Het gebed (2)

Veel knielen zorgt er voor ………dat je staande kunt blijven!


We worden op meerdere plaatsen in de Bijbel opgeroepen voortdurend te bidden of te danken, zoals in :


 



  • ’en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht’. Deze psalm spreekt profetisch van de Here Jezus, die niet wandelde in de raad van de goddelozen en niet zat in de kring der spotters. Hij was voortdurend in gebed met God en overpeinsde zijn Wet/Woord. Psalm 1:2

  • ’dankt teallentijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles’ Efeziërs 5:20

  • ’En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken’ Ef. 6:18

  • ’Bidt zonder ophouden’  (1 Thess.  5:17)

  • ’Maar wij behoren God teallentijde om u te danken’ 2 Thessalonicen 2:13

 


Het is natuurlijk onmogelijk voortdurend onze ogen te sluiten en tot God te bidden, we zouden niet meer aan ons werk, school, studie of andere bezigheden toekomen. Bovendien zou het ons niet lukken om ons onafgebroken te concentreren in het gebed. Het zal veel meer bedoeld zijn zoals een boer het indertijd uitdrukte: ’ik heb meer met de pet op dan met de pet af gebeden’. Hij wilde hiermee zeggen dat als hij er voor ging zitten of knielen om te bidden hij zijn pet afzette, maar dat hij veel meer had gebeden terwijl hij op het land of in de stal aan het werk was, waarbij hij een pet op zijn hoofd had.


 


Het gaat dus niet zozeer om de tijdsduur, voortdurend, maar veel meer om de gezindheid van ons hart waarmee we bidden. God ziet immers altijd het hart aan. (1 Sam 16.:17).  Het gaat ook niet om de houding: staand, liggend of geknield of de woorden waarmee we bidden  (hoewel uit bepaalde houdingen wel respect en eerbied jegens God spreekt), ogen open of dicht (hoewel dit wel helpt om te concentreren), handen omhoog of omlaag, mooie volzinnen of een stamelend gebed. Het gaat altijd om de gesteldheid van ons hart. God prikt dwars door alle uiterlijkheden heen. Een stamelend uitgesproken gebed kan veel meer waarde voor Hem hebben dan een gebed met de prachtigste volzinnen!


 


Een mooi voorbeeld van het op deze wijze voortdurend in gebed zijn komen we tegen bij Nehemia, de schenker van koning Artachsasta. (Nehemia 2:1/4).Terwijl Nehemia aan het werk is bij de koning stelt de koning hem plotseling een vraag. De reactie van Nehemia is prachtig, want wat doet hij? Er staat ’toen bad ik tot de God des hemels’, dus terwijl hij bezig was en er zich iets voordeed zocht hij onmiddellijk het aangezicht van God en legde Hem zijn probleem voor. Dat is voortdurend in gebed zijn, gewoon de taak verrichten die je moet doen maar ondertussen de relatie met Hem ’open’ houden en zodra er moeilijkheden, zorgen of vragen zijn dit met Hem bespreken. Hij kan ons dan duidelijk maken hoe te handelen.


 


In de geschiedenis van Nehemia is het van belang hoofdstuk 1 te lezen, want daar staat vermeld dat Nehemia zijn eigen zonden en de zonden van zijn volk, waardoor men naar Babel was weggevoerd, heeft beleden, maar ook dat hij pleitte op het woord van God, Nehemia 1:9 ’Maar, bekeert gij u tot Mij en onderhoudt gij naarstig mijn geboden, al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, Ik zal hen vandaar vergaderen en hen brengen naar de plaats die Ik verkoren heb om daar mijn naam te doen wonen’  Toen koning Arthachsasta hem die onverwachtse vraag stelde heeft Nehemia ongetwijfeld gedacht aan deze belofte van God en dit gezien als een aanwijzing van Hem. Zijn antwoord op de vraag van de koning was dan ook het verzoek om naar Jeruzalem te mogen gaan.


 


Voor ons is het van belang Gods Woord te kennen, zodat God, evenals bij Nehemia, door Zijn Woord tot ons kan spreken en ons dingen in herinnering kan brengen, waardoor we duidelijkheid krijgen wat te doen. (Johannes 16:4 ’Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer hun uur komt, gij u moogt herinneren, dat Ik ze u gezegd heb’).


 


Gods Woord lezen, overdenken en toepassen en steeds weer met God in verbinding te staan horen dus onlosmakelijk bij elkaar. Dat is ook de reden dat elke zonde direct moet worden beleden, omdat zonde(n) altijd scheiding met God brengen.


 


Een nog mooier voorbeeld van iemand die altijd actief in het gebed was is de Here Jezus Zelf. Als Hij verworpen wordt door de joodse leidsmannen (Matth. 11:17 e.v.) reageert Hij niet boos, maar gaat Hij bidden tot Zijn Vader. In Gethsemane waar Hij diep heeft geleden bad Hij: ’Uw wil geschiedde’. En zelfs toen Hij als Mens van God verlaten werd bleef Hij bidden en bad: ’Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten’. In alle omstandigheden was Hij afgestemd op Zijn Vader. Zijn leven was een en al gebed en daardoor ook een continue verheerlijken van God.


 


Voortdurend bidden heeft ook te maken met volharden in het gebed. De eerste christenen waren o.a. trouw in het (gezamenlijk) bidden, Hand. 2:42. Het gevolg was dat de gemeente toenam in aantal. In Gal. 5:22 waar gesproken wordt over de vrucht van de Heilige Geest wordt ook trouw vermeld, dat ligt dicht bij volharden. Trouw bidden is van belang, dus niet zo af en toe eens maar regelmatig en vasthoudend bidden, daar gaat het om.


 


Dit volharden zien we ook weer terug inNehemia 1:6 ’laat toch uw oor opmerkzaam en uw ogen geopend zijn, om te horen naar het gebed van uw knecht, dat ik thans dag en nacht voor de Israëlieten, uw knechten, tot U opzend’. Dag en nacht geeft aan, dat Nehemia niet even een schietgebedje heeft gedaan, integendeel hij volhardde in het gebed en herinnerde God aan Zijn beloften. Van Daniël weten we dat hij gewend was om elke dag 3 x tot God te bidden (Dan. 6:10).


 


Voortdurend en volhardend bidden is belangrijk, want door in deze gezindheid te leven stellen we ons afhankelijk op van onze Heer en Heiland. We geven Hem dan het stuur van ons leven in handen, dan kan Hij ons als een Herder leiden naar de plaats waar Hij ons hebben wil.


 

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Stoelinga.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.