Het ’ambt’

Is het ’ambt’ van predikant wel een Bijbels ambt?

Al eeuwen lang wijdt men in de kerken mannen, en tegenwoordig ook vrouwen, in die na studie predikant worden. Men dicht deze mensen heel wat toe want wie ”gedoopt” wil worden moet zich tot een ’bevestigde’ predikant wenden, het avondmaal mag alleen door zo’n ingewijde ’bediend’ worden en z’n eigen ’bevestiging’ kan alleen maar plaats vinden door een andere ’ingewijde’. Hoe komt men toch tot deze ’functie’ die in principe niet meer dan een baan is met een goed pensioen. Er is wel een verklaring voor maar die wil men liever niet horen, liever spreekt men over ’de eerste onder de oudsten’ en als dat het geval is kunnen we ons afvragen of het ambt van oudste nog kan bestaan op grond van de Bijbel. De oorsprong van de predikantsfunctie ligt in een heel ver verleden, in Babel waar de kiem werd gelegd voor de leer van ”leken” en ”ingewijden”, toen de reformatorische mensen zich afgescheiden hebben van de roomsekerk is de náám van de functie wel veranderd maar de functie op zichzelf niet.

Oorspronkelijk maakten de pastoors de dienst uit in de dorpsgemeenschappen en de steden. Wie niet deed wat deze heren wilden werd gestraft en vaak uit de kerk gestoten of de ”eeuwigheid ontnomen” door hen in de ban te doen. Toen de reformatie eenmaal een feit was kwam de vrijgeworstelde kerk opnieuw onder de knoet van de landheren en regeringen die in de kerk een machtig wapen zagen. De bevolking was eeuwenlang gewend geweest om te luisteren naar de kerk die op haar beurt dikke maatjes was met de regeringen. Men kon dus heel gemakkelijk doormiddel van de kerk het ”gewone volk” tot gehoorzaamheid te dwingen. In vele landen ontstonden ’Staatskerken’ die verbonden waren aan de koningshuizen, ook in Nederland was dat het geval. Door het lidmaatschap van de kerk was men voor z’n ziel en zaligheid afhankelijk van de staat. De kerk was op haar beurt weer afhankelijk van de koning die het hoofd, soms indirekt, van de kerk was, de benoeming van de predikanten moest dan ook door de koning toegestaan worden. In Nederland was die lijn (ogenschijnlijk) minder direkt want tussen de koning en de kerk was een z.g. ’classis’ geschoven die de besluiten uitvoerde. Deze ’classis’ voerde nauwgezet de wensen van de regering via de landelijke organen uit en zo was het balletje weer rond. De pastoor was vervangen door een man die op zijn beurt de schaapjes in de richting stuurde die de koning en de regering welgevallig was.

De ’inwijding’, men spreekt liever over ’bevestiging’, hebben de kerken klakkeloos van ’Rome’ overgenomen, zelfs de kleding van de predikanten ’riekt’ naar ’Rome’, in de meeste gevallen treden deze mensen zondags in zwarte toga’s op die erg veel lijken op de pijen van de pastoors en monniken in de roomsekerk. Schijnbaar denkt het kerkvolk niet aan de herkomst van deze mensen en hun kleding en nog minder denkt men aan de ’inwijdingen’ die rechtstreeks uit Babylon stammen. Als iemand wordt ’ingewijd’ wordt moet er ook iets zijn om in te wijden, de protestantse kerken baseren hun inwijding op het priesterschap in Israël maar dit is op grond van de Bijbel onjuist want Christus heeft bij Zijn sterven het oude verbond vervuld. Het uiterlijke teken van die vervulling was het gordijn in de tempel dat van boven naar beneden scheurde (Matthéus 27:51-52), daarmee werd duidelijk gemaakt dat de tempeldienst niet meer nodig was omdat Christus met Zijn eigen bloed de ’hemelse tempel’ was binnen gegaan (Hebreeën 9: 15-16) Wie de Bijbel volgt kan op grond van deze teksten, en ook andere, hard maken dat het oudtestamentische priesterschap door de Here Zelf is afgeschaft. Dan blijft er maar één ding over en dat is de Babylonische afgodendienst die ’Rome’ heeft gekopieerd. Door deze religie werden hele volken in bedwang geworden omdat de ’paus de sleutels van de hemel in z’n bezit heeft’ volgens de kerkleer. In het protestantisme zegt men niet de sleutels in het bezit te hebben, maar wél had, en heeft, men de macht mensen uit te sluiten van ’het verbond met God en Abraham’.
Wie buiten dat ’verbond’ wordt gehouden zal dus ook niet behouden worden want de ’kinderdoop’ wordt gezien als de opvolger van de besnijdenis die de Here voor de Israëlieten verplicht stelde. In een kerkboek waar in de Bijbel, berijmde psalmen en kerkelijke formulieren zijn opgenomen las ik letterlijk dat de ”doop” in de plaats van de besnijdenis is gekomen. De gebruikte Bijbel in dit kerkboek werd in opdracht van de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden vertaald in het Nederlands, dit op zich is al een bewijs dat de koning en de Staten een grote vinger in de pap hadden. Ik zal u een klein deeltje citeren uit de ”Liturgie der Gereformeerde kerken in Nederland”

”…… Daarom heeft God voormaals bevolen hen te besnijden, hetwelk een zegel des verbonds en der gerechtigheid des geloofs was; gelijk ook Christus hen omhelst, de handen oplegt en gezegend heeft;……..Dewijl dan nu de doop in de plaats der besnijdenis gekomen is, zo zal men de kinderen, als , erfgenamen van het rijk Gods en van Zijn verbond, dopen; en de ouders zullen gehouden zijn hunne kinderen, in het opwassen, hiervan breder te onderwijzen……”

In de praktijk komt van het één en ander weinig terecht maar men acht zich tot op de dag van heden lid van de kerk, en daardoor opgenomen in het verbond tussen God en Abraham. Men stelt daarmee ook dat wie als kind besprenkeld (gedoopt) is op ”geestelijke wijze besneden is”, dit is natuurlijk de grootste waanzin want God had namelijk alléén voor jongens deze besnijdenis opdracht gegeven en Hij verbood ten strengste het lichaam te verminken doormiddel van insnijdingen bijvoorbeeld. Wie ooit eens foto’s of Tv beelden heeft gezin van een vrouwenbesnijdenis kan zich toch moeilijk voorstellen dat de Here God meisjes laat besnijden. De besnijdenis van jongens in de oude verbond had twee doelen, het eerste was een verbond met de Here en het tweede doel was heel praktisch want onder de voorhuid van een man hoopt zich gemakkelijk vuil op dat voor ontsteking kan zorgen, zowel bij de man als bij de vrouw die gemeenschap met hem heeft. Er zijn onderzoeken geweest die hebben bewezen dat bij volken waar men te besnijdenis voor mannen toepast weinig baarmoederhals kanker voorkomt omdat de hygiëne door de ingreep beter is. Het verbond met Abraham was voor Israël en niet voor de heidenen, dus niet voor de kerk. De ”verbondsgedachte” kwam natuurlijk mooi te pas in de kraam van de machthebbers want wie niet wilde luisteren kon zijn kind ook niet ”behouden laten worden” en dát wilde wat zeggen in die tijd met hoge zuigelingensterfte! Het ’doopformulier’ heeft men de laatste jaren wel wat gewijzigd maar de kern, de verbondsgedachte, heeft men nog steeds niet losgelaten. Men kan binnen de kerken zeggen dat die dwaling los gelaten is de laatste jaren maar dan vraag ik me af waarom men kinderen dan nog besprenkelt en bij dat ritueel de berijmde versie van Psalm 105: 5 en 6 tot op de dag van vandaag nog wordt gezongen.

Na deze inleiding is het niet zo heel erg moeilijk te begrijpen waarom kerken tot op heden betaalde en ingewijde mensen in dienst heeft die men ’dominee’ noemt, wat HEER wil zeggen.

De ambten in de Bijbel.
De Bijbel maakt verschil tussen gaven en ambten. Een gave ontvangt de wedergeboren gelovige uit de hand van de Here God Zelf; in een ambt wordt men geplaatst. Het is zelfs zo dat een gelovige die aangesteld is tot een ambt óók meerdere gaven ontvangen kan hebben van de Here.

’En dit voorstel vond bijval bij de gehele menigte, en zij kozen Stefanus, een man vol van geloof en Heilige Geest, Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaus, een Jodengenoot uit Antiochië; Hen stelden zij voor de apostelen, die, na gebeden te hebben, hun de handen oplegden.’  Handelingen 6:5-6

Stefanus en Filippus waren aangesteld door ’de gehele menigte’ en de apostelen gingen er mee accoord maar de Here is de gever van de gaven en zoals we zullen zien hadden deze mannen uitzonderlijke gaven:

’En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun de Christus. En toen de scharen Filippus hoorden en tekenen zagen, die hij deed, hielden zij zich eenparig aan hetgeen door hem gezegd werd. Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en vele verlamden en kreupelen werden genezen; En er kwam grote blijdschap in die stad.’  Handelingen 8:5-8

’En Stefanus, vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk.’  Handelingen 6:8

In het Nieuwe Testament vinden we drie verschillende ambten, nl.  apostel, diaken en oudste.

Van een predikambt wordt in Gods woord geen melding gemaakt; dit is dus een menselijke instelling, met een menselijke bediening.
’De apostelen werden door de Here Jezus verkoren om met Hem te zijn en in Zijn Naam te handelen: En toen het dag geworden was, riep Hij zijn discipelen tot Zich en koos er twaalf uit, die Hij ook apostelen noemde: Simon, die Hij ook Petrus noemde, en Andreas, zijn broeder, en Jacobus en Johannes, en Filippus en Bartolomeus. En Matteüs en Tomas, en Jacobus, de zoon van Aflees, en Simon, bijgenaamd de Zeloot, en Judas, de zoon van Jacobus, En Judas Iskariot, die de verrader geworden is.’  Lucas 6:13-16

De apostelen werden door de Here Jezus uitgezonden om het evangelie van het koninkrijk te verkondigen en de begeleidende tekenen te verrichten (Mattheüs 10:1-42):

’En Hij riep zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hun macht over onreine geesten om die uit te drijven en om alle ziekte en alle kwaal te genezen.’  Mattheüs 10:1

Ondanks hun zwakke optreden en soms falen zegt de Here toch tot hen : ’Gij zijt mij gevolgd en wanneer het land en volk Israël hersteld zijn zult gij zitten op twaalf  tronen.

’Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten.’  Mattheüs 19:28

Die namen zullen eens vermeld worden op de twaalf fundamenten van de heilige stad:

’En de muur der stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams.’  Openbaring 21:14

Deze apostelen, waaronder ook Paulus, hebben hun dienst verricht; ze hebben hun opdracht vervuld en zijn gestorven. Voor hen heeft de Here geen anderen aangesteld, zodat er nu naar Gods’ woord geen apostelen meer zijn. Die ’apostelen’ waar men in sommige groepen over spreekt zijn door mensen aangesteld op eigen gezag en hebben niets met een aanstelling door onze Here te maken.

’Ik acht toch volstrekt niet te hebben ondergedaan voor die onvergelijkelijke apostelen.’  2 Corinthiërs 11:5

”De tekenen van een apostel zijn bij u verricht met alle volharding, door tekenen, wonderen en krachten.”  
2 Corinthiërs 12:12

”En de elf discipelen vertrokken naar Galilea, naar de berg, waar Jezus hen bescheiden had. En toen zij Hem zagen, aanbaden zij, maar sommigen twijfelden. En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.”  Matthéus 28:16-19

Paulus zegt met de teksten uit de Corinthiërsbrief  dat hij was aangesteld als apostel en dat hij niet voor die anderen heeft ondergedaan, in enkele gemeenten schijnt men hem in het laatst van zijn bediening geringschattend behandeld te hebben. Toch was hij door de Here persoonlijk aangesteld in Damascus nadat zijn ogen een paar dagen verblind waren:

”Nu was er te Damascus een discipel, genaamd Ananias; en de Here zeide tot hem in een gezicht: Ananias! En hij zeide: Zie, hier ben ik, Here. En de Here zeide tot hem: Sta op en ga naar de straat, die de Rechte heet, en vraag ten huize van Judas naar iemand uit Tarsus, genaamd Saulus, want zie, hij is in gebed En hij heeft [in] [een] [gezicht] een man, genaamd Ananias, zien binnenkomen en hem de handen opleggen, opdat hij weer zien kon. En Ananias antwoordde: Here, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen te Jeruzalem aangedaan heeft; En hier heeft hij volmacht van de overpriesters om allen, die uw naam aanroepen, gevangen te nemen. Maar de Here zeide tot hem: Ga, want deze is Mij een uitverkoren werktuig om mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en de kinderen Israëls; Want Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet ter wille van mijn naam. En Ananias ging heen en kwam in het huis, en hij legde hem de handen op en zeide: Soul, broeder, de Here heeft mij gezonden, Jezus, die u verschenen is op de weg, waarlangs gij gekomen zijt, opdat gij weer zoudt zien en met de  Heilige Geest vervuld worden. En terstond vielen hem als schubben van de ogen en hij kon weer zien, en hij stond op en werd gedoopt; En toen hij voedsel genomen had, werd hij versterkt. En het geschiedde, toen Saulus enige dagen bij de discipelen te Damascus was.”  Handelingen 9:10-19

De apostelen, waar we dus Paulus ook onder moeten rekenen hebben rechtstreeks van de Here hun opdracht ontvangen en zijn na hun taak gestorven. Voor hen in de plaats heeft de Here geen anderen aangesteld, zodat er naar het Woord van God géén apostelen meer zijn.

”En toen in die dagen de discipelen talrijker werden, ontstond er gemor bij de Grieks sprekenden tegen de Hebreeën, omdat hun weduwen bij de dagelijkse  verzorging verwaarloosd werden. En de twaalven riepen de menigte der discipelen bijeen en zeiden: Het  bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen. Ziet dan uit, broeders, naar zeven mannen onder u, die goed bekend staan, vol van Geest en wijsheid, opdat wij hen voor deze taak aanstellen; Maar wij zullen ons houden aan het gebed en de bediening van het woord. En dit voorstel vond bijval bij de gehele menigte, en zij kozen Stefanus, een man vol van geloof en Heilige Geest, Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaus, een Jodengenoot uit Antiochië; Hen stelden zij voor de apostelen, die, na gebeden te hebben, hun de handen oplegden.”  Handelingen 6:1-6

Het ambt van diaken is er al spoedig nadat de Gemeente te Jeruzalem is ingesteld. Zeven gelovige mannen met een goed getuigenis werden op advies van de apostelen gekozen om zich met de verdeling van goederen bezig te houden. Deze zeven werden voor de apostelen gesteld en na gebed werden hen de handen opgelegd zodat ze in het ambt werden bevestigd. In de eerste brief aan Timothéus  worden de eisen genoemd die aan een diaken worden gesteld.

”Evenzo moeten de diakenen waardig zijn, niet met twee tongen sprekende, niet verzot op veel wijn, niet op winstbejag uit, Maar het geheimenis des geloofs bewarend in een rein geweten. Laten ook dezen eerst op de proef gesteld worden, om daarna, als zij onberis-pelijk blijken, hun dienst te vervullen. Evenzo moeten [hun] vrouwen zijn: waardig, geen kwaadspreeksters, nuchter, betrouwbaar in alles. Diakenen moeten mannen van een vrouw zijn, hun kinderen en hun eigen huis goed bestieren. Want zij, die hun dienst goed hebben vervuld, verwerven zich een ereplaats en veel vrijmoedigheid om te spreken door het geloof in Christus Jezus.”    1 Timothéus 3:8-13

De Bijbel, spreekt verder één keer over het ambt van diaken en wel in Filipenzen 1:1 waar staat:

”Paulus en Timoteus, dienstknechten van Christus Jezus, aan al de heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, tezamen met hun opzieners en diakenen.”  Filipenzen 1:1

Aangezien er verder niet over het ambt van diaken wordt gesproken mogen we er van uit gaan dat de andere gemeenten dit ambt niet algemeen kenden, dat het erg plaatselijk en situatiegebonden is geweest. Verder kunnen we er van uit gaan dat de term ”oudste”  werd gebruikt voor hen die als ”oudste” was aangesteld door de discipelen. Ook kan men gelovigen aanmerken die oud zijn en veel levenservaring en inzicht hebben. Het zou natuurlijk ideaal zijn dat dergelijke mensen de leiding zouden hebben in de plaatselijke gemeente. Oudere mensen hebben over het algemeen veel kennis van de Bijbel, hebben het leven doorgeworsteld en zijn door hun leeftijd meestentijds milder in hun oordeel. Hoe vaak komt het niet voor dat een jonge man, tegenwoordig ook vrouwen, van de universiteit komt en zonder enige levenservaring leiding gaan geven aan een gemeente. In de meeste gevallen maken deze mensen onherstelbare brokken in de levens van hen die aan hen zijn toevertrouwd en laten we dan nog maar niet spreken over de ”moderne theologie” die deze jonge mensen vaak aanhangen. In het volgende wil ik u enkele teksten doorgeven om zelf te bestuderen Handelingen 14:23 In Derbe, lystra, Iconium en Antiochië werden door Paulus en Barnabas oudsten aangewezen om toezicht te houden. Titus 1:5   Titus moest op Kreta, in opdracht van Paulus oudsten 1 Tim 3:1   aanstellen en in verband hiermee spreekt de Bijbel ook over het ”opzienersambt”  Oudsten worden ook opzieners genoemd. Handelingen 20:28  In Efeze en Filippi blijken ook aangestelde opzieners geweest te zijn. Verder lezen we van geen bepaalde, met name genoemde plaatsen waar oudsten zouden zijn aangesteld.

”Dit is een betrouwbaar woord: indien iemand staat naar het opzienersambt, dan begeert hij een voortreffelijke taak. Een opziener dan moet zijn onbesproken, de man van een vrouw, nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen, Niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, maar vriendelijk, niet strijdlustig of geldzuchtig, Een goed bestierder van zijn eigen huis, die met alle waardigheid zijn kinderen onder tucht houdt; Indien echter iemand zijn eigen huis niet weet te bestieren, hoe zal hij voor de gemeente Gods zorgen? Hij mag niet een pas bekeerde zijn, opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel des duivels valle. Hij moet ook gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden, opdat hij niet in opspraak kome en in een strik des duivels valle.” 1 Timothéus 1-7

Hier zien we de voorwaarden waaraan een oudste moest voldoen en wie deze voorschriften opvolgen wil zal ”een schaap met vijf poten moeten zijn”.

De door de apostelen aangestelde oudsten moest men in ere houden, vooral zoals ze zich ook bezig hielden met prediking en onderricht.

”De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht.”  1 Timothéus 5:17

Het ging zelfs zo ver dat men geen klacht tegen een oudste mocht indienen, als er al een klacht in behandeling genomen werd moest de zaak vaststaan doormiddel van getuigen.

”Gij moet geen klacht tegen een oudste aannemen, tenzij er twee of drie getuigen zijn.”  1 Timothéus 5:19

Uit deze studie blijkt, dat de diakenen en oudsten aangesteld werden voor een plaatselijke gemeente. Verder zien we ook dat de aanstelling alleen maar door de apostelen kon worden gedaan omdat ze hun apostolisch gezag konden laten gelden, ze waren immers zelf aangesteld door Christus Jezus. De aanstelling bij Titus was in opdracht van een apostel. In de tegenwoordige tijd kan er van een dergelijke aanstelling geen sprake meer zijn omdat de gemeente niet meer op één plaats samenkomt en omdat de Here geen gelovigen met het gezag van aanstellen heeft bekleed.

Als we nuchter de situatie in het Christendom bekijken moet het schaamrood ons wel op de kaken komen want in een gemiddeld dorp in Nederland vinden we meestal 3 of 4 denominaties die elk om het hardste roepen dat ze dé gemeente van Christus zijn. Dit kan niet waar zijn, er is maar één gemeente van Christus en die vinden we overal ter wereld.
De kerken en groepen die zich momenteel als ”gemeente van Christus” beschouwen zijn in feite volgelingen van de ene of andere leer of in een ander geval een sterke leider. We moeten af van al die functies, betaald of onbetaald.
We moeten terug naar de ware gemeente waar zonder aangestelde predikanten en oudsten onze Here Jezus weer centraal komt te staan.

Ongemerkt zijn de gelovigen van het reddende evangelie afgedreven door (betaalde) voorgangers en aangestelde oudsten die om hun positie veilig te stellen de moed niet hebben tegen de vervlakking in de kerken in te gaan. En wat te denken van de vele rechtszaken die predikanten hun ”gemeenten” aangedaan hebben vanwege hun ontslag? Als de kerken de Bijbelse lijn gevolgd hadden had men de molensteen van een ”arbeidsconflict” niet om de nek te hangen, zou men vrijzinnige predikers van de preekstoel kunnen weren en was de kerk niet met torenhoge schulden opgezadeld vanwege een gebouw, duur orgel en salarissen die niet op te brengen zijn zonder de zending en de evangelisatie te verwaarlozen. Momenteel drijven de meeste kerken steeds verder af omdat de door hen aangestelde predikanten hun opleiding ontvangen hebben van mensen die zelf een bedenkelijk geloof hebben.

Zo las ik in het ”Reformatorische Dagblad” van 9 oktober 1996 dat prof. Dr. F. de Lange heeft gezegd dat ”de christelijke leer moet worden aangepast”, ”Dat de mens uit zich zelf niets is, en dat God  op zichzelf niets is”.  Verder zegt dit ”verlicht” persoon dat ”Wie afscheid neemt van de twijfel en de wereld verdeeld in kinderen van licht en duisternis, verloornen en geredden een fundamentalist is en een bedreiging voor anderen”. Verder kon hij niets met de term: ”Jezus woont in mij”

De synodaal gereformeerde kerken zijn te beklagen met zo’n hoogleraar die in Kampen de studenten leert twijfelen aan de Godheid van onze Here Jezus Christus. Je zal maar zo’n knulletje van 25 jaar oud in je kerk krijgen als predikant die oudere en ervaren gelovigen wel eens zal vertellen dat ze een gevaar zijn! Je zal als Gereformeerde Synode die meneer de Lange maar eens ontslag geven, je staat dan binnen een paar weken voor de rechtbank en de kans is groot dat het veel centjes gaat kosten. Ik weet dat ik enigszins sarcastisch ben maar dit soort mensen drijft kerkleden van onze Here af en het is een ”godswonder” dat deze mensen tot bekering en levend geloof komen want week aan week wordt het New Age vergif over de aanwezigen tijdens de kerkdiensten uitgestort. Zou de Here daarom geen nieuwe oudsten en diakenen, en maar niet te spreken over betaalde predikanten,  hebben aangesteld?

Werkgroep ”Bijbel:Aktueel!”

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.