De werkelijke kerstboodschap

De werkelijke kerstboodschap
Door Jb. Klein Haneveld; 1949.


De consumptiedrift staat de ontmoeting met onze Here Jezus in de weg.

Bovenstaande cartoon laat de hedendaagse werkelijkheid zien, de grote massa ziet uit naar de gezelligheid van de komende kerstdagen waarbij luxe cadeaus, lekker eten en gezelligheid de hoofdzaak zijn. In werkelijkheid viert men het geboortefeest van Jezus Christus niet, maar het door de roomse kerk, gekerstende (“christelijk gemaakt”) heidens Midwinterfeest. Een feest van eten, drinken, verlichte bomen en een ode aan de komende lente, het licht, de zon. In de nacht van 25 op 26 december wordt in de jaarcyclus de teerling geworpen, het is de langste, donkerste, nacht van het jaar, na die nacht worden de dagen weer langer en de nachten korter. Dát feest, het feest van het komende licht (Midwinterfeest), wordt binnenkort weer gevierd met veel gedruis, valse sentimenten, en gezelligheid, het feest dat door “Rome” binnen de kerk is gebracht.

De werkelijke Kerstboodschap
Aan het begin van het Matthéus evangelie, in vers 21, lezen wij, hoe, vóór het Kind van Bethlehem was geboren, de eeuwige en oneindige God zeide:

’Gij zult Zijn Naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zaligmaken van hun zonden.’

Hoe eenvoudig, maar hoe verheven. De vleeswording houdt echter meer in, dan in dit woord vermeld wordt, want God gaf Hem Zijn Naam voor de tweede maal, nadat Hij gestorven was. In Filippenzen 2:9 lezen wij:

’Hij heeft Zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja, de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd, en heeft Hem een naam gegeven, welke boven alle naam is, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods, des Vaders.’

Zo gaf God Hem dus Zijn Naam voor de tweede maal. De eerste maal, omdat Hij Zijn volk zalig zou maken van hun zonden, en de tweede maal, omdat Hij het gedaan had. De eerste maal in profetie, de tweede maal in historie. De eerste maal schonk God hem de Naam, en de tweede maal gaf hij hem, omdat Hij er recht op had. Hij had hem verdiend.

De maagdelijke geboorte
De vleeswording houdt vanzelfsprekend de maagdelijke geboorte in. Onlangs las ik een boek van een bekende moderne theoloog, waarin hij schrijft, dat ik niet behoefte geloven in de maagdelijke geboorte, omdat het Nieuwe Testament daarvoor geen enkele aanwijzing geeft, behalve misschien in een gedeelte van één der Evangeliën. Het Nieuwe Testament is echter vol van de geschiedenis der maagdelijke geboorte. Het wordt telkens en telkens weer bevestigd. Lees bijvoorbeeld Galaten 4:4:

’Wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet waren verlossen zou.’

Wat betekent dat? In de volheid des tijds zendt God, de Almachtige, Eeuwige en Oneindige God, Zijn Zoon uit, geworden uit een vrouw. Als deze woorden ons niet de geschiedenis van de maagdelijke geboorte vertellen, wat betekenen zij dan? ’En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond.’ Als dit niet betekent, dat God geopenbaard werd in het vlees, wat betekent het dan? Eén van de wonderlijkste verzen, die ik ken, is Handelingen 20:28:

’De gemeente Gods, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.’

Ik weet, dat ’God geopenbaard werd in het vlees’; ik weet dat ’God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende’; ik weet, wat deze woorden betekenen, maar ik weet niet wat dit betekent: ’De Gemeente Gods, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed’, als dat niet wijst op de maagdelijke geboorte. Als Hij gezegd had: ’De Gemeente van Jezus, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed’, kon ik het begrijpen. Maar de ’Gemeente Gods, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed” gaat mijn verstand ver te boven. Zo maakt ook Jesaja onderscheid tussen: ’Een kind is ons geboren – een zoon is ons gegeven.’ In de woorden van Matthéus 1:21 ligt het gehele, heerlijke Evangelie van God opgesloten. Al de centrale feiten en factoren van ons geloof, al de eeuwige en wezenlijke waarheden hangen ten nauwste met elkaar samen. De één staat of valt met de ander. Wij hebben vaak enige voorliefde voor een bepaalde waarheid uit het Woord van God, waarop wij dan bijzonder de klemtoon leggen, om daarmee het gewicht van een andere waarheid te verkleinen. Zij staan of vallen echter met elkaar.

Neem het bekende voorbeeld in Paulus’ brief aan Titus: ’De zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen’, dat is de vleeswording, de eerste Advent;

’en onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld.’  
Titus 2:ll-12

Dat is het gevolg van Christus’ eerste komst, de vrucht van de vleeswording.

’Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van de grote God en Zaligmaker, Jezus Christus.’ 
Titus 2:13

Dat is de tweede advent, Zijn tweede komst.

’Die Zichzelf voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons verlossen zou van alle ongerechtigheid, en Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.’   Titus 2:14

Dat is Zijn opstanding en leven voor ons aan Gods Rechterhand, de schakel tussen de eerste en de tweede komst van Christus; het resultaat van Golgotha, het doel van Zijn lijden en sterven voor ons, opdat wij door onze goede werken God verheerlijken zouden. Hier hebben wij in één zin de gehele leer der zaligheid, de wezenlijke en eeuwige waarheden van ons geloof in één bundel samengebonden, zodat wanneer u gelooft in de vleeswording, u daarbij automatisch de gehele inhoud van het volle Evangelie aanvaardt.

Drie verschijningen
Neem nu de brief aan de Hebreeën voor u, hoofdstuk 9, de verzen 24-28. Let op de drie verschijningen. Eén van de sleutelwoorden van deze brief is het woord ’meerder’ (NBG Nieuwevertaling: beter). Hier in dit hoofdstuk hebt u een betere Hogepriester, omdat Hij alle voorgaande hogepriesters terzijde zet, die niet met hun eigen bloed, het heiligdom éénmaal per jaar ingingen. Want in vers 26 lezen wij:

’Nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijns Zelfs offerande.’

Eenmaal in de voleinding der eeuwen is Hij verschenen: dat betreft het verleden.

Maar dan in vers 24 hebt u het feit dat, terwijl andere hogepriesters regelmatig éénmaal per jaar het aardse heiligdom binnengingen, Christus is ingegaan in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons, als onze Vertegenwoordiger en enige, algenoegzame Hogepriester. Dat is de tweede verschijning en houdt verband met het heden.

Op de grote Verzoendag ging de hogepriester het Heilige der Heiligen binnen, om bloed te sprengen op het verzoendeksel, en de gehele vergadering der kinderen Israëls wachtte dan op zijn wederkomst, op zijn her-verschijning, op het bewijs, dat hun zonden verzoend waren voor de almachtige God:

“Zo is het de Mens gezet éénmaal te sterven, en daarna het oordeel’. Maar ’Christus, éénmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen, zal ten anderen male zonder zonde gezien worden van hen, die Hem verwachten tot zaligheid.’
Hebreeën 9:27

Dit is dus het volle Evangelie: In het verleden: Vergeving en Reiniging; in het heden: Kracht; en in de toekomst, absolute Volmaaktheid. O, welk een heerlijke Heiland, welk een wonder van Verlossing!

De Christelijke boodschap
Wij begonnen met het verleden. ’Gij zult Zijn Naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zaligmaken van hun zonden.’ De mensen zeggen wel eens tot ons: ’Waarom brengt u niet het eenvoudige Evangelie?’ Het antwoord is even eenvoudig als de vraag dwaas is: ’Er is geen eenvoudig Evangelie te prediken.’ Herinnert u zich niet, dat Jehova zeide:

’Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten.’  Jesaja 55:8

Zou het ooit in een menselijk hart opgeklommen zijn, dat de gezegende Zoon van God vervloekt moest worden, opdat degenen, die onder de vloek der zonde lagen gezegend zouden worden? Of dat een zondeloze Mens tot zonde gemaakt moest worden, opdat de zondige mens gemaakt zou worden tot zondeloze Mens?

Dat een Onsterfelijke zou sterven, opdat mensen, dood in zonden en misdaden, eeuwig zouden leven? Dat de Zoon van God zou worden de Zoon des mensen, opdat de zonen der mensen zouden worden tot zonen van God? De weg der verlossing is niet door mensen, maar door God Zelf uitgedacht. De liefde van God wordt in deze weg zo groot en verheven, dat wij nimmer haar diepten kunnen peilen. Dit is de Kerstboodschap: het omvat verleden, heden en toekomst.

In het verleden: Vergeving. Als u Jezus aanneemt als uw persoonlijke Zaligmaker, dan komt uw gehele zondige leven onder het bloed en bent u gereinigd van alle zonde, en van haar schande, schuld en straf. Ik neem aan, dat deze dingen voor ons allen wel duidelijk zijn, en ga nu onmiddellijk over tot het heden, dat voor ons belangrijker is - en ook belangrijker voor onze Heiland en Heer - dan het verleden.

En in het heden is de Kerstboodschap: Kracht.
Alle Bijbelse waarheden houden met elkaar verband. U kunt niet de vleeswording prediken zonder te wijzen op de kruisiging, want Hij kwam niet alleen om te leven, maar om te sterven. Hij leefde, opdat Hij zou sterven.

Als Hij alleen maar Zijn heerlijk leven geleefd had, dan zou Hij ons achtergelaten hebben misschien in bewondering, maar ook in diepe wanhoop. Het is alleen omdat Hij stierf, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen’, dat Hij ’ons tot God kan brengen.’ U kunt Golgotha niet zien zonder Pinksteren. Want Pinksteren betekent het werk van Christus in ons, dat het werk van Christus vóór ons op Golgotha tot een werkelijkheid maakt in onze dagelijkse ervaring. Toen de Heilige Geest, in de zevenvoudige volheid van Zijn macht, op aarde kwam op de Pinksterdag, was het Zijn geboortedag evenzeer als het de geboortedag was van de Christelijke Gemeente. De Heilige Geest kon niet nederdalen voordat Jezus Christus was opgevaren en geheiligd door God de Vader. Op de Pinksterdag werd de Gemeente de voortzetting en uitbreiding van de Vleeswording. Driemaal spreekt Paulus in de brieven van de Gemeente te Corinthe over de Gemeente als de Tempel van de levende God. Ook lezen wij in Efeze 2:22:

’Op welke ook gij medegebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.’

De Gemeente, en ieder persoonlijk lid van de Gemeente, wedergeboren door het volbrachte werk van Christus aan Golgotha, wedergeboren door de kracht van de Heilige Geest, is een voortzetting en uitbreiding van de Vleeswording. En door Zijn inspirerende kracht bevorderen wij Zijn doel, als levende stenen in de grote tempel. Herinnert u zich de geschiedenis van Jozef, die dóór zijn onrechtvaardige gevangenschap en zijn onschuldig lijden gelegenheid kreeg om zijn bekwaamheden te openbaren die hem geschikt maakten om de onderkoning van Egypte te worden en een verlosser van een volk uit de hongersnood? Jozef is het meest volmaakte type van de Here Jezus, Die, om Zaligmaker te worden:

’in de dagen Zijns vleses nochtans gehoorzaamheid geleerd heeft, uit hetgeen Hij geleden heeft; en geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden.’   Hebreeën 5:7-9

Dit gedeelte stelt Jezus voor uw aandacht als ’de Overste Leidsman en Voleinder des geloofs’, en om dat te worden, moest Hij geheiligd worden door lijden. Dus; ’hoewel Hij de Zoon was, nochtans heeft Hij gehoorzaamheid geleerd.....’ en het is aan ons, om Hem te gehoorzamen en te volgen.

’In hetgeen Hij Zelf verzocht zijnde, geleden heeft.’ Als een menselijk wezen werd Hij blootgesteld aan alle verzoekingen en moeilijkheden en beproevingen, opdat Hij nu medelijden zou kunnen hebben met onze zwakheden. Daardoor is Hij nu in staat als een barmhartig en getrouw Hogepriester met ons mee te voelen, en voor ons op te treden, zoals alleen de Heere God Almachtig kon optreden. Als onze Vertegenwoordiger ging Hij terug naar de heerlijkheid, en kan Hij ook volgens Hebreeën 7:25 ’volkomen zalig maken, degenen die door Hem tot God gaan.’

Het overwinningsleven
Wat is het resultaat hiervan in onze Christelijke ervaring? ’Al de volheid der Godheid lichamelijk’ woont in de Heere Jezus. Hij woont door Zijn Geest in mij. Dat is de Kerstboodschap voor mij, dat Hij niet alleen 1900 jaar geleden als een baby in de kribbe van Bethlehem geboren werd, maar dat Hij ook met al Zijn Goddelijke glorie en rijkdom woning in mijn hart gemaakt heeft, om mij dagelijks te doen delen in Zijn overwinning. ’Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus.’

Daarom kwam Hij in de wereld, opdat wij door Hem leven zouden. Tenzij u en ik een overwinnend Christelijk leven leven in de kracht van Zijn eindeloos, eeuwig Priesterschap, hebben wij nimmer de volle betekenis van de Kerstboodschap begrepen, en openbaren wij de Kerstboodschap niet.

Onze verwachting
Wij willen ons nu nog met onze verwachting bezighouden. Jezus Christus kwam de eerste keer, om verzoening voor de zonden teweeg te brengen. Hij komt de tweede keer om ons van de aanwezigheid der zonde te bevrijden. Christus éénmaal geofferd zijnde, zal ten anderen male zonder zonde gezien worden. Verwachten wij Hem?

Het woord ’ten anderen male’ heeft zijn parallel in Jesaja 11, waarin u leest over de verlossing dezer wereld van zonde, als Christus wederkomt. Dan zal het resultaat der zonde van de dierlijke schepping weggenomen worden, en ’zal de wolf met het lam tezamen nederliggen.” De hele schepping zal dan in zulk een harmonie en eenheid verkeren, dat ’een klein jongske’ ze zal drijven. Is uw lievelingshoofdstuk Romeinen 8? Herinnert u dan de verzen 19 tot 23, die handelen over de verhouding van de schepping tot het werk van Golgotha. Het begint:

’Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der zonen Gods.....’, en eindigt met: ’het ganse schepsel zucht en is als in barensnood tot nu toe, en niet alleen dat, maar ook wij zelf, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelf zuchten in onszelf, verwachtende de aanstelling tot zonen, namelijk de verlossing onzes lichaams.’

Uw verlossing begonnen bij Golgotha? Neen, neen, neen! U was ’uitverkoren in Hem’, ’het Lam geslacht voor de grondlegging der wereld’, en door alle eeuwen heen bereidde God de wereld voor op de komst van Christus bij Zijn eerste advent. Uw eigenlijke verlossing begon toen u geloofde in de vleeswording en in haar climax op Golgotha, waar Hij uitriep: ’Het is volbracht!’ En het was ook volbracht.

Maar is uw verlossing volbracht? U weet, dat het niet zo is. Uw ziel is verlost, uw lichaam is nog niet verlost, maar zal spoedig verlost worden. Ik zal u de climax geven: ’Wij zullen Hem gelijk zijn, want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.’

Elke Christen moet Christus gelijkvormig gemaakt worden. Wanneer Hij wederkomt ’zullen wij Hem gelijk zijn, want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.’ Wat betekent dat voor u?

Indien het waar is, dat ik Hem lichamelijk gelijk zal worden, wanneer ik Hem met het lichamelijk oog zal zien gelijk Hij is, dan betekent dat voor ons, dat wij nu moreel meer en meer Hem gelijk zullen worden, als wij Hem met het oog des geloofs zien, gelijk Hij nu is. Wij zien Hem, gelijk Hij nu is als Voorspraak en Hogepriester, in wat Jakobus noemt ’de spiegel van het Woord.’

Paulus zegt in 2 Corinthe 3:18:
’Wij allen de heerlijkheid des Heeren weerspiegelende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest.’

Broeder Jb. Klein Haneveld brengt met deze studie de “kerstgedachte” tot haar juiste proporties, geen zweverig verhaal maar wijzend op de werkelijke bedoeling van de Here God wijst hij ons naar de verlossing door Zijn eigen bloed. Als mensen zijn wij nu, nog, niet in staat te beseffen hoe het mogelijk is dat onze Here zowel op aarde als ook in de hemel aanwezig kon zijn, hoe Hij Zich als mens kon openbaren. Maar is dit belangrijk voor ons? Belangrijk voor ons is dat wij de 25e en 26e december 2001 doorbrengen zoals de Here het van ons verwacht en niet zoals de wereld dit doet met lampjes, kaarsjes en groene bomen want dát komt uit de duisternis, het heidendom. De profeet Jeremia doelde op deze afgoderij, ook toen maakte men bomen “mooi” ten behoeve van de z.g.n. “Zonnewende”,  het Midwinterfeest, het feest van Nimrod de “zon”:

“Hoort het woord, dat de Here tot u spreekt, huis van Israël! Zo zegt de Here: Gewent u niet aan de weg der volken en schrikt niet voor de tekenen aan de hemel, omdat de volken daarvoor schrikken. Want de handelwijze der volken, die is nietigheid: want als een stuk hout heeft men het uit het woud gehakt, arbeid van werkmanshanden met de bijl, Met zilver en goud siert men het op, met spijkers en hamers maakt men het vast, zodat het niet waggelt. Als een vogelverschrikker in een komkommerveld zijn zij, zij spreken niet, zij moeten beslist gedragen worden, want zij kunnen geen stap doen. Vreest voor hen niet, want zij doen geen kwaad, maar ook goeddoen is er bij hen niet.”  Jeremia 10:1-5

Het winterfeest
Kerstmis - De 25ste  December op onze kalender - is de dag die bestemd is als de dag van Christus’ geboorte. Maar is dit werkelijk de dag waarop Hij werd geboren? Zijn de hedendaagse gewoonten t.a.v. Kerstfeest van christelijke oorsprong? Of is Kerstmis een ander voorbeeld van vermenging van christendom en heidendom? Een blik op het woord ’Kerstmis’ wijst erop dat het een vermenging is. Ofschoon het woord de naam van Christus bevat, bevat het ook het woordje ’mis’. Wanneer we denken aan alle kostbare ceremoniën, gebeden voor de doden, transsubstantiatieriten en gecompliceerde rituelen van de rooms-katholieke mis, kan iemand dit dan in verband brengen met de historische Jezus Christus van de evangeliën? Zijn leven en dienstwerk waren ongecompliceerd, zonder rituelen. Net als Paulus vrezen wij, dat sommigen afgeweken zijn ’van de eenvoudige toewijding aan Christus’ (2 Corinthe 1:3) vanwege heidense invloeden in zulke zaken als de mis. Op deze wijze beschouwd is het woord ’Kerst-mis’ een innerlijke tegenstrijdigheid.

Wat betreft de werkelijke datum van Christus’ geboorte is de 25ste december twijfelachtig. Toen Jezus werd geboren waren er in diezelfde landstreek schaapherders die de wacht hielden bij hun kudde (Lucas 2:8). Schaapherders in Palestina verblijven midden in de winter niet in het veld! Adam Clarke schreef: ’Als deze herders hun kudden nog niet naar kooi hadden gebracht, dan is dat omdat het vermoedelijk nog geen oktober was, en bijgevolg is onze Heer niet op de 25ste december geboren want dan zijn er geen kudden buiten op het veld... Op grond hiervan zou de geboortedatum in december opgegeven moeten worden”.

Hoewel de Bijbel ons de juiste datum van Christus’ geboorte onthoudt, bestaan er aanwijzingen dat de Heer in de herfst is geboren. Wij weten dat Jezus in de lente gekruisigd werd, in de tijd van het Pascha (Johannes 18:39). Indien we uitgaan van een periode van drie en een halfjaar waarin zijn dienstwerk gestalte kreeg, moeten we de aanvang van dit werk in het herfstseizoen plaatsen. Toen was hij ongeveer dertig jaar oud (Lucas 3:23). Het Oude Testament bepaalt dat vanaf deze leeftijd officieel tempeldienst mag worden verricht (Numeri 4:3).

In de dagen van Jezus’ geboorte verbleven Jozef en Maria in Bethlehem in verband met de volkstelling. Er is geen verslag uit die tijd bekend die deze gebeurtenissen hartje winter laat plaatsgrijpen. Zoals al betoogd, is er voldoende grond om aan te nemen dat Christus in de herfst is geboren, pal na het binnenhalen van de oogst. In deze tijd viert Israël het Loofhuttenfeest te Jeruzalem, ter ere waarvan Maria kennelijk met Jozef was meegereisd (Lucas 2:41). Zo is ook beter te verklaren waarom er zelfs te Bethlehem ’geen plaats was in de herberg’ (Lucas 2:7). Volgens Josephus Flavius telde Jeruzalem 120.000 inwoners. Gedurende de feestdagen kwamen maar liefst twee miljoen Joden samen.
Zulke grote menigten vulden niet alleen Jeruzalem, maar ook alle omliggende plaatsen waaronder zeer zeker ook Bethlehem, vijf mijl naar het zuiden.

De geciteerde bijbelplaatsen sluiten het samenvallen van het Loofhuttenfeest en de volkstelling van koning Herodes zeker niet uit, en wijzen veeleer op gelijktijdigheid. Op grond van de geschiedkundige gegevens die de Bijbel zelf aandraagt kan gesteld worden, dat Christus in de herfst is geboren. Met deze vaststelling kan worden volstaan. De precieze datum van de geboorte van Jezus is voor de gelovige christen niet van wezenlijk belang, het heilsfeit dat Hij is geboren is van oneindig veel meer belang dan de discussie omtrent de feitelijke geboortedag. De eerste christenen herdachten de dood van Christus (l Corinthe 2:26) en niet zijn geboorte.

De Katholieke Encyclopedie schrijft er dit over: ’Kerstmis was voor de vroegchristelijke kerk geen feestdag. Irenaeus en Tertullianus verwijderden Kerstmis van de kalender.’ Vanaf het tijdstip dat de kerk de geboortedag van Christus weer als feestdag erkende, ontbrandde het meningsverschil over de verjaardag zowel binnen als buiten de kerk. Op een betrekkelijk laat moment, aan het einde van de vierde eeuw, wees de kerk de 25ste december - destijds nota bene een centrale heidense feestdag ter ere van de zonnegod Sol - aan als de datum van de viering van Christus’ geboorte. In de loop van de vijfde eeuw werd dit besluit officieel bekrachtigd.

Frazer zegt: ’De grootste heidense cultus die de viering van de 25ste december als een feestdag door de gehele Romeinse en Griekse wereld bevorderde, was de heidense zonaanbidding, het Mithraïsme...” Dit winterfeest werd genoemd “de geboorte” – “de Geboorte van de ZON!”  Moeten we hieruit afleiden dat de kerk de datum van een heidens feest kennelijk kritiekloos heeft overgenomen om Christus’ geboorte te vieren? De Katholieke Encyclopedie schrijft: ’De welbekende zomerfeesten van Natalis Invicti’ - de geboortedag van de Onoverwonnen Zon -gevierd op 25 december, staan heel duidelijk in direct verband met de herkomst van onze december-datum!’

Als de Kerk er zelf toe overgaat heidense zonnegewoonten te ’kerstenen’, is het begrijpelijk dat verwarring troef was. Sommigen dachten zelfs dat Jezus Sol was, de zonnegod. Tertullianus betoogde dat Sol niet de God van de christenen was; Augustinus wees de ketterse identificatie van Christus als Sol af. Paus Leo I gispte op bittere toon de overblijfselen van het zonnefeest: “Christenen, staande op de drempel van de Apostelbasilica, zich omkerend om de rijzende zon te aanbidden.” (Leest Deuteronomium 4:9)

Het midwinterfeest was heel populair in oude tijden. ’In de heidense antieke wereld, in de dagen van de Teutoonse barbaren, in het verre verleden van de oude Egyptische beschaving en aan de wieg van de volkeren van oost en west en noord en zuid was de jaarlijkse viering van de zonnewende traditioneel een periode van vreugde en feestgedruis.’ De Roomse kerk heeft het populairste heidense feest, het midwinterfeest, in feite overgenomen als het tijdstip van de geboorte van Christus.

Een aantal typische kerstgebruiken uit onze tijd stamt rechtstreeks af van de oude Romeinse midwinterfeesten of Satumalia. ’Het is algemeen bekend’, zegt een schrijver, ’dat vele associaties met het Kerstgebeuren zoals het geven van presentjes en het algemene gevoel van vriendelijkheid en vrijgevigheid die de speciale kerstsfeer in ons wakker maakt een erfenis is van de Romeinse winterfeesten of Satumalia, overblijfselen van het heidendom.’

Tertullianus maakt melding van de gewoonte cadeautjes uit te wisselen als onderdeel van de Satumalia. Er is natuurlijk niets verkeerds in het geven van presentjes. Ook de Israëlieten gaven elkaar geschenken als er iets gevierd werd - zelfs bij vieringen die puur uit gewoonte in stand werden gehouden (Esther 9:22). Maar sommigen hebben getracht de uitwisseling van geschenken in verband te brengen met de handelwijze van de wijzen uit het Oosten. De Bijbel laat zien dat dit een onjuiste gedachtegang is. Tegen de tijd dat de wijzen arriveerden, lag Jezus niet meer in de kribbe (waarin de herders hem nog hadden aangetroffen), maar verbleef Hij in een huis (Matthéus 2:9-l l). Dit kan heel wel een geruime tijd na zijn geboorte zijn geweest. En bovendien brachten zij Jézus geschenken, maar gaven ze die niet aan elkaar.

De gebruiken rond de kerstboom met kaarsjes en verlichting kennen ook een opmerkelijk rijke ontstaansgeschiedenis. De kerstboom is in de westerse beschaving nog maar enkele eeuwen bekend. De eigenlijke wortels gaan echter heel ver terug. Een oude Babylonische fabel vertelt van een altijd groene boom, die uit een dode boomstronk groeide. De oude stronk symboliseerde de dode Nimrod en de altijd groene boom symboliseerde de terugkeer in Tammuz van de weer tot leven gekomen Nimrod. Onder de druïden was de eik een heilige boom, terwijl de Egyptenaren de palm vereerden. In de Romeinse cultuur gold de pijnboom als heilig. Tijdens de Satumalia hingen er rode bessen in ter versiering. Van de Scandinavische god Odin werd geloofd dat hij speciale gaven zou schenken op kerstmis aan hen, die zijn heilige pijnboom naderden. (Denk eens aan de afbeeldingen van de hulstbladeren met haar rode bessen die wij op alle kerstlakens en kleden zien!

Op ten minste tien bijbelplaatsen wordt de ’groene boom’ geassocieerd met afgodendienst en valse aanbidding (l Koningen14:23 e.v.). Daar alle bomen tenminste een deel van het Jaar groen zijn, wijst de uitdrukking ’de groene boom’ waarschijnlijk naar bomen die altijd groen zijn. ’De kerstboom vat in het kort het idee van boomaanbidding samen - vergulde noten en ballen symboliseren de zon... alle festiviteiten van de winterzonnestilstand maken deel uit van de kerstdag... het gebruik van hulst of mistletoe uit de druïdische ceremoniën; de kerstboom met de eerbewijzen aan Odin’s heilige pijnboom.’

Dit alles in ogenschouw nemend, is het interessant de uiteenzetting die Jeremia geeft te vergelijken met de hedendaagse gewoonten van boomversiering in de kersttijd:

’Want de handelwijze der volken, die is nietigheid, want als een stuk hout heeft men het uit het woud gehakt, - arbeid van werkmanshanden met de bijl – met zilver en goud siert men het op, met spijkers en hamers maakt men het vast, zodat het niet waggelt ’   Jeremia 10:3-4

De mensen in de dagen van Jeremia zijn, zoals de tekst vertelt, in feite bezig een afgod van de boom te maken; het woord ’werkman’ betekent niet alleen houthakker, maar ook één die afgoden maakt (Jesaja 40:19-20; Hosea 8:4-6). Het woord ’bijl’ verwijst naar een heel speciaal houtsnijwerk-instrument. Bij het citeren van dit stuk uit Jeremia bedoelen wij niet dat mensen die heden ten dage een kerstboom in hun huis of kerk plaatsen, deze boom aanbidden.
Zulke gewoonten leveren echter levende voorbeelden van het tot stand komen van een vermenging van religies. In de zesde eeuw doorkruisten missionarissen Noord-Europa met als opdracht de heidenen in de schoot van de moederkerk te vergaderen. Het viel hen op dat de 24ste juni een heel populaire dag was onder deze mensen. Zij vroegen zich af hoe deze dag een kerkelijke feestdag zou kunnen worden. In deze tijd was de 25ste december door de Roomse Kerk geadopteerd als de geboortedag van Christus.

En omdat de 24ste juni bijna zes maanden eerder dan 25 december valt, viel het allicht te proberen er de geboortedag van Johannes de Doper van te maken. Inderdaad werd Johannes, zoals u wel weet, zes maanden voor Jezus geboren (Lucas 1:26-36). En zo werd 24 juni een roomse feestdag, de St.-Johannesdag.

In Britannië werd, voor de komst van het christendom, de 24ste juni door de druïden gevierd met grote vreugdevuren ter ere van Bal. Herodotus, Wilkinson, Lagard en andere historici beschrijven deze ceremoniële vuren in de verschillende landen. Toen de 24e juni St.-Johannesdag werd, werden ook de vuren overgenomen en kregen ze de naam St.-Johannes-vuren’! Deze worden als zodanig genoemd in de Katholieke Encyclopedie. ’Ik heb de mensen in Ierland zien rennen en springen door de St.-Johannes-vuren’, zegt een schrijver uit de vorige eeuw, ... “en ze zijn er trots op er onverschroeid door te komen... in de veronderstelling op een speciale manier gezegend te worden door deze ceremonie.’ Het lijkt er veel op, dat met zulke riten eerder Moloch dan Johannes de Doper wordt vereerd!

De 24ste juni werd als heilig beschouwd in verband met de oude visgod Oannes, een naam waaronder Nimrod bekend stond. In een artikel over Nimrod zegt Fausset: ’Oannes, de visgod, die Babylonische beschaving bracht, rees uit de Rode Zee op...’  In het Latijn van de Roomse Kerk werd Johannes Joannes genoemd. Merk op hoe bijna gelijkluidend dit is met Joannes! Zulke gelijkenissen werken vermenging van het heidendom met het christendom in de hand.

Een dag die in heidense tijd als heilig werd beschouwd voor Isis of Diana, de 15de augustus, kreeg eenvoudig een andere naam: ’de Hemelvaartsdag van de Maagd Maria’, en wordt tot nu toe als zodanig hogelijk vereerd. Een andere dag die geadopteerd werd uit het heidendom, in de veronderstelling er Maria mee te eren, werd ’Maria Lichtmis’ of de ’Reiniging van de Gezegende Maagd’ en wordt op de 2de februari gevierd.

 

Paus deelt kaarsen uit op “ Maria Lichtmis” feest.

In de mozaïsche wet werd een moeder na de geboorte van een zoon gedurende veertig dagen als onrein beschouwd. (Leviticus12). ’En nadat de dagen van haar reiniging naar de wet van Mozes vervuld waren’, stelden Jozef en Maria het kindje Jezus in de tempel voor en offerden de voorgeschreven offeranden (Lucas 2:22-24). Nu men de 25ste  december als geboortedag van Christus had aangenomen, scheen de 2de februari goed te passen in de reiniging van Maria.

Maar waarom gebruikt men kaarsen op die dag? In heidens Rome werd dit feest gevierd met het dragen van kaarsen en fakkels ter ere van Februa, naar wie onze maand februari genoemd is. De Grieken hielden het feest ter ere van de godin Ceres, de moeder van Proserpina, die met kaarsen-dragende vierders in de onderwereld naar haar zocht. Zo kunnen we zien hoe het aannemen van de 2de  februari om de reiniging van Maria te herdenken, beïnvloed werd door heidense gewoonten waarbij kaarsen gebruikt werden, zodat dit feest zelfs ’Maria Lichtmis’ genoemd werd. Op deze dag werden alle kaarsen die men gedurende het jaar in katholieke rituelen gebruiken zou, gezegend. Een oude prent toont de paus, die gezegende kaarsen uitdeelt. De Katholieke Encyclopedie vermeldt: ’Wij hoeven er niet voor terug te schrikken toe te geven dat kaarsen, net als wierook en wijwater gewoonlijk werden toegepast in de heidense godsdiensten en in rituelen voor de doden.’

Als de apostel Paulus opgewekt zou worden om aan dit geslacht te prediken, dan vragen wij ons af, of hij niet tot de belijdende Kerk zou zeggen, zoals hij lang geleden tot de Galaten deed:

’Gij neemt dagen, maanden, vaste tijden en jaren waar. Ik vrees, dat ik mij wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb.’ 
Galaten 4:9-l l

De context laat zien, dat de Galaten bekeerd waren uit de heidense aanbidding van afgoden (vers 8). Toen sommigen weer teruggekeerd waren naar hun vorige godsdienst (vers 9), waren de dagen en tijden die zij waarnamen blijkbaar die, welke zij apart hadden gehouden ter ere van heidense goden! Later werden, vreemd genoeg, sommige van deze heidense feestdagen opgenomen in de aanbidding van de belijdende Kerk en ’gekerstend’.

Naschrift.
Op zich is er niets op tegen dat mensen een bepaalde dag reserveren voor een feest – of herdenkingsdag. Maar om nu een afgodisch feest centraal te stellen in de geloofsbeleving gaat veel te ver, in principe doen wij dan met de wereldse rituelen mee. Broeder Jb. Klein Haneveld gaf ons in zijn visie op de Bijbel de juiste inzichten, moeten wij dan ons leven richten naar pure afgoderij, ook al lijkt het nog zo “christelijk”? De Gemeente van Christus is in dit opzicht vaak blind en hangt naar emoties en belevingen, dit zien wij ook aan de aankopen die “christenen” doen in de week voor het “Paasfeest”. Heidense symbolen in de vorm van gele kuikentjes, hazen, eieren en gele bloemen bepalen in die week de omzet van de middenstand. Ik heb menigmaal in winkels bij de kassa staan wachten in de “kerstweek”, leden van kerken stonden dan soms voor mij met de armen vol “feestartikelen” die de gezelligheid moesten opfleuren maar wat schetste mijn verbazing toen ik in die zelfde week in de samenkomst kwam van een onafhankelijke Baptisten samenkomst? : De “adventkaarsen” stonden op een tafeltjes voor de kansel en werden op rituele wijze gedoofd na de dienst! Zonnewende in een Bijbelgetrouwe Gemeente? Zullen wij de roomse monstrans dan ook maar voor het spreekgestoelte neerzetten? Die hoort er echt bij op dit lichtfeest! Of zou het verstandiger zijn dat wij de kruisiging en opstanding en de Here gedenken op 29 en 31 maart 2002. Of …. zouden wij de verlossing op Golgotha binnenkort met de Here Zelf herdenken in Zijn heerlijkheid? Laten we dáár naar uit zien!

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.