Oordeel

Vanwaar Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden.

Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van
hemel en der aarde. En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere;
Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria;
Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle; ten derden dage wederom opgestaan van de doden;
opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders;
vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.

In dit artikel wil ik ingaan op de hierboven vetgedrukte tekst uit de apostolische geloofsbelijdenis: “zittende ter rechterhand Gods des almachtige Vaders, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.”

Deze tekst zal bij velen bekend zijn, zeker bij gelovigen met een reformatorische “achtergrond”.

Als we de tekst uit de apostolische geloofsbelijdenis (en andere belijdenisgeschriften, o.a. van Nicea) bekijken dan staat er dat de Here Jezus uit de hemel zal komen om de levenden en de doden te oordelen. Dit klopt inderdaad, iedereen zal worden geoordeeld. Wat echter niet duidelijk wordt uit deze belijdenis is, dat de gelovigen welke behoren tot de gemeente van God, de gelovigen uit de huidige genadetijd, een heel bijzonder plaats innemen in Gods plan en niet onder het oordeel zullen vallen.

In een ander artikel hebben we stilgestaan bij een tweetal oordelen. Het oordeel uit Mattheus 25:31 waar alle dan levende volkeren geoordeeld zullen worden en het oordeel voor de Grote Witte troon uit Openbaring 20:11 e.v dat minstens duizend jaar later plaats zal vinden. Hier zullen alle doden (dwz alle ongelovigen) worden geoordeeld. Er zijn een aantal verschillen tussen deze twee oordelen:

- De oordelen vinden op verschillende tijdstippen plaats.
- Er worden verschillende groepen mensen geoordeeld.
- De plaats waar wordt geoordeeld is verschillend.

Maar hoe zit het dan met de gelovigen van de huidige genadebedeling waar wij toe behoren want de oordelen uit Matth. 25 en Openbaring 20 hebben géén betrekking op de christenen die tot de gemeente behoren.

Wie behoren er tot de gemeente van God? Dat zijn alle wedergeboren gelovigen vanaf de pinksterdag in Handelingen 2 tot het moment van de opname van de gemeente. Het is de optelsom van alle mensen, die beleden hebben dat ze zondaren zijn en hebben gezien dat ze een Verlosser nodig hebben en Christus hebben aangenomen als hun Heiland. Deze mensen geloven dat Jezus Christus, de Rechtvaardige, is gestorven in hun plaats. Ze zijn er van overtuigd, dat de straf of het oordeel dat zij hadden verdiend is gedragen door een Ander, zoals blijkt uit de volgende teksten:

 


Jesaja 53 vers 5 “de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden”.
Johannes 3:18 “Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God”.
Romeinen 5 vers 1 “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus”.
Romeinen 8 vers 1 “Zo is er dan nu geen veroordeling (Statenvertaling: verdoemenis) voor hen, die in Christus Jezus zijn”.
1 Petrus 3 vers 18 “Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen”

Telkens weer blijkt uit de bovengenoemde, maar ook uit vele andere teksten, dat de straf of het oordeel voor ons al gedragen is. Het is een voldongen feit. Christus onderging het oordeel in mijn plaats!  Ditzelfde principe zien we ook terug in alle offers die in het o.t. werden gebracht. De onschuldige dieren werden gedood in plaats van de schuldige zondaren! De zondaar ging vrijuit, zijn zonden werden vergeven omdat het offerdier de straf voor hem had gedragen. Elk offer wees toen al heen naar het volmaakte offer dat eens op Golgotha zou worden gebracht.

Dit te mogen geloven geeft zo’n diepe rust en vrede in het hart. Het is volbracht!  We hoeven en kunnen hier niets aan toevoegen. Alles wat wij zelf nog zouden willen toevoegen doet afbreuk aan het offer van Christus. Want dan zeggen we eigenlijk, dat Zijn offer niet goed genoeg was!

Zijn offer was volmaakt, volkomen, daarom heeft God Hem ook opgewekt, het offer is door Hem aanvaard. Al onze zonden zijn voor eeuwig vergeven. God zal ze nooit meer gedenken, ze zijn geworpen in de diepte van de zee en weggewassen door Zijn kostbaar bloed.

Gods Woord zegt het zo duidelijk, we hoeven nooit meer bang te zijn, dat Hij zal komen om ons te oordelen. De verwachting van ons als nt gelovigen is dus niet een oordeel, maar de dag waarop Hij ons zal komen halen om samen met Hem het Vaderhuis in te gaan! Nu reeds mogen we leven met een intense vrede in ons hart, een vrede die alle verstand te boven gaat. Dan mogen we voor altijd bij onze Heiland en Heer zijn en zullen we geen verdriet of pijn meer kennen.


 

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Stoelinga.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.