De leer van de Heilge Geest

De leer van de Heilge Geest

Voor de hierna volgende studie heb ik gebruik gemaakt van de “rode lijn” in de “Scofield Bijbel Cursus” omdat ik bij een dergelijk gevoelig onderwerp het liefst een “stevige” leidraad gebruik. De leer ván de Heilige Geest ligt uiterst gevoelig binnen de Evangelische groepen, vandaar een bewerkte studie van een grote Bijbelkenner, welke Dr. Scofield tijdens zijn leven was. De leer ván de Heilige Geest is in deze studie zo genoemd omdat de Heilige Geest, de Here God Zélf, ons leert in de Bijbel wie hij is. De Here God leert ons dus zélf hoe wij over Hem moeten denken, wát de Geest doet en welke plaats Hij in ons leven wil in nemen als wij Hem de gelegenheid geven. Dat de Heilige Geest een Goddelijk Persoon is, blijkt uit zoveel Schriftplaatsen, dat het ondoenlijk is ze alle te citeren. Ik meen te kunnen volstaan met de vermelding van de voornaamste teksten.

1. De Heilige Geest is een Persoon, geen invloed of uitstraling.

a. Dezelfde woorden, die voor andere “personen” worden gebruikt, gebruikt de Bijbel ook voor de Heilige Geest. In principe zijn dit geen andere “personen” maar openbaart de Here God zich hier in verschillende hoedanigheden. Deze waarheid wordt voldoende geïllustreerd door de volgende twee Schriftplaatsen: Johannes 14: 16-17 en 26.

“En Ik (d.i de Here Jezus) zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, De Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.”  (Johannes 14:16-17)

Hier noemt de Here de Heilige Geest ’een andere Trooster’ en gebruikt voor Hem dezelfde persoonlijke voor­naamwoorden, die Hij ook voor de Vader gebruikt. De persoonlijke voornaam­woorden ’Hij’ en ’Hem’ worden in deze drie verzen zes maal gebruikt. De tweede Bijbelplaats is Johannes 16: 7-8, 13‑15;

“Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden. En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel”. (Johannes 16:7-8)

“Doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft (dus de Geest komt van de Vader, is de Vader) , is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen.” (Johannes 16:13-15)

Hier, in Johannes 16 zien wij dat de Heilige Geest geen “zwevende kracht” is welke wij naar believen kunnen oproepen, de Heilige Geest is God, is de Vader, is de Zoon én de Heilige Geest in één Persoon vertegenwoordigd. Het is de Geest uit Genesis 1:2;

“De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren.”
(Genesis 1:2)

Dit verklaart ook dat er maar één zonde bestaat die niet wordt vergeven, de lastering tegen de Heilige Geest:

“Maar wie gelasterd heeft tegen de Heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde. Immers, zij zeiden: Hij heeft een onreine geest.” (Markus 3:29-30)

b. Van mensen wordt gezegd, dat zij ten opzichte van de Heilige Geest zo (dienen) te handelen als ten opzichte van een Persoon;

“Maar zij waren wederspannig en bedroefden zijn Heilige Geest; daarom veranderde Hij voor hen in een vijand.”
 (Jesaja 63:10)

Steeds weer opnieuw laat de Bijbel ons zien dat de Heilige Geest een persoon, en geen “kracht” is, het is beschamend dat een deel van de christenheid het over “de geest” heeft als men in bepaalde samenkomsten in principe alleen maar wonderen en tekenen verwacht. De drie “namen”, of openbaringsvormen, waarmee de Here God Zich meestal openbaart zijn niet meer of minder een uitdrukking van zijn Goddelijkheid en valt niet in drie verschillenden delen uiteen te rafelen. Wij kleine en nietige mensjes kunnen de Here God niet naar ons believen laten opdraven alsof de Heilige Geest een kracht of medium zou zijn, voordat we het beseffen begaan wij de zwaarste zonde die we ons kunnen indenken:

“Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering van de Geest zal niet vergeven worden.” (Mattheüs 12:31)

“En bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing.”  (Efeze 4:30)

“Hoeveel zwaarder straf, meent gij, zal hij verdienen, die de Zoon van God met voeten heeft getreden, het bloed des verbonds, waardoor hij geheiligd was,onrein geacht en de Geest der genade gesmaad heeft?” (Hebreeën 10:29)

c. Van de Heilige Geest wordt gezegd, dat Hij handelingen verricht, die onmogelijk kunnen worden toegeschreven aan een invloed of uitstraling (Johannes 3: 6; Johannes 14:26; Handelingen 8:29; Handelingen 10:19; Handelingen 13:2; Handelingen 16:6-7; Romeinen 8:26).

“Maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.” (Johannes 14:26)

“En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.” (Romeinen 8:26)

Bij het lezen van deze teksten zien we in hoe dwaas het is, dergelijke handelingen toe te schrijven aan een onpersoonlijke kracht.

2. De Heilige Geest is een Goddelijk Persoon; naar zijn eigenlijke betekenis: Een Godheid, Hij, de Geest, wordt God genoemd, een paar vergelijkingen uit het Woord:

a. “Daarop hoorde ik de stem des Heren, die zeide: Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons gaan? En ik zeide: Hier ben ik, zend mij. Toen zeide Hij: Ga, zeg tot dit volk: Hoort aldoor, maar verstaat niet, en ziet aldoor, maar merkt niet op.” (Jesaja 6:8-9)

“En zonder het eens geworden te zijn, gingen zij uiteen, nadat Paulus dit ene woord gesproken had: Terecht heeft de Heilige Geest door de profeet Jesaja tot uw vaderen gesproken. Zeggende: Ga heen tot dit volk en zeg: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken;”
(Handelingen 28:25-26)

Vergelijk verder:

Jeremia 31: 31 ‑ 34 met Hebr. 10: 15;  2 Corinthe 3: 18 en Handelingen 5: 3-4. De Bijbel schrijft de Heilige Geest eigenschappen van God toe, n.l. alwetendheid, almacht, heiligheid:

“Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht? Steeg ik ten hemel; Gij zijt daar. Of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde; Gij zijt er; Nam ik vleugelen van de dageraad, ging ik wonen aan het uiterste der zee, Ook daar zou uw hand mij geleiden, uw rechterhand mij vastgrijpen.”  (Psalm 139:7-10)

In Psalm 139 lezen wij van de hand van de Here die vastgrijpt en geleidt, een “geest” kan dit niet doen, we kunnen ook hier alleen maar stellen dat de Heilige Geest God Persoonlijk is.

“Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods.”
(1 Corinthe 2:9-11)

Zie verder: Genesis 1:2; Job 26: 13; 1 Corinthe 2: 9 ‑ 11; Hebreeën 9: 14).

c. De Heilige Geest verricht werkzaamheden, die alleen bij God mogelijk zijn.

Al de hiernavolgende aangehaalde teksten bewijzen dit. Zie ook: Job 33: 4; Psalm 104: 30; Lucas 12: 11, 12; Handelingen 1:16; 1 Corinthe 6: 11; 1 Corinthe 12: 8 ‑ 11.

’De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen doet mij leven.’ (Job 33:4)

Als wij dan nu Genesis 1:2 voor ogen halen zien we dat “de Geest over de wateren” zweefde, dat God de Schepper is van alle dingen en lezen wij in Job 33:4 dat “de Geest Gods Job heeft geschapen”. Er blijft uiteindelijk maar één conclusie over, God de Schepper, God de vader, de Here Jezus Christus én de Heilige Geest zijn één. God is niet deelbaar! In Job 33 lezen we dat “ de adem des Almachtigen doet hem leven”, we weten ook dat voor het woord “adem”, Ruach in de grondtekst, het zelfde staat als “geest”, Job zegt dus eigenlijk:

De Geest Gods (Ruach) heeft mij gemaakt, en de Geest  des Almachtigen (Ruach) doet mij leven.

3. De Heilige Geest vóór Pinksteren.
a. In het Oude Testament wordt de Heilige Geest geopenbaard, aanwezig zijnde in de wereld, verbonden met de schepping

“Door zijn adem werd de hemel helder, zijn hand doorboorde de snelle slang.” (Job 26:13)

Zoals we al eerder zagen staat het woord “Ruach” zowel voor adem als geest en als we lezen dat het ZIJN ADEM is mogen we er gevoeglijk van uit gaan dat we hier mogen lezen:                                               

“Door zijn Geest werd de hemel helder, zijn hand doorboorde de snelle slang.” Zie ook: Genesis 1:2

De mens bekwaam maken tot een daad, doel of speciale opdracht:

“Zie, Ik heb bij name geroepen Besaleel, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda, En hem vervult met Gods Geest, met wijsheid, inzicht en kennis, en dat voor allerlei werk, om ontwerpen te bedenken. Om die uit te voeren in goud, zilver en koper; Om stenen te bewerken, om die in te zetten; om hout te snijden en werkzaam te zijn in allerlei arbeid”. (Exodus 31:2-5)

’De Heilige Geest geeft lichaamskracht:“Maar de Geest des Heren greep hem aan, zodat hij die uiteenscheurde, zoals men een bokje uiteenscheurt, zonder dat hij iets in de hand had. Noch aan zijn vader noch aan zijn moeder deelde hij echter mee, wat hij gedaan had.” (Richteren 14:6)

En op verschillende manieren Zijn dienstknechten toerustend tot hun taak:

“De Geest des Heren spreekt door mij, zijn woord is op mijn tong”. (2 Samuël 23:2)

“Toen daalde de Here in de wolk neder en sprak tot hem, en Hij nam een deel van de Geest die op hem was, en legde dat op de zeventig mannen, op de oudsten; toen de Geest op hen rustte, profeteerden zij, doch daarna niet meer. Twee mannen nu waren in de legerplaats achtergebleven; de een heette Eldad, en de ander Medad. Toen de Geest op hen rustte (zij behoorden tot de opgeschrevenen, maar waren niet naar de tent gegaan) profeteerden zij in de legerplaats. Een jongeman snelde daarop heen en bracht Mozes bericht en zeide: Eldad en Medad zijn aan het profeteren in de legerplaats. Jozua nu, de zoon van Nun, die van jongs af Mozes’ dienaar was geweest, antwoordde daarop en zeide: Mijn heer Mozes, belet het hun. Doch Mozes zeide tot hem: Wilt gij voor mij ijveren? och, ware het gehele volk des Heren profeten, doordat de Here zijn Geest op hen gave!” (Numeri 11:25‑29)

Zie verder: Exodus 28:3; Exodus 35:31; Richteren 11:29

Wij moeten wel in het oog houden, dat al de openbaringen van de Geest in het Oude Testament gebeurden naar Gods’ vrije en souvereine wil. Nergens wordt verklaard hoe een Israëliet de Heilige Geest zou kunnen ontvangen. Ook zien wij dat de Heilige Geest voor 100% God is, de zelfde daden doet, het zelfde beslist en bestuurd. Het Oude Testament had wel een belofte, dat eenmaal in de toekomst de Heilige Geest zou worden uitgestort op alle vlees:

“Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien”. (Joël 2: 28)

Deze belofte ging pas met Pinksteren in beginsel in vervulling:

“Maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joel: “En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen: Ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren.”  (Handelingen 2:16‑18)

b. In de Evangeliën wordt de Heilige Geest op drieërlei wijze geopenbaard:

  • In verband met de Here Jezus Christus, die verwekt was door de Heilige Geest: 

    “En de engel antwoordde en zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden”. (Lucas 1: 35)

    Met het voorgaande in gedachten, de teksten die we hebben gelezen in het Oude Testament, verwondert het ons niet dat de Here Jezus geschapen is als mens door de Heilige Geest. We lazen dat “De Geest” God Zelf is, de Schepper van hemel en aarde. Met enige fantasie zouden we uit Lucas 1:35 kunnen opmaken dat de Heilige Geest een “kracht” is want er staat immers “en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen” maar hier wordt uitdrukkelijk bedoeld dat God persoonlijk verantwoordelijk is voor de zwangerschap van Maria. Tot voor enkele jaren kon de mensheid zich niet voorstellen hoe een vrouw zwanger zou kunnen worden terwijl ze geen omgang met een man heeft. In onze dagen verwondert ons op dat gebied niets meer, allerlei technieken worden gebruikt om een vrouw zwanger te maken maar ook allerlei technieken worden gebruikt om zwangerschappen af te breken.

    Met Christus wandelde:
    “En Jezus keerde in de kracht des Geestes terug naar Galilea. En de roep over Hem ging uit door de gehele streek.” (Lucas 4:14)

    En door Hem werkte:
    “Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen.”
    (Mattheüs 12:28)
  • Aan de discipelen werd herhaaldelijk de belofte gegeven, dat ook zij de inwoning van de Heilige Geest zouden ontvangen:

    “De Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn” (Johannes 14:17) Zie ook Johannes 20:22)

    En in Hem gedoopt zouden worden:
    “Antwoordde Johannes en zeide tot allen: Ik doop u met water, doch Hij komt, die sterker is dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken; die zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur”. (Lucas 3:16)
    Zie ook Lucas 24:49; Handelingen 1: 5- 8.
  • In afwachting van de vervulling van deze belofte, heeft onze Here verklaard, dat de discipelen reeds vóór Pinksteren de Vader mochten vragen en Hij hun de Heilige Geest zou geven:

    “Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?” (Lucas 11:13)

    Dat niemand van hen geloof had om dit te vragen, was het gevolg van hun ongeestelijkheid, en daarom moest de Here zeggen:

    ’Ik zal de Vader bidden en Hij zal u geven’  (Johannes 14:16)
  • De Heilige Geest gegeven op de Pinksterdag.

    Pinksteren betekende niet de eerste verschijning van de Heilige Geest in de wereld, maar Zijn komst in een geheel nieuwe verhouding, namelijk in verband met het door Christus aan het kruis volbrachte werk.

    Wedergeboorte was niet iets nieuws:
    “Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan.” (Johannes 3:5)

    Ook was de gave van de Heilige Geest geen nieuwe openbaring van Zijn macht:

    “Toen daalde de Here in de wolk neder en sprak tot hem, en Hij nam een deel van de Geest die op hem was, en legde dat op de zeventig mannen, op de oudsten; toen de Geest op hen rustte, profeteerden zij, doch daarna niet meer. Twee mannen nu waren in de legerplaats achtergebleven; de een heette Eldad, en de ander Medad. Toen de Geest op hen rustte (zij behoorden tot de opgeschrevenen, maar waren niet naar de tent gegaan) profeteerden zij in de legerplaats. Een jongeman snelde daarop heen en bracht Mozes bericht en zeide: Eldad en Medad zijn aan het profeteren in de legerplaats. Jozua nu, de zoon van Nun, die van jongs af Mozes’ dienaar was geweest, antwoordde daarop en zeide: Mijn heer Mozes, belet het hun. Doch Mozes zeide tot hem: Wilt gij voor mij ijveren? och, ware het gehele volk des Heren profeten, doordat de Here zijn Geest op hen gave!” (Numeri 11:25-29)
    Zie ook 1 Samuël 10:10; 2 Samuël 23:1-2.

    Nieuw was in het werk van de Heilige Geest na Pinksteren, Zijn verhouding tot de Gemeente als het Lichaam van Christus en tot de gelovigen als zonen van God.
  • De Heilige Geest en de gelovige Joden op en na de Pinksterdag.

    Wij moeten wel bedenken, dat de discipelen, die op de Pinksterdag de Geest ontvingen, allemaal Joodse Christenen waren, en dat is zo gebleven tot de bekering van Cornelius en zijn huisgenoten

    Lezen: Handelingen 10:44-48.

    Vanaf Pinksteren tot het openen van de deur voor de heidenen in het huis van Cornelius, was de Heilige Geest alleen gegeven aan Joodse christenen door bemiddeling van de apostelen en gewoonlijk pas enige tijd na de bekering

    Lezen: Handelingen 8:12‑17; Handelingen 9:17

    Maar ná de gebeurtenis in Handelingen 10:44-48 neemt de Heilige Geest Zijn intrek in de gelovige op het moment van de bekering.
  • De Heilige Geest en het Lichaam van Christus. (De Gemeente)

    a. Het Lichaam van Christus is door de Heilige Geest gevormd op de Pinksterdag, bij de doop van gelovigen
    “En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente. Die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt” (Efeze 1: 22-23)  Zie ook: 1 Corinthe 12:12-13.
    N.B. Iedere gelovige is gedoopt met de Heilige Geest. Nergens in de Bijbel wordt de gelovige aangespoord te streven naar de doop met de Geest.

    b. De Heilige Geest schenkt aan de leden van het Lichaam van Christus bepaalde gaven ten dienste van de Gemeente Dit wil zeggen dat deze gaven niet tot eer en meerdere glorie van de persoon, of personen, zelf is.

    Lezen: 1 Corinthe 12:7-28; Efeze 4:11

    Het doel van deze gaven is de opbouw van het Lichaam tot een volkomen man tot de maat van de grootte van de volheid van Christus.

    “Om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus. Totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus”. (Efeze 4:12-13)

Laten wij nu eens een aantal zaken nader bekijken:

  • Wat de Bijbel verstaat onder ’gave’, namelijk: ’de openbaring van de Geest’

    “Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen.” (1 Corinthe 12: 7)

    Het is niet zó, dat de gelóvige de Geest gebruikt of dat hij een kracht ontvangt óm te gebruiken; maar het is de Geest, die gebruik maakt van de gelovige om een bepaalde dienst te verrichten. Het is de Geest, die Zichzelf openbaart in de gave. De gaven of ’openbaringen van de Geest’ zijn: apostelen, profeten, evangelisten, herders, leraren, wonderen, genezingen, talen (N.B.G. tongen), wijsheid, kennis

    Lezen: 1 Corinthe 12:8-10; Efeze 4: 8 ‑ 13
  • Gaven (’openbaringen van de Geest’) zijn er voor ieder lid van het Lichaam van Christus, dan gaan we even terug naar 1 Corinthe 12:7;

    “Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen”. (1 Corinthe 12:7)
  • Deze gaven worden naar God’s souvereine wil toebedeeld

    Lezen: 1 Corinthe 12:11-18
  • In iedere plaatselijke gemeente, waar de heerschappij van de Here en de leiding van de Geest niet gehinderd worden, ’zal het aan geen gave ontbreken’: “Zodat gij ten aanzien van geen enkele genadegave te kort komt, terwijl gij uitziet naar de openbaring van onze Here Jezus Christus.” (1 Corinthe 1:7)

    Bij de Rooms Katholieken is deze vrijheid verloren gegaan door de macht van de priesters en bij de protestanten door alle dienst in handen te geven van de dominee.
  • De opgestane Here heeft de dienst van apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars bestemd ten behoeve van het gehele lichaam van Christus: “En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars.” (Efeze 4:11)

    Met ’sommigen’ worden mensen in een plaatselijke gemeen­te bedoeld. En dit alles met het doel, dat ’wij allen zullen komen tot de eenheid des geloofs . . . . tot een volkomen man’ (Efeze 4: 13). De waar­heid is dus, dat de genoemde bijzondere gaven zodanig onderworpen zijn aan de wil van de opgestane Christus, dat Hij ze kan ’geven’ waar zij nodig zijn, zodat het gehele Lichaam evenredig wordt opgebouwd en gevoed, totdat allen gebracht worden tot de ’eenheid des geloofs’ (de geopenbaarde waarheid) en het Lichaam van Christus compleet wordt. Hoe vaak wordt dit doel volledig gemist door de moderne ideeën en praktijken betreffende de diensten in de Gemeente. Niet alleen is er geen nederig aan­vaarden van de naar de soevereine wil van de Geest toebedeelde gave (zie: 1 Corinthe 12), maar men erkent ook niet het recht van de opgestane Here Jezus Christus om Zijn profeten, evangelisten, herders en leraars uit te zenden waar Hij wil. De langste aaneengesloten dienst, vermeld in het Nieuwe Testament, heeft drie jaar geduurd:

    “Waakt dan en herinnert u, dat ik drie jaren lang nacht en dag niet heb opgehouden ieder afzonderlijk onder tranen terecht te wijzen.” (Handelingen 20:31)

    Deze dienst was niet beperkt tot de gemeente van Efeze, maar strekte zich uit tot ’bijna geheel Azië’ Zie: Handelingen 19:26

    De tegenwoordige praktijk van een ’aangestelde’ dominee, die geen vrijheid heeft om overal elders te spreken, is nergens in de Bijbel te vinden en strijdig met de soevereiniteit van Christus over de gaven.
  • De Heilige Geest en de individuele gelovige in deze bedeling.

    Wat zijn dienst in de Gemeente betreft, wordt iedere gelovige alleen beschouwd in zijn verhouding tot het Lichaam van Christus. In dat Lichaam heeft hij een bepaalde plaats. Hij is een oog, een oor, een voet, enz. (1 Corinthe 12:14‑27). Maar al is Hij een zoon van God, toch behoudt Hij Zijn individualiteit, waardoor hij zich onder­scheidt van alle andere mensen. Zijn persoonlijke problemen, moeilijkheden, gebreken, overgeërfde neigingen en bijzondere verzoekingen blijven bestaan. Maar de Heilige Geest heeft voor iedere Christen persoonlijk een bepaalde en passende taak.

    a. Gedurende deze bedeling woont de Geest in iedere gelovige (1 Corinthe 6:19; Romeinen 8:9-15; Galaten 4: 6).
    Er bestaat geen gelovige, die niet de Heilige Geest heeft ontvangen. De Geest komt niet in ons bezit nà onze bekering, maar wordt onmiddellijk gegeven aan ieder, die gelooft in Jezus Christus ’nadat gij geloofd hebt, zijt gij verzegeld” In het Grieks staat er letterlijk: gelovende zijt gij verzegeld.

    “In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte”. (Efeze 1: 13)

    Het is ook onbijbels te denken, dat wij de Geest door ’bedroeving’ of ’blussing’ zouden kunnen verdrijven. Wel kunnen wij de Geest die in ons woont het zwijgen opleggen, dat Hij zich als het ware terugtrekt in ons als wij “de zoveelste” waarschuwing van hem naast ons neer leggen.

    Onder de wet, onder het OudeTestament, kon de Geest weggenomen worden: “Verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw Heilige Geest niet van mij”. (Psalm 51:13)

    “Maar van Saul was de Geest des Heren geweken, en een boze geest, die van de Here kwam, joeg hem angst aan.” (1 Samuël 16:14)

    Maar de gelovige is ’verzegeld tot de dag der verlossing’ :“En bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing.”(Efeze 4:30) Zie ook Romeinen 8:23, Johannes 14:16.

    Dit is dan het eerste feit, waarop het geloof van het kind van God kan rusten: hij heeft de Geest ontvangen, die hem nimmer zal verlaten. De diensten van de Heilige Geest, die in ons woont, zijn talrijk. Wij kunnen alleen de belangrijkste aanwijzen:

    b. De inwonende Geest is de Geest van het zoonschap

    Lezen: Romeinen 8:14‑17; Galaten 4:1‑7. 

    We moeten vooral op drie dingen letten:
    1e. Het Oude Testament weet niets van de Geest als de Geest van het zoonschap. Wel schijnt aan enige Oudtestamentische gelovigen enig idee van het kind­schap te zijn geopenbaard, maar kindschap en zoonschap zijn in de Schrift geen gelijke begrippen. Zie: Psalm 27:10; Psalm 68: 6; Psalm 89:27; Jesaja 63:16; Jesaja 64:8; Maleachi 1: 6

    2e. Het kind van het Oude Testament was een onmondige (Grieks : vepion, Galaten 4:1-3)
    “Ik bedoel dit: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, al is hij ook eigenaar van alles; Maar hij staat onder voogdij en toezicht tot op het tijdstip, dat door zijn vader tevoren bepaald was. Zo bleven ook wij, zolang wij onmondig waren, onderworpen aan de wereldgeesten.” Dit is een minderjarige; niet een zoon (Grieks: vion) d.i. een volwassen, meerderjarig kind

    “Om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen.” (Galaten 4: 5)

    3e. Alle gelovigen van de tegenwoordige bedeling der Gemeente zijn niet alleen kinderen, maar zonen (vion).

    c. De inwonende Geest geeft de gelovige de overwinning over zichzelf;

    “Dit bedoel ik: wandelt door de Geest en voldoet niet aan het begeren van het vlees. Want het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees (want deze staan tegenover elkander) zodat gij niet doet wat gij maar wenst.” (Galaten 5:16-17) Zie ook: Romeinen 8:2; Romeinen 8:13

    Wat de apostel niet vermocht door eigen inspanning onder de wet (Zie: Romeinen 7), dat wordt in hem bewerkt door de inwonende Geest:

    “Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods. Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees; God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees. Opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest.” (Romeinen 8:2-4)

    Zo ook bij de Galaten: alle ’werken van het vlees’ zijn vruchteloos. Maar wij moeten niet denken, dat alleen maar de aanwezigheid van de Geest de verlossing van de gelo­vige bewerkt, nee, alleen de dood van Christus Jezus bewerkt de verlossing van de zondaar. Er is een dubbele verantwoordelijkheid: de zondaar moet ge­loven en de gelovige moet zich onderwerpen:

    “En stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God.Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade. Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet! Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid?” (Romeinen 6:13-16) Zie ook: Johannes 3:16; Galaten 5:16.

    ’Wandelen in de Geest’ is leven in onderworpenheid aan Hem.

    d. De Geest, die in de gelovige woont, is de bron van Zijn vreugde, de kracht van zijn gebed, het middel om toe te nemen in aanbidding Zie: Romeinen 14:17; Romeinen 8:26-27; Efeze 6:18; Efeze 2:18

    e. De Geest die in ons woont, heiligt ons. Zie: 2 Thessalonicenzen 2:13; 1 Petrus 1:2

    Hoe dit plaats vindt, lezen wij in;

    “Om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord”. (Efeze 5:26)

    “Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid”. (Johannes 17:17)

    Water is overal het symbool van de Heilige Geest. De heiliging heeft dus plaats door de toepassing van de geopenbaarde waarheid op hart en geweten door de inwonende Geest.
  • De vervulling met de Geest

    a. De Brieven maken onderscheid tussen de inwoning van de Geest en de vervulling met de Geest, vergelijk Efeze 1: 13; Efeze 2:18 met Efeze 5:18;

    “In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte”. (Efeze 1:13)

    “Want door Hem hebben wij beiden in één Geest de toegang tot de Vader.” (Efeze 2:18)

    Wij zijn vervuld met de Heilige Geest maar de apostel waarschuwt ons voor uitwassen in ons leven waardoor we de Heilige Geest kunnen bedroeven: “En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest”. (Efeze 5:18)

    Deze uitspraak van de apostel wil niet zeggen dat een christen geen wijn of iets dergelijks mag drinken, er staat letterlijk “bedrinkt u zich niet aan wijn”. Dat Paulus niet tegen het matige gebruik van alcohol was blijkt uit de volgende tekst: “Drink voortaan niet [alleen] water, maar gebruik een weinig wijn voor uw maag en voor uw gedurige ongesteldheden”. 1 Timotheüs 5:23

    Zo lang het gebruik van wijn binnen de perken blijft komen we niet in de problemen, uiteindelijk gebruikte de Here Jezus zelf ook wijn, maar wanneer wij ons bedrinken, eren wij de afgoden, waaronder “Bachus” en zijn we te beneveld de Heilige Geest Zijn gang in ons leven te laten gaan. Dezelfde gelovigen aan wie Paulus betuigt, dat zij de Heilige Geest bezitten, worden door hem aange­spoord vervuld te worden met de Geest. Dus: iedere gelovige heeft de Heilige Geest, maar niet iedere gelovige is vervuld met de Geest.

    Het grote belang van de vervulling zien wij onder andere in Handelingen 2:4; Handelingen 4:8; Handelingen 6:3; Handelingen 7:55; Handelingen 9:17 en vooral ook Efeze 5:18‑20, waar wij lezen, hoe de zegen van het vervuld zijn zich uit in spreken, zingen, jubelen en danken. Volgens de Bijbel is alle kracht en zegen afhankelijk van de vervulling met de Geest: “En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest. En spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte. Dankt te allen tijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles”. (Efeze 5:18-20)

    b. De voorwaarden voor de vervulling zijn

    1e. De gelovige moet besluiten alle dingen in zijn leven ’weg te doen’, die de Geest ’bedroeven’. Sommige daarvan worden opgesomd in Efeze 4 : 30-31; “En bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing. Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardigheid”.

    Iedere (onheilige) gedachte of daad, die wij toelaten in ons leven, bedroeven wij de Heilige Geest. De Geest zal deze dingen ’weg­doen’, als wij Hem toelaten het te doen. De zelfde Heilige Geest, God dus, die ons laat weten hoe of waar wij Hem ten dienste kunnen staan, zal ons ook tuchtigen als wij blijven volharden in de zonde. Wanneer we dan nog niet luisteren, blussen we de Heilige Geest.

    2e. De gelovige moet ophouden met de Geest te ’blussen’. De Geest wordt geblust, als Hij wordt tegengestaan. De Geest wil ons heiligen en gebruiken. Als wij ’nee’ zeggen, als Hij tracht een zonde of smet weg te doen, of als Hij ons opwekt om iets te doen, of ergens heen te gaan, dan ’blussen’ wij Hem uit.

    3e. De gelovige, die vervuld wil worden met de Geest moet voldoen aan de drie‑voudige aanwijzing van Christus in Johannes 7: 37 ‑ ’dorst’, ’komen’ en ’drin­ken’: “En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke!”

    Dorst is sterk begeren; komen is tot de Here Jezus gaan (niet tot de Vader; dat moesten de discipelen doen tijdens het verblijf van de Here op aarde: Lucas 11:13). ”Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?”

    Het is nu het ambt van de Here Jezus om de Heilige Geest te schenken. (Johannes 7:39; Handelingen 1:5; Handelingen 2:33).; drinken is ontvangen door het geloof.

    “Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.”(Johannes 7:39)

    “Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze.” (Handelingen 1:5)

    “Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des Heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort.” (Handelingen 2:33)
  • Terwijl de doop met de Geest nooit herhaald wordt ‑ want dáárdoor wordt iedere gelovige ingelijfd in het Lichaam van Christus (1 Corinthe 12:12-13), moet de vervulling telkens opnieuw plaats hebben:

    “Want gelijk het lichaam een is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam vormen, zo ook Christus; Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met een Geest gedrenkt.’  1 Corinthe 12:12-13

    De discipelen, die op de Pinksterdag ’vervuld waren met de Heilige Geest’, werden later opnieuw vervuld:

    “En terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid.”  Handelingen 4: 31

Korte samenvatting van het voorgaande:
Als wij nu alles betreffende de leer van God in het Nieuwe Testament samenvatten, dan zien wij:

  • Dat de Godheid Zich openbaart als één Persoon maar als verschillende hoedanigheden, waarvan o.a de Naam is Vader, Zoon en Heilige Geest. (In andere verbanden zien we de Here in de Bijbel beschreven als: Messias, Schepper, Rechter, Redder, Almachtige, Herder, Engel des Heren, enz.)
  • Dat de Zoon genoemd wordt Here Jezus Christus en dat Hij de volmaakte Verlosser is door Zijn dood en opstanding. Dus komen de Oudtestamentische openbaringen van God als Elohim, Jehovah en Adonai in Hem samen.
  • Dat de Heilige Geest, hoewel ook in de Oudtestamentische tijd nu en dan werkzaam, in de tegenwoordige bedeling van de Gemeente het Lichaam van Christus vormt door Zijn doop, de gelovigen vervolmaakt door Zijn inwoning en hen kracht en zegen geeft door Zijn vervulling. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, onder welke Naam Hij Zich ook mag openbaren, is God de enige Bron van zegen, het enige voorwerp van aanbidding, de enige Heer van Leven. Het is de Heilige Geest die ons opwekt, oproept. Door de werking van de Heilige Geest zullen wij op het moment van de Opname der Gemeente de Bazuin “horen”, dat wil zeggen dat de Gemeente van Christus Hem herkennen zal op het juiste moment:

    “Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die  ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere [mensen], die geen hoop hebben.Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan. Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; Daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vertroost elkander dus met deze woorden.”
    (1 Thessalonicenzen 4:13-18)

    Ik stel mij zo voor dat andere mensen, ook kerkelijk-religieuze mensen de bazuin niet zullen horen, dat het de Heilige Geest is die de wedergeboren christenen attent maakt op het grote gebeuren waar bijna 2000 jaar is op gewacht. Nadat de Gemeente van de aarde is weggenomen, zal er een zware periode van verdrukking voor Israël komen. Eerst krijgt men de indruk dat de wereld verbetert, dat geweld, terrorisme en onderdrukking voorbij zijn. Zelfs zal er voor Israël een periode van rust aanbreken, ze zullen zelfs een verbond, een contract, met de “Nieuwe wereldleider” sluiten. Gaandeweg zal de “nieuwe wereldleider”, de antichrist uit Openbaring 13, zich ontpoppen als een “beestmens”. Op een gegeven moment zal hij zichzelf als God laten vereren in de (nieuwe) Tempel te Jeruzalem, vanaf dat moment zal het volk Israël zich van hem af keren en zal hij hen willen vernietigen.

    Ook zullen in de periode na de Gemeente van Christus, het genadetijdperk, mensen tot geloof in Christus komen. Op het moment dat ze tot geloof komen zullen ze de Heilige Geest niet ontvangen zoals het tijdens het genadetijdperk gebruikelijk is.

    In principe zullen deze “nieuwe gelovigen”, als het ware, weer op Oud Testamentische wijze geloven en als de Here het nodig acht hen, zoals b.v. David en de profeten, Zijn Geest op hen leggen. Dit kan ik niet staven op grond van uitspraken - of schriftplaatsen maar ik ben er van overtuigd dat wanneer de Here God zo iets deed, in speciale gevallen, in het Oude Testament, dat Hij dit ook zal doen tijdens de grote Verdrukking als Hij dit nodig acht.

Tot besluit:
Wij hebben gezien dat de Heilige Geest onze Here en God Zelf persoonlijk is. Verder hebben wij ontdekt dat waar wij ook heen zouden vluchten (Psalm 139) de Here weet waar wij zijn. Als we er goed over nadenken ontdekken wij dat dit niet anders kan want de Geest van de Here is IN ons sinds onze wedergeboorte, hoe zouden we dan kunnen vluchten? Maar ………. áls de Heilige Geest in ons is, is het ook dwaas ons voor de Here te verbergen:

“Toen zij het geluid van de Here God hoorden, die in de hof wandelde in de avondkoelte, verborgen de mens en zijn vrouw zich voor de Here God tussen het geboomte in de hof.En de Here God riep de mens tot Zich en zeide tot hem: Waar zijt gij? En hij zeide: Toen ik uw geluid in de hof hoorde, werd ik bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij. En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van de boom gegeten, waarvan Ik u verboden had te eten?”  Genesis 3:8-11

Adam was naar het beeld van de Here God geschapen en had, daardoor, een directe relatie met de Here. Hoe zou de Here niet gemerkt (kunnen) hebben dat door de zondeval de relatie met Hem verbroken was? Hoe zou Adam zich kunnen verstoppen voor de Here?

Hoe zouden wij als wedergeboren christenen, als we in zonde leven, onze Here en God kunnen ontvluchten? De Here voelt toch ogenblikkelijk aan dat de relatie “onderkoeld” is, dat de Heilige Geest die in ons is, door onze daden bedroefd is?

Op deze uitgave van “Bijbel:Aktueel!” rusten geen rechten, elke vorm van weergave en/of kopie is toegestaan, mits er niets in de oorspronkelijke tekst wordt veranderd.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.