Gemeente (3)

Het lichaam als beeld van de gemeente.

In de brieven aan de Efeziers (Ef. 1: 22) en Kolossenzen (Kol. 1:18) schrijft Paulus dat Christus het Hoofd is van het lichaam, de gemeente. (Een andere keer zal ik een stukje schrijven over de gemeente als vrouw of bruid van Christus). Ook op verschillende andere plaatsen wordt geschreven over het lichaam als beeld van de gemeente. Bij een fysiek lichaam horen het hoofd en het lichaam onlosmakelijk bij elkaar. Vroeger leerde je bij de EHBO-cursus dat als het lichaam en de romp waren gescheiden, je rustig aan kon nemen dat de patiënt was overleden. Dit is niet anders in het beeld van de gemeente als lichaam. Christus is het Hoofd van de gemeente. Zonder de verbinding met het Hoofd is de gemeente een dode gemeente. Het is daarom ook uitermate triest dat de Heer in Op. 3:20 aan de verkeerde kant, de buitenkant, van de deur van de gemeente van Laodicea staat!

Hoofd en lichaam horen bij elkaar, het lichaam wordt bestuurd vanuit het hoofd, zo hoort het ook in de plaatselijke gemeente te zijn. Een normale situatie moet zijn, dat Hoofd en lichaam nauw verbonden zijn. De éénheid, enerzijds van Christus met Zijn gemeente en anderzijds de éénheid van de gemeenteleden onderling is het hoofdkenmerk van dit beeld van de gemeente als lichaam. Dit komt heel mooi naar voren in Hand. 9:4, waar staat “Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij”. Saulus vervolgde de gemeente, maar de Heer verenigt Zich volkomen met Zijn gemeente en zegt dan  “waarom vervolgt gij Mij?”.

 In Ef. 1:22 staat dat Hij, God de Vader, Hem, (de Heer Jezus) heeft gegeven aan de gemeente. In de verzen ervoor staat dat de Heer Jezus, “in de hemelse gewesten is gezeten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze maar ook in de toekomende eeuw. En Hij heeft alles onder Zijn voeten gesteld”. (Ef. 1:20/21) Wat een enorme gave is de Heer dan voor ons als gemeenteleden. Als we hier over nadenken gaan we ook beseffen hoe kostbaar de gemeente moet zijn in het oog van God. Ons doel als gemeente moet dan ook zijn “Hem te kennen en te gaan beseffen hoe heerlijk Zijn erfenis is , hoe groot Zijn kracht is in ons leven”. (Ef. 1:18/19) De Kollossensenbrief voegt daar nog aan toe, dat “Hij het begin is, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder of in alles de eerste geworden is”. (Coll. 1:18). Dit vers geeft duidelijk aan welke plaats Hij als Hoofd verdient te krijgen in de gemeente.

Als we het dus over de gemeente hebben is het noodzakelijk om steeds weer te vragen wat zegt het Hoofd van de gemeente hiervan. Dit betreft dus de manier van samenkomen, het vieren van het avondmaal (de maaltijd des Heren, niet de maaltijd van de gemeente), de wijze van dopen, de manier waarop we met elkaar gemeente zijn, de activiteiten in de gemeente, de wijze waarop de gemeente wordt geleid, de gaven in de gemeente etc. In alle zaken moeten we ons laten leiden door Zijn aanwijzingen. Hij is het Hoofd van de gemeente, Hij hoort de gemeente te besturen. Dit gebeurt immers ook in een fysiek lichaam, dat wordt voor 100% bestuurt vanuit het hoofd!. Alles dient dus in afhankelijkheid aan Hem te gebeuren. Daarom is het dus zo belangrijk om de bijbel te lezen en te overdenken, nl. om te gaan begrijpen  wat het Hoofd van de gemeente ons als gemeente of heel persoonlijk te zeggen heeft.

De Vader heeft dus Christus gegeven als Hoofd van de gemeente. De Heilige Geest heeft de verschillende leden tot één lichaam gedoopt (1 Cor. 12: 13). Zo zien we dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest heel nauw betrokken zijn bij de gemeente.

Maar niet alleen het Hoofd en het lichaam horen bij elkaar. Ook de afzonderlijke leden horen bij elkaar. Een kenmerk van de gemeente is juist dat er verschillende leden zijn. Er zijn jongere leden en oudere leden, er zijn behoudende leden en vooruitstrevende leden, er zijn leden die heel goed zijn in praktische zaken, anderen voelen zich thuis in meer theoretische aangelegenheden. De een is wat introverter en de ander juist wat extroverter. Dat is eigenlijk heel fijn want juist daardoor kunnen we elkaar aanvullen en daardoor wordt eenzijdigheid voorkomen. Wat kan het een getuigenis zijn als allerlei heel verschillende mensen op een liefdevolle wijze met elkaar omgaan. Eigenlijk kom je dit ook tegen in een gezin. Daar heb je te maken met jong en oud en met verschillende karakters, maar wat kan het een zegen zijn als de gezinsleden op een goede manier met elkaar omgaan. Eenheid ondanks alle verscheidenheid, dát is wat we moeten laten zien aan de wereld.


Toch valt de praktijk niet altijd mee, we kunnen ons wel eens ergeren aan een ander (en de ander aan ons!), maar is dit niet de beste leerschool om hier verandering in te brengen? Paulus schrijft in Ef. 4:2 dat we elkaar in liefde moeten verdragen. Het verdragen van elkaar is een opdracht om te doen in de kracht van de Heilige Geest. Wat voor mij misschien onmogelijk is kan God door mij heen wel bewerken. De vraag is ben ik bereid om nederig te zijn en de ander uitnemender te achten dan mijzelf? De Heer heeft ons hierin een volmaakt voorbeeld laten zien. Bovendien heeft Hij ook mij geaccepteerd zoals ik ben, zou ik dan een ander niet accepteren?  Belangrijk is om als individueel gemeentelid constant verbonden te zijn met het Hoofd van het lichaam, zodat Zijn leven door ons heen zichtbaar kan worden en ik mijn broeders en zusters ook kan liefhebben en accepteren zoals Hij mij heeft geaccepteerd.

Er zijn verschillende leden en de leden hebben elkaar nodig. Dit zie je ook in een fysiek lichaam, er zijn verschillende leden, vele zelfs, maar we kunnen eigenlijk geen enkel lid missen. Zo is het ook in de gemeente we zijn allemaal heel verschillend en toch hebben we elkaar nodig, ook al denken wij er soms anders over! Juist die “leden van het lichaam welke het zwakst schijnen, zijn noodzakelijk”. (1 Cor. 12:22).  Maar elk lid hoort ook zijn of haar plaats  in de gemeente in te nemen. In vele gemeentes is veel werk te doen, op allerlei terrein. De praktijk is echter vaak dat het vele werk op slechts een beperkt aantal schouders (vaak dezelfde) rust. Dat is misschien ook een punt van aandacht voor onze gemeente. Neemt iedereen daadwerkelijk zijn of haar plaats in in de gemeente. In Nehemia 3 wordt eendrachtig gewerkt aan de herbouw van de muren en poorten van Jeruzalem. Men stond letterlijk schouder aan schouder om het werk te doen, zowel mannen als vrouwen. Wat zou het fijn zijn als ook wij als Reddingsark-gemeente schouder aan schouder zouden werken met dat ene doel: Zijn naam bekend maken in een steeds duister wordende wereld.

In een gemeente komt lief en leed voor, het kan heel bemoedigend en vertroostend zijn als je met elkaar verdrietige en blijde dingen mag delen. Als je samen in de moeilijkheden mag vertrouwen op God, ook al snap je niet waarom de dingen lopen zoals ze lopen  Als je samen iets mag ervaren van die geweldige rust en vrede die alleen Hij kan geven. Achteraf zie je soms dat juist die moeilijkheden en juist dat verdriet je toch dichter bij de Heer heeft gebracht. Het is lang niet altijd makkelijk in deze wereld, er is zoveel verdriet en zoveel (verborgen) pijn. Maar wat is het fijn om te mogen weten dat God er is, dat Hij je door en door kent en dat Hij in alles bij je wil zijn en dat Hij broeders en zusters heeft gegeven die met je willen huilen en met je blij willen zijn (Rom. 12:15).

In Genesis staat al: Het is niet goed dat de mens alleen zij (2:18). Zou dat ook niet de reden zijn waarom de Heer ons in Zijn gemeente plaatst als we tot geloof komen? We hebben elkaar nodig. Het is niet goed als we als individuele gelovigen leven. Laten we op elkaar acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken en laten we dit o.a. doen in onze onderlinge samenkomsten (Hebr, 10:24/5). Het samenkomen van de gemeente in de dienst op zondag, de bidstond, de bijbelstudie, de (jeugd)activiteiten zijn allemaal  belangrijk. Daar ontmoeten we elkaar, daar kunnen we elkaar helpen en bemoedigen. Laten we deze bijeenkomsten dus hoog op onze agenda zetten! Natuurlijk is er ook de praktische kant van het gemeente zijn buiten de samenkomsten. Ook dit is belangrijk, ook hier kunnen we tonen te behoren tot één lichaam, één gemeente.

Tot slot:  in Handelingen 2: 42 e.v. wordt geschreven over de eerste gemeente. Deze broeders en zusters bleven volharden bij het (1). onderwijs van de apostelen, (2). de gemeenschap, (3). het breken van het brood en de (4).gebeden. Er was een geweldige éénheid en de Here voegde dagelijks toe aan de kring die behouden werden. Zouden deze principes van het onderwijs, de gemeenschap en het gebed  ook niet de basis zijn van zegen en eenheid als we dit (dagelijks) in de praktijk zouden brengen?


 

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Stoelinga.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.