdrukking van verslagenheid, niet een klacht die om een verklaring vraagt.

Psalm 43 vers 3
Evenals bij de uittocht uit Egypte. Woningen: het Hebreeuwse meervoud van majesteit.

Vers 4 God Zelf is het eindpunt van de pelgrimsreis. O God, mijn God: Hebreeuws Elohim, El Chay.

Psalm 44

Gebed van het volk in druk
A. Dank voor bevrijding (in het verleden) (vers 2-4).

1. Het resultaat (vers 2,3).

2. De oorzaak (vers 4).

B. Belijdenis van het geloof (vers 5-9).

1. Persoonlijk (vers 5).

2. Gemeenschappelijk (vers 6).

3. Persoonlijk (vers 7).

4. Gemeenschappelijk (vers 8,9).

C. Klacht na tegenspoed (vers 10-17).

1. Algemeen (vers 10-15). Goddelijke verwerping en zijn gevolgen.

2. Persoonlijk (vers 16,17). De schaamte van de Psalmist en zijn oorzaak.

D. Betuiging van trouw (vers 18-23).

1. De belijdenis (vers 18,19).

2. De tegenspoed (vers 20).

3. De belijdenis (vers 21,22).

4. De tegenspoed (vers 23).

E. Gebed om bevrijding (in het verleden) (vers 24-27).

1. De roep (vers 24,25). Waak op.

2. De verdrukking (vers 26). 3. De roep (vers 27). Sta op.

Opschrift: van (voor) de Korachieten, een leerdicht.

Onderschrift: voor de koorleider, op de wijze van: de leliën.

Oorspronkelijke achtergrond
De inhoud van de Psalm wijst er op dat Israël net een ernstige nederlaag geleden had van buitenlandse vijanden. De meest waarschijnlijke gebeurtenis is die, welke plaats had toen David streed tegen Aram en Zoba (2 Samuël 8; Psalm 60). Waarschijnlijk maakte Edom van de gelegenheid gebruik, toen David met de hoofdmacht naar het noorden getrokken was, om een inval in het zuiden te doen en daar een slachting aan te richten (zie 1Kon. 11:15,16, waar de verslagenen Israël is, en waar die van het mannelijk geslacht waren de strijdbaren zijn). Volgens anderen hebben de verzen 10-17 betrekking op de tijd van Hizkia (2 Koningen 18). De Psalmist wordt herinnerd aan de verlossing van Israël uit Egypte en bidt om een dergelijke Goddelijke tussenkomst. Het opschrift duidt aan dat de Psalm gebruikt moest worden bij de tempeldienst (bij de voorjaarsfeesten, het Pascha). In Psalm 42 horen we de roep tot God van de enkeling, hier die van het volk.

Profetische verwachting
Waar het gebed verhoord wordt in de dagen van de Psalmist, wacht een vollediger vervulling het gelovig overblijfsel bij de wederkomst van Christus. Mashil (leerdicht of onderwijzing) wijst er op dat de Psalm in het bijzonder heenwijst naar de laatste dagen.

Persoonlijke toepassing
Als de voorspoed ons verlaat, behoeft dat niet in verband te staan met bepaalde zonden (vergelijk Job) maar vormt dat een noodzakelijk deel van onze opvoeding en geeft het meer voordeel dan maatschappelijke voorspoed. Gebeurtenissen uit het verleden verschaffen menigmaal vreugde in het heden en hoop voor de toekomst (vers 2-4). Gods genade, niet onze godsvrucht, geeft de erfenis; Gods kracht, niet onze bekwaamheid, geeft ons wat wij bezitten (vers 4). Wij moeten de wapens gebruiken, maar de overwinning is van Hem (vers 7,8 vergelijk 2Kor. 10:3,4). De besturing van Israëls geschiedenis moedigt aan tot gebed (vers 5), tot vertrouwen (vers 6,7) en tot dank (vers 9). Let op het zevenvoudige Gij (vers 10-15), een erkenning dat Israëls moeilijkheden een gevolg waren van Gods tuchtigende hand over hen. Het lijden kan ons deel zijn om Christus wil, maar moet niet het gevolg zijn van onze daden (vers 23; vergelijk 1Petr. 3:17; 4:15,16). Waar Christus leed als een schaap, is het niet vreemd dat gelovigen moeten lijden (vers 23); de slaaf is niet meer dan zijn heer (Joh. 15:20). Verdrukking drijft de gelovigen tot gebed in het heiligdom (vers 24-27). Onze God doorzoekt ons hart (vers 22). Het geloof kan bloeien, ook onder het loeien van de storm en het woeden van de vijand.

Aantekeningen
Vers 4 Jahweh’s gunst, niet Israëls bekwaamheid; zijn genade, niet hun grootheid deed hen het land beërven; zie Deut. 4:37; 8:17,18; 9:4-6.

Vers 4c Vergelijk Ex. 13:21. De wolk- en vuurkolom was het zichtbare teken van Gods onzichtbare tegenwoordigheid.

Vers 5 Kan vertaald worden: Gij zijt Hij (Dezelfde), mijn Koning, o God; dit is Hij die verscheen aan Mozes en die Zich zo wonderbaar ten behoeve van Israël openbaarde bij de uittocht, is nog hun God. Verlossing: Hebreeuwse meervoudsvorm van overvloed.

Vers 6 Beeld ontleend aan de dierenwereld: Hebreeuws: stoten met de horens, Ex. 21:29.

Vers 12 Eigenlijk: sommigen verkocht als slachtvee, anderen als slaven.

Vers 13 God wordt niet verheerlijkt door Israël, nu zij overgeleverd zijn aan de heidenen. In plaats daarvan wordt Gods naam om hunnentwil gelasterd (Rom. 2:24).

Vers 14 Dat wil zeggen, naburige volken waren altijd geneigd om zich te verheugen over Israëls vernedering.

Vers 17 De wraakgierige: iemand die dat doet waartoe God alleen recht heeft (Rom. 12:19).

Vers 21 Schijnt aan te duiden dat toendertijd geen algemene afval van God was, die zo’n ernstige straf vereiste; profetisch is dat het geval met het overblijfsel straks, in diepe duisternis. Vergelijk Ps. 23:4.

Vers 23 Aangehaald in Rom. 8:36.

Vers 24 Dit is de vrijmoedigheid, niet van ongeduld maar van diep verlangen, niet van oneerbiedigheid maar van vertrouwen. Vergelijk Hebr. 4:16. Dat is de roep van de slachtschapen tot hun Herder.

Vers 26 Met het aangezicht ter aarde, als teken van onderworpenheid.

Psalm 45
De bruiloft van de Messias in het duizenjarig rijk

A. Inleiding (vers 2). De emoties van de dichter. Voor de koning: Zijn zaken worden beschreven.

B. Toespraak tot de koninklijke bruidegom (vers 3-10). De bewondering van de dichter.

1. Zijn persoonlijke aantrekkelijkheid (vers 3).

2. Zijn verschijning als krijgsman (vers 4-6).

3. Zijn rechtvaardige heerschappij (vers 7,8).

4. Zijn welriekende kleding (vers 9).

5. Zijn koninklijke hofstoet (vers 10).

C. Toespraak tot de koninklijke bruid (vers 11,12). De raadgeving van de dichter.

D. Toespraak tot de koninklijke bruidegom (vers 13-17). De bewondering van de dichter.

1. De vermogende gasten (vers 13).

2. De versierselen van de bruid (vers 14,15a).

3. De jonge dochters in haar gevolg (vers 15b,16).

4. de vorstelijke regeerders (vers 17).

E. Besluit (vers 18). Het voornemen van de dichter. Voor de koning: Zijn gedachtenis is altijd blijvend.

Opschrift: voor de koorleider. Van (voor) de Korachieten.

Op de wijze van: De jonkvrouwen.

Oorspronkelijke achtergrond
Een geïnspireerd bruiloftslied, gewoonlijk in verband gebracht met het huwelijk van Salomo met Farao’s dochter (1Kon. 3:1). Maar het is waarschijnlijker dat van Hizkia met Hefsibah (vergelijk 2Kon. 21:1 met Jes. 62:4). Salomo draagt ook de naam Jedidjah (geliefde van Jahweh; zie 2Sam. 12:25) en het opschrift wordt door de Septuaginta weergegeven als een lied van de geliefde. De geestelijke toepassing op de Messias overschaduwt de historische betekenis geheel en vindt alleen daarin haar gehele vervulling. De Psalmen 45 en 87 zijn de enige die het opschrift van (voor) de Korachieten in het onderschrift (Ps. 46:1 en Ps. 88:1) herhaald hebben. Het woord liefde in het opschrift is een Hebreeuwse meervoudsvorm, die uitgestrektheid of uitnemendheid uitdrukt en in de Schrift steeds gebruikt wordt voor verheven en edele genegenheid, in het bijzonder van Jahweh’s liefde tot zijn volk. Alamôth (Ps. 46:1, letterlijk, maagden) duidt een hoge vrouwenstem aan (1Kron. 15:20, hoog afgestemd N.B.G.).

Profetische verwachting
Uitbeelding van de gelukkige hereniging van de Messias met zijn volk Israël. De huwelijksverhouding wordt in het Oude Testament vaak gebruikt om Gods verhouding tot zijn volk Israël uit te drukken. Hier zien we het antwoord op de roep van Psalm 44. De uitdrukking onderwijzing verbindt deze Psalm met de laatste dagen. Als gevolg van nationale ontrouw zijn de betrekkingen tussen Jahweh en zijn oude volk tijdelijk verbroken (zie Jes. 50:1; Jer. 3:8; Hos. 2:1), maar ze zullen heerlijk hersteld worden in de toekomst (Jes. 62:4,5). Er is voor de gemeente veel lering te trekken uit deze Psalm, maar we moeten wel onderscheiden tussen toepassen en verklaren. De verklaring betreft hier de Messias en Israël. Het aardse kan een beeld zijn van het hemelse, maar ze zijn van elkaar onderscheiden; vooral het aardse en het hemelse Jeruzalem (vergelijk Ezech. 47:1,2 en 48:8-35 met Openbaring 21 en 22 en Gal. 4:25,26).


Persoonlijke toepassing
Als wij nadenken over de verbinding van Christus met zijn bruid, de gemeente, wekt dat in onze harten genegenheden die niet onderdoen voor die van de Psalmist. Dit verheven onderwerp schept blijde gedachten. Christus is de ware Zoon des mensen, maar Hij overtreft verre alle mensenkinderen (vers 3).

Merk op dat Christus zijn koninkrijk niet vestigt door een vriendelijke uitnodiging, zoals veel christenen menen, maar door zijn machtsopenbaring (vers 4).

Wereldse gerechtigheid is hoogmoedig, ware gerechtigheid is ootmoedig (vers 5).

Rechtvaardigheid, vrede en blijdschap - dat is altijd de juiste volgorde (vers 8; vergelijk Rom. 14:17). In deze Psalm is eerbiedige overdenking gepaster dan verklaring, overpeinzing gepaster dan uitleg. Hoe meer we de schoonheid van de koning zien, hoe meer winst is er voor onze zielen. Nooit hebben woorden van mensen zulke wonderen van genade tot stand gebracht in het veranderen van de levens van hun volgelingen. Deze woorden van genade (vers 3) bieden vergeving aan hen die berouw hebben, hoop aan de moedelozen, leiding aan de verdwaalden, vrede en blijdschap aan de verdrukten en de bedroefden.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.